Verslag van de vergadering van 29 november 2022 (2022/2023 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.48 uur
De heer Van der Voort i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Mijn felicitaties aan mevrouw Krijnen voor haar maidenspeech en aan de initiatiefnemers voor het wetsvoorstel dat voorligt.
Voorzitter. Ik wil beginnen met een citaat van een ongewenst zwangere uit een persoonlijk verhaal dat in 2019 in de Groninger Studentenkrant werd geplaatst. Het gaat in ruim 25% van de abortussen om 15- tot 24-jarigen, waaronder uiteraard ook studenten, in dit geval een 19-jarige eerstejaarsstudente en zij zegt: "Het taboe dat nog rond dit onderwerp heerst, doet mij persoonlijk pijn, omdat ik weet dat vrouwen hier niet met iedereen over kunnen praten, wanneer dat wel nodig is. Dat heeft ervoor gezorgd dat ikzelf ook een tijd niet met mensen heb durven delen dat dit gebeurd is, terwijl het juist bij dit soort ervaringen erg belangrijk is erover te kunnen praten."
Voorzitter. Een zwangerschap kan gewenst zijn en intense blijdschap geven. Ondanks dat de zwangerschap gewenst is, kunnen er toch redenen zijn om deze zwangerschap af te breken. Daarnaast kan een zwangerschap ook ongewenst zijn, bijvoorbeeld na een vrijpartij met per ongeluk onvoldoende voorzorgsmaatregelen, hetgeen aan twee derde van de abortussen voorafgaat. Een ongewenste zwangerschap kan intense angst, radeloosheid, verdriet en spijt geven. Natuurlijk kunnen dit tijdelijke gevoelens zijn en kan de ongeplande zwangerschap alsnog gewenst worden, maar als dat niet gebeurt, zijn er in Nederland gelukkig goede mogelijkheden om een ongewenste zwangerschap af te breken. De D66-fractie is er trots op dat daar in Nederland goede mogelijkheden toe zijn.
Indien een ongewenste zwangerschap wordt uitgedragen, heeft dat verstrekkende en jarenlange consequenties voor de moeder, het gezin en niet in de laatste plaats voor het ongewenste kind. Uit onderzoek is bekend dat kinderen die ongewenst zijn vaak een liefdevol opvoedingsklimaat ontberen. Dat staat een normale mentale en sociale ontwikkeling in de weg. Het niet kunnen kiezen voor afbreking van de zwangerschap kan dus minstens een generatie lang consequenties hebben. Het beschermen van de ongeboren vrucht is één, maar het voorkomen van een ongelukkig leven is ook relevant.
Het hebben van keuzevrijheid voor de vrouw, een keuze waarin alle bovenstaande overwegingen meespelen en een keuze in het wel of niet afbreken van een zwangerschap, is voor D66 zo belangrijk dat D66 er voorstander van is om abortus als grondrecht, een EU-grondrecht, vast te leggen. Maar vandaag is nog niet de dag dat we dat wetsvoorstel bespreken.
Voorzitter. Het is voor ons hoe dan ook zaak om de zwangere vrouw de kans te geven om een weloverwogen keuze voor abortus te maken en die op de door haar gewenste manier uit te laten voeren. Daarvoor is de toegankelijkheid tot abortusklinieken belangrijk. Onze fractie maakt zich daarom ook zorgen om de demonstraties en om personen die de vrije toegang tot abortusklinieken belemmeren. In het licht van dit wetsvoorstel hebben de initiatiefnemers en de minister over de toegankelijkheid van de klinieken antwoorden gegeven op vragen of de abortuspil bij de huisarts het aantal klinieken zal doen verminderen. Onze fractie vraagt de initiatiefnemers om in dit debat nog eens helder te maken of dit een reëel scenario is. We vragen de minister hoe hij de toegankelijkheid van abortusklinieken bij aanvaarding van dit wetsvoorstel borgt. Het is goed te weten dat er in de provincies Friesland en Drenthe überhaupt geen abortuskliniek bestaat. Voor vrouwen in deze provincies is het voorliggende wetsvoorstel dus een enorme vooruitgang.
Vanuit onze visie op het recht op abortus is het ons streven om abortus zo veel mogelijk binnen het reguliere zorgaanbod te laten vallen en te organiseren. Het is daarbij vanzelfsprekend dat de huisarts een rol speelt in de besluitvorming en waar mogelijk in de uitvoering. De huisarts is immers voor vrijwel alle zorgvragen de eerst aanspreekbare persoon. Een gang naar de huisarts is in het algemeen zeer laagdrempelig voor de vrouw die in emotionele stress is, dankzij de prominente rol die de huisarts in ons zorgstelsel en in de samenleving speelt. Ongeveer de helft van de vrouwen met een abortusvraag begint bij de huisarts. De andere helft gaat direct naar een abortuskliniek. De huisarts kent de zwangere vrouw vanuit de familiepraktijk en kan een goede inschatting maken van haar fysieke, mentale en sociale situatie en kan in een holistische benadering de vraag over het al dan niet afbreken van de zwangerschap adresseren. Mocht de vrouw ervoor kiezen om liever een abortuskliniek te bezoeken, dan kan dat ook. Daar limiteert dit wetsvoorstel niet in.
Huisartsen hebben al een belangrijke rol als het gaat om de voorlichting over en het voorschrijven van anticonceptie. In het verlengde hiervan zien veel huisartsen vanuit hun rol als primaire zorgverlener ook plaats voor de begeleiding en uitvoering van zwangerschapsafbreking. Huisartsen die daar nog niet voor kiezen, krijgen die ruimte in dit wetsvoorstel ook.
Voorzitter. Ook de D66-fractie maakt zich zorgen over de werkdruk van huisartsen en hun medewerkers. Wij vragen hierbij aan de minister hoe hij daarin verlichting denkt te brengen. Welk beleid staat daarvoor in de steigers? Hoewel de werkdruk van huisartsen hoog is, is deze voor de inhoudelijke beoordeling van dit wetsvoorstel niet werkelijk van belang, maar wel als het gaat om uitvoeringsvragen. Het voorstel gaat uit van de vrijwillige keuze van de huisarts om deze behandeling wel of niet aan te bieden. Als de huisarts ervoor kiest om dat niet te doen, al dan niet om redenen van werkdruk, dan kan dat ook. Dat besluit kan later ook weer herzien worden. We vragen de initiatiefnemers of onze fractie dit zo goed begrepen heeft.
Voorzitter. De vraag kan worden gesteld wat het voorliggende wetsvoorstel toevoegt aan de bestaande betrekkelijk laagdrempelige toegang tot abortus in Nederland. Ik zou de vraag echter anders willen formuleren. Als we in Nederland abortus breed geaccepteerd hebben, wat is er dan nodig om de status aparte binnen de medische zorg terug te brengen naar een normaal onderdeel van zorgverlening? In die vraag past het huidige wetsvoorstel perfect. In de normale zorgvraag is de huisarts de eerste stap. Ook wordt waar mogelijk behandeld door de huisarts. Pas als behandeling bij de huisarts niet mogelijk is, worden andere hulpverleners ingeschakeld. In dat licht is het vanzelfsprekend dat de huisarts de abortuspil in het behandelingsarsenaal krijgt.
De heer Van Dijk i (SGP):
De heer Van der Voort geeft aan dat hij de vraag wil omdraaien: wat verzet zich hiertegen? Ik noem maar een voorbeeld. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, is het denkbaar dat we in een situatie komen dat een huisarts een à twee keer per jaar betrokken wordt bij het voorschrijven van zo'n abortuspil. Ook mensen die op zichzelf groot voorstander zijn van het recht op abortus zetten daar vraagtekens bij. Hoe professioneel wordt dat dan? Hoe vakbekwaam word je als je het zo weinig moet doen? Wilt u daarop reflecteren?
De heer Van der Voort (D66):
Ik heb begrepen dat scholing, training en voorlichting voor de huisarts horen bij het gaan uitoefenen van de medicamenteuze afbreking van de zwangerschap. Die zal voldoende moeten zijn om voldoende kwaliteitsborging te geven. Ik denk dat de huisartsen en hun beroepsverenigingen heel goed in staat zijn om in te schatten of daarmee de kwaliteit van zorg geborgd is. Bovendien hebben we natuurlijk ook nog de IGJ die daar zicht op houdt.
De heer Van Dijk (SGP):
We hebben inderdaad een inspectie, maar het kan gaan om duizenden huisartsen, dus we moeten daar, denk ik, geen wonderen van verwachten. De gedachte is het vergroten van keuzevrijheid, maar als we terechtkomen in een situatie waarin een arts hier hooguit een of twee keer per jaar bij betrokken wordt, dan vraag ik of u echt zeker weet — en is dit doorslaggevend? — dat daardoor de zorg voor en de veiligheid van vrouwen groter wordt.
De heer Van der Voort (D66):
Ik denk dat we de uitvoering van deze behandeling niet complexer moeten voorstellen dan die is. De huisarts is buitengewoon goed geschoold en ervaren om allerlei soorten medische behandelingen en medicamenteuze behandelingen uit te voeren. Hij is ook geschoold in gynaecologische problemen. Ik heb er dus persoonlijk geen enkel ongenoegen of ongemak bij dat de huisarts dit zou doen, ook al is het maar een enkele keer per jaar.
De voorzitter:
Van Dijk, ten derde.
De heer Van Dijk (SGP):
Laatste keer inderdaad. Ik zal er in mijn eigen bijdragen natuurlijk ook op terugkomen. Ik ben bang — het is een oprechte vraag — dat u een abortuspil als iets te veel een kleinigheid in medisch opzicht voorstelt.
De heer Van der Voort (D66):
Ik kom daar ook nog op terug, want dat is absoluut niet het geval. Het is heel duidelijk dat een abortus een buitengewoon ingrijpende situatie is, waarin niet alleen medische, maar ook andere aspecten een rol spelen. Dat staat bij mij en mijn fractie heel helder op het netvlies.
Voorzitter, ik kom er nu op in mijn tekst. Natuurlijk begrijp ik ook dat de ongeboren vrucht een andere dimensie geeft aan de zorgvraag in vergelijking tot een banaal medisch probleem. Maar de huisarts is in allerlei situaties eveneens betrokken bij de zorg voor kwetsbaren en weerlozen. Vanuit mijn medische ervaring voel ik mij volkomen senang bij de gedachte dat de medicamenteuze zwangerschapsafbreking onder verantwoordelijkheid van de huisarts valt. Uiteraard wordt dat begeleid door richtlijnen, protocollen, scholing en met een medische back-up in een ziekenhuis indien nodig. Dat geldt ook bij andere medische behandelingen.
Voorzitter. Ik kom bij enkele uitvoeringsvraagstukken. De D66-fractie vraagt de initiatiefnemers hoe de huisarts de termijn bepaalt. Is dat op basis van de eerste dag van de laatste menstruatie, zoals de termijnbepaling al eeuwenlang gaat, al dan niet in combinatie met een zwangerschapstest? Of is er steeds echografisch onderzoek voor nodig? Ik ga er daarbij van uit dat een of andere vorm van termijnbepaling nodig is, maar misschien is het helemaal geen voorwaarde voor toepassing van deze behandeling. Graag hoor ik de initiatiefnemers hierover.
Aan de minister vraagt de D66-fractie hoe de financiering vorm krijgt. Mevrouw Prins begon hier ook al over. Klopt het dat een abortuskliniek op dit moment een vergoeding van €446 krijgt voor de medicamenteuze afbreking in het eerste trimester? Uitgaande van het invoegen van deze behandeling in het reguliere zorgaanbod van de huisarts is mijn vraag hoe de financiering er het beste uit zou kunnen zien. Gaat de huisarts dezelfde vergoeding krijgen en op welke manier? Zijn er eigenlijk redenen om dit niet in de Zorgverzekeringswet onder te brengen? Is er überhaupt reden om de aparte financiering van abortusklinieken via de ministeriële regeling te behouden? Is de minister bereid om de financiering van abortus wat breder te beschouwen en wellicht onder te brengen bij de reguliere financiering van zorg, bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet? De subsidieregeling loopt immers af en we zouden graag van de minister horen, en een toezegging krijgen, of hij wil onderzoeken of de financiering van abortus op een andere manier geregeld kan worden.
De D66-fractie vraagt de minister verder hoe het staat met de toezegging aan collega Dittrich over de nazorg aan buitenlandse vrouwen. Klopt het dat de toegezegde brief hierover nog niet beschikbaar is?
Tot slot het verhaal, voorzitter, uit de Groninger Studentenkrant, waar ik mee begon, dat eindigt met de woorden "als je net als ik echt wil praten, neem dan contact op met je huisarts". Deze woorden onderstrepen mijns inziens de essentiële rol van de huisarts. Wat ons betreft hoort daar ook de zwangerschapsafbreking met de abortuspil bij.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Verkerk en hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie.