Verslag van de vergadering van 29 november 2022 (2022/2023 nr. 10)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.00 uur
De heer Verkerk i (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met felicitaties aan mevrouw Krijnen voor haar maidenspeech. Fijn dat u deel van ons uitmaakt.
Voorzitter. Voor de tweede keer in korte tijd spreken we over een gevoelig thema: wetgeving met betrekking tot abortus. Mijn vorige bijdrage begon ik met een kijkje in het joodse boek Jesaja, waarin alle grote vragen van de politiek aan de orde komen. Ook de vraag met betrekking tot de waarde van het leven. Ik heb laten zien dat vanuit Jesaja God relaties met mensen aangaat, met geboren leven en met ongeboren leven. Ook heb ik gewezen op een uitdrukking die regelmatig in de Bijbel wordt gebruikt, namelijk dat de mens geschapen is naar het beeld van God. Met andere woorden, vanuit joods-christelijk perspectief heeft het menselijk leven een eigen inherente waarde. Een uitgangspunt dat in de visie van onze fractie van belang is voor de gehele gezondheidszorg.
Wij spreken vandaag met elkaar over het initiatiefwetsvoorstel over de medicamenteuze afbreking van zwangerschap onder begeleiding van de huisarts. Ook dit debat vraagt om zorgvuldigheid en een zorgvuldige keuze van woorden.
Voorzitter. De Wet afbreking zwangerschap kent twee centrale doelen: de bescherming van het ongeboren leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. De wetgever geeft aan dat aan beide doelen recht gedaan moet worden, maar hoe die balans er precies uitziet, wordt niet omschreven. Een essentiële vraag in dit verband is dan ook: wat gebeurt er met die balans in dit initiatiefvoorstel? In de memorie van toelichting schrijven de initiatiefnemers dat het belangrijkste doel van de wet is het vergroten van de keuzevrijheid voor vrouwen. Een ander belangrijk doel dat wordt genoemd, is betere toegankelijkheid van de abortuszorg c.q. het verlagen van de drempel. Ten slotte wordt ook het verbeteren van de kwaliteit van de abortuszorg genoemd.
Ik begin met de eerste twee punten: vergroten van de keuzevrijheid en verbeteren van de toegankelijkheid. Op de kwaliteit kom ik later terug. Onze fractie begrijpt dat de initiatiefnemers in reactie op het advies van de Raad van State stellen dat het niet de bedoeling is dat meer vrouwen kiezen voor abortus of dat vrouwen gemakkelijker kiezen voor abortus. Ook begrijpt onze fractie dat het niet de bedoeling is van de initiatiefnemers dat de balans tussen de bescherming van ongeboren leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw wordt aangetast. Toch roept deze wet vragen op. In de visie van onze fractie heeft dat te maken met de focus van de wet zelf. De memorie van toelichting beschrijft in paragraaf 2 dat het doel van de wet is het vergroten van de keuzevrijheid van de vrouw en het verbeteren van de toegankelijkheid. Met andere woorden, het geheel van de abortuszorg moet beter aansluiten bij de wensen van de vrouw en het proces moet gemakkelijker verlopen. Onze fractie begrijpt dit en waardeert dit, deze inzet.
In de visie van de initiatiefnemers — en dat is de kern van de wet — kan die inzet bereikt worden door een medicamenteuze afbreking van zwangerschap door de huisarts. Tegelijkertijd merkt onze fractie op dat deze inzet niet gepaard gaat met meer aandacht voor de bescherming van het ongeboren leven. Nergens lezen we in paragraaf 2 van de memorie van toelichting dat deze inzet niet ten koste mag gaan van de bescherming van het ongeboren leven. Nergens in deze paragraaf lezen we expliciet dat in het geheel van de medicamenteuze afbreking extra stappen worden gezet of extra maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de stem van het ongeboren leven wordt gehoord.
Voorzitter. Onze fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken — en ik formuleer voorzichtig — dat dit wetsvoorstel leidt tot een verstoring van de genoemde balans. Ook de Raad van State wijst daarop. Graag een reactie van de initiatiefnemers.
Voorzitter. De memorie van toelichting spreekt één keer over de bescherming van het ongeboren leven, en wel bij de constitutionele toets. We lezen daar: "De onderhavige wet respecteert het pro-lifeprincipe, bescherming van het ongeboren leven, aangezien deze wet zwangerschapsafbreking niet aanmoedigt, bevordert of verplichtstelt." In het debat in de Tweede Kamer en in de beantwoording van de vragen van deze Kamer vinden we vergelijkbare formuleringen. Onze fractie begrijpt dat de initiatiefnemers dit stellen. Toch roept deze stelling vragen op.
De Raad van State wijst erop dat de wetgever in de Wet afbreking zwangerschap een sterke nadruk heeft gelegd op de zorgvuldigheid waarmee de afbreking van een zwangerschap gepaard dient te gaan. Het gaat daarbij om de zorgvuldigheid van de medische handeling én om de kwaliteit van de besluitvorming rondom het afbreken. Vooral dat laatste punt lijkt nu minder aandacht te krijgen. De tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap laat zien dat die zorgvuldigheid in de praktijk te wensen overlaat. Zo staat in artikel 5, lid 2, sub a: "De vrouw wordt bijgestaan in het bijzonder door het verstrekken van verantwoorde voorlichting over andere oplossingen van haar noodsituatie dan het afbreken van de zwangerschap."
De cijfers vertellen dat 28% van de huisartsen deze informatie altijd verstrekt, 22% meestal en 23% soms, terwijl dit toch een vereiste van de wet is. In het licht van deze cijfers zou ik de initiatiefnemers nogmaals willen vragen wat er gebeurt met de eerdergenoemde balans. Als de wet beter aansluit bij de wensen van de vrouw, als het hele proces makkelijker wordt, zou dan extra aandacht voor de kwaliteit van de besluitvorming niet gewenst c.q. noodzakelijk zijn? Zou de bescherming van het ongeboren leven niet procedureel sterker verankerd moeten worden? Graag een reactie van de initiatiefnemers.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman i (VVD):
Meneer Verkerk, u citeert een aantal zaken uit het advies van de Raad van State. Ik begrijp dat, want juist op basis van het advies van de Raad van State is de initiatiefwet aangepast op het gedeelte waar u zich zorgen over maakt, namelijk om ook in dit wetsvoorstel beter te borgen dat de huisartsen eenzelfde zorgvuldige besluitvormingsproces doorlopen als dat in de huidige praktijk het geval is, gericht op de vraag of de afweging wel de goede is. Aan de ene kant staat het recht van de vrouw en aan de ander kant het recht op bescherming van leven. U gaat er dus aan voorbij dat dat advies van de Raad van State wel degelijk tot aanpassing van de initiatiefwet heeft geleid, waardoor dat nu wel in de wet is geregeld.
Voorzitter. Ten tweede wil ik daar meteen een vraag aan toevoegen. De heer Verkerk citeert uit de evaluatie wanneer de huisartsen wel of niet aandacht aan dit traject besteden, maar dat heeft betrekking op een situatie waarin de huisartsen zelf de abortuszorg niet uitvoeren en vrouwen doorverwijzen. Dan lijkt het mij terecht dat maar een gedeelte van de huisartsen met de cliënten het hele gesprek doorgaat, terwijl een aantal van de huisartsen op dit moment gewoon nog doorverwijst naar de kliniek, waar dat hele proces vervolgens moet plaatsvinden. Haalt u geen twee dingen door elkaar? Dat is eigenlijk mijn vraag.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Dank u wel voor uw vraag. Ik ben het helemaal met u eens dat het voorstel inderdaad op advies van de Raad van State is aangepast. Toch moet ik in alle eerlijkheid zeggen: ik zie in het voorstel zelf en ook in de memorie van toelichting niet iets staan in de trant van: wij gaan in het geheel van het proces juist extra aandacht geven — extra aandacht geven! — aan het belang van het ongeboren leven. De zorgvuldigheidseisen zijn inderdaad in de wet opgenomen en wij waarderen dat. Ik ben het met u eens dat het wat de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap betreft gaat over een ietwat andere situatie. Het zal u ook duidelijk zijn dat ik deze evaluatie aanhaal om extra te onderstrepen in hoeverre deze wet toch het belang van het ongeboren leven benadrukt. Daarom haal ik dit aan, niet om te zeggen dat deze situatie exact dezelfde zou zijn als de situatie die we straks hebben.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik begrijp vanuit uw standpunt dat u dit inderdaad nog een keer extra wilt accentueren. Ik ga er straks in mijn inleiding nog op in dat dit op een aantal punten in mijn visie en in de visie van de VVD wel gebeurt, maar dat hoort u zo meteen.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Prima, ik dank u wel.
De heer Van der Voort i (D66):
Ik wil nog even terugkomen op het tweede deel van de vraag van mevrouw Bruijn-Wezeman, namelijk de informatievoorziening en het gesprek dat de huisarts voert met de vrouw. Ik ben eigenlijk ook wel geraakt door het geringe vertrouwen dat de heer Verkerk uitspreekt in hoe huisartsen hun zorgtaken opvatten en daarmee omgaan. Misschien kan hij daar een toelichting op geven?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik dank ook voor deze vraag. Mocht ik hier een formulering hebben gebruikt die uitspreekt dat ik geen vertrouwen zou hebben in huisartsen, dan betreur ik dat. Dat was niet mijn bedoeling. Ik constateer wel dat uit de evaluatie blijkt dat de voorlichting over andere oplossingen niet zo goed wordt gegeven als de wet eigenlijk voorstelt of voorschrijft, en dat betreurt onze fractie.
De heer Van der Voort (D66):
Misschien kan de heer Verkerk erop reflecteren of het zo zou kunnen zijn dat de huisartsen, als zij de medicamenteuze afbreking van een zwangerschap in hun behandelingsarsenaal krijgen, de voorlichting omtrent die behandeling dan ook uitvoeriger, indringender en vollediger zullen gaan doen dan op dit moment het geval is. Mevrouw De Bruijn suggereerde dat ook al, omdat het op dit moment natuurlijk vaak de abortusklinieken zijn die dat voor hun rekening nemen.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Wat dit punt betreft: als de indieners dat hadden geschreven in de memorie van toelichting, dan was het voor ons een stuk makkelijker geweest om met dit punt om te gaan. Dan had je ook echt kunnen zeggen: aan de ene kant laten we de abortuszorg beter aansluiten bij de vraag. Ik heb aangegeven dat ik dat begrijp. Ik heb ook aangegeven dat ik het ook begrijp als het totale proces iets soepeler loopt. Ik heb tevens aangegeven dat als je aan de ene kant een aantal dingen verbetert, ik ook graag had gezien dat ook met betrekking tot de bescherming van het ongeboren leven, in het totaal van de procedure iets was gekomen waardoor de balans — laat ik het maar even zo zeggen — in evenwicht blijft.
De heer Van der Voort (D66):
Tot slot. Misschien kunnen meneer Verkerk en ik dan met elkaar concluderen dat de cijfers die hij nu aanhaalt, niet zonder meer als geldend kunnen worden genomen voor de situatie zoals die straks zal zijn als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dus dat die cijfers er voor de toekomstige situatie eigenlijk niet toe doen.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik ben het op dit punt gewoon eens met de heer Van der Voort en ik wil van mijn kant ook benadrukken dat ik deze cijfers alleen heb genoemd om aan te geven hoe belangrijk ik het vind dat we de vraag stellen: wat gebeurt er met de genoemde balans?
Voorzitter. Ik kom tot een belangrijke nevendoelstelling van de wet, namelijk de verbetering van de kwaliteit van de abortuszorg. De initiatiefwet roept bij onze fractie een aantal vragen op. Leidt de genoemde wet niet tot een verdere fragmentatie van de abortuszorg, met alle gevolgen daarvan? Bouwen artsen wel voldoende ervaring op om deze behandeling met goede kwaliteit te verrichten, dat wil zeggen echt voldoende ervaring rond neveneffecten et cetera, et cetera? Zijn artsen bereid om te investeren in de benodigde echoapparatuur om de duur van de zwangerschap vast te stellen? Ik stel deze vragen tegen de achtergrond van het feit dat het huidige stelsel over het algemeen als positief geëvalueerd wordt. Graag een reactie van de minister en de initiatiefnemers, juist ook in dit verband van de minister, gezien het feit dat ik aanneem dat er bepaalde financiële randvoorwaarden zijn.
Voorzitter, ter afsluiting. Ik kom terug op het begin van mijn bijdrage. In de visie van onze fractie heeft het ongeboren leven een eigen, inherente waarde. Dat vraagt om een zorgvuldig proces waarin het belang op een zorgvuldige manier wordt gewogen. Wat onze fractie betreft roept het wetsvoorstel veel vragen op met betrekking tot de balans tussen de bescherming van het ongeboren leven en het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw, te meer daar het voorstel geen voorstellen doet om de bescherming van het ongeboren leven verder te beschermen. Ook zijn we er niet van overtuigd dat het wetsvoorstel bijdraagt aan een verbetering van de kwaliteit van de abortuszorg. En onze fractie had ook liever gezien dat dit voorstel had bijgedragen tot een echte vergroting van de keuzevrijheid van de vrouw, dat ook de keuze van vrouwen om de zwangerschap wél uit te dragen in het geheel van de procedures nadrukkelijk ondersteund zou worden.
Onze fractie ziet uit naar de reactie van de initiatiefnemers en de minister. Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Bruijn-Wezeman, die namens de fractie van de VVD spreekt.