Verslag van de vergadering van 21 februari 2023 (2022/2023 nr. 20)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.58 uur
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Enkele jaren geleden werd een onderzoek gedaan onder mensen die getrouwd waren. Een op de tien voelde zich gevangen in een liefdeloos huwelijk. Een op de zeven mensen wenste dat hij of zij met iemand anders was getrouwd en een op de vijf voelde zich gevangen in zijn of haar huwelijk. Ik vond dat nogal schokkende cijfers. Maar het goede nieuws is: als het huwelijk echt niet werkt en men daar ongelukkig over is, dan kan men scheiden. Je hoeft niet bij elkaar te blijven.
Helaas geldt dat niet voor iedereen. Het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, gaat over een specifieke groep mensen die niet of heel moeilijk kan scheiden. Het zijn de mensen die behalve hun burgerlijk huwelijk ook een religieus huwelijk hebben gesloten. Een partner weigert medewerking aan de ontbinding van het religieuze huwelijk. Als een echtpaar voor de Nederlandse wet gescheiden is, betekent dit niet automatisch dat het paar ook religieus gescheiden is. In zo'n situatie kan iemand dus tegen zijn of haar wil vast komen te zitten in een huwelijk. Oorzaken zijn bijvoorbeeld dat de echtgenoot niet wil scheiden of dat de regels van de religie of de sociale omgeving een scheiding niet accepteren, mede door machtsongelijkheid. Een derde mogelijkheid is dat het huwelijk in het buitenland is gesloten. De partners hebben daarom te maken met een buitenlandse wet, waarin staat dat de man het initiatief moet nemen om te scheiden. Hierdoor kan iemand dus geen nieuwe relatie beginnen of opnieuw trouwen. En als de vrouw dat toch doet — meestal is het de vrouw — kan ze het slachtoffer worden van sociale uitsluiting, bedreiging, stalking en geweld alsmede beschuldigd worden van overspel en bigamie.
Bij bijna zes op de tien vrouwen die van 2017 tot 2022 slachtoffer waren van moord of doodslag, was de vermoedelijke dader hun ex-partner of hun partner. Dat zijn de cijfers van het CBS. Elke acht dagen wordt een vrouw gedood door haar ex-partner. Nederland staat wat dat betreft op nummer drie in Europa. Vreselijk. Mijn vraag aan de minister is: verwacht de minister dat deze wetswijziging in Nederland kan bijdragen aan de vermindering van femicide, van vrouwen die gedood worden, bijvoorbeeld door hun ex-partner?
Het probleem van huwelijkse gevangenschap komt in verschillende religies voor: in de islam, het christendom, het hindoeïsme en het jodendom. Meestal zijn het de vrouwen die gevangen zijn in het huwelijk en zijn het de mannen die de wetten hebben gemaakt of in het geloof de belangrijkste plek innemen. Mijn vraag aan de minister is: is er zicht op hoeveel vrouwen die een binding met Nederland hebben in zo'n kwetsbare situatie zitten?
Het wetsvoorstel is een stap vooruit, ook voor wat betreft de amendementen. Mevrouw De Boer sprak daar al over. Ik vind het een meerwaarde van de Eerste Kamer dat de Eerste Kamer heel kritisch was op het oorspronkelijke wetsvoorstel. Er is toen een novelle gekomen. Daarin zijn de amendementen uit de Tweede Kamer weer uit de tekst van de wet gefietst. Het is een belangrijke verbetering, zoals het wetsvoorstel en de novelle nu luiden.
Het wetsvoorstel probeert de huwelijkse gevangenis te doorbreken. De partner wordt geacht mee te werken aan de ontbinding van de religieuze verbintenis. Het nieuwe tweede lid van artikel 68 zegt nu: "een partij bij een religieuze of levensbeschouwelijke verbintenis móet meewerken aan het ontbinden van die verbintenis als de partner daarom verzoekt". Er is echter ook een uitzondering. Er staat: "tenzij dit, gelet op zwaarwegende belangen, in redelijkheid niet kan worden gevergd". De jurisprudentie zal moeten uitwijzen wanneer deze ontsnappingsclausule zich kan voordoen. Het is in de meeste gevallen aan de man om zulke zwaarwegende argumenten aan te voeren, op basis waarvan van de hoofdregel van medewerkingsplicht zou kunnen en moeten worden afgeweken. Dat lijkt mij heel erg lastig. Aan wat voor situatie zouden we dan moeten denken? Is er jurisprudentie over in andere landen met vergelijkbare wetten?
Er kan een situatie ontstaan dat het burgerlijk huwelijk door de rechter wordt ontbonden, dat de partij wordt bevolen mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk, bijvoorbeeld op straffe van verbeurte van een dwangsom, maar dat die partij niet meewerkt, bijvoorbeeld omdat hij naar het buitenland is vertrokken. Het religieus huwelijk blijft dan bestaan, tegen de zin van de andere partij. Het liefst zou je willen dat het echtscheidingsvonnis van het burgerlijk huwelijk meteen ook geldt als echtscheiding in het religieuze huwelijk. Dat kan dan weer niet vanwege de scheiding van Kerk en Staat. Hoe kijkt de minister aan tegen die patstelling?
Wel staan de burgerlijk rechter dwangmiddelen ter beschikking om het onrechtmatig niet meewerken aan zo'n religieuze echtscheiding af te wenden, bijvoorbeeld in de vorm van een dwangsom of zelfs lijfsdwang en gijzeling. Daar kan zelfs een termijn aan worden gekoppeld waarbinnen alsnog moet worden meegewerkt. Dan nog is het geen garantie dat er medewerking aan de ontbinding van het religieuze huwelijk wordt verleend. De vraag die ik als Eerste Kamerlid stel, is: wat zegt dit over de uitvoerbaarheid van de opgelegde dwangmiddelen? Hoe kan de overheid deze patstelling voor eens en voor al beëindigen?
Een oorzaak van de patstelling zou kunnen zijn dat de religieuze leer geen echtscheiding kent of echtscheiding ontmoedigt. Het kan ook zijn dat het huwelijk in het buitenland is gesloten en dat partners om die reden te maken hebben met buitenlandse wetgeving, waarbij in de wet is vastgelegd dat alleen de man de initiatiefnemer is bij het regelen van een scheiding. In sommige landen is het wettelijk huwelijk een religieus huwelijk. In deze landen wordt een Nederlandse echtscheiding niet zomaar erkend. Dat komt doordat men in het land van mening is dat de wijze waarop de echtscheiding heeft plaatsgevonden niet in overeenstemming is met de openbare orde of goede zeden. Als een vrouw dan hertrouwt of een relatie met een ander begint en officieel nog niet gescheiden is, loopt zij in dat land het risico op strafrechtelijke vervolging wegens bigamie of overspel. Men kan dus in Nederland voor de wet gescheiden zijn, maar in het land waar het huwelijk gesloten is nog wel getrouwd zijn.
In dergelijke gevallen dient meestal een procedure tot erkenning van een Nederlandse echtscheiding, of een echtscheidings- of nietigverklaringsprocedure gestart te worden in het land waar het huwelijk is gesloten. Dit geldt voor veel landen waarin religieus huwelijksrecht het enige geldende is en dus ook het enige wettelijke recht is. Ik noem de landen Egypte, Filipijnen, Iran, Israël, Marokko, Pakistan en Syrië. Wat zijn de ervaringen van Nederland met die landen en welke rol kunnen Nederlandse diplomaten in die landen spelen om problemen te helpen oplossen?
Zijn er situaties denkbaar waarin de man uiteindelijk wel wil meewerken aan de religieuze echtscheiding, maar dat daarvoor de tussenkomst van bijvoorbeeld een rabbijn of een imam noodzakelijk is? Wat als die religieuze functionaris weigert om medewerking te verlenen? Is er dan nog wat aan te doen? Graag een reactie van de minister.
Zijn er gegevens die aantonen dat huwelijkse gevangenschap in Nederland meer voorkomt, met name onder migrantengemeenschappen? Zo ja, welke zijn dat? Hoe kunnen we die gemeenschappen met goede voorlichting bereiken?
Over voorlichting gesproken: ik heb alle voorlichtingsfolders gelezen die de overheid in verschillende talen heeft gemaakt, in samenspel met maatschappelijke organisaties. Ik begreep dat Femmes for Freedom en ook andere organisaties hierbij betrokken waren. Is er veel vraag naar die informatie over dit probleem? Zijn daar gegevens over? Zijn er nog witte vlekken? In hoeverre werkt de Nederlandse overheid samen met religieuze gemeenschappen om huwelijkse gevangenschap tegen te gaan?
Voorzitter. Tot slot. Op 13 oktober van het afgelopen jaar heeft onze collega Margreet de Boer van GroenLinks een belangwekkend rapport uitgebracht voor de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Het rapport is getiteld: Finding solutions to remedy marital captivity. Naar het oordeel van de fractie van D66 is dit een belangrijk rapport. Als we kijken naar de tekst van het wetsvoorstel en het flankerend beleid, dan zien we nogal wat aanbevelingen in dit rapport waar Nederland mee aan de slag kan. Zou de minister op dit rapport willen reageren en willen aangeven of er nog aanvullend beleid ontwikkeld moet worden om huwelijkse gevangenschap tegen te gaan?
Voorzitter. Ook ik eindig met een conclusie. Die conclusie is eigenlijk dezelfde als de conclusie die mevrouw De Boer ook namens de Partij van de Arbeid trok. Ook de fractie van D66 staat namelijk positief tegenover dit wetsvoorstel. Wel kijken wij belangstellend uit naar de beantwoording van de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dittrich. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 19.00 uur voor de dinerpauze.