Verslag van de vergadering van 24 januari 2023 (2022/2023 nr. 16)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.54 uur
Mevrouw Prast i (PvdD):
Dank, voorzitter. Uw excuses worden graag aanvaard.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Prast (PvdD):
Laat ik beginnen met de complimenten aan de heer Karakus voor het feit dat hij zo'n grote en brede waaier aan partijen achter zich heeft kunnen scharen voor zijn betoog. Dat ik daar niet bij hoor, betekent niet dat de Partij voor de Dieren de jeugdzorg niet heel belangrijk vindt en zich daar geen zorgen over maakt. Maar ik kan niet én de heer Karakus namens mij laten spreken én hier zelf spreken, dus vandaar dat ik hier sta.
Mijn bijdrage aan dit debat over de begroting van VWS spitst zich toe op preventie. Dat is een van de dossiers van deze staatssecretaris. Kort na zijn aantreden kondigde hij aan zich volop te zullen inzetten voor een gezond, fit en veerkrachtig Nederland met minder gezondheidsachterstanden. Dat vraagt, aldus de staatssecretaris, om een kabinetsbreed preventiebeleid en een brede aanpak met stimulering van een gezonde leefstijl. De fractie van de Partij voor de Dieren is blij dat de staatssecretaris gezondheid wil bevorderen en gezondheidsverschillen wil verkleinen. Nederland is een van de landen met het grootste verschil in levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden. Volgens de staatssecretaris heeft de coronapandemie ons extra met de neus op de feiten gedrukt, omdat er relatief veel mensen met overgewicht op de intensive care terechtkwamen. Maar de coronapandemie heeft ons natuurlijk ook in een ander opzicht op de feiten gedrukt, namelijk dat we de waarschuwingen voor het risico van een zoönosepandemie niet serieus genomen hebben. We kennen de oorzaken en risicofactoren: intensieve veehouderij, diertransporten, klimaatverandering, meer contact met wilde dieren, ontbossing en meer internationale handel en internationaal reizigersverkeer. Dat is wat de commissie-Bekedam schreef in het onderzoek op verzoek van het vorige kabinet.
De Partij voor de Dieren waarschuwde allang vóór COVID-19 voor de risico's van een zoönosepandemie. Ik schreef in 2010 mee aan een boek uitgegeven door de Nicolaas G. Pierson stichting, het wetenschappelijke bureau van de partij. Daarin stond een hoofdstuk van hoogleraar Pim Martens, die de gevaarlijke scenario's schetste. Heeft het kabinet in de ogen van de staatssecretaris genoeg preventielessen getrokken uit de covidpandemie? Nederland heeft hierin een zelfstandige rol, want Nederland is, aldus de rapportage van de expertgroep, alweer onder leiding van Bekedam, een mogelijke hotspot voor zoönotische uitbraken door het grote aantal dieren en mensen op een relatief klein oppervlak en door het grote aantal reis- en dierbewegingen door Nederland als internationaal export- en doorvoerland. Dat zijn toch oorzaken waar Nederland, het kabinet, zelf iets aan kan doen, ook in het kabinetsbrede preventiebeleid? Hoe ziet de staatssecretaris hier zijn verantwoordelijkheid in het kader van preventie ten behoeve van een gezond Nederland?
Voorzitter. Dit debat is aangevraagd in het kader van de jeugdzorg met een grote j. Ook als het gaat om zoönoserisico's moeten we zorgen voor de jeugd. Die heeft extra belang bij zoönosepreventie, want de jeugd heeft meer levensjaren te verliezen als het misgaat. Ook hebben jongeren een grotere kans dat ze gedurende hun leven een zoönosepandemie meemaken. Begin dit jaar, dus een paar weken geleden, maakte de WHO de eerste besmetting met vogelgriep in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied bekend. Dan bedoel ik: de besmetting van een mens met vogelgriep. Het gaat om een voordien kerngezond meisje van 9 jaar dat ernstig ziek is. Het begon op eerste kerstdag met oogontsteking en werd gevolgd door septische shock en longontsteking. Het meisje ligt nu op de intensive care in quarantaine en wordt beademd. Afgelopen week werd bekend dat het gevaarlijke vogelgriepvirus H5N1 vorig najaar in Europa rondging onder nertsen. Dat was in Spanje. Dat is heel slecht nieuws, want dit is voor het eerst dat dit virus overgaat van zoogdier op zoogdier. De mortaliteit van dit virus onder mensen ligt op ruim 50%, vele male hoger dan die van COVID-19 voordat er vaccins waren. Maar het lijkt erop dat het postcovidkabinetsbeleid er een is van back to normal, met vooral hopen op het beste. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom het kabinet het belang van gezondheidspreventie zo benadrukt, maar het zoönoserisico niet aanpakt?
Voorzitter. Gezonde leefstijl is van groot belang. Er zijn al vele jaren allerlei met belastinggeld gefinancierde initiatieven om die te bevorderen, ook, of zelfs vooral, onder jongeren. Voorbeelden bij uitstek zijn Jongeren Op Gezond Gewicht, ook wel JOGG genoemd, en de Gezonde School. Ik begin met JOGG. Op basis van recent RIVM-onderzoek naar de effectiviteit daarvan lijkt op het eerste oog de conclusie dat JOGG een gunstig effect heeft, al verschilt het niet significant van nul. Wie goed leest, ziet echter dat deze conclusie niet gebaseerd is op een fysieke meting, dus op het lichaam van de jongere als gevolg van bewegen en eten, maar op antwoorden op vragenlijsten, waarbij mensen dus zelf iets invullen over hun al dan niet gezonde gedrag. Dan lees je ook dat cohorten niet zijn gevolgd in de tijd en dat er geen random toewijzing aan het onderzoek geweest is, en er dus mogelijkerwijs, waarschijnlijk zelfs, sprake is van selection bias. Dit betekent dat we helemaal niet weten of dit belastinggeld op een zinvolle manier wordt besteed. En elk dubbeltje uitgegeven aan de zorg telt. Wat de Gezonde School betreft geldt iets vergelijkbaars. Niet een gezonde leefstijl is de uitkomstmaat, maar of scholen zich inspannen. Ik vraag de staatssecretaris of het niet eens tijd wordt voor jeugdpreventiebeleid waarvan we weten dat het effectief is.
Een laatste vraag over gezonde leefstijl onder jongeren gaat over sportlessen. In mijn tijd heette dat "lichamelijk oefening" en het was voor mij de meest gehate en gevreesde les op school. Sinds de invoering van de Wet educatie en beroepsonderwijs in 1996 zijn sportlessen op het mbo, anders dan bijvoorbeeld op het vwo, niet meer verplicht. Die maken dus geen onderdeel uit van het curriculum. Waarom zouden we het gymnastiekonderwijs op het mbo niet weer invoeren? Ik overweeg een motie op dit punt.
Voorzitter. Dit was mijn bijdrage. Ik zie uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Mevrouw Prast, dank u wel voor uw bijdrage. En dan wederom de vraag: wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan overweeg ik om de vergadering twintig minuten te schorsen. Is dat voldoende voor de staatssecretaris om zich voor te bereiden op de beantwoording? Ja, dat is het geval. Dan schors ik tot 15.25 uur. Dank u wel.