Verslag van de vergadering van 21 november 2022 (2022/2023 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 23.31 uur
Mevrouw Kluit i (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de initiatiefnemers en aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Het is een hele puzzel, maar ik vind het allereerst lovenswaardig hoe hier gezocht wordt naar neutraliteit van het kabinet ten aanzien van een initiatiefwetsvoorstel van de wetgevende macht. Ik vind het heel mooi om te zien dat het ruimte krijgt om tot bloei te komen.
Ik wilde nog wat zeggen over de betrokkenheid van de geborgde zetels en over hoe die zich nog wat meer kunnen aantrekken van het algemeen belang, maar de minister gaf aan dat dat onderdeel is van de functie: als jij bestuurder wordt in het dagelijks of algemeen bestuur van een waterschap, dan dien je je te bekommeren om het algemeen belang. Dat is eigenlijk heel mooi. Ik hoop ook dat de geborgde zetels en de bestuurders die daaruit voortkomen de komende periode zullen laten zien dat ze zich voor meer inzetten dan alleen het commerciële belang of het bedrijfsbelang en ...
Ik zie wat commotie, voorzitter.
De voorzitter:
Het leidt inderdaad tot wat commotie. Ik geef even het woord aan de heer Atsma.
De heer Atsma i (CDA):
Ja, ik heb toch even een vraag, aangezien collega Kluit in de eerste termijn ook al suggereerde dat de vertegenwoordigers in de geborgde zetels niet het algemeen belang voor ogen zouden hebben. Heeft u daar concrete aanwijzingen voor? Kunt u met namen en rugnummers komen?
De voorzitter:
Via de voorzitter, alstublieft.
De heer Atsma (CDA):
De minister gaf ook aan dat dat per definitie niet aan de orde is. Iedereen heeft een eed of belofte afgelegd. Men dient het algemeen belang, net zoals de vertegenwoordigers van CDA, GroenLinks, Partij voor de Dieren, VVD en al die andere partijen.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ik heb daar in mijn inbreng voorbeelden van genoemd. Die heb ik nog een keer herhaald in de loop van het debat. We hebben daar in de deskundigenbijeenkomst ook twee voorbeelden van gezien. Hoe worden bijvoorbeeld de kosten van het waterschap verdeeld over de verschillende belangengroepen? En hoe gaat het met de funderingen en de kosten van funderingsschade als gevolg van peilbesluiten?
De heer Atsma (CDA):
Met alle respect, maar dit zijn afwegingen die uiteindelijk binnen het algemeen bestuur van een waterschap, met soms wel 30 leden, worden gemaakt. Het is dus echt onzin om te zeggen dat een partij of een vertegenwoordiger in een geborgde zetel of een politieke partij alleen opkomt voor het eigen belang.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Ik denk dat de heer Atsma en ik dat gewoon anders zien. Het is natuurlijk zo dat die besluiten in gezamenlijkheid worden genomen, maar de OECD constateert ook al dat er een oververtegenwoordiging van bepaalde belangen in het bestuur van de waterschappen zit. Dit is precies waarom wij tot dit soort voorstellen komen en waarom u daartegen bent.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Dat zal ik doen.
Ik heb nog een resterende vraag aan minister. Iets is mij namelijk nog niet helemaal duidelijk. Stel, we publiceren in het Staatsblad. U heeft alles op alles gezet en uw collega's ook, en we hebben alles netjes doorlopen. We publiceren op 7 december of op 14 december, maar voor de 19de. Wat gebeurt er dan? Wat geldt er dan aan wet- en regelgeving ten aanzien van het voorstel?
Gezien het gesprek dat wij hiervoor hebben gehad, wil ik een motie indienen namens de leden Kluit, Fiers, Janssen, Nicolaï, Talsma, Pijlman en ... Janssen? Nee, die had ik al genoemd. Ik kan één naam niet lezen! Die staat ook op de achterkant niet duidelijk. Ik zit even om me heen te kijken. Talsma? Nee, die heb ik ook al genoemd. O ja, Moonen!
De voorzitter:
Door de leden Kluit, Fiers, Janssen, Nicolaï, Talsma, Pijlman en Moonen wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat wanneer het voorliggende wetsvoorstel wordt aangenomen maar niet uiterlijk op 1 december 2022 wordt gepubliceerd in het Staatsblad, het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid van gefaseerde inwerkingtreding;
van oordeel dat het wenselijk is om de onderdelen uit het wetsvoorstel zo spoedig als mogelijk in werking te laten treden;
overwegende dat de voorgestelde wetswijziging die ziet op het schrappen van de verplichting dat ten minste één lid in het dagelijks bestuur een vertegenwoordiger is met een geborgde zetel ook na 1 december 2022 in het Staatsblad kan worden gepubliceerd om per nieuwe bestuursperiode, na de verkiezingen van 15 maart 2023, in werking te laten treden;
verzoekt de regering om wanneer de wetswijziging niet uiterlijk op 1 december 2022 gepubliceerd wordt in het Staatsblad, het wetsvoorstel dan gefaseerd in werking te laten treden en het onderdeel waarin wordt geschrapt dat ten minste één lid in het dagelijks bestuur een vertegenwoordiger is met een geborgde zetel (artikel 40, eerste lid van de Waterschapswet, en artikel 1, onderdeel J van het wetsvoorstel) per nieuwe bestuursperiode, die aanvangt na de verkiezingen van 15 maart 2023, in werking te laten treden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter L (35608).
Dan geef ik het woord aan de heer Pijlman namens de fractie van D66 en mede namens de fractie van 50PLUS.