Verslag van de vergadering van 7 maart 2023 (2022/2023 nr. 21)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.42 uur
De heer Janssen i (SP):
Voorzitter. Waar is de tijd gebleven dat voor het CDA een datum niet heilig was? Het lijkt nog maar zo kort geleden. De minister zei: het is niet de vraag óf de Omgevingswet ingaat, maar wanneer. Maar als deze Kamer geen KB vaststelt, is er geen Omgevingswet. Dat heeft minister Ollongren heel duidelijk gezegd in antwoord op een vraag die ik haar toen heb gesteld. Zo simpel is het ook.
Voorzitter. Ik ga er wat staccato doorheen naar aanleiding van de volgorde van de beantwoording van de minister. Hoe realistisch is het om van de provincies plannen te verwachten in het derde kwartaal? De provincies zijn dit hele jaar al bezig zijn met hun verkiezingen en gaan na volgende week praten over coalitievormingen. Je kunt redelijk aanvoelen dat het enige tijd gaat duren voordat er links en rechts weer coalities gevormd zijn. In het derde kwartaal moeten er plannen liggen. Dat zullen dan de nieuwe Staten moeten gaan doen, tenzij al die plannen nu al klaar zijn en nog door de oude Staten afgehandeld zijn. Ik zie daar toch wel wat beren op de weg. Misschien kan de minister nog even zeggen wat het pad wordt, als blijkt dat het in het derde kwartaal helemaal niet gaat lukken met die provinciale plannen. Dat laat zich toch wel redelijk voorspellen.
Ik vroeg de minister wat de Omgevingswet nu doet voor de burger. Is het nou die dakkapel, die bomenkap en hoe vaak gebeurt dat nou in een leven? Daar is inmiddels het wonen naast het spoor bij gekomen als extra categorie, maar dat blijft natuurlijk buitengewoon mager als je kijkt hoeveel burgers het betreft. De minister haalde er steeds weer de bedrijven bij om het op die manier te verbreden. Dat snap ik, maar wij blijven toch grote twijfels hebben wat de toegevoegde waarde betreft.
De minister zei ook dat er ten onrechte grote woorden over de Omgevingswet worden gebruikt, maar het was de minister-president die sprak over "de grootste wetgevingsoperatie sinds de herziening van de Grondwet in 1848". Volgens mij deed hij dat nog bij de Algemene Politieke Beschouwingen, toen ik hem vroeg naar de Omgevingswet. Het was minister Schultz van Haegen-Mees Geesteranus ... Maas Geesteranus. Dat helpt me eraan te herinneren dat ik me nog moet inschrijven voor het debat van volgende week over de dubbele achternamen. Zij sprak over "de grootste ICT-operatie ooit" bij de overheid. Dat waren niet onze woorden; dat waren de woorden van de bewindspersonen die aangaven hoe groot dit project wel niet was en is.
Wat mij een beetje tegenviel, was dat de minister zei: ja, maar er worden toch wel heel veel procedures gebruikt om tijd te rekken. Dat vind ik toch een beetje regeren uit wantrouwen. Wij krijgen vaak het verwijt: ja, maar er moet meer vertrouwen zijn en er wordt altijd maar wantrouwen geuit. Het generaliseren dat er heel veel wordt geprocedeerd alleen maar om tijd te rekken, vind ik toch ook wel wat regeren uit wantrouwen. Dat vind ik ook niet helemaal passend.
Over de toegankelijkheid heeft de minister gezegd wat hij erover gezegd heeft. De overheid heeft daar inderdaad een voorbeeldfunctie in. Ik zal daar aan het eind toch de betreffende motie over indienen.
Waar ik wel graag een reactie van de minister op wil, is niet zozeer dat er in de schriftelijke beantwoording een ander antwoord is gekomen en vandaag ook. Maar wat nou als wij dat hier niet opgemerkt hadden? Dan was er een wet in werking getreden die niet voldaan had aan de wettelijke plicht die geldt voor de websites. Hoe kan het nu niemand opgevallen zijn dat dit een in potentie discriminerende wet zou worden per 1 januari, die variërend tussen de 2 miljoen en de 4 miljoen mensen, afhankelijk van wie je erbij telt, tekort zou doen? Hoe kan dat nou? Hoe heeft dit kunnen gebeuren? Daar wil ik toch nog wel een antwoord van de minister op.
Voorzitter. De minister heeft een paar keer verwezen naar de motie van het VNG-congres en hij was moties aan het parafraseren. Laat ik dan nog een minister parafraseren, wijlen minister Vredeling: congressen voeren geen wetten in; dat moeten wij altijd hier nog zelf doen en met onze eigen afwegingen.
Voorzitter. In de beantwoording zei de minister dat het AcICT tegen de Kamer heeft gezegd "doe uw werk". Ja, dat heeft het AcICT ook tegen de minister gezegd, toen hij aan het AcICT vroeg om actief reallife te participeren in de verdere ontwikkelingen in de Omgevingswet, dus in het DSO. Helemaal eens: we moeten allemaal ons werk doen waar we voor aan de lat staan. Ik heb toch wel regelmatig als antwoord van de minister gehoord: "Wat moet werken, werkt ook. Aan de andere kant is er toch ook heel veel dat niet werkt, maar dat komt goed." Dan is mijn vraag als volgt. Het is wel heel veel basis, basis, basis. Misschien is dat minimale basisniveau wel bestuurlijk afgesproken tussen de koepels en de bestuurspartners, maar de uitvoering blijkt toch tegen problemen aan te lopen. Dat vind ik wel een probleem. Misschien is dat minimale invoeringsniveau wel gewoon té minimaal. Dat blijkt ook als we kijken naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De minister doet het een beetje af alsof wat zij vragen, nice to have is. Maar voor de Raad van State is het echt need to have. Die klimmen niet voor niks in de pen met deze tekst en deze boodschap. Dat is niet omdat ze ons nog iets mee willen geven van: goh, dit zouden we fijn vinden, maar kijk maar. Nee, ze zeggen echt: dit is noodzakelijk; dit willen we, en het liefst zes maanden van tevoren, zodat we gedegen kunnen oefenen. Maar de minister gaat daar misschien nog iets over zeggen.
Voorzitter. Dan de financiering. Die 50 miljoen is een soort eigen leven gaan leiden. Die is er nog steeds. Dan is mijn vraag: hoe zit het nou met die 50 miljoen? Er zal nog cofinanciering moeten komen, maar moet dat dan in dezelfde verhoudingen zijn als het integrale financiële beeld in 2019? Daarin was het 1,9 miljard, waarvan 1,4 voor de miljard voor de gemeenten, 300 miljoen voor het Rijk, 100 miljoen voor het IPO en 100 miljoen voor de unie. Betekent dat dat die 50 miljoen ook in die verhoudingen door de minister beschikbaar wordt gesteld? Ten opzichte van die 50 miljoen zou dat betekenen dat er 70% van de gemeenten bij moet, 20% van het Rijk, 5% van de unie en 5% van het IPO. Dat betekent dat gemeenten met bijna 200 miljoen op de proppen moeten komen. Is dat wat de minister wil, of zegt hij: die 50 miljoen is beschikbaar voor de verdere uitbouw en daar kunnen de partners hun voordeel mee doen, maar ik verwacht dat ze er ook zelf nog wat aan bijdragen? De minister zei: de vraag is niet zozeer relevant wanneer dat gaat gebeuren. Ik vind het wél relevant wanneer dat gaat gebeuren, want voor je het weet, wordt de basis de standaard, omdat iedereen zich daaraan is gaan committeren en daaraan gewend is geraakt.
Voorzitter. Dan nog één punt. Dat is het nu invoeren voordat het inzakt. Het omgekeerde kan ook het geval zijn, namelijk dat als op het moment van stemming bekend wordt dat het per 1 januari ingaat, mensen denken dat ze aan de finish zijn, terwijl je dan te horen krijgt dat je pas aan het begin, aan de start staat en dat het nog twee keer zo zwaar wordt na de finish. Het risico daarvan is dat mensen gaan denken: ja, maar de wet is toch ingevoerd, dus we kunnen nu toch gewoon door?
Voorzitter. Voor mijn fractie is in ieder geval duidelijk dat de beantwoording niet dusdanig is dat mijn fractie het standpunt heeft gewijzigd dat het nu onverantwoord zou zijn om het per 1 januari in te laten gaan. Want we denken dat het zorgvuldiger zou kunnen. In die lijn zal ik mijn fractie ook adviseren. Mag ik dan misschien als laatst nog even een motie voorlezen?
De voorzitter:
Door de leden Janssen, Kluit, Nicolaï, Fiers, Raven, Van der Linden, Van Dijk, Moonen, Otten en Dessing wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de digitale ontsluiting van de Omgevingswet voor iedereen toegankelijk moet zijn;
constaterende dat nieuwe websites en apps van de overheid wettelijk verplicht zijn per direct te voldoen aan alle eisen op niveau A en AA van de norm Web Content Accessibility Guidelines 2.1;
verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat voor inwerkingtreding van de Omgevingswet alle betreffende websites, waaronder, maar niet uitsluitend, de websites van het Digitaal Stelsel Omgevingswet, minimaal voldoen aan alle eisen op niveau A en AA van de norm Web Content Accessibility Guidelines 2.1, en de Eerste Kamer hier uiterlijk zes weken voor inwerkingtreding van de Omgevingswet over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter FA (33118, 34986).
De heer Van der Linden staat al een tijdje geduldig te wachten.
De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):
Zeer geduldig. Ik heb nog een vraag over het scenario dat de heer Janssen net schetste, dat nu instemmen met de invoeringsdatum ertoe zou kunnen leiden dat iedereen achterover gaat leunen, zo van: de wet is erdoor; nu doen we niks meer. Ik wil toch vragen aan de heer Janssen: is dat nou echt een realistisch scenario? Als die wet wordt ingevoerd op 1 januari, dan gaan toch al die decentrale overheden, die waterschappen, provincies en gemeenteraden aan hun bestuurders vragen: "Joh, we lezen in de krant dat het nu echt menens is. Zijn we er klaar voor? Laat dat eens zien." Dat is toch juist iets waar volksvertegenwoordigers direct voor in actie komen? U schetst het scenario van "dan doen we niks". Ze konden er tot nu toe mee wegkomen door te zeggen "of de invoering er komt, is nog maar onzeker". Dus hoe realistisch is dat scenario nou?
De heer Janssen (SP):
Dat lijkt me buitengewoon realistisch op het moment dat er veel afkomt op mensen die tot nu toe gedacht hebben "het zal wel meevallen" of "we denken dat we er klaar voor zijn", maar dat in de praktijk helemaal niet zo blijkt te zijn. Ik heb er in het verleden al vaker naar verwezen dat in veel gemeenten kopgroepen van ambtenaren zijn gevormd, maar dat die langzamerhand zo ver voor het peloton uit zijn geraakt dat de hele meute die erachteraan komt op achterstand kan staan en een heleboel in te halen heeft. Er is het scenario dat ons al vijf jaar geschetst wordt, namelijk dat alles inzakt als er geen datum is. Maar ik denk dat het ook goed is om naar het andere scenario te kijken en te zeggen: misschien worden mensen wel zo overvraagd dat ze daar de moed van in de schoenen zakt omdat het te veel is. Ik acht beide scenario's realistisch. Ik sluit het één niet uit en het ander ook niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Klip-Martin namens de fractie van de VVD.