Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Eerste tranche Wijziging Wet publieke gezondheid



Verslag van de vergadering van 15 mei 2023 (2022/2023 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.06 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Een aantal fracties in de Kamer, met de coalitiepartijen voorop, wil koste wat kost over het eigen politieke graf heen regeren door zowel de pandemiewet als de Pensioenwet er nog snel voor de Kamerwisseling door te drukken. De zorgvuldigheid die hier altijd zo met de mond beleden wordt, is voor die gelegenheid maar even keihard kaltgestellt. Pas afgelopen vrijdagnamiddag ontvingen we de bijna 120 pagina's aan beantwoording van de minister in de nota naar aanleiding van het verslag. Een eerder gevraagde positionpaper van de deskundigen hebben we helaas niet kunnen ontvangen. Is dit zorgvuldigheid? Als dit de houding is waarmee ook met de uitvoering van deze wet wordt omgegaan, dan belooft dat niet veel goeds.

Voorzitter. Als dit dictatoriale wetsvoorstel niet door deze Kamer wordt verworpen, dan laat de Eerste Kamer zich op essentiële en cruciale onderdelen uitschakelen door deze soort machtigingswet. Juist bij het beperken van grondrechten mag dit nooit gebeuren en is volledige parlementaire betrokkenheid van beide Kamers van de Staten-Generaal essentieel. Dat is juist om het oordeel over het blokkeringsrecht niet alleen te laten afhangen van de aan een regeerakkoord gebonden Tweede Kamer, waarbij coalitiedwang effectieve controle in de weg kan staan. Met veel poeha stelt de minister zelfs, en ik citeer: "Legitimiteit van overheidsoptreden wordt immers niet uitsluitend bereikt door parlementaire betrokkenheid bij de besluitvorming, maar ook door effectief bestuur in de vorm van slagvaardige crisisbestrijding." Oftewel, laat dat lastige parlement maar in het sop gaar koken; we moeten als kabinet vooral slagvaardig zijn.

Maar wat is slagvaardig? Burgers opsluiten met niet-werkende avondklokken en lockdowns. Het mkb, de horeca en de kermisexploitanten de afgrond in helpen met niet aantoonbaar effectieve sluitingen. Aan de bevolking contraproductieve toegangsbewijzen met QR-codes opdringen. Scholen onnodig lang gesloten houden. Vaccinatiedrang forceren door onderscheid te maken tussen vrijheden voor ongevaccineerden en gevaccineerden. Ouders die niet met hun kinderen mee naar de zwemles mogen. Sportvoorzieningen gesloten houden. Boetes uitdelen aan mensen die in de openlucht net iets minder dan 1,5 meter van elkaar op een bankje zitten. Et cetera, et cetera. En dat allemaal hoogdravend aan laten kondigen door de minister-president in een wekelijkse persconferentie om de afhankelijkheid van de bevolking van het kabinet nog maar wat extra te benadrukken. Is dat slagvaardige crisisbestrijding of is effectief bestuur zorgvuldig kijken naar wat zinvol en noodzakelijk is, zonder collectief de vrijheden en grondrechten in te perken?

Mevrouw Prins i (CDA):

Ik heb even een vraag aan de heer Van Hattem. We hebben het hier toch over een wet waarin al deze voorbeelden juist niet voorkomen? Dus ik begrijp uw verhaal niet helemaal. We hebben het nu namelijk over een wet voor de toekomst en niet over een wet uit het verleden. We praten hier niet over de evaluatie.

De heer Van Hattem (PVV):

Er zitten een paar elementen in. Allereerst staat letterlijk in de stukken van de minister dat deze wet voortbouwt op de coronamaatregelen. Dus dit is een voortzetting van wat er toen is besloten. Daarbij komt dat een aantal van de door mij genoemde maatregelen wel degelijk opgenomen is in het wetsvoorstel. En je hebt natuurlijk nog altijd die noodbevoegdheid die eigenlijk een ongelimiteerd aantal maatregelen mogelijk kan maken. Dus wat er toen is gebeurd, kan opnieuw worden ingezet. En ik blik ook op terug op wat de minister zegt, namelijk op wat volgens hem daadwerkelijk effectief bestuur is. Nou, daar zet ik mijn vraagtekens bij. Als je maatregelen neemt die niet aantoonbaar effectief zijn, maar wel grote maatschappelijke gevolgen hebben en de grondrechten ernstig inperken, dan ben je niet bezig met effectief bestuur. Dan ben je de bevolking voor de gek aan het houden en in de penarie aan het helpen.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik vraag het nog een keer. We hebben het over een toekomstige wet, over toekomstige maatregelen. Er worden er maar een paar genoemd. Ik kan me ook herinneren dat ik de minister heb horen zeggen dat schoolsluitingen en sluiting van sport niet meer zouden kunnen voorkomen. De toegangsbewijzen worden er ook niet in genoemd. Dus ik vraag me even af: wat is de reden om het zo zwartgallig neer te zetten, terwijl de wet veel strakker en meer doelgericht is opgesteld?

De heer Van Hattem (PVV):

Het is maar de vraag of dat niet gaat voorkomen. Er zit natuurlijk een noodbevoegdheid in. Via die noodbevoegdheid kunnen heel veel maatregelen worden genomen. Lang niet alles is expliciet uitgesloten. Schoolsluitingen kunnen, zoals ik het begrepen heb, wel degelijk aan de orde zijn. Maar ik heb daarstraks al aan de minister gevraagd of hij echt expliciet kan uitsluiten dat dat nog een keer gaat gebeuren. Maar zoals ik de beantwoording heb gelezen, liggen er wel degelijk mogelijkheden om zulk soort maatregelen te nemen. En dan vraag ik me af of je zo'n wet überhaupt moet willen. Wat ons betreft dus absoluut niet, want we vinden dit gewoon veel en veel en veel te ver strekkend en veel te veel ongelimiteerde macht geven aan het kabinet.

De voorzitter:

Mevrouw Prins, tot slot.

Mevrouw Prins (CDA):

Tot slot. Ik zie niet dat we gelijk macht geven. We bieden de overheid een bepaalde mogelijkheid, die vervolgens vrij snel moet worden getoetst door de parlementaire betrokkenheid. Dus ik vraag me af in hoeverre u de accenten plaatst. Is hier niet sprake van een goede balans en legt u die balans niet heel duidelijk heel negatief uit? Zo is mijn vraag.

De heer Van Hattem (PVV):

Het punt is dat die parlementaire betrokkenheid voor de Eerste Kamer in ieder geval gedeeltelijk is uitgeschakeld, doordat het blokkeringsrecht hier niet meer ligt. Er zit een agenderingsdrempel ingebouwd van een tweederdemeerderheid om een dergelijke maatregel terug te kunnen draaien. Er zitten dus behoorlijke barrières in voor die parlementaire betrokkenheid en daarmee machtig je eigenlijk gewoon het kabinet om zulke maatregelen te nemen. Het moet bovendien ook nog binnen een week worden herroepen. Nou, dat is een heel erg korte termijn, waarbij er waarschijnlijk ook nog zware politieke druk wordt uitgeoefend om het wel door te zetten. Dus het risico is gewoon groot dat het op die manier gaat functioneren. Dat geldt zeker als bepaalde parlementariërs hondstrouw zijn aan de minister, zich helemaal niet kritisch durven opstellen en zelfs nog een tandje erbij willen doen als het erop aankomt. Als het op die manier moet, heb ik er geen al te hoge verwachtingen van. Je moet dit instrument nooit in handen van een kabinet geven dat er misschien op een minder zuivere manier mee omgaat dan mevrouw Prins voor zich ziet.

Voorzitter. Kijk voor effectief bestuur naar de criteria en indicatoren voor de effectiviteit van maatregelen in plaats van naar aannames. Slagvaardig bestuur is vooral het op peil brengen en houden van de gezondheidszorg, van de ic-capaciteit, van de ziekenhuiszorg en de ouderenzorg, en het voor het eigen medisch personeel en patiënten beschikbaar hebben van voldoende beschermingsmiddelen, in plaats van deze per vliegtuigvracht naar China te laten vertrekken, zoals destijds gebeurde. Democratische legitimatie is wel degelijk nodig via vooral parlementaire betrokkenheid, in plaats van het circus van ongekozenen dat met name in het Veiligheidsberaad de pandemiescepter zwaaide onder het mom van effectief bestuur.

In plaats van de bestuurlijke broekriem aan te halen wordt met dit wetsvoorstel de trog van de machtswellust voor zulke ongekozen bestuurdersclubs alleen nog maar verder gevuld, zonder nadere eisen te stellen aan de effectiviteit. Met dit wetsvoorstel kan de minister met stoom en kokend water maatregelen voorhangen aan het parlement, maar met een reactietermijn van slechts een week is een effectieve democratische controle in zo'n korte periode nauwelijks mogelijk. "Effectief bestuur" is in dezen dan ook vooral het parlement effectief met een kluitje het riet in sturen.

In zo'n korte tijd kan het parlement ook niet of nauwelijks tot goede afwegingen komen of maatregelen daadwerkelijk geschikt zijn en er goede randvoorwaarden aan stellen. Alles zal aankomen op haastwerk en het nagenoeg blindvaren op de door de regering aangewezen experts en de daaraan verbonden gevoelens van de ministerraad.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik heb nog even een vraag. Er zijn soms momenten in een samenleving dat je snel moet handelen. Dan is acht dagen misschien zelfs al te veel. Ik verwacht dan ook dat alle parlementariërs bereid zijn om binnen een week iets te doen als de nood daadwerkelijk hoog is. Of ziet u dat anders?

De heer Van Hattem (PVV):

Daar ga je eigenlijk al. Dat is al die glijdende schaal waar je meteen op komt. Als je op die manier gaat zeggen "het moet binnen die termijn en anders is het al per definitie van kracht", dan bezorg je het parlement eigenlijk een 1-0 achterstand. Zo'n minister laat zich immers voorbereiden van ambtelijke zijde et cetera. Het parlement krijgt dan op een bepaald moment — laten we zeggen net als afgelopen week op een vrijdagnamiddag — de stukken en de parlementariërs krijgen een week om alles in kannen en kruiken te krijgen. Vaak zit daar ook nog parlementaire druk achter. Dan zitten er ook nog parlementariërs bij die misschien zelfs nog verder willen gaan; die willen het leger afsturen op mensen die zich niet aan de coronamaatregelen houden. Ik heb dat hier weleens een Eerste Kamerlid horen zeggen in een debat. Dan ga je je afvragen hoever je moet gaan met het uit handen geven van zulke bevoegdheden. Als het op deze manier moet en als je dan ook nog de agenderingsdrempel van twee derde moet halen binnen die week tijd, dan zet je eigenlijk gewoon het parlement buitenspel.

Mevrouw Prins (CDA):

Ik ga toch nog even terug naar de kern van mijn vraag. Er zijn soms momenten in een samenleving dat er een ziekte is die binnen één, twee dagen daadwerkelijk tot actie noopt. Er wordt hier altijd gezegd dat wij hier altijd bereid zullen zijn om bij spoed dingen ook met spoed te behandelen. Is dat niet een logische zaak? Moet je niet aannemen dat als iets dergelijks wordt uitgevaardigd, dat gebeurt omdat de samenleving dat nodig heeft, aangezien die infectieziekte op dat moment zoveel slachtoffers maakt?

De heer Van Hattem (PVV):

We hebben al een bestaande Wpg, die voor de meeste situaties al voldoende maatregelen biedt. Daarbij kunt u ook gebruikmaken van allerlei andere tijdelijke noodbevoegdheden. Ik heb liever dat dit gebeurt op basis van een tijdelijke noodbevoegdheid, die je ook weer kan herroepen, in plaats van dat je die noodbevoegdheid nu in zo'n wet gaat vastleggen als permanente mogelijkheid die kan worden ingezet. Dan geef je je kaarten uit handen. Dat is het grote risico daarvan. Dan heb ik liever specifieke actie zoals in het net aangehaalde voorbeeld van de inreizigers op Schiphol. In plaats van een wet als deze in te zetten, kun je veel beter kijken of er in regionaal verband, bijvoorbeeld in de veiligheidsregio, een maatregel te nemen valt, een tijdelijke noodmaatregel. Dat is veel effectiever dan hier voor eens en voor altijd de mogelijkheid aan het kabinet bieden om zulke maatregelen te nemen, want daarmee zit je op het verkeerde spoor.

De voorzitter:

Tot slot mevrouw Prins.

Mevrouw Prins (CDA):

U verwerpt dus een wet die een tijdelijke grondslag biedt voor mogelijke noodmaatregelen.

De heer Van Hattem (PVV):

De vraag is hoe tijdelijk het is, want dit kan ook steeds weer verlengd worden. De drempels voor het parlement om daar iets tegen te doen worden hoog gemaakt. Dat vind ik een enorm risico dat in deze wet zit.

Voorzitter. Ik ga daarop door. Op dit punt was staatsrechtjurist Cornelis Wisse afgelopen week in het Advocatenblad heel stellig. Pandemiewet ondermijnt democratische controle, zo kopt hij zijn artikel. In het artikel beschrijft hij enkele democratische tekortkomingen en onwenselijkheden die deels ook in de schriftelijke vragenronde bij dit wetsvoorstel onder andere door mij naar voren zijn gebracht. Heeft de minister kennisgenomen van dit artikel en kan hij aangeven of hij inziet dat de door Wisse genoemde risico's ten aanzien van de disfunctionele democratische controle, in het bijzonder ten aanzien van het agenderingsvereiste van tweederdemeerderheid in de Tweede Kamer, de geldingsvoorwaarden en de vervaltermijn inderdaad aan de orde kunnen zijn?

In de nota naar aanleiding van het verslag gaat de minister in op de vraag over daadwerkelijke geschiktheid van maatregelen. Op basis van jurisprudentie stelt de minister: "De eis van (daadwerkelijke) geschiktheid houdt dus net als voorheen in dat van een maatregel die grondrechten beperkt wordt vereist dat op grond van de best beschikbare kennis en objectieve feiten redelijkerwijs kan worden verwacht dat de maatregel zal leiden tot de verwezenlijking van het legitieme doel dat ermee wordt nagestreefd." Dat roept meteen de vraag op hoe te bepalen wat de best beschikbare kennis is, op welke wijze de objectiviteit van de feiten gewaarborgd dient te worden en hoe de afwegingen worden gemaakt wat redelijkerwijs kan worden verwacht. Kan de minister daar nader op ingaan en aangeven hoe dit op een objectief toetsbare wijze kan worden afgewogen en gecontroleerd?

Voorzitter. Ik citeer uit de nota naar aanleiding van het verslag: "Er hebben in april 2022 twee expertsessies plaatsgevonden. Tijdens deze sessies hebben deskundigen met een epidemiologische of virologische achtergrond en externe juridische experts op het gebied van publieke gezondheid aangegeven welke maatregelen zij effectief achten om de COVID-19-pandemie op langere termijn te kunnen bestrijden. Ook is daar ingegaan op de vraag welke maatregelen effectief kunnen zijn ter bestrijding van andere A-infectiezieken anders dan COVID-19 en toekomstige onbekende infectieziekten."

Deze sessies en de daar besproken zaken zijn dus essentieel voor de vormgeving van de gereedschapskist die met dit wetsvoorstel voorligt. Dan zou je en moet je verwachten dat zulke belangrijke informatie volledig en transparant wordt gedeeld, zodat het parlement die ook in extenso kan betrekken bij de behandeling van dit wetsvoorstel. Maar in plaats daarvan houdt de minister deze informatie onder de pet. Hiermee schoffeert hij het parlement en daarmee de democratische besluitvorming. Juist de vragen over de effectiviteit van maatregelen zijn cruciaal om dit wetsvoorstel op zijn merites te kunnen beoordelen, juist vanwege de proportionaliteit en de uitvoerbaarheid van de wet. De minister ondermijnt op deze manier de democratie, met als doel een wet door te drammen die de democratische controle nog verder kan ondermijnen, uithollen en daarmee slopen.

Bij herhaaldelijk doorvragen als PVV-fractie komt de minister nu zeer summierlijk met enkele organisaties die betrokken waren bij deze sessies. Ik citeer: "dat onder andere de volgende organisaties betrokken zijn geweest bij de expertsessies: UMC Utrecht, Erasmus MC, diverse GGD'en, NHG en RIVM." Maar welke experts waren dat? Wat hebben zij naar voren gebracht over de effectiviteit van maatregelen en welke organisaties en experts nog meer? Hoe kunnen we daarnaast controleren of onder deze experts geen sprake was van persoonlijke belangen? Eerder zagen we dat een OMT-lid via zijn microbiologisch laboratorium rijkelijk kon profiteren van coronatesten en dat er OMT-leden waren met belangen bij Pfizer en AstraZeneca. Graag een reactie.

Voorts stelt de minister, en ik citeer wederom: "De verschillende experts die aan deze sessies hebben deelgenomen, hebben allen kennis over de bestrijding van infectieziekten. Zij zijn geselecteerd op basis van hun expertise en hun mogelijkheid om op zeer korte termijn deel te kunnen nemen aan deze sessies." Met spoed kunnen deelnemen was dus belangrijker dan inhoudelijke zorgvuldigheid. Vanwaar deze haast? Waren deze experts soms vooral nodig om de doelredenering voor dit wetsvoorstel in te kunnen kleuren? Kan de minister aangeven of dit ook tekenend zal zijn voor de uitvoering van deze wet: met stoom en kokend water experts hun zegen laten geven op collectieve dwangmaatregelen van het kabinet en ondertussen het parlement zo veel mogelijk buitenspel zetten? Wat zegt deze regenteske houding over de zorgvuldigheid, met name ten aanzien van het beperken van grondrechten? Graag een reactie.

Ik citeer wederom de minister op dit punt: "Rondom deze twee sessies bestaat, naast een lijst van deelnemers, een verslag voor intern gebruik op basis waarvan een conclusie is opgesteld. Omdat verschillende deelnemers op persoonlijke titel hebben deelgenomen aan deze sessies, worden de deelnemerslijsten van deze sessies niet openbaar gemaakt. De keuze om de lijst van deelnemers en de interne verslagen van de expertsessies niet openbaar te maken is door uw Kamer ondersteund door het verwerpen van een motie van het lid Van Hattem c.s. die opriep om de verslagen en deelnemerslijsten met experts te verstrekken aan het parlement."

Voorzitter. Gekker moet het niet worden! Het verwerpen van een motie is op geen enkele wijze een legitimatie om te zeggen dat het standpunt van de minister dat informatie niet kan worden gedeeld, wordt gesteund. Van een verworpen motie gaat geen eigenstandige betekenis of opdracht uit. De Kamer kan vele redenen hebben gehad om de motie te verwerpen, maar dat wil niet zeggen dat het verwerpen van de motie de keuze van de minister expliciet ondersteunt. Sterker nog, eigenlijk zou voor deze informatie niet eens een motie ingediend moeten worden, maar zou de minister gelet op artikel 68 Grondwet de Kamer de gevraagde informatie gewoon moeten verstrekken, in plaats van een schimmenspel op te voeren over experts die op persoonlijke titel spreken. Het aan de openbaarheid onthouden van overheidsinformatie is een kwaal die onder het kabinet-Rutte epidemische vormen aanneemt. Of het nu om deze verslagen gaat, om verslagen van klimaattafels of om documenten over de asielinvasie: alles wordt angstvallig met allerlei formalistische drogredenen onder de kabinetspet gehouden. Daarbij komt dat onder deze experts verschillende sprekers waren namens overheidsinstellingen zoals het RIVM en de GGD's. Hoe kunnen zij op persoonlijke titel spreken als zij namens deze organisaties afgevaardigd zijn? Graag een reactie van de minister.

Vervolgens noemt de minister wel de conclusies van deze sessies. Maar zonder de context te kennen van kaders, voorwaarden en overwegingen die de experts gewisseld hebben, moeten deze conclusies vooral worden gezien als niet-verifieerbare aannames, zoals het punt dat mensen ook besmettelijk kunnen zijn voordat zich klachten ontwikkelen. Dat is een punt dat zeker niet voor alle infectieziekten van toepassing is en ook lang niet altijd ernstige gevolgen hoeft te hebben.

"Het principe om collectieve bevoegdheden en grondslagen te benoemen wordt ondersteund." Zonder enige context en kanttekeningen wordt dit als een onfeilbaar gegeven gepresenteerd. Ook wordt plompverloren gesteld dat maatregelen gericht op kinderen, zoals schoolsluitingen, nodig zijn. En: "De grondslag die het mogelijk maakte om de groepsgrootte te beperken heeft tijdens de COVID-19-pandemie een belangrijke rol gespeeld bij het voorkomen van superspreader events, en zou toegevoegd moeten worden aan de bevoegdheden."

Uit een haastig belegde sessie weet de minister dus dat dit voldoende is om een gereedschapskist vol maatregelen op te kunnen tuigen. Eén factor wordt eruit gelicht, in dit geval het beperken van groepsgrootte. Maar over andere mogelijk belangrijke factoren, zoals goede ventilatie, wordt met geen woord gesproken. Uiterst selectief en onzorgvuldig dus. Bovenal zijn de genoemde maatregelen ook nog niet goed geëvalueerd. Dus hoe kan een en ander nu zonder die evaluaties op een achternamiddag als grondslag voor een toekomstig maatregelenpakket worden opgevoerd? Graag een reactie van de minister en hierbij nogmaals het indringende verzoek om deze verslagen en deelnemerslijsten alsnog openbaar te maken.

Voorzitter. Terwijl COVID-19 achter ons ligt, lijkt de minister het maar niet los te willen laten, al was het maar als pressiemiddel om verstrekkende wetgeving zoals dit voorstel door te kunnen drukken. Het vasthouden aan het sfeertje van urgentie is een rijke voedingsbodem voor zulke doorgeslagen machtspolitiek. Terwijl internationaal, ook door de WHO, COVID-19 niet eens meer als een global health emergency wordt beschouwd, aarzelt en treuzelt deze minister met het terugtrekken van de A-status: "De aankondiging van de WHO over het afschalen van de PHEIC zie ik daarom als een startschot voor het afschalen van de A-status van COVID-19. Dit vergt een zorgvuldig proces. Om te bepalen of en, zo ja, welke nieuwe status COVID-19 moet krijgen, zullen wij advies vragen aan het RIVM", aldus de minister.

Hoezo is hier opeens wel een zorgvuldig proces voor nodig, terwijl invoering van zo'n status onder stoom en kokend water plaatsvindt? Hoezo een nieuwe status bepalen? Trek deze A-status gewoon in en laat die niet langer dan noodzakelijk in stand. Kan de minister aangeven of dit ook een voorbode is voor hoe onder de gewijzigde Wpg met de A1-status zal worden omgegaan, en dan met name met de daaraan verbonden maatregelen? Geldt dan ook dat het laten vervallen wordt gerekt om maar vast te kunnen blijven houden aan de collectieve vrijheidsbeperkende bevoegdheden? Graag een reactie, en nogmaals de vraag of de minister alsnog bereid is om per ommegaande de A-status van COVID-19 te schrappen. Ik dien hier in ieder geval ook een motie over in.

Voorzitter. Over de proportionaliteitsweging stelt de minister dat de volgende vraag daarvan de kern is: "Hoe groot zijn de gevolgen van de grondrechtenbeperking in verhouding tot de gevolgen van het niet bereiken van het doel?" De afweging die daarbij niet wordt genoemd, is wat nu per saldo het doel is dat bereikt zou moeten worden. Kan de minister daar nader op ingaan en zeggen welke afwegingscriteria bepalend zijn voor het bereiken van het doel? Kan de minister ook aangeven volgens welke maatstaven dient te worden geanalyseerd wat de gevolgen van grondrechteninperking zijn? Is de minister voorts van mening dat een materiële proportionaliteitstoets noodzakelijk is, zoals eerder is bepleit door oud-staatssecretaris Mona Keijzer en universitair docent Tijmen Wisman?

Voorzitter. Over het RIVM zegt de minister: "In de uitvoering van de taken die niet vallen onder de onderzoeksmethoden of de resultaten daarvan is het RIVM niet onafhankelijk van de minister van VWS." Kan de minister uitsluiten dat de minister in het kader van de infectieziektebestrijding een sturende rol kan spelen richting het RIVM, bijvoorbeeld ten aanzien van een test- en vaccinatiestrategie? Kan de minister tevens aangeven of en in hoeverre de minister of het ministerie van VWS zich tot op heden sturend heeft opgesteld ten aanzien van het RIVM?

Daarbij komt dat de minister ten aanzien van de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM stelt: "Er bestaat geen wettelijke grondslag die bepaalt dat de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding (hierna: CIb) verantwoordelijk is voor de samenstelling van het OMT. Deze rol is zo geregeld aangezien de informatiepositie, de expertise en de verantwoordelijkheden van de directeur van het CIb het logisch maken dat deze de samenstelling van het OMT bepaalt." Kan de minister aangeven of het samenstellen van het OMT door deze RIVM-directeur ook valt onder de verantwoordelijkheid van de minister en in hoeverre de minister zich hiermee zou kunnen bemoeien? Kan de minister aangeven waarom de rol van deze directeur in dit kader "logisch" zou zijn, en deelt de minister de opvatting dat het zuiverder zou zijn als deze rol ook in een formeel kader vervat zou zijn?

Ook stelt de minister in de nota naar aanleiding van het verslag van afgelopen vrijdag: "Het OMT is zelf, met alle experts die in het OMT zitten, verantwoordelijk voor het ontwijken van tunnelvisie en het zorgen voor ruimte voor afwijkende of alternatieve standpunten. Het OMT zal een dezer dagen zijn reglement van orde publiceren, waarin ook aandacht is voor dergelijke aspecten." Kan de minister aangeven wat de aanleiding is van het opstellen van dit reglement van orde voor het OMT, en wie hiertoe het initiatief heeft genomen? Kan de minister ook aangeven waarom er eerder nog geen reglement van orde was en waarom dit pas na behandeling van het voorliggende wetsvoorstel wordt gedaan? Is de minister bereid om per ommegaande een conceptversie van dit reglement van orde aan de Kamer te verstrekken, zodat we het ook kunnen beoordelen op de voornoemde aspecten in relatie tot de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel?

Voorzitter. Over het element van directe dreiging van ernstige ontwrichting door een infectieziekte zegt de minister: "De toepassing van deze criteria vindt plaats in de actuele context. Aangezien de aard en omvang van toekomstige A1-infectieziekten alsmede de context van dat moment niet bekend zijn, kan ik hieraan geen nadere inkleuring geven." Kan de minister aangeven waarom het begrip "directe dreiging" dan wel zo nadrukkelijk in het wetsvoorstel is opgenomen? Kan de minister op z'n minst een nader, toetsbaar afwegingskader geven op basis waarvan een directe dreiging beoordeeld zou moeten worden? Ziet de minister in dat dit zonder zo'n afwegingskader zo'n vaag en breed begrip is dat misbruik van dergelijke wetgeving of het onnodig in werking laten treden en laten voortduren van maatregelen op de loer kan liggen? Kan de minister duiden in hoeverre dat risico wordt voorkomen?

Voorzitter. Dan de openbaarheid van informatie. De minister stelt: "Eerder is met een verzoek op de Wet openbaarheid van bestuur al gevraagd om ct-waarden openbaar te maken. De ct-waarde is een maat voor het aantal cycli dat nodig is om het genetische materiaal van een PCR-test waar te nemen. De ct-waarde correleert met de hoeveelheid virus in het monster. Ik heb dit Woo-verzoek afgewezen omdat ik niet over de gevraagde informatie beschik en hier ook niet over hoef te beschikken. Ik heb namens de Staat mede ten behoeve van de GGD'en overeenkomsten gesloten met private laboratoria. Deze laboratoria verrichten diagnostische diensten in het kader van deze overeenkomsten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs in een uitspraak gesteld dat de private laboratoria niet onder mijn verantwoordelijkheid werken, maar privaatrechtelijke opdrachtnemers zijn. Er hoeven dus geen ct-waarden bij de laboratoria opgevraagd te worden."

Kan de minister aangeven waarom hij zulke belangrijke informatie niet beschikbaar wil stellen en op deze manier verstopt achter private partijen? Kan de minister aangeven of hij voornemens is bij de uitvoering van de Wpg ook zulke informatie aan de openbaarheid te onthouden door ze bij private partijen weg te stoppen?

Ook over bijwerkingen van vaccins schuift de minister in de beantwoording de verantwoordelijkheid af op private partijen. Zo stelt hij: "Als de producent verantwoordelijk is voor een bepaalde bijwerking van een vaccin, kan de overheid alleen onder specifieke en strikte voorwaarden de aansprakelijkheid van de producent overnemen. Deze voorwaarden zijn geregeld in contracten tussen de overheid en producenten." Kan de minister aangeven waarom deze contracten nog steeds geheim worden gehouden en is hij bereid deze contracten alsnog openbaar te maken? Kan de minister tevens aangeven of onder het voorliggende wetsvoorstel contracten tussen overheid en producenten in voorkomende situaties wederom geheim zullen worden gehouden?

Voorzitter. De minister stelt over de veiligheidsregio's: "In het voorgestelde artikel 58y, vierde lid, is geregeld dat de voorzitter van de veiligheidsregio aan de gemeenteraad verantwoording verschuldigd is over het gebruik van bevoegdheden op basis van Hoofdstuk V, paragraaf 8 van de Wpg. Hij brengt daartoe een verslag uit en beantwoordt de vragen van de raden." Kan de minister aangeven waarom, zeker bij langdurigere maatregelen, niet voorzien is in een actievere betrokkenheid van de lokale democratie, bijvoorbeeld via op z'n minst een wensen- en bedenkingenprocedure? Kan daar in voorkomende gevallen alsnog in worden voorzien?

Bij veiligheidsregio's wordt met maatgevende incidentscenario's gewerkt. Daarin worden wél heel concrete scenario's en normen omschreven. Zo hanteert de veiligheidsregio Brabant-Noord bij een grootschalige uitbraak van een infectieziekte een maatgevend incidentscenario waarbij wordt uitgegaan van een grootschalige besmetting onder mensen, die een ziektegolf veroorzaakt waardoor 30% van de bevolking ziek wordt of overlijdt. Hierbij wordt uitgegaan van een mild of ernstig scenario. Voor het milde scenario nemen ze aan dat de ziekte gemiddeld zes dagen duurt en dat 0,03% van de gehele bevolking overlijdt. Daarbij houden ze rekening met het effect van het gebruik van antivirale middelen. Op basis van eerdere pandemieën nemen zij in dit scenario aan dat de eerste golf ongeveer negen tot twaalf weken duurt, met een piek halverwege. Voor het ernstige scenario veronderstellen ze dat de ziekte gemiddeld acht dagen duurt bij een tot twee weken verzuim van het werk per ziekte en dat 0,5% van de gehele bevolking overlijdt. In het ernstigste scenario kiezen ze ervoor het effect van het gebruik van antivirale middelen buiten beschouwing te laten. Dit komt allemaal letterlijk uit de plannen van de veiligheidsregio.

Kan de minister aangeven waarom de veiligheidsregio's wel met zulke specifiek uitgewerkte maatgevende incidentscenario's kunnen werken, terwijl de minister bij het voorliggende wetsvoorstel stelt geen nader uitgewerkte kaders te kunnen geven voor maatregelen? Kan de minister daarbij tevens aangeven hoe de voorliggende Wpg zich verhoudt tot dergelijke maatgevende incidentscenario's van de veiligheidsregio's? Kan de minister tevens aangeven of onder de Wpg maatregelen individueel zullen worden getoetst met toetsbare criteria en indicatoren per maatregel, zodat effectiviteit daadwerkelijk aantoonbaar of toetsbaar is?

Voorzitter. De minister gaat ten aanzien van maatregelen uit van algemene principes en stelt dat er een internationale consensus over is dat non-farmaceutische interventies ofwel vrijheidsbeperkende maatregelen naast vaccinatie effectieve maatregelen zijn. Kan de minister aangeven waarom hij zo'n stellige conclusie trekt terwijl er nog helemaal geen grondige evaluatie van de maatregelen heeft plaatsgevonden? En waarom neemt de minister zonder een goede evaluatie zulke maatregelen dan ook weer een-op-een over in de zogenaamde gereedschapskist?

Bovendien gaat de minister desgevraagd niet nader in op de methodologische kritiek op de rammelende cijfers in de RIVM-modellen ten aanzien van de effectiviteit van maatregelen, zoals beschreven op de website van Fritsander Lahr. Afgelopen weekend merkte Maurice de Hond hierover in een artikel op dat het bizar is dat de door Lahr gevraagde data over de RIVM-modellen na drie jaar nog niet verstrekt zijn door VWS, maar dat de minister met het voorliggende wetsvoorstel wel pretendeert dat de maatregelen effectief waren. Heeft de minister kennisgenomen van dit artikel en kan hij alsnog ingaan op de methodologische kritiek en op het gebrek aan transparantie van de RIVM-modellen?

Voorzitter. Dit is een wet die we niet moeten willen en op deze manier nooit moeten willen. De afgelopen coronaperiode konden bewindslieden en virologen niet genoeg krijgen van de schijnwerpers, zoals de ambtsvoorganger van deze minister, Hugo de Jonge, die over de coronaperiode als verantwoordelijk minister stelde: "Ik had het voor geen goud willen missen." Marion Koopmans sprak op Twitter al over "permademic", een interpandemisch tijdperk tussen de pandemieën in. Met deze Wpg komt er formeel ook een mogelijkheid om voortdurend bij ieder risico op een uitbraak van infectieziekten de potentieel pandemische noodklok te luiden. Kan de minister aangeven hoe gewaarborgd wordt dat deze doodsklok voor de grondrechten niet onnodig over ons land gaat galmen? Kan de minister ook aangeven welke waarborgen er zijn om te voorkomen dat dit wetsvoorstel voor andere doelen wordt ingezet dan sec voor infectieziektebestrijding, bijvoorbeeld dat de wet wordt ingezet voor klimaatmaatregelen omdat deze ook voor een gezondheidscrisis kunnen zorgen?

Op EU-niveau is op 26 december jongstleden de verordening 2022/2371 inzake ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen vastgesteld. Deze verordening trekt gezondheidscrises breder dan alleen infectieziekten. De minister stelde in de planningsbrief over de Wpg dat deze verordening effect kan hebben op de Wpg. Kan de minister aangeven of voorliggend wetsvoorstel breder kan worden ingezet voor bijvoorbeeld klimaatmaatregelen in het kader van het risico op gezondheidsbedreigingen? Kan de minister daarbij tevens aangeven hoe zulke maatregelen zich verhouden tot het verbod op détournement de pouvoir, een van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dat inzet van een wet voor een ander doel dan waar de wet voor voorzien is, verbiedt?

Voorzitter. Afsluitend. Een dergelijk voorbeeld van misbruik van bevoegdheden deed zich al in 1896 voor toen Den Bosch werd getroffen door een pokkenepidemie. Het gemeentebestuur besloot toen op advies van het lokale gezondheidscomité om carnaval te verbieden om zo verspreiding van pokken te voorkomen. Onder de bestuurders was echter niet alleen dit volksgezondheidsargument van belang maar werd de maatregel door strengreligieuze notabelen ook gezien als een uitgelezen kans om het door hen verfoeide volkse carnavalsfeest de kop in te drukken. Het had echter een averechts effect, en vooral door de houding van de stadsbestuurders zelf. Zij vierden in die dagen voor carnaval wel gewoon hun chique gekostumeerde bal. Het gewone volk pikte dit niet. Ze bekogelden hun koetsen en gingen alsnog massaal carnaval vieren in de Bossche kroegen. Het was er drukker dan ooit tevoren en de gemeente had geen mogelijkheid om te handhaven. Maar bovendien: een massale pokkenuitbraak bleef ondanks de waarschuwingen van de experts van het gezondheidscomité uit. Er waren nog wel enkele nieuwe gevallen te betreuren maar binnen enkele weken was het virus er geheel uitgedoofd. De notabelen kregen ook niet hun zin om met misbruik van gezondheidsregels het carnaval te stoppen. Sindsdien is het ieder jaar volop gevierd. Tot in de afgelopen jaren de coronamaatregelen het carnaval wederom onmogelijk maakten. En net als in 1896 stelde nu de bestuurlijke elite zich wederom boven het gewone volk. Terwijl iedereen afstand moest houden, de kermissen, voetbalwedstrijden en andere festiviteiten verboden waren, mocht de Black Lives Matter-demonstratie in Amsterdam wel doorgaan en hielden ministers, burgemeesters en andere politieke kopstukken zich niet aan hun eigen regels. Ongeloofwaardigheid is van alle tijden! Laat dat vooral niet opnieuw gebeuren met deze dwingelandijwet. Als PVV-fractie zullen we dan ook tegen dit wetsvoorstel stemmen.

Voorzitter. Ik dien in deze eerste termijn een motie in en ik overweeg nog enkele moties in tweede termijn.

De voorzitter:

Door de leden Van Hattem, Van Strien, Ton van Kesteren, Bezaan en Faber-van de Klashorst wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de WHO COVID-19 niet meer als een "global health emergency" wordt beschouwd;

constaterende dat de minister van VWS over dit besluit van de WHO in de nota naar aanleiding van het verslag stelt: "De aankondiging van de WHO over het afschalen van de PHEIC zie ik daarom als een startschot voor het afschalen van de A-status van covid-19. Dit vergt een zorgvuldig proces. Om te bepalen of, en zo ja, welke nieuwe status covid-19 moet krijgen, zullen wij advies vragen aan het RIVM.";

overwegende dat de A-status van COVID-19 zo snel mogelijk moet worden afgeschaald nu van een "global health crisis" geen sprake meer is;

overwegende dat COVID-19 geen nieuwe status meer moet krijgen;

draagt de minister op de A-status van COVID-19 per ommegaande af te schalen en er geen nieuwe status aan te verbinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter L (36194).

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan mevrouw Nanninga namens de Fractie-Nanninga.