Verslag van de vergadering van 1 november 2022 (2022/2023 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.58 uur
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. In omvang en reikwijdte, in hoe door onrechtmatig handelen en een grove schending van de beginselen van de eigen rechtsstaat de Nederlandse overheid tienduizenden burgers ongekend onrecht heeft aangedaan en levens heeft vermalen, is het toeslagenschandaal een van de grootste schandalen uit de recente Nederlandse geschiedenis. Ook al zitten veel van de verantwoordelijke bewindslieden er nog steeds, er is niet voor niets een heel kabinet voor afgetreden. Het toeslagenschandaal heeft mede bijgedragen aan de ongekende vertrouwenscrisis waarin de Nederlandse politiek zich bevindt, en in het bijzonder het kabinet-Rutte IV. De meeste Nederlanders beseffen immers heel goed dat van de mensen die het probleem veroorzaakt hebben, je niet ook de oplossing kan verwachten.
Het is ook goed hier te memoreren dat het toeslagenschandaal alleen maar aan het licht is gekomen doordat slachtoffers zelf tegen het hun aangedane onrecht zijn opgestaan. Zij zijn opgestaan omdat zij niet konden geloven dat zoiets mogelijk was in een rechtsstaat. Ik betuig hier graag mijn diepste respect voor de ouders die zijn opgestaan, de strijd niet hebben opgegeven, en later met behulp van mensenrechtenadvocaat Eva González Pérez en enkele zeer volhardende Tweede Kamerleden, in het bijzonder het duo Omtzigt en Leijten, zijn doorgegaan om hun recht te halen.
Ook werd de omvang van het schandaal mede pas duidelijk doordat de SP een zwartboek organiseerde, want tot die tijd werd gedacht dat het om een nog veel beperktere groep gedupeerden ging. Ik wil maar zeggen: maatschappelijk onrecht en wantoestanden worden niet zomaar aangepakt; daar is strijd voor nodig, soms jarenlang en voor veel ouders vaak een wanhopige en eenzame strijd. Maar nu zijn we gelukkig een heel stuk verder en wordt er veel geld uitgetrokken om het gedane leed te compenseren. Dat wil niet zeggen dat we er al zijn, ook al omdat het niet alleen om geld gaat. Het herstel is nog lang niet voltooid.
Voorzitter. Na het toeslagenschandaal is er nu eigenlijk het schandaal van een hersteloperatie die al veel te lang veel te moeizaam verloopt, waarin de overheid opnieuw fouten heeft gemaakt en vele ouders en kinderen nog steeds wachten op herstel van het hun aangedane leed, voor zover dat te herstellen is. Vele slachtoffers van het toeslagenschandaal verkeren daarmee nog steeds in grote onzekerheid. Bij hen is het vertrouwen in de overheid zeker nog niet hersteld. Wij spraken ouders van het ouderpanel. Een van hen kon desgevraagd eigenlijk niets opnoemen met betrekking tot de regelingen en de uitvoering daarvan in het kader van de hersteloperatie, wat wél goed was gegaan. Helaas zal het voorliggende wetsvoorstel daar niets aan veranderen, noch zal het de hersteloperatie versnellen en ouders sneller uitzicht bieden op compensatie van de daadwerkelijk geleden schade, zodat ze weer vooruit kunnen in hun leven.
Voorzitter. Wat dit voorstel ook niet doet — hier ligt meteen een van de meest fundamentele bezwaren van mijn fractie; collega Karimi had het hier vanochtend ook al over in haar bijdrage — is expliciet en ruiterlijk erkennen dat het onrechtmatig handelen van de overheid ten grondslag ligt aan dit schandaal en dat het dus ook mede een grond zou moeten zijn voor de compensatie: compensatie voor onrechtmatig overheidshandelen dus. Het toeslagenschandaal heeft weliswaar mede kunnen ontstaan door een terugtredende overheid en binnen die context de keuze voor een, wat mijn partij betreft, slecht stelsel van private kinderopvang in combinatie met toeslagen, en door onzorgvuldige wetgeving, waarin de politieke opportuniteit het vaak won van zorgen over uitvoerbaarheid en rechtvaardigheid in de toepassing. Dat doet niets af aan het allerbelangrijkste feit dat door de overheid, met name door de Belastingdienst, op maar liefst dertien punten wetten zijn overtreden. Er is dus wetgeving fout toegepast. Er zijn tienduizenden slachtoffers gemaakt door onrechtmatig overheidshandelen, door de alles-of-nietsaanpak van de Belastingdienst, door hoe mensen onder het label opzet/grove schuld groepsgewijs ten onrechte tot fraudeur werden bestempeld. Dit betrof overigens niet alleen mensen met een tweede nationaliteit. Er werden ook mensen op andere gronden geprofileerd, bijvoorbeeld op basis van hoe laag hun inkomen was of vanwege de samenstelling van het gezin.
In het onrechtmatige en onjuiste handelen van de Belastingdienst ligt de kern van de zaak. Dit is allemaal allang gedocumenteerd en ook uitvoerig besproken in de Tweede Kamer. Het is allemaal bekend bij de staatssecretaris. Maar waarom erkent zij het dan niet in het wetsvoorstel? In artikel 2.1 beperkt de wetgever de compensatiegrond immers tot institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel, en de hieruit voortkomende onbillijkheden. Graag een reactie. Wat zit hierachter? Is dit ook niet bedoeld om het aantal gedupeerden beperkt te houden? Om de aansprakelijkheid van de overheid te beperken? Om de eigen rol van de overheid en de Belastingdienst relatief klein te houden en in plaats daarvan de schuld zo'n beetje bij iedereen te leggen, van parlement tot rechterlijke macht? Ja, ook die hebben een rol gespeeld en in belangrijke opzichten gefaald, maar de kern van het schandaal is niet de verkeerde wetgeving, maar de wetsovertredingen door de overheid zelf. Om die hete brij draait het wetsvoorstel behendig heen. Daarmee wordt het opnieuw ontkend en niet erkend. Door het niet te erkennen, erken je als overheid ook niet volledig het ongekende onrecht dat tienduizenden mensen met dit schandaal is aangedaan, althans niet met dit wetsvoorstel.
Institutionele vooringenomenheid. Wat is dat eigenlijk? We weten allemaal waar het vandaan komt, maar mijn fractie vindt het een vaag begrip. Daar ga je geen 5 miljard voor uitgeven. Kan de staatssecretaris nu eens helder uitleggen wat zij hieronder verstaat? Als burger moet je er sowieso op kunnen vertrouwen dat de overheid eerlijk en onpartijdig handelt. Daarom staat dat ook in de Algemene wet bestuursrecht. Van institutioneel racisme is, denk ik, zeker sprake geweest. Er is sprake geweest van stelselmatige discriminatie en daarmee dus opnieuw van onrechtmatig handelen, want het is een schending van artikel 1 van de Grondwet. Maar ook op andere manieren is onrechtmatig gehandeld door de Belastingdienst. Nogmaals, er zijn door de overheid in de uitvoering van de wetgeving op maar liefst dertien punten wetten overtreden. De staatssecretaris weet dit, maar doet er niets mee. Waarom niet? Waarom wil zij dit niet uitspreken in de context van de wet? Waarom wilde zij de onjuiste of onrechtmatige toepassing van de wet niet opnemen als compensatiegrond?
Van de beantwoording van mijn schriftelijke vragen hierover is mijn fractie ook niet wijzer geworden. De staatssecretaris zegt dat er juist is gekozen voor ruimere kaders, maar door de onrechtmatige en onjuiste toepassing van de wetgeving eruit te laten, beperk je toch die kaders? Kan de staatssecretaris dat nu eens uitleggen? Ook schrijft de staatssecretaris, en ik citeer, dat "het gebruik van de begrippen institutionele vooringenomenheid en hardheid van het stelsel inkleuring en gewicht geeft aan de gemaakte fouten en helderheid biedt over de reikwijdte van de wet". Maar om welke fouten gaat het dan, zo vraag ik de staatssecretaris, als de foute toepassing van de wetten door de Belastingdienst hiervan is uitgesloten? Is dat dan niet toch een hele beperkte en beperkende inkleuring?
De staatssecretaris geeft toe dat in dit schandaal de grondbeginselen van de rechtsstaat zijn geschonden. Ze schrijft — en ik citeer opnieuw — dat "institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel hier nadere duiding aan geven". Maar welke grondbeginselen van de rechtsstaat zijn dan hoe precies geschonden door institutionele vooringenomenheid en de hardheid van het stelsel? Op mijn schriftelijke vraag of het onrecht dat de ouders is aangedaan, niet ook is voortgekomen uit het onrechtmatig handelen van de overheid, krijg ik simpelweg geen antwoord. Daarom stel ik de vraag hier nogmaals.
Voorzitter. Mede door de beperking van de compensatiegronden in artikel 2.1, dus het niet-erkennen van het onrechtmatige handelen van de overheid en de toepassing van de wet, vindt de SP-fractie dit een zeer tekortschietend wetsvoorstel. Wij maken ons ook zorgen of dit niet tot nieuwe onrechtmatigheden, tot nieuw onrecht of nieuwe onrechtvaardigheden zal leiden. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel verzuimt te erkennen waar het in de kern van de zaak om draait. Daarmee doet het de ouders en de slachtoffers ook geen recht. Wat dit wetsvoorstel wel doet, is een hoop bestaande regelingen in het kader van de hersteloperatie codificeren. Al door het vorige kabinet genomen beleidsbesluiten, die kennelijk niet eerder in wetgeving gegoten konden worden. Waarom eigenlijk niet, zo vraag ik de staatssecretaris. En waarom heeft dit wetsvoorstel zo lang op zich moeten laten wachten? Fraai en erg zuiver is het in een eerdere fase ook allemaal niet gegaan. We weten allemaal hoe de Catshuisregeling destijds in het leven is geroepen: vanuit het Catshuisoverleg. En nu mogen wij als Eerste Kamer daar iets formeels over zeggen. Nu mogen wij deze wat de SP-fractie betreft slechte regeling, de Catshuisregeling, nog eens gaan codificeren.
Hierin ligt een ander zwaarwegend bezwaar van ons. De SP heeft zich altijd gekeerd tegen de Catshuisregeling, omdat die enerzijds een aantal ouders die helemaal niet zo veel schade hebben geleden, veel compensatie gaf, meer dan misschien redelijk te noemen is. Maar anderzijds, en nog belangrijker, moeten ouders die veel meer schade hebben geleden — en dat is helaas een hele grote groep — door diezelfde Catshuisregeling nog veel langer wachten voordat hun daadwerkelijke, veel grotere schade is gecompenseerd. Zij moeten dus nog veel langer in onzekerheid en in de bureaucratische mallemolen zitten. Ook de Algemene Rekenkamer heeft eerder dit jaar geconstateerd dat door de Catshuisregeling de uitvoering van de hersteloperatie flinke vertraging heeft opgelopen. Erkent de staatssecretaris dat ook? Wat gaat zij daaraan doen?
Nog steeds wachten vele duizenden ouders op een zogenaamde integrale beoordeling. De wettelijke termijn wordt hierbij ruim overschreden. 70% van de aangemelde ouders heeft nog geen afgeronde beoordeling gehad. De hele hersteloperatie zit op slot. Wanneer kunnen alle ouders erop rekenen dat zij hun integrale beoordeling hebben gehad? In Het Parool las ik dat de gemeente Amsterdam verwacht dat ze nog tot 2026 bezig is met de afhandeling van compensatie en het bijstaan van gedupeerden. Klopt het, zo vraag ik de staatssecretaris, dat ouders misschien nog wel tot 2026 moeten wachten?
Nee, dit wetsvoorstel gaat het niet versnellen, maar codificeert regelingen die mede voor vertraging hebben gezorgd.
Er zit nog meer in het wetsvoorstel dat de SP-fractie niet bevalt, voorzitter, en dat geen recht doet aan het ongekende onrecht dat ouders is aangedaan. Zo krijgen ouders €500 uitgekeerd per verstreken halfjaar na de eerste beschikking van de Belastingdienst, dus vanaf het moment waarop voor hen de ellende begon, tot aan de eerste beschikking voor toekenning van de compensatie; €500 per halfjaar voor de geleden emotionele en psychische schade, voor de stress en onzekerheid waarin ouders al die jaren hebben moeten verkeren. Dat lijkt de SP-fractie in vele gevallen slechts een fractie van de daadwerkelijk geleden immateriële schade. Waarom is voor dit bedrag van slechts €500 per halfjaar gekozen? Dit idee komt van de commissie-Donner, zeg ik alvast voordat de staatssecretaris die vraag straks gaat beantwoorden, maar dat maakt het toch niet tot een goed idee? Graag een reactie.
Dan de schuldenaanpak. Hierover is ook redelijk uitgebreid gesproken in de Tweede Kamer, dus ik houd het kort, maar het blijft toch heel raar dat informele schulden alleen maar meetellen als deze in een notariële akte zijn vastgelegd? Want dat zijn ze nooit. Wie gaat er nu in zulke omstandigheden naar een notaris? Want daar hangt ook weer een prijskaartje aan. In het debat met de Tweede Kamer gaf de staatssecretaris ook gewoon toe dat dit waarschijnlijk voor niemand geldt. Informele leningen vallen dus gewoon buiten de regeling en worden niet meegenomen in het aanpakken van de schulden van de ouders. Was hier nu echt geen andere oplossing voor geweest? Of is dit politieke onwil? Ook ouders van het ouderpanel is deze eis van een notariële akte een doorn in het oog. Hebben wij trouwens een goed beeld van hoeveel ouders zulke informele leningen zijn aangegaan en daarbij achterstanden hebben opgelopen? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom niet gekeken is naar de schulden die meerderjarige kinderen zijn aangegaan om hun ouders te ontlasten, bijvoorbeeld toen ze gingen studeren? Sommigen zijn later zelfs gestopt met studeren uit angst hun ouders financieel tot last te zijn. Ik sluit me hiervoor aan bij de eerdere vragen van collega Karimi.
Voorzitter. Ik memoreerde al dat de uitvoering van de hersteloperatie helaas nog steeds te langzaam gaat, veel te langzaam. Het was onder de vorige staatssecretaris al niet op orde en het is nog steeds niet op orde, helemaal niet zelfs. Te veel ouders zitten nog steeds in onzekerheid en wachten al te lang op het herstel van de door hen daadwerkelijk geleden schade. Mijn fractie ziet dat met dit wetsvoorstel niet verbeteren. Ik vrees eigenlijk dat er eerder nieuwe vertragingen bij zullen komen. In de schriftelijke ronde stelt de staatssecretaris in de beantwoording dat zij volop bezig is met het werven van nieuwe medewerkers voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, de UHT. Dat zal ook hard nodig zijn, maar lukt het ook met die werving? Zal dat voldoende zijn? Mijn fractie is hier in het geheel niet gerust op. Kan de staatssecretaris, los van de complexiteit van alle regelingen, toezeggen dat zij er in ieder geval voor zal zorgen dat er lopende de hersteloperatie voldoende personele capaciteit bij de UHT zal zijn?
Waarom blijft het maar zo lang duren voordat veel mensen hun dossier kunnen inzien? Dat kan toch niet? We horen al jaren hetzelfde van de ouders. De uitvoering van het herstel, de beoordeling door met name de Commissie Werkelijke Schade, vraagt om een menselijkere, minder juridische aanpak. Ouders voelen zich vaak onvoldoende gesteund. Het voelt te veel als een hoorzitting. Dat kan toch niet de bedoeling zijn, na alles wat die ouders al is aangedaan? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter. Het heeft lang geduurd voordat dit wetsvoorstel überhaupt kwam, eind juni van dit jaar. Op 4 oktober heeft de Tweede Kamer het aangenomen en op 11 oktober kwam het hier op onze agenda. Dat betekent dat wij, exclusief het herfstreces, als deeltijdparlement twee weken de tijd hebben gehad om dit wetsvoorstel te behandelen. Eind september zijn we hier begonnen met het plenaire debat met de werkgroep zelfevaluatie — dat zullen we volgende week afronden — die in zijn rapport onze eigen rol in het toeslagenschandaal kritisch onder de loep heeft genomen. Een van de voorlopige conclusies van dat debat is dat wij hier in de Eerste Kamer echt de tijd moeten nemen en krijgen, maar misschien vooral wel moeten nemen, om wetgeving, zeker belangrijke en complexe wetgeving, die burgers direct raakt en die veel, misschien wel te veel, van de uitvoering of bijvoorbeeld van het doenvermogen van diezelfde burgers vraagt, zorgvuldig te behandelen. Juist om onze taak als medewetgever die altijd van zichzelf zegt bijzonder te moeten letten op rechtmatigheid en uitvoerbaarheid, ook echt te kunnen waarmaken. We laten ons er immers op voorstaan de chambre de réflexion te zijn. Maar welke reflectie hebben we hier nu kunnen doen over een wetsvoorstel dat we in amper twee weken tijd hebben moeten behandelen en waarover wij vanavond nog moeten gaan stemmen? Dat is althans tot nog toe het plan. Het moet nu dus toch weer met stoom en kokend water. En het gaat wel ergens over. Het gaat om een codificatie van regelingen plus verschillende nieuwe regelingen, waar in totaal meer dan 5 miljard mee is gemoeid. Het gaat om complexe wetgeving ten aanzien waarvan opnieuw vragen over de uitvoerbaarheid bestaan. En het gaat om het herstel van een van de grootste overheidsschandalen uit de recente geschiedenis, waar een kabinet over is gevallen. Dan is twee weken echt weinig. Heeft de reflectie dan toch weer plaatsgemaakt voor de politieke reflex?
We zijn met het wetsvoorstel, dat door de regering is aangemerkt als "spoedeisend", immers best voor het blok gezet. De politieke druk om dit nu met spoed te behandelen en uiteraard aan te nemen is groot. Want waarom is dit spoedeisend en waarom hebben we nu niet meer tijd genomen als Eerste Kamer? Dat is vanwege de nu nieuw opgenomen kindregeling, die kinderen, nu al vaak volwassenen, die slachtoffer zijn van het toeslagenschandaal recht geeft op een compensatie tot €10.000. De SP-fractie vindt ook dat kinderen compensatie moeten krijgen. Dat hebben we altijd al gevonden. Bij onderdelen van de kindregeling zijn zeker kritische vragen te stellen — ik sluit mij ook aan bij vragen van collega Prast — maar wij zijn voor de kindregeling.
Mijn punt ziet op iets anders. De kindregeling is de enige reden dat het wetsvoorstel hier nu met spoed behandeld moest worden en dat wij daar ook in grote meerderheid mee akkoord zijn gegaan. We hebben allemaal kritische vragen, maar het moet nu toch op 1 november. Je kunt tenslotte niet tegen die kindregeling zijn. Maar wat is dat nu voor gedwongen koppelverkoop, zo vraag ik aan de staatssecretaris. Waarom kon die kindregeling niet in aparte wetgeving gegoten worden? Het vermoeden rijst toch dat hier met opzet voor gekozen is om ook de rest erdoorheen te krijgen. Als eerdere regelingen ook per beleidsbesluit zijn ingevoerd, dan zouden we dit ten aanzien van de kindregeling nu toch opnieuw kunnen doen op basis van een Kameruitspraak en het daarna alsnog zo snel mogelijk in wetgeving kunnen gieten? Het is misschien niet ideaal, maar het is beter dan deze gedwongen koppelverkoop. De SP-fractie is dus niet geneigd hierin mee te gaan. We zien ook uit naar de motie van collega Prast op dit punt.
Voorzitter. Wij zijn sowieso niet overtuigd van de kwaliteit en de rechtvaardigheid van dit wetsvoorstel, maar wij zullen eerst de beantwoording van de staatssecretaris afwachten.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Het woord is aan de heer Essers van het CDA.