Verslag van de vergadering van 21 november 2022 (2022/2023 nr. 8)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.42 uur
De heer Pijlman i (D66):
Dank, voorzitter. Daar zit ook alweer tijdsbesparing in.
Voorzitter. Nederland heeft een lange traditie als het om de waterschappen gaat; mijn collega zei het net ook al. In de middeleeuwen hebben we ons verenigd om de strijd tegen het water aan te gaan. De geschiedenis van de waterschappen is buitengewoon interessant. In de loop der eeuwen ontwikkelden zij zich tot steeds sterkere bestuursorganen, die zelf recht spraken en in sommige gevallen de doodstraf konden uitspreken. Het symboliseert hoe belangrijk de strijd om droge voeten te houden voor ons land was. Maar de versnippering was groot, en daarmee kwam integraal waterbeheer onder druk. Tot 1945 waren er meer dan 2.600 waterschappen. Er moest iets gebeuren. Na diepgravende discussies, commissies en voorstellen kwam er een fusieproces op gang dat ertoe leidde dat er heden ten dage nog 21 waterschappen over zijn, alle verenigd in de Unie van Waterschappen.
De discussies over deze bestuurslaag laaien steeds weer op: wel of niet onderbrengen bij de provincie, wel of niet verkiezingen die gecombineerd worden met de Statenverkiezingen. En nu ook door dit initiatiefvoorstel, dat de waterschappen verder democratiseert. Een compliment voor Laura Bromet en Tjeerd de Groot voor hun initiatief.
Voorzitter. Waterschappen hebben verschillende taken. De waterkeringtaak is eeuwenoud. Het beheersen van het waterpeil, de waterkwantiteittaak, kwam wat later. Het bestrijden van waterverontreiniging is weer later toegevoegd. Voor sommige waterschappen kwam daar later ook nog vaarwaterbeheer bij.
De inrichting van de waterschappen wordt ook al heel lang bediscussieerd. Verschillende commissies hebben zich erover gebogen. De commissie-Boelhouwer die door het vorige kabinet is ingesteld, kwam met voorstellen om de waterschappen te moderniseren. Ik vind het van groot belang dat de commissie constateerde dat het principe "belang, betaling, zeggenschap" waarop de inrichting lange tijd is gebaseerd, is verdwenen. Het zijn de burgers die verreweg het meeste betalen, maar geen geborgde zetels hebben. Boelhouwer wist dat nog eens treffend te verwoorden bij onze deskundigenbijeenkomst. Het is overigens goed om daarbij te melden dat ook in de commissie-Boelhouwer een staatsrechtgeleerde zat en dat er ook verbindingen met de Raad van State waren.
De commissie was duidelijk. Ze adviseerde de geborgde zetels af te schaffen. Het vorige kabinet reageerde zuinig op de voorstellen. Het kwam niet tot een wetsvoorstel om de waterschappen te democratiseren en daarmee volwassener te maken. Daarom pakten de volksvertegenwoordigers die nu achter de regeringstafel zitten, dit op. Ik vraag hen om nog eens toe te lichten waarom ze met dit voorstel zijn gekomen en ook zijn doorgegaan na de amendering in de Tweede Kamer, want hun oorspronkelijke voorstel ging verder dan het nu voorliggende. Na bezwaren van de direct belanghebbenden werd het voorstel door de Tweede Kamer geamendeerd door het lid Grinwis. Boeren en natuurorganisaties houden daardoor geborgde zetels. Bedrijven raken ze kwijt, maar kunnen uiteraard hun invloed blijven uitoefenen via de partijen die ons allemaal vertegenwoordigen. Dat is overigens in de andere overheidslagen niet anders. Dat doen op dit moment overigens ook heel veel bedrijven. Er zijn verschillende vertegenwoordigers die de bedrijfsbelangen eigenlijk buitengewoon belangrijk vinden, maar die in algemene waterschapspartijen deelnemen. Daar heb je geen geborgde zetels voor nodig.
Wat wij ook principieel belangrijk vinden, is dat we het voordrachtsrecht van de Kamer van Koophandel weghalen. Dat het bestuur van een zbo invloed heeft op de samenstelling van waterschappen, vinden onze fracties principieel onjuist. Laat overigens ook duidelijk zijn dat onze fracties ... Ik moet wel wat wennen aan dat begrip "onze fracties", namelijk D66 en 50PLUS. Ik hoor inmiddels overigens ook bij die categorie, maar niet bij die partij. Laat ik mezelf niet afleiden. Laat duidelijk zijn dat onze fracties liever het oorspronkelijke voorstel van steun hadden voorzien in de senaat. Wie de waterschappen en hun taken, die steeds belangrijker worden serieus neemt, kan er niet omheen dat ingrijpende besluiten — die zullen in de toekomst zeker genomen moeten worden — worden gedragen door burgers.
Overigens menen wij wel dat het goed zou zijn als burgers rondom de Statenverkiezingen helder worden gewezen op de rol en betekenis van de waterschappen. Ik heb het idee dat heel veel burgers daar eigenlijk niet goed van op de hoogte zijn. Ja, iets met water. Ik ben zelf voorzitter van een raad van commissarissen van een waterbedrijf. Burgers halen die waterschappen en waterbedrijven ook heel vaak door elkaar. Ik denk dat het Rijk daarin een belangrijke taak heeft. Kan de minister toezeggen in overleg met de Unie van Waterschappen te treden om een publiekscampagne op te zetten waarom naast de stem voor de Staten, en daarmee indirect voor de Eerste Kamer, ook de waterschappen hun stem verdienen?
Voorzitter. Het initiatiefvoorstel ligt nu hier in de geamendeerde vorm. Wij dienen te toetsen op rechtmatigheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid. Is het voorstel rechtmatig? Ja, zegt de Raad van State. Is het doelmatig? Zeker. Is het uitvoerbaar? Ook. Overigens kom ik op de consequenties van de late behandeling in dit huis nog terug.
Maar zo eenvoudig blijkt het toch weer niet te zijn. De Eerste Kamer is ook een politiek orgaan. Daarom is het goed om in deze bijdrage ook in te gaan op de argumenten van de tegenstanders. Laat ik eerst uitspreken dat onze fracties menen dat ook het geamendeerde voorstel een belangrijke stap in de goede richting is. Waterschappen hebben een aantal taken gekregen die steeds belangrijker worden. Klimaatadaptatie is er een van. Ons klimaat verandert; het weer wordt onstuimiger. Soms zijn er perioden met veel te veel regenwater, en dan weer perioden van grote droogte. In beide gevallen heb je landinrichtingsvragen waarbij waterschappen een belangrijke rol spelen, om waterbergingsgebieden in te richten, om de landbouw bij droogte van water te voorzien, maar ook om overtollig water op te vangen. We hebben vorig jaar in Limburg gezien hoe belangrijk integraal waterbeheer is. En deze zomer, met aanhoudende droogte, riep veel vragen en discussie op. Ook de vraag over de hoogte van het grondwater is prangend. Laag, zegt de landbouw. Hoog, zegt vaak de natuurbescherming.
Geborgde zetels vertroebelen daarbij de discussie. Het gaat bij geborgde zetels puur om directe belangenbehartiging, en niet om het algemeen belang. Het algemeen belang dienen is juist de kern van het waterschap. Dat is het altijd al geweest. In het voorliggende voorstel blijven er geborgde zetels voor boeren en natuurorganisaties, maar het zullen er minder zijn, en de geborgde zetels zien we niet terug in het db van de waterschappen. Dat vinden onze fracties van groot belang. Het algemeen belang kan immers in het dagelijks bestuur van het waterschap het best worden gediend door een transparante discussie. Het db kan langs democratische procedures tot stand komen. Dat betekent ook dat vertegenwoordigers van geborgde zetels zich er kandidaat voor kunnen stellen. Het automatisme vervalt, en dat is eerlijker en democratischer.
Voorzitter. In de discussies die in de commissies zijn gevoerd en die hun weerslag vinden in het voorlopig verslag en het nader voorlopig verslag, meenden sommige fracties dat de geborgde zetels ook voor de bedrijven gehandhaafd moeten worden, om te voorkomen dat bedrijven geconfronteerd worden met te hoge tarieven. Ingrid Thijssen noemde dat in het NRC, ik dacht zaterdag, ook als argument. Maar in zijn antwoord op met name de vragen van de VVD-fractie in het voorlopig verslag wijst de minister dit van de hand.
Ik citeer: "VVD, CDA en SGP vragen de minister in te gaan op de vraag of het klopt dat de individuele waterschappen wel degelijk per waterschap zelf beleidsruimte hebben om tarieven vast te stellen." De minister antwoordt dan dat "de waterschappen een beperkte beleidsruimte hebben bij deze heffing. Dat heeft te maken met de volgende aspecten. Het uiteindelijke heffingsbedrag is afhankelijk van de kosten van het waterschap in relatie tot het aantal vervuilingsrechten. Een groot deel van de kosten op het waterzuiveringsbeheer zijn vaste kosten, zoals de zuiveringsinstallatie, de pompen. Deze kosten kunnen wel verschillen per waterschap vanwege omvang, kenmerken van het gebied en wanneer investeringen zijn gedaan en dergelijke. De flexibele kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid afvalwater en het soort afvalwater. Bij zowel de vaste kosten als de flexibele kosten is er weinig tot geen beleidsruimte voor de waterschappen." Ik sla een stukje over. "De hoogte van de belastingaanslag", zegt de minister vervolgens, "is afhankelijk van het aantal vervuilingsrechten dat een belastingplichtige loost. Hoe dit aantal moet worden vastgesteld, is voor een groot deel vastgelegd in de wet. Dit is het geval bij de categorieën belastingplichtigen, huishoudens, kleine bedrijven en tabelbedrijven, waarbij in de Waterschapswet is vastgelegd met welke vervuilingseenheden de waterschappen moeten rekenen. Hier is dus geen beleidsruimte voor het bepalen van het aantal vervuilingseenheden. Uit het bovenstaande blijkt dat waterschappen nauwelijks beleidsruimte hebben bij de kostencomponent en op het aantal vervuilingseenheden. Daarmee hebben zij ook nauwelijks beleidsruimte bij het vaststellen van het tarief. Verder hebben zij geen beleidsruimte bij het verdelen van de kosten tussen huishoudens en bedrijven. Deze verdeling wordt namelijk bepaald door het aandeel in vervuilingseenheden, die opgenomen is in wettelijk vastgestelde regels."
Het kan, denk ik, niet duidelijker zijn. Kortom, de stellingname van de drie partijen, maar ook van VNO-NCW, is onjuist. Kunnen de minister en de initiatiefnemers, die ook het nodige over de kostenverdeling hebben gezegd, dit nog eens bevestigen en ingaan op de problematiek van het vaststellen en het verdelen van de tarieven?
Voorzitter. In onze Kamer heeft de behandeling van dit voorstel lang geduurd. Twee rondes vragen aan de initiatiefnemers en de minister. Opnieuw voorlichting vragen aan de Raad van State. Alle betrokkenen bij het onderwerp zeiden in de Tweede Kamer tijdens een deskundigenbijeenkomst: wat u ook besluit, geef ons duidelijkheid. Nu, die duidelijkheid komt er binnenkort. De minister heeft steeds betoogd dat de wet voor 1 december in het Staatsblad moet. Daarom vraag ik nu ook naar de praktische consequenties voor de uitvoerbaarheid, want op mijn vraag of onderdelen op verschillende momenten konden worden ingevoerd, antwoordden de initiatiefnemers bevestigend. Kan de minister daar het nodige over zeggen? Kan hij bijvoorbeeld zeggen dat je nu al kunt laten ingaan dat geborgde zetels niet in het db zitten? Dat is niet afhankelijk van tijd. Het tijdstip is krap en de voorbereidingen voor de waterschapsverkiezingen zijn uiteraard in volle gang. Maar tegelijkertijd wist eenieder die bij het proces betrokken was dat de Tweede Kamer — daar ligt het politieke mandaat — al een halfjaar geleden ja tegen het voorstel heeft gezegd.
Voorzitter. Onze fracties kijken uit naar de antwoorden van de initiatiefnemers en de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik vervolgens het woord aan mevrouw Klip-Martin van de VVD.