Verslag van de vergadering van 12 december 2022 (2022/2023 nr. 12)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.12 uur
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. Vorig jaar behandelden we in dit debat acht wetsvoorstellen, dit jaar maar liefst elf. Vanuit deze Kamer memoreer ook ik nog even wat hierover gezegd is, bijvoorbeeld tijdens het debat over de zelfevaluatie van het toeslagenschandaal. Vanuit deze Kamer dringen we er al jaren op aan om het aantal wetsvoorstellen dat we met het pakket Belastingplan hier in zo'n korte tijd moeten behandelen, te beperken. Ik constateer dat dat wederom mislukt is. Kortheidshalve sluit ik me aan bij de scherpe vragen hierover van collega De Boer.
Sommige van de hier voorliggende wetsvoorstellen nodigen, zeker de fiscaal specialisten onder ons, uit om diep op de techniek in te gaan. Omdat techniek ook altijd politiek is, is dat ook belangrijk, maar ik wil in mijn bijdrage vooral ook het fundamentelere politieke debat voeren. Belastingen zijn nodig om de taken van de overheid te kunnen uitvoeren, om te kunnen investeren in zorg, in onderwijs en in een sterke publieke sector, om sociale zekerheid te kunnen bieden et cetera, maar ook om, waar nodig, economisch gedrag te sturen zodat dat kan bijdragen aan de ontwikkeling van de brede welvaart.
De vervuiler dient bijvoorbeeld gewoon te betalen in plaats van betaald te worden. Beprijzen in plaats van subsidiëren. Maar de vraag hoe en bij wie we het geld ophalen, is vooral ook een verdelingsvraagstuk. Hoe we dat doen, zegt dus iets over ons idee van rechtvaardigheid. Alhoewel dit vaak voer voor specialisten is, gaat belastingwetgeving uiteindelijk om fundamentele politieke en ideologische keuzes. De vraag is dus of ons huidige belastingstelsel rechtvaardig is. De SP-fractie vindt van niet, maar dit is voor ons geen reden om het voorliggende Belastingplan te verwerpen. Dit plan bevat best op een aantal punten verbeteringen, stapjes vooruit, maar het is hoog tijd om geen stapjes maar stappen vooruit te maken. En dan moeten we wel eerst nog dat fundamentele politieke debat voeren.
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen verwees ik naar de cijfers van het CPB waaruit bleek dat ons belastingstelsel helemaal niet zo progressief is. Sterker nog, het is regressief, zeker als je kijkt naar de allerhoogste inkomens. De hogere inkomens betalen procentueel evenveel belasting als de middeninkomens, terwijl de lagere inkomens zelfs nog meer belasting betalen, zij het dat die groep wel meer profiteert van collectieve uitgaven zoals toeslagen. Maar terwijl 99% van de belastingplichtigen een gemiddelde belastingdruk heeft van 40% of hoger, betaalt de rijkste 1% minder belasting, minder dus dan 99% van de bevolking. Some animals are more equal than others. En vanaf daar geldt: hoe rijker, hoe lager de belastingdruk. Dus de 0,01% rijksten hebben een gemiddelde belastingdruk van slechts 21%, volgens dit CPB-rapport, bijna de helft lager. Hoezo, de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten? Het is omgekeerd: de allersterkste schouders dragen verreweg de minste lasten. Als je de klassenstrijd niet wil aanwakkeren, zoals de woordvoerder van het CDA hier zegt — het is jammer dat hij er nu niet is — dan moet je hier wat aan doen. Het is deze ongelijkheid, denk ik, die juist laat zien dat deze strijd nog niet gestreden is. Ik zou het wat dat betreft willen omdraaien.
Voorzitter. Bovenstaande cijfers geven volgens mijn fractie precies weer wat er mis is met ons huidige belastingstelsel en waarom dat stelsel de rechtvaardigheidstoets niet kan doorstaan. Graag een reactie van de staatssecretaris op deze cijfers. Zijn deze verschillen volgens hem wel te rechtvaardigen? Zo nee, waarom doet hij er niet meer aan om deze verschillen te verkleinen, op te heffen of zelfs om te keren, zodat de hoogste inkomens en vermogens meer en niet minder belasting betalen dan veel lagere en middeninkomens? Onderschrijft de staatssecretaris het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen? En klopt het dat dat ook met de invoering van dit Belastingplan nog steeds niet het geval zal zijn? Zo ja, is de staatssecretaris het dan met mij eens dat er nog veel werk aan de winkel is voor dit kabinet en dat hij als de wiedeweerga aan het werk moet om na dit debat te zorgen dat er in het Belastingplan 2024 grotere stappen worden gezet in de richting van een rechtvaardiger belastingstelsel?
Het vorige kabinet heeft het tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting ingevoerd en het stelsel nog minder progressief gemaakt dan het al was. Het toptarief in Nederland was ooit 72% en nu is het minder dan 50%. Voor sommige lagere en middeninkomens kan de marginale belastingdruk oplopen tot 70% of zelfs boven de 80%; het is al vaker gememoreerd in dit debat. De SP wil een echt progressief stelsel voor de inkomstenbelasting, met vijf schijven en 65% voor inkomens boven €150.000. En verlaag dan tegelijkertijd de inkomstenbelasting in de eerste schijf met meer dan de 0,14% waar het kabinet nu voor kiest. Waarom maar zo'n beperkte verlaging, zo vraag ik de staatssecretaris. Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen het invoeren van nieuwe schijven, met hogere tarieven voor hogere inkomens? Ik snap ook wel dat hij zich gebonden acht aan het coalitieakkoord, en dat hij nu niet de SP-plannen zal omarmen, maar dat mag wel, overigens. Maar kan hij hier in algemene zin op reflecteren? Denkt hij dat het huidige tweeschijvenstelsel nog een lang leven beschoren is? Of kan hij zich goed voorstellen dat we ook langs deze weg, het invoeren van nieuwe schijven, weer proberen dichter bij het ideaal te komen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen?
Zo mogelijk nog problematischer dan ons weinig progressieve belastingstelsel in box 1 is de ongelijkheid tussen de boxen. Dan heb ik het dus over het feit dat in Nederland inkomen uit arbeid veel hoger belast wordt dan inkomen uit aanmerkelijk belang en uit ander vermogen; ik had het er bij interruptie ook al over. Een motie van collega Karimi, ingediend tijdens de AFB, om de tarieven gelijk te trekken heeft het helaas niet gehaald en was ook ontraden door de staatssecretaris. Dat verbaast ons allemaal niet, maar toch rijst de vraag: waarom eigenlijk? Vindt de staatssecretaris het rechtvaardig dat arbeid in Nederland veel meer belast wordt dan vermogen? Zou dat niet op z'n minst gelijkgetrokken moeten worden? De SP-fractie is blij dat het verschil tussen box 1 en box 2 verkleind wordt en dat het tarief in box 3 twee keer 1% omhooggaat, maar dit dicht de kloof tussen de boxen niet. Is de regering bereid om nog deze kabinetsperiode verdere stappen te ondernemen om deze verschillen tussen de boxen aanzienlijk verder te dichten? Graag een reactie van de staatssecretaris.
De heer Schalk i (SGP):
Een korte vraag, voorzitter. Waarom zou een vijfschijvenstelsel rechtvaardiger zijn dan een tweeschijvenstelsel?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nou, omdat je het dan makkelijker progressief kan maken. Nu is het zo dat we twee tarieven hebben, en dat je, ook als je twee ton verdient, of drie ton of vier ton of een miljoen, nog steeds maar 49,5% betaalt. En als je de hogere inkomens meer zou belasten en meer differentieert tussen inkomensgroepen, dan is dat ook een manier — naast andere manieren zoals bijvoorbeeld het inkomensafhankelijk maken van de zorgpremie, en een publieke voorziening maken van de kinderopvang — om af te komen van dat vermaledijde toeslagenstelsel, waar we om verschillende redenen, maar wel allemaal, Kamerbreed, van af willen. Nu stutten we de lage inkomens via toeslagen, maar als je bijvoorbeeld een vier- of vijfschijvenstelsel invoert, kun je er ook voor zorgen dat in die eerste schijf mensen minder belasting betalen dan nu het geval is, en dat kun je budgetneutraal doen door van de hogere inkomens iets meer te vragen. Dat is, denk ik, rechtvaardiger, en het maakt ook een eenvoudiger, minder complex stelsel dan we nu hebben, dat minder een beroep doet op het doenvermogen van burgers.
De heer Schalk (SGP):
Misschien klopt die redenering als je ervan uitgaat dat het stelsel progressief zou moeten zijn, en je dat dan als rechtvaardig bestempelt. Je zou ook kunnen zeggen: allemaal hetzelfde tarief. Dat is dan misschien veel rechtvaardiger.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, dat zou je kunnen zeggen. Dan heb je wel een fundamenteel andere opvatting van rechtvaardigheid, zo zeg ik tegen de heer Schalk, dan de SP-fractie ...
De heer Schalk (SGP):
Het is allemaal evenveel ...
De voorzitter:
Ho, meneer Schalk, de heer Van Apeldoorn spreekt nog.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik ga uit van het principe — en zelfs de VVD-fractie zegt dat te onderschrijven; in de praktijk vraag ik me dat soms af — dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Uiteraard moet dat dan niet alleen in absolute zin zijn — in absolute zin betalen hogere inkomens al meer belasting — maar het moet ook in relatieve zin zijn, dus procentueel zou je dan ook meer moeten bijdragen. Wij stellen bijvoorbeeld voor om een belastingtarief van 75% in te voeren voor inkomens boven de anderhalve ton. Als je meer dan anderhalve ton verdient, kan je je dat ook echt wel veroorloven. En nogmaals, het zijn marginale tarieven, dus je betaalt niet 75% over die hele anderhalve ton, maar over wat je meer dan anderhalve ton verdient. Nou, ik vind dat niet alleen billijk en redelijk, maar ik vind dat ook een kwestie van rechtvaardigheid.
De heer Schalk (SGP):
Dat is dan een heel mooi punt, want dat betekent dat we rechtvaardigheid ook kunnen koppelen aan datgene wat je uitgangspunten zijn; je onderliggende waardepatroon, zeg maar.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Absoluut, en daarom wil ik dit debat ook graag voeren. Ik vind dat we dat debat hier te weinig voeren. Ik zou dan dit tegen meneer Schalk willen zeggen. Meneer Schalk heeft het vaak over marginale tarieven voor eenverdieners. Nou, dat vinden wij ook niet rechtvaardig, dat je dan soms 80 of 90% moet betalen over je extra verdiende euro. Maar ik vind het helemaal niet rechtvaardig als je dat vergelijkt met iemand — en volgens mij zei de heer Schalk dat zelf — die twee of drie ton verdient en dan maar een marginaal tarief of een marginale druk heeft van 49,5%. Maar als je daar iets aan wil doen, dan denk ik dat je er aan beide kanten iets aan moet doen. Dat is mijn punt. Dus ook aan die tarieven aan de bovenkant.
De heer Van Strien i (PVV):
Voorzitter. Ik heb de heer Van Apeldoorn al vaker horen praten over een miljonairsbelasting, maar waar gaat die dan over? Gaat die over box 3 of gaat die over box 2 en box 3, of alleen over box 2? Over welke boxen gaat ze, die miljonairsbelasting?
De heer Van Apeldoorn (SP):
O, de miljonairsbelasting. Nou, daar heb ik nog niets over gezegd. Dat komt verderop in mijn tekst. Maar ik kan die vraag alvast beantwoorden. Dat zou gaan over het vermogen in het algemeen. Over hoe je dat precies definieert ... Dat zou in box 2 en box 3 kunnen zijn, of in ieder geval box 3. Daarbij zijn verschillende modaliteiten denkbaar. Dat gaat niet over box 1, want box 1 is inkomen. Vermogen zit in ons huidige belastingstelsel in box 3. Aanmerkelijk belang is natuurlijk ook een vorm van vermogen. Alleen, dan heb je meer dan 5% van de aandelen en daar zit dan ook vaak stemrecht bij. Dus een miljonairsbelasting is een belasting over het vrij besteedbare vermogen van mensen. Als dat boven de 1 miljoen is, dan zou je daar volgens ons een vermogensbelasting, een miljonairsbelasting op moeten hebben van 1% en boven de 2 miljoen van 2%. Je zou daarbij dan ook nog verder kunnen gaan. Een dergelijke miljonairsbelasting is overigens ook iets wat een van de coalitiepartijen heeft voorgesteld. Hoe je dat vermogen precies gaat definiëren, daarover kun je nog een discussie voeren, maar het gaat dan niet om bijvoorbeeld pensioenvermogen maar om vrij besteedbaar vermogen.
De heer Van Strien (PVV):
Ik begrijp dat box 2 daar dus niet bij hoort, maar als u de Quote 500 goed leest, dan ziet u dat alle grote vermogens in box 2 zitten en niet in box 3. Box 3 zijn de kleinere grotere vermogens. Dan heb je het bijvoorbeeld over middenstanders die gepensioneerd zijn en hun zaak verkocht hebben en een paar aandelen gekocht hebben. Dat zijn de box 3-mensen. In box 2 zitten de echt grote vermogens. En daar weet de Belastingdienst helemaal niet van hoeveel daar precies in zit. Bij box 2 vraagt de Belastingdienst het aantal aandelen. Ze weten niet eens welke waarde er tegenovergesteld moet worden en bovendien kan die waarde jaren hetzelfde zijn of ineens fluctueren als er een aandelentransactie is. Dus mijn vraag is hoe dat systeem van die miljonairsbelasting dan moet werken.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik weet niet wat precies de vraag is. Om misverstanden te voorkomen: ik heb niet gezegd dat box 2 niet meegenomen zou moeten worden als het gaat om de miljonairsbelasting. Ook het ibo-rapport stelt heel duidelijk dat veel van de vermogensongelijkheid in Nederland ook in box 2 en ook in aanmerkelijk belang zit. Dus ik heb niet gezegd dat je dan alleen moet focussen op box 3. Ik zeg alleen: in ons huidige belastingstelsel zeggen we dat vermogen in box 3 zit, terwijl we box 2 anders noemen, hoewel dat ook vermogen is. Dus zeg ik: belasting op vrij beschikbaar vermogen. En uiteindelijk moeten we toe naar een hele herziening van het boxenstelsel wat mij betreft, maar of het nu box 2 of box 3 is, vind ik een andere discussie. Als het gaat om de uitvoerbaarheid, is er, zoals ook het ibo-rapport stelt, waarschijnlijk nog een onderschatting van de concentratie van vermogen aan de top. Inderdaad kunnen we dat deels niet in kaart brengen, wat ook lastig zal zijn voor de Belastingdienst, maar er is geen reden om geen miljonairsbelasting in te voeren. Laten we het vermogen dat we wel kunnen identificeren in ieder geval belasten. Als er dan nog vermogen ergens verstopt blijft, dan is dat spijtig maar dan moeten we daar vervolgens werk van maken.
De voorzitter:
Een enkele korte vraag.
De heer Van Strien (PVV):
Ik vrees dat het dan een nog onrechtvaardiger systeem wordt dan de huidige box 3-belasting.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Daar worden we het dan niet over eens.
De voorzitter:
Meneer Van Strien, dat was geen vraag, maar een opmerking. En u zou een vraag stellen bij de derde interruptie. Meneer Van der Linden, aan u het woord.
De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):
Meneer Van Apeldoorn houdt hier een bevlogen betoog over de vermogensongelijkheid wat betreft het heffen van belastingen. Net als vorig jaar heb ik net betoogd dat voor het bereiken van een eenvoudiger stelsel politieke partijen in eerste instantie over hun ideologische stokpaardjes heen moeten stappen. Is de heer Van Apeldoorn en is de SP bereid om als eerste stap richting een simpeler stelsel dat te doen? Of is het zo dat de SP alleen maar vindt dat bij zo'n stelselherziening ook direct dit soort grote ideologische verschillen overbrugd moeten worden? Want dan wordt het volgens mij wel een heel lastig verhaal om tot dat stelsel te komen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat is een hele algemene, weinig specifieke vraag van de heer Van der Linden. Ik ben uiteraard altijd bereid om over mijn eigen schaduw en stokpaardjes heen te springen indien dat nodig is om tot compromissen te komen waarbij we vervolgens ook vooruitgang kunnen boeken, maar hoe je die vooruitgang dan precies definieert hangt ervan af. Ik ben wel degelijk voor een vereenvoudiging van het belastingstelsel, maar ik zou ook graag willen zien dat het rechtvaardiger wordt. Dus als het niet tegelijkertijd rechtvaardiger wordt, dan heb ik daar wel moeite mee. Over hoe je die rechtvaardigheid bereikt en hoe ver je daarin wil gaan, kunnen we van mening verschillen, maar een van de kernpunten van mijn betoog is dat het huidige stelsel niet rechtvaardig is omdat de sterkste schouders vaak niet de zwaarste lasten dragen. En ik zeg: doe wat aan de onderkant, belast arbeid minder, vooral in de eerste schijf. Maar dat moet je dan ook op de een of andere manier financieren, want dat kunnen we niet alleen maar in het begrotingstekort laten lopen. Dus dan moet je ook van de hogere inkomens wat meer vragen.
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
Ik zal het nog wat specifieker maken. Als je een vereenvoudiging van het stelsel met een aantal grote maatregelen zou doorvoeren en dat zou laten doorrekenen, dan komt er een koopkrachtwaaier uit van wat dat grosso modo betekent voor mensen met de laagste inkomens, maar ook voor de hoogste inkomens en alles daartussen. Een uitgangspunt zou kunnen zijn: laten we nou eerst proberen ervoor te zorgen dat er niet al te grote verschillen optreden in de eerste fase, omdat het herzien op zich al zo ingewikkeld is. Dat zou de eerste stap zijn: gelijkblijvende druk, maar veel simpeler. Stap twee zou dan zijn dat we dezelfde discussies, over hoe het rechtvaardiger of anders moet, op basis van een simpeler stelsel kunnen voeren. Zou dat een begaanbare route zijn voor de heer Van Apeldoorn?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Het hangt ervan af hoe dat voorstel er precies uitziet. Als de Fractie-Nanninga hierover een motie overweegt, zullen we die welwillend bestuderen. Nogmaals, ik ben niet tegen de versimpeling van het belastingstelsel. Ik vind het ook te complex. Het doet een veel te groot beroep op het doenvermogen van veel burgers. Het hele toeslagenstelsel is veel te ingewikkeld. Daar hebben we in deze Kamer een heel debat over gehad. Ook om die reden moeten we daarvan af. Maar ik zou die vereenvoudiging wel graag gepaard zien gaan met een wat rechtvaardiger verdeling. Als de heer Van der Linden zegt "dat zou in twee stappen kunnen", zeg ik: dat zou eventueel in twee stappen kunnen. Maar ik wil dan ook wel die tweede stap zetten. Dan moet ook die intentie er zijn. Anders is het niet het soort verbetering dat wij uiteindelijk voor ogen hebben.
Voorzitter. Met uw welnemen vervolg ik mijn betoog. Zoals ik hier vorige maand memoreerde, erkent dit kabinet tenminste het probleem van de enorm grote vermogensongelijkheid in Nederland, waarbij de top 1% maar liefst 26% van het vermogen bezit. Het aantal miljonairs en miljardairs blijft groeien en hun vermogen groeit bijna jaar in, jaar uit. En dat in een tijd waarin mensen hun energierekening en hun boodschappen niet meer kunnen betalen. Opeenvolgende kabinetten-Rutte deden jaren of het probleem helemaal niet bestond, de minister-president voorop. Jaar in, jaar uit heb ik bewindslieden, ook nog van de huidige coalitie, gevraagd of er niet wat kon worden gedaan aan die extreme vermogensongelijkheid, die niet alleen elk rechtvaardigheidsgevoel tart, maar ook slecht is voor onze economie en de democratie ondermijnt. Steevast was het antwoord, bijvoorbeeld van de toenmalige minister van Financiën Hoekstra: wij sturen niet op vermogensongelijkheid. Maar dat lijken dit kabinet en deze staatssecretaris nu wel te doen, zij het nog voorzichtig. In ieder geval wordt het probleem erkend en is er een aantal maatregelen genomen. Men kon natuurlijk ook niet anders, want de politieke druk was te hoog, vanuit de oppositie en vanuit een deel van de coalitie. Ook maatschappelijk nam de onvrede hierover toe. Ik zei net al: 70% van de Nederlandse bevolking ziet graag een meer gelijke verdeling van vermogens.
Daar kwam het zogenaamde ibo-rapport nog bovenop; het ambtelijk advies dat blootlegt hoe groot de vermogensongelijkheid is, en een flink aantal beleidsopties schetst om dit terug te brengen.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik heb de volgende vraag. Ik hoor de heer Van Apeldoorn van de SP continu zeggen: de belasting aan de onderkant moet naar beneden. Daar zijn wij het helemaal met elkaar over eens; dat vinden wij ook. Maar aan de bovenkant moet de belasting omhoog. Waarom moet dat met elkaar verbonden zijn? Je kunt toch prima de belasting voor de lage inkomens en middeninkomens verlagen zonder dat daar meteen een belastingverhoging ergens ander tegenover staat? We kunnen toch heel veel bezuinigen op ons ambtelijk apparaat dat Nederland bestuurt en 150 miljard per jaar kost? Laten we daar wat geld gaan bezuinigen en de koopkracht van uw kiezers en de lagere inkomens verhogen. Alles heeft een gevolg. Als u bepaalde mensen meer gaat belasten, gaan ze vertrekken of gaat de ondernemerszin verdwijnen, zoals mevrouw Geerdink aangaf. Het heeft dus wel consequenties. Kortom, mijn vraag is: als iemand verlaging krijgt, waarom moet er dan voor iemand anders meteen iets omhoog? Waarom is dat bij u een wet van Meden en Perzen?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Twee dingen daarover. Stel dat het mogelijk zou zijn om de belasting alleen voor de laagste inkomens te verlagen, zonder dat je die verhoogt voor andere groepen, en je dat toch financieel kunt dekken. Dan ben ik daar niet op tegen, want het is in ieder geval een stap in de goede richting. Ik ben het niet met de heer Otten eens om te zeggen: we kunnen daar en daar op bezuinigen. Daar zouden we dan de discussie over moeten voeren. Volgens mij moeten we als overheid juist meer investeren in de publieke sector: meer in onderwijs en meer in zorg investeren dan we nu doen. Dat kost allemaal geld en ik zou niet graag zien dat we de staatsschuld tot 100% of zo laten oplopen, al kan hij best wat hoger zijn dan hij nu is. Dat is één. Over het tweede hebben de heer Otten en ik verschillende visies. Het gaat uiteindelijk om jouw idee en concept van rechtvaardigheid. Nogmaals, ik vind het rechtvaardig dat hogere inkomens meer belasting betalen. Dat was ooit ook het idee achter het boxenstelsel en achter de verschillende schijven in box 1. In de praktijk blijkt het alleen heel anders uit te pakken. Want zeker als je kijkt naar de top, naar de bovenkant, dan zie je dat de gemiddelde belastingdruk terugloopt. Dat staat ook heel duidelijk in een CPB-rapport. De belastingdruk is eigenlijk het hoogste bij de laagste inkomens. Dat wordt gecompenseerd door toeslagen, waar we ook vanaf willen. Dan is het heel erg lang gemiddeld 40%, voor de middeninkomens en de hogere inkomens. Dan ga je naar de top 1% en dan neemt de belastingdruk af tot 21% voor de 0,01%. Daarvan zeg ik: dat is in essentie onrechtvaardig. Het is onrechtvaardig dat je tegen de rijkste mensen in Nederland zegt: het is prima dat u maar 21% belasting betaalt en een verpleegkundige of een leraar mag 40% betalen of in sommige groepen, als die €1.000 meer gaat verdienen, een marginaal tarief van 70% of 87%. Dat vind ik onrechtvaardig.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat vind ik ook heel onrechtvaardig. Dat is dus ook het probleem van dit belastingstelsel. Dat pakt zeer onrechtvaardig uit voor de lagere middeninkomens, zeker als ze meer gaan verdienen. Daarom moet het belastingstelsel ook op de schop. Maar om puur te zeggen dat het slecht geregeld is voor de lagere middeninkomens en dat we dat gaan repareren door de hogere inkomens allemaal extra te gaan belasten lost het probleem voor die mensen niet op.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat lost het probleem van die mensen wel …
De voorzitter:
Moment. Heeft u nog een vraag?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Volgens mij lost dat het probleem niet op, maar is de heer Van Apeldoorn dat met mij eens?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Volgens mij lost dat het probleem wel op, want als je van de hogere inkomens en vermogens meer vraagt, en misschien ook van het bedrijfsleven door het invoeren van een hoger Vpb-tarief, dan kan je daarmee ook iets financieren aan de onderkant. Dan kan je dus ook makkelijker de belasting verlagen voor de laagste inkomens of bijvoorbeeld het minimumloon verder verhogen, waar wij ook voor zijn, en daarmee ook de uitkeringen in de AOW. Natuurlijk hangt dat met elkaar samen, tenzij je zegt: de bomen groeien tot aan de hemel en we kunnen ongelimiteerd geld uitgeven. Maar daarvan zijn wij niet bij de SP.
Goed, voorzitter, ik vervolg mijn betoog. Het kabinet neemt vooralsnog slechts een deel van de aanbevelingen van dit ibo-rapport over. Het nu voorgestelde pakket dat vermogens zwaarder moet belasten zet gewoon onvoldoende zoden aan de dijk om de extreme vermogensgelijkheid die we in Nederland hebben terug te dringen. Graag een reactie van de staatssecretaris. Welke volgende stappen is hij bereid te zetten en wanneer? Het is namelijk hoog tijd om de vermogensongelijkheid echt structureel en duurzaam aan te pakken. Voer nu bijvoorbeeld om te beginnen — er werd net al over geïnterrumpeerd — eindelijk eens een miljonairsbelasting in.
Voorzitter. Als we toe willen naar een eerlijker en rechtvaardiger belastingstelsel, dan moeten we hogere inkomens, grote winsten en vermogens flink meer gaan belasten dan dit kabinet doet. De verschillen zijn nu gewoonweg, ook met dit Belastingplan, te groot tussen arbeid en kapitaal — daar heb je weer de tegenstelling van de heer Essers — tussen de belasting op arbeid en de belasting op winst en vermogen. U was er eerder niet bij. Toen heb ik er het nodige over gezegd. Dat kunt u nalezen in de Handelingen. Deze verschillen bijten des te meer in tijden van ongekende inflatie en ongekend koopkrachtverlies. Ik richt me nu in het bijzonder tot de minister van Sociale Zaken en de minister voor Armoedebeleid.
Het Belastingplan heeft uiteraard groot effect op de koopkracht. Nu hebben we eindelijk een nieuwe doorrekening van het CPB op basis van verschillende scenario's voor de energieprijzen. Het beeld dat hieruit oprijst is gemengd. Eén ding is duidelijk: ondanks het prijsplafond zet de koopkrachtdaling door in 2023. Het prijsplafond helpt wel, maar zeker voor bepaalde groepen onvoldoende en helemaal als de winter streng wordt. Daarnaast herhaal ik nog maar eens dat het spijtig is dat we met het prijsplafond in deze vorm miljarden overmaken naar energiebedrijven zonder daar zeggenschap voor terug te krijgen. Verder zijn de koopkrachtcijfers voor de laagste inkomens gemiddeld positief volgens het CPB, maar het zegt daarbij wel dat er geen rekening wordt gehouden met de inflatieongelijkheid. Met name armere huishoudens zijn een veel groter deel van hun inkomen kwijt aan energie en de boodschappen. Daarmee worden deze cijfers nogal onbetrouwbaar, denk ik. Ze geven een vertekend beeld. Hoe vertekend dat beeld is, weten we niet. Het is spijtig dat het kennelijk niet mogelijk is dit goed mee te nemen in de CPB-modellen. Ik vraag de minister wat deze onzekerheid betekent voor haar beleid. Is de minister er zeker van dat met het belastingpakket vermeden wordt dat de bestaanszekerheid van grote groepen Nederlanders in gevaar komt? Gaat de minister ervoor zorgen dat iedereen goed de winter doorkomt?
Voorzitter. Als je met mensen op straat of in de supermarkt spreekt, is het wel duidelijk dat veel mensen nu al in de problemen zitten. Het gaat om honderdduizenden gezinnen. Volgens het CPB is er wel degelijk een grote groep van ongeveer een half miljoen Nederlanders die een grote kans heeft om in betalingsproblemen te komen. De Nationale ombudsman constateerde onlangs dat het sociaal minimum te laag is en dat steeds meer mensen door het ijs zakken. Wanneer gaat dat sociaal minimum nu eindelijk eens flink omhoog? Moeten we daarvoor nu echt wachten tot nadat een commissie zich hierover gebogen heeft, vraag ik de minister voor Armoedebeleid. De bestaanszekerheid van mensen in Nederland is vaak gewoon niet goed geborgd.
Nu de minister voor Armoedebeleid toch aanwezig is: tijdens de Algemene Politieke en Financiële Beschouwingen heeft mijn fractie opnieuw aandacht gevraagd voor de morele plicht om in een rijk land als Nederland de kinderarmoede uiteindelijk helemaal uit te bannen. De SP is blij met het voornemen van dit kabinet om per 2025 de kinderarmoede minimaal te halveren en we zijn ook blij met de aan ons door de minister-president gedane toezegging dat er desnoods aanvullende maatregelen worden genomen om dit doel te halen. Aan de minister de vraag of ze al concrete aanvullende maatregelen voor ogen heeft. Deze kunnen immers ook liggen in de sfeer van de fiscaliteit. Vandaar dat ik het ook in dit debat weer aan de orde stel. En aan de minister de vraag hoe ver zij nu precies van het doel verwijderd is en of zij wat haar zelf betreft nog steeds op schema ligt als het gaat om de halvering van de kinderarmoede.
Een hele effectieve manier om de armoede te bestrijden en de bestaanszekerheid voor grote groepen te verbeteren, is het verhogen van het minimumloon. Het kabinet zet hier nu een stap in. Mijn fractie juicht dit toe, maar het is wel een kleine stap. We zijn nog ver verwijderd van het niveau van een eerlijk en leefbaar minimumloon. De aangekondigde verhoging van 10% is met de huidige torenhoge inflatie feitelijk veel lager. Ik had de minister van Financiën tijdens de Financiële Beschouwingen ook gevraagd wat er nu reëel van deze verhoging overblijft. Tot twee keer toe was zij vergeten deze vraag te beantwoorden. Misschien kan ik er morgen een antwoord op krijgen, dan hoeft minister Kaag dit niet nog eens schriftelijk te doen, zoals ze mij had beloofd.
Dat het kabinet een tegemoetkoming aan werkgevers die veel mensen in dienst hebben met een loon tot 125% van het minimumloon — het zogenaamde lage-inkomensvoordeel — wil afschaffen, omdat dit LIV niet doelmatig en effectief is, maar nu voor de afschaffing ervan ditzelfde LIV wil verhogen om de pijn voor werkgevers te verzachten, vindt mijn fractie slecht beleid. Ook omdat dit te elfder ure op verzoek van VNO-NCW per nota van wijziging in het wetsvoorstel is opgenomen. Wat zeker ook in ditzelfde wetsvoorstel had moeten zitten — ik heb het inmiddels over wetsvoorstel 36208 — is de afschaffing van de inkomensondersteuning voor AOW'ers. Deze maatregel maakt dat de koppeling van de AOW aan het verhoogde minimumloon naar eigen zeggen van de staatssecretaris van Financiën een halve sigaar uit eigen doos voor onze ouderen vormt. De SP-fractie is daarom tegen dit weinig sociale wetsvoorstel en sluit zich kortheidshalve verder aan bij wat de heer Van Rooijen hierover heeft gezegd. Ik kom er zo nog wel even op terug.
Er zit nog een derde voorstel in dit gecombineerde wetsvoorstel, waar wij wel voor zijn. Dat is het voorstel voor de verhoging van het kindgebonden budget.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft meneer Van der Voort een vraag aan u.
De heer Van der Voort i (D66):
Nog even over de afschaffing van de IO-AOW waar de heer Van Apeldoorn niets voor voelt. Er is natuurlijk wel een hoop geld mee gemoeid. Stel nou dat dit inderdaad niet gebeurt, hoe vindt u daar dan dekking voor?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nou, daar kunnen we op verschillende manieren dekking voor vinden. Mijn fractie heeft daar in de Tweede Kamer allerlei voorstellen voor gedaan. Denk bijvoorbeeld aan het verhogen van de belasting op vermogens — daar kom ik weer — en wat ik net allemaal gezegd heb. We kunnen bijvoorbeeld ook de expatregeling helemaal afschaffen in plaats van slechts gedeeltelijk beperken. Er zijn allerlei manieren om dat te kunnen financieren, ook zonder dat je het begrotingstekort verder zou moeten laten oplopen. Dat is een kwestie van politieke keuzes. Die IO-AOW is een ondersteuning voor alle AOW'ers. Het is eigenlijk een rare figuur. Ik zou zeggen: die kun je prima optellen bij de AOW en daar één bedrag van maken. Dat is iets anders dan dat je die nu weghaalt, terwijl je enerzijds kiest voor de koppeling, ook op basis van uitspraken en moties van deze Kamer, en anderzijds zegt: de kosten van de koppeling gaan we deels verhalen op dezelfde mensen die profiteren van die koppeling. Dat is een hele rare figuur.
De heer Van der Voort (D66):
Ik begrijp uit dit betoog dat de heer Van Apeldoorn van mening is dat de stijging van de inkomens van de gepensioneerden op deze manier onvoldoende is.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Die mening ben ik inderdaad toegedaan. Die inkomensondersteuning is bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen die afhankelijk zijn van alleen de AOW voor hen voldoende is. We hebben te maken met een hele hoge inflatie. Toen dit besluit genomen werd, was de verwachting dat de inflatie volgend jaar flink zou dalen, naar 2,6%, geloof ik. Inmiddels is al duidelijk dat de inflatie hoger zal zijn in het komende jaar. Wie weet wordt de inflatie nog wel hoger. We kunnen dus niet concluderen dat deze inkomensondersteuning helemaal niet meer nodig is. Maar het is ook een principiële kwestie. Als je om goede redenen zegt dat de uitkeringen en ook de AOW gekoppeld zijn aan het minimumloon, dan moet je, als je het minimumloon verhoogt ook de AOW en de uitkeringen verhogen. Dat vind ik een logisch en een rechtvaardig uitgangspunt. En dan moet je niet met de ene hand geven en met de andere hand nemen.
De voorzitter:
Meneer Van der Voort, een korte vraag graag.
De heer Van der Voort (D66):
Tot slot. Is de heer Van Apeldoorn zich ervan bewust dat er onderzoek gedaan is en dat gebleken is dat de IO-AOW niet doelmatig is? Het tweede is dat best veel mensen die nu AOW genieten, tot de vermogenden behoren. Zouden er dan geen specifiekere maatregelen zijn?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nou, dat de IO-AOW niet doelmatig is … Het gaat mij vooral om het idee dat in 2013 door het toenmalige kabinet-Rutte deze knop is ingevoerd van een kop boven op de AOW waar je apart aan kon draaien. Ik kan er best in meekomen dat je daar bezwaar tegen maakt. Maar vergeleken met de uitspraak die hier in de Kamer ligt, is mijn punt dat je, als je die IO-AOW eerst afbouwt naar €5 en dan vervolgens afschaft, ten opzichte van de koppeling die er anders zou zijn de AOW feitelijk verlaagt. Daarvan zeg ik: dat is gewoon niet sociaal. De heer Van der Voort zegt dat er ook hele rijke, vermogende ouderen zijn. Dat ben ik met hem eens, en ik heb allerlei ideeën over hoe we die kunnen belasten. Dan hoef je niet deze maatregelen te nemen. En dan hebben we ook meer geld voor klimaatbeleid. Dan is de heer Van der Voort goed bediend, denk ik.
Voorzitter. Er zit nog een derde voorstel in het gecombineerde wetsvoorstel, waar wij wél voor zijn, namelijk de verhoging van het kindgebonden budget. Ik wil er even bij stilstaan — dat hebben anderen ook al gedaan — dat wij hier te maken hebben met een hele lelijke vorm van gedwongen koppelverkoop, geheel in strijd met de hier breed aangenomen motie-Hoekstra. Wat vindt de staatssecretaris, zelf lid van deze Kamer toen de motie werd aangenomen, hier nu zelf eigenlijk van? Dit kan toch eigenlijk niet door de beugel, zo vraag ik de staatssecretaris. Inhoudelijk is dit wetsvoorstel een sigaar uit eigen doos, maar ook nog eens in strijd met de hier aangenomen motie-Van Rooijen. Nogmaals, mijn fractie is voor een van de in het wetsvoorstel gebundelde wetswijzigingen, de verhoging van het kindgebonden budget, maar we laten ons niet chanteren. Als het zo blijft, stemmen wij dus noodgedwongen tegen dit wetsvoorstel.
Dan kort de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Mijn fractie zal voor het wetsvoorstel stemmen, maar vindt de grens van zeven ton waarboven nu belasting betaald moet worden voor lenen uit eigen onderneming nog veel en veel te hoog.
Dan de Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten. Wat mijn fractie betreft is dit gewoon geen goed wetsvoorstel. De SP is er erg voor dat werknemers — arbeid is immers de belangrijkste bron van alle waarde — structureel gaan delen in de winst van de bedrijven waar ze werken. Wij zijn dus erg voor winstdeling voor alle werknemers. Wij hebben hiertoe in de Tweede Kamer ook voorstellen ingediend. Mijn partij heeft in het debat over dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer een motie aangenomen gekregen om onderzoek te doen naar hoe belemmeringen hiertoe kunnen worden weggenomen. Ik hoop dat de staatssecretaris hier nu ook mee aan de slag gaat. Maar het voorliggende wetsvoorstel richt zich niet op alle werknemers, maar vooral op hoogopgeleide techneuten bij start-ups. Tegelijkertijd wordt het feitelijk niet tot deze doelgroep beperkt, maar kunnen bijvoorbeeld ook managers van grote bedrijven gebruikmaken van het voordeel van belastinguitstel dat dit wetsvoorstel biedt.
Voorzitter. Ik zei het al aan het begin van mijn betoog: de vervuiler dient te betalen. We moeten echt vol aan de bak om de klimaatcrisis aan te pakken. Dat moet dan wel op een rechtvaardige manier gebeuren, namelijk door niet de rekening bij iedereen te leggen, maar bij hen die het meeste bijdragen aan de uitstoot van broeikasgassen. Het is dus in principe goed dat er met dit wetsvoorstel een CO₂-minimumprijs voor de industrie komt, ook voor het eerder vrijgestelde deel. Maar erg spijtig en opnieuw een gemiste kans vindt mijn fractie dat in lijn met de minimum CO₂-prijs elektriciteitsopwekking — waar we in maart in deze Kamer met de staatssecretaris het debat over hebben gevoerd — deze minimumprijs zo laag is gesteld, zo ver onder de huidige en verwachte ETS-prijs, dat de effectiviteit hiervan vooralsnog nul is. Dit wetsvoorstel levert dus niets op, noch voor de schatkist, noch voor het klimaat. Maar er komt een evaluatie en een mogelijke aanpassing van de tarieven. Dat is wat mijn fractie betreft ook hoog nodig. Eigenlijk hadden we daar helemaal niet op hoeven te wachten: had het gewoon in een keer goed geregeld. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe staat het nu met de evaluatie en deze, wat mijn fractie betreft gehoopte, verhoging van de minimumprijs voor CO₂?
Voorzitter. Met betrekking tot vergroening heeft mijn partij nog een voorstel: schaf de btw af op het openbaar vervoer. Maak dat ov dus ook in deze tijden van koopkrachtcrisis weer aantrekkelijker. Dat is goed voor het milieu en voor de portemonnee van mensen. Dat kunnen we prima betalen, bijvoorbeeld door de belastingvoordelen voor expats helemaal af te schaffen.
Ten slotte over de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage. Hierover zal ik kort zijn. Mijn partij pleit al veel langer voor een solidariteitsheffing om excessieve winsten van bedrijven die juist profiteren van deze energiecrisis flink te belasten. Wat dat betreft betreuren wij dat het kabinet voor een minimumtarief van 33% heeft gekozen. Overwinst, onverdiend inkomen, is gewoon helemaal in zijn geheel onwenselijk. Dat is iets wat eigenlijk niet zou moeten bestaan. Is de staatssecretaris dat met mij eens? Zo ja, waarom heeft hij niet voor een hoger tarief gekozen?
Het zou goed zijn als op basis van een motie van de Tweede Kamer de mogelijkheid van een solidariteitsheffing in tijden van crisis tot een permanent instrument gemaakt zou worden. Maar eigenlijk is "solidariteit" hier niet het goede woord als het gaat om overwinsten. Zoals ik net al zei, zouden die er sowieso niet moeten zijn. Als het om solidariteit gaat, zou je in tijden van crisis ook een extra bijdrage kunnen vragen van alle bedrijven waar het goed mee gaat, alsook van bijvoorbeeld de meest vermogende Nederlanders. Graag een reflectie van de staatssecretaris.
Voorzitter, ik rond af. Ik heb in mijn bijdrage niet alle elf wetsvoorstellen kunnen behandelen, laat staan uitputtend, maar ik heb er vooral voor gepleit om het fundamentelere politieke debat te voeren over wat een rechtvaardig belastingstelsel is. Dat hebben we nu niet in Nederland, wat betreft de SP-fractie. Dit kabinet zet eindelijk stapjes in de goede richting, maar we moeten en mogen het daar niet bij laten. Anders zullen we bijvoorbeeld zien dat, al dan niet na een tijdje, die vermogensongelijkheid in Nederland gewoon weer gestaag doorgroeit, terwijl bij de volgende crisis ook de armoede weer toeneemt. Ik hoop dus vooral ook dat debat morgen met de staatssecretaris en de andere aanwezige bewindslieden te kunnen voeren.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan geef ik het woord aan meneer Van Strien. Hij spreekt namens de PVV.