Plenair Karimi bij behandeling Begroting Buitenlandse Zaken 2023



Verslag van de vergadering van 20 december 2022 (2022/2023 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Karimi i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Normaal gesproken behandelen we hier inderdaad de begroting van Buitenlandse Zaken niet. Dit keer hebben we er in de commissie een gesprek over gehad. Juist vanuit respect voor artikel 90 van de Grondwet, waarin ook het bevorderen van de internationale rechtsorde centraal staat, meenden we dat het belangrijk is om dat wel te doen, vooral ook in relatie tot Iran. Natuurlijk realiseer ik me, namens de GroenLinksfractie, ook dat er veel meer gaande is. Zeker de oorlog in Oekraïne houdt ons allemaal bezig.

Ik bedank de minister voor de beantwoording. Ik kom terug op één antwoord van de minister over de Mensenrechtenraad en dat dit allemaal blijkbaar wel tijd kost. Ik heb begrepen dat men beweert dat men pas in maart een onderzoekscommissie kan samenstellen. Tot dat moment zijn er waarschijnlijk weer ik-weet-niet-hoeveel jonge mensen geëxecuteerd. Dat is gewoon onacceptabel. Ik zou de minister met klem willen verzoeken echt het gesprek aan te gaan over dat dit niet zo lang op zich mag laten wachten.

Voorzitter. De kern van mijn betoog was om die straffeloosheid in de zaak Iran te bestrijden. De minister is heel kort ingegaan op mijn suggesties rondom het ICC. Hij zei dat hij dat ter harte wilde nemen. Daar ben ik heel erg blij mee. Om heel erg scherp te maken wat deze Kamer graag zou willen dat de minister doet, dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Karimi, Backer, Huizinga-Heringa, Beukering, Van Apeldoorn, Koffeman, Raven, Mei Li Vos, Nicolaï en Dittrich wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 90 van de Nederlandse Grondwet de bevordering van de internationale rechtsorde door de Nederlandse regering voorschrijft;

van mening dat grove en systematische schendingen van mensenrechten door staten en misdaden tegen de menselijkheid ernstige aantastingen van de internationale rechtsorde betekenen;

constaterende dat de Islamitische Republiek Iran sinds haar oprichting in 1979 systematisch, grootschalig en op grove wijze mensenrechten schendt, inclusief de rechten van kinderen, vrouwen en etnische en religieuze minderheden;

constaterende dat sinds het uitbreken van massale en wijdverbreide vreedzame protesten met de leus "vrouw, leven, vrijheid" na de dood van Mahsa Jina Amini op 16 september 2022 het Iraanse regime op brute wijze, door onder andere excessief geweld, gerichte beschietingen van demonstranten, massale arrestaties, gevangenschap, folteringen, verkrachtingen en executies van vrouwen, mannen en minderjarige kinderen tegen de Iraanse bevolking optreedt;

constaterende dat door het lekken en hacken van geluidsmateriaal en websites van verschillende Iraanse veiligheidsorganen, staatsmedia en leiders van de Islamitische Republiek, onder andere de uitlatingen van de leider van de Iraanse Revolutionaire Garde, duidelijk het beeld naar voren komt van een bewust, planmatig en gericht gebruik van excessief geweld tegen de Iraanse bevolking, inclusief etnische en religieuze minderheden;

van mening dat hier sprake kan zijn van misdrijven tegen de menselijkheid, zoals gedefinieerd in artikel 7 van het Statuut van Rome inzake het ICC;

voorts van mening dat, gezien artikel 90 van de Grondwet en de bijzondere positie van Nederland als partij en gastland van het ICC, de Nederlandse regering een speciale rol speelt in het laten berechten van de verantwoordelijken voor misdrijven tegen de menselijkheid door het Iraanse regime;

constaterende dat de Islamitische Republiek van Iran weliswaar het Statuut van Rome niet heeft geratificeerd maar wel heeft getekend, en verder door in 2020 een zaak tegen de VS in verband met de dood van Qasem Soleimani, de leider van de Quds-brigade van de Iraanse Revolutionaire Garde, aanhangig te maken bij het ICC, de facto de jurisdictie van het ICC heeft erkend;

verzoekt de regering:

  • actief en in samenwerking met internationale mensenrechtenorganisaties bij te dragen aan het verzamelen van bewijsmateriaal van schendingen van mensenrechten en van misdrijven tegen de menselijkheid in Iran door de Islamitische Republiek ten behoeve van het internationaal strafrechtelijk vervolgen van verantwoordelijken, vergelijkbaar met wat Nederland in relatie tot Syrië heeft gedaan;
  • gebruik te maken van de bevoegdheid van partijen bij het Statuut van Rome conform artikel 14 van het Statuut van Rome om de zaak van Iran voor te leggen aan de aanklager van het ICC voor een onderzoek naar misdaden gepleegd door het Iraanse regime;
  • het ICC voldoende middelen beschikbaar te stellen om dit onderzoek uit te kunnen voeren;
  • de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter E (36200-V).

Dan is het woord vervolgens aan de heer Raven.