Plenair Van Apeldoorn bij voortzetting behandeling Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs



Verslag van de vergadering van 30 mei 2023 (2022/2023 nr. 34)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.18 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter, dank. Laat ik maar beginnen te zeggen dat ik mijn fractie adviseer om voor de wet te stemmen. Anders vergeet ik dat misschien aan het eind. Desalniettemin hebben wij best veel kritische punten. Ik kom daar nu op terug. Ik dank de minister voor de beantwoording.

Op mijn vraag in welke basis de basisbeurs nu eigenlijk voorziet, is geen antwoord gekomen, anders dan dat er geen andere onderbouwing is dan dat ene miljard. Dat ene miljard is eigenlijk de onderbouwing en dat is als zodanig niet onderbouwd. Dat is gewoon wat uit de coalitieonderhandelingen is gekomen.

Daarmee is ook mijn vraag onbeantwoord of de basisbeurs van €275, ook al wordt die later geïndexeerd, nog wel voldoende is gegeven de enorm gestegen kosten in het afgelopen jaar. Daarvoor is de tijdelijke verhoging van €164 er gekomen. De minister gaat mij niet vertellen dat de kosten voor studenten nu weer omlaag zijn gegaan. Die zijn nog even hoog, sterker nog, die stijgen nog steeds. De kamerhuren stijgen nog steeds en de kosten van levensonderhoud stijgen dagelijks, en dat blijft de komende maanden en waarschijnlijk jaren het geval. Er is volgens mij alle reden om de verhoging van €164 permanent te maken. Ik geloof dat daar later een motie over komt en die zal mijn fractie van harte ondersteunen.

Ongeveer hetzelfde geldt voor de compensatie voor de schuldengeneratie. We kunnen het er heel lang over hebben. De minister verwijst ook hier naar de financiële kaders en zijn envelop. Ik denk dat we duidelijk kunnen stellen dat hier geen sprake is van een glas dat halfvol is, zo zeg ik tegen de collega van de ChristenUnie. We hebben ook een andere rekensom dan de minister. De minister had het over €9.000, maar als je uitgaat van vier jaar basisbeurs op basis van het oude bedrag, dan kom je volgens mij uit op een bedrag van meer dan €13.000. Er zijn ook studenten die helemaal niet veel meer extra hebben bijgeleend toen de basisbeurs werd afgeschaft, maar bijvoorbeeld ernaast nog wel meer zijn gaan werken. Misschien hebben ze als gevolg daarvan studievertraging opgelopen. Volgens mij is de problematiek in die zin dan ook breder dan dat. Daar zullen we het dus niet over eens worden.

De heer Van der Voort i (D66):

Nog even over het glas dat halfvol of halfleeg is. Dat had ik in mijn inbreng ingebracht. Maar het is toch zo dat de minister klip-en-klaar heeft uitgelegd dat het verschil €6.000 bedraagt en dat daar een compensatie voor is van ruim €3.000? €3.400 als ik het goed heb begrepen. Dan is het toch meer dan halfvol?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Via de voorzitter zei ik net al tegen de heer Van der Voort dat mijn fractie, en volgens mij ook andere fracties, in ieder geval in de Tweede Kamer, een andere rekensom hebben. De minister gaat uit van hoeveel er extra is bijgeleend. Misschien kan hij dit straks nog een keer toelichten. Mijn fractie gaat uit van hoeveel basisbeurs deze studenten anders hadden gekregen. De basisbeurs is afgeschaft door de invoering van het leenstelsel. Dan kom je uit op een aanzienlijk hoger bedrag dan €6.000, namelijk meer dan het dubbele. Zoals ik eerder heb gezegd, volgt dan een compensatie, een vergoeding van ongeveer een tiende daarvan.

De heer Van der Voort (D66):

Ik vind het heel creatief rekenen van de heer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat is niet creatief rekenen.

De voorzitter:

Nee, meneer Van der Voort heeft het woord.

De heer Van der Voort (D66):

Er zijn verschillende manieren waarop je ernaar kunt kijken. Ik denk dat het er niet zo naargeestig uitziet als de heer Van Apeldoorn ons voorspiegelt.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Creatief rekenen? Ik vind het nu eerder creatief rekenen van de kant van de D66-fractie. Ik zou tegen de heer Van der Voort willen zeggen: praat eens met de studenten die het betreft. Die schuldengeneratiestudenten hebben zich diep in de schulden moeten steken, hebben meer bijbanen moeten nemen of zijn anderszins de dupe geworden van het schuldenstelsel. Praat eens met hun ouders. Praat eens met de 40.000 mensen die de petitie hebben ondertekend. Ik denk dat u dan een ander verhaal hoort.

Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog in tweede termijn. Ten slotte gaat mijn derde punt over het verschil tussen de inkomensgrenzen die nu gaan gelden voor de aanvullende beurs voor enerzijds studenten in het hoger onderwijs en anderzijds studenten in het mbo. Voor studenten in het hoger onderwijs is die inkomensgrens verhoogd naar €70.000. Toen ik de minister daarover interrumpeerde, concludeerde de voorzitter dat de minister het met mij eens is. Ik teken daarbij aan dat dit dan niet blijkt uit zijn beleid, want dit wat mijn fractie betreft onrechtvaardige verschil tussen mbo-studenten en h.o.-studenten blijft nu voortbestaan. Er zijn uitzonderingen mogelijk waarbij een verschil tussen mbo-studenten en h.o.-studenten te rechtvaardigen is. Daar is een ratio voor. Ik weet dat er bijvoorbeeld ook een verschil is tussen het collegegeld versus het lesgeld.

De minister is het wel met ons en met enkele andere fracties eens dat we in principe uitgaan van gelijke behandeling en dat dit ook geldt voor de studiefinanciering. Het is belangrijk dat we het mbo meer gaan waarderen. Dat doet de minister ook. Hij hamert voortdurend op het belang van het mbo, de waardering van studenten in het mbo en daarmee ook op de gelijke behandeling. Hij zegt nu eigenlijk: er zijn stappen gezet, maar deze stap is nog niet gezet. Dan zijn we het eigenlijk eens. Een aantal dingen is gelijkgetrokken, maar dit moet nog gelijk worden getrokken. Maar de minister trekt het niet gelijk. Dat betreuren wij. Hij zei wel: "er is misschien perspectief" of "dat perspectief zou er moeten zijn". Ik hoop dat het perspectief er nog komt in deze kabinetsperiode. Wat ons betreft komt het perspectief er al volgend jaar.

Voorzitter. Daarom heb ik de volgende motie.

De voorzitter:

Door de leden Van Apeldoorn, Koffeman en Baay-Timmerman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat studeren in zowel het middelbaar als in het hoger onderwijs betaalbaar moet zijn voor alle groepen;

overwegende dat het van belang is de kansengelijkheid voor jongeren te bevorderen;

overwegende dat de inkomensgrens waarbij de aanvullende beurs afloopt voor studenten uit het hoger onderwijs verhoogd is van €53.900 naar €70.000;

overwegende dat deze verruiming niet is voorzien voor mbo-studenten;

overwegende dat dit verschil onrechtvaardig is en slecht is voor de kansengelijkheid tussen verschillende groepen jongeren;

verzoekt de regering bij de begroting voor 2024 vanaf het studiejaar 2024-2025 de inkomensgrens voor de aanvullende beurs voor mbo-studenten alsnog gelijk te trekken met die voor h.o.-studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter E (36229).

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw De Blécourt-Wouterse voor haar tweede termijn.