Plenair Crone bij voortzetting behandeling Wet toekomst pensioenen



Verslag van de vergadering van 23 mei 2023 (2022/2023 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.12 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Crone i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik kan mooi aansluiten op de mooie woorden over het debat die collega Van Gurp sprak. Ik vind dat we inderdaad hebben laten zien dat we een debat op inhoud en niveau voeren. Het is ook leuk dat de ene meer op het juridische zit en een ander meer op andere aspecten, het economische of wat dan ook. Dan vul je elkaar aan. De deskundigheid hoeft dus gelukkig nooit in één hoofd te zitten, maar zit in vele hoofden. Dat brengt ons samen verder.

Ik wil vanzelfsprekend de minister niet overslaan, die betrokken en heldere antwoorden gaf, maar via haar ook de ambtenaren bedanken, die heel lang voor ons continu beschikbaar zijn geweest, letterlijk en figuurlijk, met schriftelijke antwoorden maar ook hoorzittingen en wat dies meer zij. Zo heb ik het nog nooit meegemaakt, dus zeer veel dank. Wilt u dat doorgeven? Vast wel, ja. Ze zijn vanavond nog niet van ons af, maar vooruit. Dank daarvoor.

Voorzitter. Dan de inhoud. Mijn samenvatting blijft: we moeten naar een nieuw stelsel, want de jongeren leggen nu de hoogste premie in. Dat hebben wij allemaal nooit betaald. De jongeren krijgen niet met 65 jaar hun pensioenleeftijd, maar veel later. Nogmaals, jongeren zijn alle mensen onder de 60 jaar. Bij jongeren denk ik ook niet aan twintigers, maar echt aan nog niet gepensioneerden. De dekkingsgraad is ook nog laag en laag geweest, waardoor ze dachten: als wij aan de beurt zijn, is de pot leeg. Dat is hier en daar wel genoemd, maar ik moet toch benadrukken dat we ons dat moeten realiseren.

Dan komen er ook nog de problemen bij rondom flexwerk, switchen en de 35% die niet verzekerd is. In het oude stelsel was de fout ook nog dat als er zeer grote schokken waren, er tijdenlang niks werd geïndexeerd en dan opeens 12%. Nu is het weer een tijd niks, als we in het oude stelsel doorgaan, en wie weet gebeurt het ooit weer wel. Dus de winst is dat we hier nu toch een streep onder zetten en dat we de schokken kleiner gaan maken. We gaan de rendementen meer volgen, waardoor mensen meer zien hoe het zit. Dat is een belangrijke opmerking.

Ik denk dat het invaren echt een groot probleem kan worden, maar de kern is ook hier de economische onderbouwing. Als er voldoende geld in de pot zit, als de dekkingsgraad 105% of hoger is, dan zal het wel gaan. Als het onder de 105%, onder de 100% zit — de heer Van Gurp heeft daar ook vragen over gesteld — dan hebben we een probleem. Ik kan alleen niet genoeg benadrukken: we bekijken hier niet of het systeem goed is, maar we vergelijken vooral of het beter is dan het oude. In het oude systeem had je onder een dekking van 95% ook moeten korten. Dat hebben we nog nooit gedaan, maar dat konden we niet meer volhouden. Dat is belangrijk. Ik vergelijk het steeds met het huidige stelsel. Dat kon dit allemaal niet aan.

Voorzitter. Mijn grootste ergernis — hoe moet ik het zeggen? — is die potjesgeest. Krijgen we de potjesgeest weer in de fles?

De heer Kox i (SP):

Collega Crone zei: het oude stelsel was ook niet zo goed. Daar kunnen we het, denk ik, snel over eens zijn; dat verdient modernisering. Maar hij zei ook: bij 95% dekking had je moeten korten. Vervolgens zei hij: dat hebben we nog nooit gedaan, maar we konden daar niet meer aan ontkomen. Maar we hebben juist gezien dat we dit jaar zelfs hebben kunnen verhogen, terwijl je wat vragen kon hebben over de dekkingsgraad. Dus het is een bewijs uit het ongerijmde: we hebben het niet gedaan, maar we zouden het zeker hebben moeten doen. Waar haalt collega Crone die zekerheid vandaan? Want dit is voor hem een belangrijk argument om te zeggen: dit is beter dan we hadden.

De heer Crone (PvdA):

Dus u vindt het fijn dat we nu de uitkering hebben verhoogd met 10%, 11%, 15%? Dat vindt u fijn?

De voorzitter:

We gaan niet met elkaar in debat.

De heer Crone (PvdA):

Dit is namelijk precies de valkuil! We hebben het kunnen verhogen omdat we vooruitliepen op het nieuwe stelsel en daar bent u tegen! Dat kan dus niet allebei waar zijn. Óf u bent voor het nieuwe stelsel, dan is die korting terecht, óf u bent voor het oude stelsel en dan was er niet 15% of 11% bij gekomen. Dat is nou precies het punt. Ik vraag het ook aan de SP. U mag het ook in uw tweede termijn zeggen. Maar u moet wel kiezen. In het oude stelsel was het nog steeds: niet verhogen. In het nieuwe stelsel is het wel gebeurd, omdat we met wat minder buffers mogen rekenen. Als u die kern gemist heeft, hebben we wel een probleem.

De heer Kox (SP):

Het enthousiasme waarmee deze niet-bedenker deze wet verdedigt, valt te prijzen.

De heer Crone (PvdA):

Misschien kunt u inhoudelijk antwoorden.

De heer Kox (SP):

Ik was vragen aan het stellen aan u. U draaide het om. Mijn vraag was als volgt. In het oude stelsel is er nog niet gekort, maar collega Crone zegt dat hij zeker weet dat dat wel zou gaan gebeuren. Hij zegt "als we niet de nieuwe wet hadden ingevoerd", maar die moeten we nog invoeren, dus die is er nog niet en kan ook nog zo afgestemd worden. We hebben toch de pensioenen kunnen verhogen. Waarom? Dat was een politiek besluit. Een politiek besluit, daar gaat de politiek over. Dat is geen toverformule. Dus de vraag aan collega Crone blijft: waar haalt hij de zekerheid vandaan dat wij wel moeten korten als we in het oude, het op een-na-beste pensioenstelsel van de wereld blijven, en dat dat niet gebeurt in het komende pensioen en dat dat beter en zekerder is? Dat mag ik toch vragen?

De voorzitter:

Jazeker. Die vraag is nu gesteld.

De heer Kox (SP):

U bent niet de auctor intellectualis van deze wet, hè? U bent er gaandeweg bij gekomen.

De heer Crone (PvdA):

Wilt u niet dat soort schijnargumenten geven? Ik ben niet de auctor intellectualis. Ik verdedig het goede van de wet. Ik heb de slechte punten aangeduid. Maar ik zeg ook: de oude wet was slecht. U zegt nu: we hadden moeten korten. Dat heb ik ook gezegd. Dat hebben we niet gedaan — soms trouwens wel. Als we blijven doorgaan met niet korten, als we dat niet ooit gaan doen, raken de potten nog leger en worden de aanspraken voor de mensen in de opbouw, maar ook voor de huidige gepensioneerden niet waargemaakt. Als de spaarpot leeg is, dan kun je niet meer uitkeren. Zo simpel is het soms. Dan kunt u wel zeggen "het had moeten worden uitgekeerd", maar waar had u het geld vandaan gehaald? Er is geen subsidiënt. De premies zijn al hoog. De beurzen leveren best goed rendement en er zijn vastgoedbeleggingen van 5% en meer. Maar meer zit er gewoon niet in. Dan moet je dat ook eerlijk zeggen. De slechtste politiek is mensen iets beloven en het niet waarmaken.

De heer Kox (SP):

Ik denk dat collega Crone hier uit ervaring spreekt. Ik heb het zelf nog niet meegemaakt, maar die les neem ik van hem aan. Maar het gaat erom: ik stel een vraag en ik wil een antwoord krijgen. Collega Crone antwoordt steeds met een tegenvraag, wat op zich best aardig is, maar daar gaat het niet om.

De heer Crone (PvdA):

Nee.

De heer Kox (SP):

Mijn stelling blijft: collega Crone heeft geen bewijs uit het verleden dat het hopeloos gesteld was met ons pensioenstelsel. Nogmaals, dat pensioenstelsel wordt jaar in, jaar uit als het beste of het op een-na-beste van de hele wereld beoordeeld. Dat is niet heel slecht, zou ik zeggen. Daar kun je iets uit afleiden. Toch heeft hij de zekerheid dat, als we in het oude stelsel blijven — dat kan namelijk als deze Kamer de wet niet aanneemt — alle mogelijke rampscenario's op ons afkomen. Ik wil hem daar graag over horen. Ik wil graag dat hij niet aangeeft wat hij denkt dat er gaat gebeuren, maar dat hij aangeeft welke harde bewijzen er zijn dat het allemaal rampspoed gaat worden als we met dit pensioenstelsel doorgaan. De rampspoed komt volgens het Wetenschappelijk Instituut van het CDA als we deze wet aannemen. Er is dus ook nog een andere mogelijkheid.

De voorzitter:

De heer Crone ten slotte op de vraag van de heer Kox.

De heer Crone (PvdA):

Het is supersimpel. We hebben het beste systeem van de wereld, omdat het gemeten wordt aan de hand van hoeveel geld er gespaard is voor de toekomst en of er een omslagstelsel is. Wij hebben het allebei. We hebben een geweldige AOW — die heeft geen ander land in de wereld — en we hebben een opbouwpensioen van het fonds. Hoe je het geld vervolgens verdeelt, is maar een subonderdeel van die ranking en dat blijft behoorlijk zoals het was: een collectief systeem. Dat zal u aanspreken; het blijft een solidair collectief systeem. We blijven dus wat mij betreft — dat zal blijken — in de top vijf van de wereld, want we houden die grote spaarpotten en we houden de AOW.

Punt twee. Het is volstrekt duidelijk dat het systeem kapot was, want dat zegt iedereen. Iedereen weet … Vindt u het een goed systeem? We hebben vijftien jaar lang niet kunnen uitkeren.

De heer Kox (SP):

Nee, niet mij een vraag stellen, maar een antwoord geven.

De heer Crone (PvdA):

Nee, maar ik vraag dat omdat u de armen ten hemel heft. Ik zeg u voor de zoveelste keer — daar was mijn betoog net ook op gebouwd — dat wij niet door konden gaan met vijftien jaar lang niet indexeren. Het kon pas veranderen toen wij het besluit namen dat er minder buffers aangehouden hoefden te worden. Dat is de kern van deze wet. U zegt dat het oude stelsel zo goed was. Als u dus consequent bent, hadden we dus niet mogen verhogen in januari. Volgens de wet mag dat niet. We hebben een amendement moeten laten aannemen, van Gijs van Dijk, om wel te mogen uitkeren, op voorwaarde — dat staat in uw pensioenbrief — dat wij gaan invaren in het nieuwe systeem. U kunt niet van twee walletjes eten, namelijk zeggen dat het oude systeem zo goed was en dat u het nieuwe niet wilt, maar vervolgens wel de voordelen van het nieuwe systeem pakken.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de heer …

De heer Kox (SP):

Voorzitter, collega Crone vergeet dat dit een debat is dat eindigt in een besluitvorming.

De heer Crone (PvdA):

Precies.

De heer Kox (SP):

Het kan nooit zo zijn dat er een voorwaarde is gesteld dat deze Kamer de wet moet aannemen.

De heer Crone (PvdA):

Dat staat er ook niet.

De heer Kox (SP):

Dus dat betekent dat ook zonder deze wet de pensioenen zouden zijn verhoogd. Dat is een politiek besluit geweest. U loopt daarvoor weg en u schetst een doemscenario over het beste pensioenstelsel, dat we nu hebben. U bent in één keer enorm groot fan van een onzeker toekomstig stelsel geworden. Dat vind ik knap en interessant.

De voorzitter:

De heer Crone nog tot slot en dan de heer Van Rooijen.

De heer Crone (PvdA):

Er wordt hier een ernstige juridische fout gemaakt als er gezegd wordt dat er in januari niet had mogen worden uitgekeerd, omdat het tegen de wet was. Er is nota bene een amendement van Gijs van Dijk op ons initiatief aangenomen. Een amendement is een wetsartikel, dus op grond van de wet is gezegd: u mag het doen als u zich voorbereidt op het nieuwe stelsel. Daarbij is de voorwaarde gesteld dat, als het nieuwe stelsel niet wordt aangenomen, wat kan, het niet wordt teruggedraaid; dat heb ik hier in het debat nog gevraagd. Juridisch is het dus helemaal zuiver geweest. Het is een uitzondering op de bestaande wet geweest in januari.

De voorzitter:

Oké. De heer Van Rooijen krijgt het woord en we debatteren niet vanuit de bankjes. De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Het debat tussen de twee collega's heeft mij wat extra gemotiveerd om het volgende te zeggen. Ik ben echt van mijn stoel gevallen. Ik sta. De heer Crone zegt dat er in het huidige stelsel eigenlijk gewoon door zou zijn gegaan met kortingen. In de eerste plaats zijn kortingen in een stelsel niet de bedoeling, maar dat terzijde. Mijn initiatiefwetsontwerp is in de Tweede Kamer niet aangenomen, en de motie van Gijs van Dijk wel. Dat is op zichzelf al heel vreemd. Niet omdat het om mij gaat, maar gewoon vanwege het onderwerp. Bij de huidige rekenrente van 3 gaan de dekkingsgraden natuurlijk door het dak. Achteraf gezien hadden we de Indexatie-AMvB, de transitie en het ftk allemaal niet nodig gehad. In het huidige stelsel hoeft er niet gekort te worden. Dat ben ik helemaal met de heer Kox eens. Maar bij een rekenrente van 3 zijn de dekkingsgraden 50% hoger. Dan kan er door het dak geïndexeerd worden. Hoe komt u erbij om te zeggen dat het huidige stelsel slecht is en van tafel moet, omdat men hierin door zou zijn gegaan met kortingen? Hoe durft u dat als PvdA-woordvoerder te zeggen? Het huidige systeem toont namelijk aan dat het stelsel bij een betere, normalere rente, die past bij het rendement, kerngezond blijft.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb niet gezegd dat er gekort had moeten worden, of zal worden. Nee, ik heb gezegd: er is vijf jaar lang niet geïndexeerd. Sommige fondsen hadden gekort moeten worden, maar dat hebben we niet gedaan. Bij enkele is dat wel gebeurd. U kunt het nalezen. Heel veel fondsen hadden moeten korten, want u weet dat zelfs het ABP een keer onder de 90% kwam. Maar we hebben niet gekort, hoewel dat had gemoeten volgens de wet. We hebben ons toen niet aan de wet gehouden. En terecht, want ik vond het ook niet nodig. We hoopten erop dat de rekenrente weer omhoog zou gaan. Die is nu even omhooggegaan, maar hij is alweer onder de 3%, zoals u weet. Als ik wist dat die altijd 3% zou blijven en de rendementen altijd 5% zouden blijven, hadden we geen probleem. Maar die zekerheid kan ik niet geven aan de jongeren, want als het niet gebeurt, zien de jongeren, terwijl ze al langer moeten werken, dat de premies opnieuw omhoog moeten, en dat kunnen ze ook al niet meer betalen. Dus u bouwt zekerheid op het wensdenken van: doe de rekenrente maar omhoog, want dan komt alles goed. Dat heb ik uitvoerig uitgelegd in de eerste termijn. Ik ben niet voor wensdenken. Ik ben voor een realistische inschatting van de toekomst.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Deze discussie kan ik nog dagen met de heer Crone voeren. Dat zal ik ook later wel doen. Ik zei dat de rente 3 is, maar hij is inderdaad ietsje lager dan 3. Dat was een flauwe opmerking. Als ik 2,8 had gezegd, had u mij niet kunnen corrigeren. Hij is ver boven mijn 2%. De dekkingsgraden gaan door het dak. In de afgelopen vijftien jaar hebben de pensioenfondsen hun vermogen verdrievoudigd. Het is even wat minder geweest, maar dat terzijde. Ik heb in de politiek altijd geroepen, in de Eerste Kamer, in de Tweede Kamer en nu weer hier, dat die kortingen er nooit komen. Nou, dat heeft minister Koolmees goed onthouden, en minister Schouten ook, want toen er door die stomme rekenregel met 0% rekenrente drie keer gekort dreigde te moeten worden, heeft de minister gezegd: die Van Rooijen heeft gelijk; dat gaan we natuurlijk niet doen. Ik voorspel u dat dat ook in de afgelopen een of twee jaar zou zijn gebeurd als die rekenrente alleen maar de oorzaak zou zijn van een boekhoudkundig te lage dekkingsgraad bij goede rendementen. Ik ga die discussie verder niet voeren met u, want dan worden we het niet eens, maar ik ben het helemaal met collega Kox eens. 50PLUS en de SP zijn wel vaker samen opgetrokken. Het zou fijn zijn als u het ook eens over de gepensioneerden en hun perspectief onder de huidige wet zou hebben, want dat kan veel beter zijn dan u schetst. Maar daar hoor ik u helemaal niet over.

De voorzitter:

De heer Crone krijgt nog één keer de kans om te reageren.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb het continu over de gepensioneerden, en over de aanspraken die gepensioneerden en ook de jongeren in de toekomst willen hebben. U krijgt nota bene heel erg gelijk, want we gaan van de rekenrente af en we gaan over naar een beschermingsrendement en projectierendement, zonder die strakke rente. De fondsen mogen dan veel eerder precies wat u wilt doen. Als zij 3% of 5% op de beurs of met vastgoed verdienen, dan mogen zij dat verdelen. In het oude stelsel mocht dat niet. U wilt af van de dominantie van de dekkingsgraad en de rekenrente. Precies dat gaat gebeuren. Er zijn daarna nog genoeg problemen over, maar we stappen af van die domme rekenrente. Ik heb dat in de eerste termijn ook letterlijk zo gezegd.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter, ten slotte ...

De voorzitter:

Ja, want u wilde niet meer discussiëren.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nee, ik ga de discussie die we net hadden, niet verlengen.

De voorzitter:

Oké. De heer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Waar ik nog op wil reageren, is het volgende. De rekenrente verdwijnt natuurlijk niet. Hij blijft in de invaarperiode gewoon bestaan, met alle risico's van dien. Of je in het eerste, tweede, derde, vierde, vijfde of zesde jaar invaart, is een soort loterij, met pech en geluk. Dat is één. Dan het tweede. In het beschermingsrendement en ook in het projectierendement blijft de rekenrente bestaan. Het beschermingsrendement is eigenlijk gewoon de rekenrente. Ik kom er dadelijk nog op terug. Pieter Omtzigt zei terecht in de Tweede Kamer dat wat de Commissie Parameters heeft voorgesteld gewoon een nieuwe rekenrentemethodiek is. Maar daar kom ik dadelijk dus nog op terug.

De heer Crone (PvdA):

Natuurlijk moet je altijd een rekenrente hebben. Mevrouw Prast heeft dat ook weer duidelijk uitgelegd. Als je een belofte doet over tien of twintig jaar, moet je berekenen wat je daar nu en over twintig jaar voor in de pot moet hebben. Dat is gewoon een rekenformule. Maar de beleidsbeslissing is weg van de rekenrente. De minister heeft het vele malen uitgelegd, vandaag ook nog. Er is een rendement: hoeveel daarvan ga je geven aan nominale en reële garantie, hoeveel doe je in de reservepot enzovoorts? Die ruimte was er nooit. Je moest zelfs procyclisch beleggen als de rente laag was. Dat heb ik allemaal gezien, en u ook. Maar nogmaals, ik hoop dat u dit punt van mij oppakt: we zijn van de rekenrente af en gaan dus vaker indexeren; in de laatste vijftien jaar mocht dat officieel niet en nu dus wel. In januari is dat ook bewezen: als je rekening houdt met het nieuwe stelsel mag het al.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U heeft niet uitgelegd waarom de buffer van 500 miljard niet is uitgekeerd via indexatie. Daar gaat u langs.

De voorzitter:

Oké, we sluiten dit blok af en dan vraag ik de heer Crone om af te ronden.

De heer Crone (PvdA):

Ik zal hier niet op ingaan, omdat dat in de eerste termijn ook is besproken.

Voorzitter. Mijn grootste fixatie is niet de rekenrente en zelfs niet het debat dat we hier voeren. Integendeel, dat is de potjesgeest. Er is een potjesgeest gevaren in deze discussie. Ook ikzelf gebruik het woord te vaak. We zijn helemaal doordesemd van het oorspronkelijke plan, namelijk dat iedereen een potje krijgt dat iemand zelf mag beleggen of in de gaten moet houden, en dat dit ook de enige uitkering is die iemand krijgt. Gelukkig is dat helemaal niet meer zo, maar hoe krijgen we die potjesgeest weer in de fles? Terwijl wij hier het debat afrondden, was er een presentatie in het NOS Journaal over wat er in de wereld verandert, met een groot schema waarop stond dat we allemaal potjes krijgen. De mensen thuis denken dan: ik wil geen potje beheren. Daarom ben ik zo blij dat dit stelsel er komt, want mensen krijgen geen potje dat ze zelf moeten beheren. Ze hoeven de beurs niet in de gaten te houden. Het is voor 90% weer hetzelfde collectieve systeem, met als voordeel flexibelere mogelijkheden om uit te keren. Ik herhaal de vraag dus. De minister zei zelf ook nog een keer: "nu zei ik per ongeluk potjes". Hoe gaan we die geest dus weer in de fles krijgen?

Het maakt het debat namelijk schimmig. Ik herhaal het ook even uit de eerste termijn. We hebben hier een heel lang debat gehad over het verdelen van het rendement en of we zelfs gaan beleggen in aparte potjes voor generaties. Dat is niet zo. Ik had een debat met de heer Frentrop. Er komt één grote belegging. Terecht is dan de vraag: als jongeren extra gaan beleggen met geleend geld van ouderen, klinkt dat alsof je een rekening gaat openen bij ouderen en daar rente over moet vragen. Maar dat zit allemaal impliciet in het fonds. Het voordeel voor de ouderen is dat zij het risico voor een deel op de jongeren afwentelen als het slecht gaat en de jongeren weer wat extra krijgen als het goed gaat. Dat is een hele solidaire berekening die daaronder ligt.

Voorzitter. Dan in alle rust nog even over de zware beroepen. Dank, minister. Ook onze lijn is natuurlijk dat mensen zo lang mogelijk moeten kunnen blijven werken, ook gezond en dat ze er nog van genieten. Dat is het allerbeste, zowel sociaal als voor hun inkomen. Dit stelsel mag niet zo asociaal worden dat we de zwareberoepenregeling niet meer hebben, want niet iedereen zal dat kunnen. Dan is de optie dat mensen zich nog sneller opbranden of dat ze naar de WIA gaan. Ik steun alle maatregelen die de minister heeft genoemd — dank daarvoor — om de huidige regelingen beter te maken en om werken te bevorderen. Daarom vind ik ook dat werkgevers het moeten betalen. Dan hebben ze een prikkel. Als iemand wil blijven werken, dan heb ik liever dat die het goed doet, dan dat die niet geholpen wordt. Dat is dus absoluut belangrijk. De krappe arbeidsmarkt is natuurlijk ook een argument, maar we gaan toch niet zeggen: "het is een krappe arbeidsmarkt, dus de stratenmaker die niet meer kan werken, moet maar werken"? Ik blijf hopen dat we al die oplossingen van de minister kunnen benutten, maar ik vind dat er toch een regeling moet blijven voor mensen voor wie dat niet meer van toepassing zal zijn. Daarvoor heb ik een motie. Dat is ook het laatste wat ik heb in deze tweede termijn, naast een algemene opmerking.

De voorzitter:

Door de leden Crone, Van Gurp, Oomen-Ruijten, Kox, Prast, Van Strien, Schalk, Raven en Berkhout wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • in het pensioenakkoord van 2019 overeen is gekomen dat zware beroepen eerder kunnen stoppen met werken;
  • "structureel worden werknemers in staat gesteld meer keuzes te maken over wanneer zij willen stoppen en (...) langer doorwerken";
  • het kabinet middels het wetsvoorstel Wijziging van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in verband met de herziening van de mogelijkheid tot afkoop in de vorm van een bedrag ineens alsmede tot wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 (36154) uitvoering aan deze afspraak heeft gegeven;
  • uit de evaluatie van de RVU blijkt dat voor sommige deelnemers, met name lager betaalden, de regeling onvoldoende toereikend is;
  • de RVU-vrijstelling geldt tot 31 december 2025;
  • onzekerheid bestaat over het vervolg;

verzoekt de regering in overleg met sociale partners te komen tot een voortzetting en voor met name lager betaalden een verruiming van de RVU of een daarmee vergelijkbare regeling, en de Kamers voor Prinsjesdag te informeren over de uitkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter Y (36067).

De heer Crone (PvdA):

Bij het tweede punt citeerde ik uit het pensioenakkoord.

Vanzelfsprekend zit hier alle ruimte in om de regeling voort te zetten of voor een andere, vergelijkbare regeling, die misschien nog wel beter is. Ik wens vooral de sociale partners die dit al een halfjaar aan het proberen zijn en de minister veel succes om dit te doen. We zien bij Prinsjesdag wel verder. Dan zal de Tweede Kamer zich er vanzelfsprekend mee bemoeien. Ik denk dat dit niet eens een kostenfactor is voor het Rijk. Het gaat hooguit om het wat minder heffen van de Vendrikboete, de boete van 52% voor de werkgever als die mensen in een pensioen doorbetaalt. Dat doen mensen toch niet. Wat niks kost, zal ik de toekomst ook niks kosten.

De voorzitter:

Ik ga nog even terug naar de motie. Wordt de indiening van de motie voldoende ondersteund? Volgens mij is dat het geval. Dat is het geval.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Ik heb de regering gezegd, en dat blijf ik tot de laatste minuut volhouden, dat we hier vechten voor een goed pensioen, dat betaalbaar blijft en waar de jongeren niet op afhaken, want dat is levensgroot aan de hand geweest. Nogmaals, jongeren zijn mensen tot aan de pensioenleeftijd. We moeten de aanspraken voor de jongeren en de ouderen intact kunnen houden. Het bewijs is geleverd. Gelukkig konden de pensioenen nu, vooruitlopend op het nieuwe stelsel, eindelijk worden verhoogd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Moonen. Zij spreekt namens de fractie van D66.

Voorzitter: Bruijn