Verslag van de vergadering van 30 mei 2023 (2022/2023 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 18.31 uur
De heer Van der Voort i (D66):
Voorzitter. In mijn laatste debat hier in deze zittingstermijn komen mijn drie portefeuilles goed samen, namelijk financiën, hoger onderwijs en gezondheid, in dit geval de mentale gezondheid van studenten. Alle drie de portefeuilles komen in deze bijdrage dus aan de orde.
Voorzitter. We leven in een land waar in beginsel ieder kind de mogelijkheid heeft zich te ontwikkelen op een manier die bij hem of haar past, de mogelijkheid om te studeren en een opleiding te volgen die het beste uit de persoon haalt en de samenleving ten dienste is. Daarbij helpt het dat de minister het afgelopen jaar op allerlei manieren mbo gelijkgesteld heeft aan hbo en wo. Het beeld van de waaier in plaats van de ladder doet zo veel meer recht aan de mbo-geschoolden. Ik zie die gelijkheid in het kleine Friese dorpje waar ik woon. Daar komt dat terug in de mienskip, zoals dat heet. Ik zie het bijvoorbeeld in het voetbalelftal van mijn zoon, waar in dit opzicht diversiteit een feit is. Dat geldt ook in hun zogenaamde derde helft waar ze het met elkaar goed hebben. Ze gaan ook met elkaar op vakantie, mbo-, hbo- en wo-opgeleid bij elkaar. Zoals de minister het mbo positioneert, helpt daaraan mee. Dat helpt om de samenleving als geheel te versterken. Het faciliteert op die manier de mienskip, zoals we dat in Friesland noemen.
Voorzitter. Ikzelf en mijn fractie kijken, zoals u merkt, naar dit wetsvoorstel vanuit een maatschappelijk perspectief. Daarnaast bestaat er natuurlijk ook een persoonlijk, individueel perspectief. Vanuit dat persoonlijk perspectief stellen critici dat studenten die onder het voorliggende wetsvoorstel met basisbeurs gaan vallen, voordeel ondervinden ten opzichte van hen die onder het leenstelsel vallen of vielen. Doordat eerder, voor de start van het leenstelsel, ook een basisbeurs bestond, is er dus een cohort dat meer studieschuld op heeft gebouwd dan andere studenten. De regering heeft dat onderkend en heeft een miljard uitgetrokken voor compensatie. Het moet gezegd dat er daarnaast nog tal van andere maatregelen genomen zijn ten behoeve van het verbeteren van het onderwijs en de situatie van studenten. De aanvullende beurs is ruimer beschikbaar voor lage inkomens. De basisbeurs is met zo'n €200 eenmalig verhoogd. Het toelatingsrecht van mbo naar hbo voor alle studenten, onafhankelijk van hun studierichting, en de medezeggenschap van studenten zijn versterkt. Het is ook goed te memoreren dat de basisbeurs in het mbo nooit afgeschaft is geweest.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog. Ik geef straks de gelegenheid voor interrupties.
De heer Van der Voort (D66):
Een belangrijk issue is tevens de aanvullende beurs, een beurs die beschikbaar is voor studenten van ouders met een verhoudingsgewijs laag inkomen. De groep die hiervoor in aanmerking komt, wordt uitgebreid, zoals al gezegd. Maar daarnaast blijkt dat niet iedereen die daarvoor in aanmerking komt ook daadwerkelijk deze beurs aanvraagt. De D66-fractie vraagt de minister daarom welke maatregelen hij neemt of van plan is te nemen om het gebruik van deze aanvullende beurs binnen de regels die er zijn te optimaliseren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik hoorde een aantal positieve punten van collega Van der Voort, maar ik vraag me toch iets af. Er is een miljard uitgetrokken voor de pechgeneratie, de schuldengeneratie, maar omgerekend krijgen die studenten €0,98 per dag. Daar kun je net een half brood voor kopen en de inflatie knabbelt daar hard aan; binnenkort kan dat niet meer. Vindt de heer Van der Voort dat die studenten, als hun positie, hun financiële situatie, zo ver uitgekleed is, als de huren uit de hand lopen, als heel veel studenten geen compensatie krijgen voor de hogere energiekosten, dan blij kunnen zijn met die €0,98 per dag?
De heer Van der Voort (D66):
Ik begrijp heel goed — daarin deel ik de zorg van de heer Koffeman — dat die compensatie niet een volledige compensatie is die opvult wat nu door de basisbeurs wordt ingevuld. Of daarmee de compensatie hoger zou moeten worden, is een andere vraag. Ik kom daar in mijn betoog nog op terug.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van der Voort (D66):
Mijn vraag is of het glas halfvol of halfleeg is. Vanuit een breder perspectief op onderwijs en op onze samenleving, is er een meer dan redelijke financiële voorziening voor Nederlandse studenten. Vanuit mijn portefeuille financiën zie ik ook dat de bomen niet tot aan de hemel groeien. Alles overwegende is mijn fractie tevreden over het voorliggende wetsvoorstel. Mijn fractie heeft nog wel een vraag over internationale studenten. De groei daarvan legt ook een beslag op de begroting van OCW. Kan de minister toelichten hoe de uitgave aan internationale studenten zich de komende jaren verhoudt tot die aan Nederlandse studenten?
Tegelijkertijd begrijpen we dat de portemonnee beperkt is. Ik heb dit net ook tegen de heer Koffeman gezegd. Gebrek aan geld is in het leven van eenieder een grote stressor. Dat is ook zo voor studenten. Het hebben van een studieschuld is dat ook, hoewel de een er meer van wakker ligt dan de ander. Veel studenten werken erbij om rond te komen, wat de tijd om te studeren weer onder druk zet. Studenten ondervinden hierdoor, naast andere factoren, een grote mentale druk. Meerdere goed uitgevoerde onderzoeken laten zien dat de mentale druk die studenten ervaren, zorgelijk groot is. Het aantal jonge mensen met burn-out neemt grootse proporties aan, net als andere ernstige uitingen van mentale druk, zoals depressie en zelfmoordpogingen. Helaas, ik zie het zowel in mijn andere werk in het ziekenhuis voorbijkomen als in de vriendenkring van mijn kinderen. Studiedruk en studieschuld spelen in de mentale druk van jongvolwassenen ook een rol, hoewel in het algemeen geen overheersende. De minister is zich daarvan bewust, weet mijn fractie, en stuurt daarop in het beleid. Kan de minister toch toelichten hoe hij samen met zijn collegae van VWS hiermee omgaat? Heeft de minister inzicht in de factoren die mentale druk bij studenten bepalen? Wat is de rol van studieschuld daarin?
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik geloof dat de heer Van der Voort zei dat hij nog terugkomt op het punt van compensatie, maar volgens mij heeft hij dat inmiddels afgehandeld. Of komt hij daar inderdaad nog op terug? Hij had het over "het glas is halfvol of halfleeg". Heb ik hem goed beluisterd dat de conclusie van de D66-fractie is dat het glas halfvol is en dat dit goed genoeg is? We hebben het hier om een compensatie van in totaal €1.436 maximaal, terwijl als je uitgaat van wat studenten aan basisbeurs hadden gekregen op basis van het basisbeursniveau van 2015, het zou gaan om een bedrag van zo'n €13.000. We hebben het hier dus over een compensatie van 10% van de zeg maar gemiste basisbeurs. Op basis daarvan concludeert de D66-fractie van de Eerste Kamer dat het glas halfvol is. Heb ik dat goed begrepen?
De heer Van der Voort (D66):
Het klopt dat overall het glas voor ons halfvol is als wij kijken naar het wetsvoorstel, de maatregelen die genomen zijn — ik heb ze alle genoemd — en dan nog de compensatie. Dat neemt niet weg dat daarmee de compensatie niet volledig is ten opzichte van de studenten die een basisbeurs kregen of gaan krijgen. Alles bij elkaar genomen, ook gezien de financiële mogelijkheden die het kabinet heeft — daar gaan wij ook over in de commissie Financiën en de debatten die wij daarover voeren — is inderdaad de conclusie van onze fractie dat het glas halfvol is.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Goed, dan hebben we een andere definitie van "halfvol". Ik zou zeggen: 10% is niet halfvol, maar voor een tiende gevuld. Wat ik hierin mis — collega Fiers begon daar wel over — is zelfreflectie van de D66-fractie. Dat er überhaupt compensatie nodig is voor de schade die is aangericht bij die studenten die de basisbeurs hebben moeten missen, nu in de schulden zitten en misschien ook wel psychische problemen en stress ervaren, is ook iets waarvoor we naar D66 moeten kijken. Want uw partij was een van de partijen die leidend was bij de invoering van het schuldenstelsel en die er heel erg van overtuigd was. Tot voor kort nog, want ik heb Paul van Meenen, de fractievoorzitter in de Tweede Kamer, vaak enthousiast horen pleiten voor het leenstelsel, ook recent nog. Uw partij was daar leidend in. Nu is compensatie nodig. Dan zegt u: €1.400 en nog wat is genoeg. Ik vind dat in ieder geval teleurstellend.
De heer Van der Voort (D66):
Volgens mij zijn wij niet leidend geweest. Het was volgens mij het kabinet-VVD/PvdA waarin dit gebeurde en niet een kabinet met D66. Het klopt dat wij dat gesteund hebben. Wij zijn daarin meegegaan en hebben nu een andere weging van de situatie die er nu is. Wij gaan nu weer graag terug naar de herinvoering van de basisbeurs. Dat klopt. Of daarmee die generatie, het cohort dat geen basisbeurs heeft gekregen, daadwerkelijk schade heeft opgelopen, vind ik een te groot woord. Die studenten hebben meer studieschuld dan andere, maar om te zeggen dat er een heel cohort studenten daardoor schade heeft opgelopen, gaat mijn fractie te ver.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Goed, "leidend" of niet, in ieder geval was D66 ideologisch gezien een cheerleader van de invoering van het leenstelsel. Studenten zitten nu met de brokken. Schade kun je op verschillende manieren definiëren, maar een gemiddelde schuld van €27.000, vaak oplopend tot €40.000 of €50.000, is een behoorlijke schuld.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Van Apeldoorn (SP):
De heer Van der Voort zegt dat we ook financiële afwegingen moeten maken. Er is hiervoor een miljard uitgetrokken. In de Tweede Kamer is gevraagd waar dat miljard vandaan komt. Heeft de heer Van der Voort daar ideeën over? Is dat miljard uit de hogehoed getoverd en moeten we het daar maar mee doen? Of je het woord "schade" wilt gebruiken of niet, je zou ook kunnen zeggen: wat is nu reëel het effect hiervan op die studenten, die tussengeneratie, pechgeneratie of schuldengeneratie, die de basisbeurs niet hebben ontvangen, wat zou dan een reële of redelijke compensatie zijn en laten we daar dan het budget bij zoeken. Maar zo is het dus niet gegaan.
De heer Van der Voort (D66):
In de coalitieonderhandelingen is geprobeerd om te komen tot een vorm van compensatie. Daar is dit uitgekomen. Dat is zoals het nu is. Ik heb de minister zojuist gevraagd om een inschatting te geven van de mentale druk en of de studieschuld daarin een rol heeft. Ik denk dat ook andere maatregelen daaromheen, niet alleen financiële maatregelen maar ook andere maatregelen, voor studenten belangrijk zijn om een eigen leven te kunnen leiden. Die zijn volgens mij ook relevant en belangrijk, en niet per se alleen een financiële vergoeding.
Mevrouw Fiers i (PvdA):
Nog even doorgaand op het debatje dat daarnet plaatsvond. In mijn bijdrage heb ik de minister gevraagd om meerjarig onderzoek te doen naar de effecten van de verschillende stelsels en maatregelen die we in de afgelopen jaren hebben gehad, om meer zich te kunnen krijgen op de specifieke effecten om mogelijk in de toekomst andere afwegingen over te maken. Ik ben benieuwd wat u van dat idee vindt.
De heer Van der Voort (D66):
Als wetenschapper ben ik altijd voor onderzoek, goed onderzoek. Het is wel zo dat het doel van het onderzoek vooraf goed duidelijk moet zijn. Als het doel is om dat te gebruiken als basis om de compensatie te zijner tijd te heroverwegen, te herzien of uit te breiden, zal ik even met mijn fractie moeten overleggen wat ons standpunt daarover is. In beginsel lijkt het doen van onderzoek om meer inzicht te krijgen in wat er gaande is, me goed.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Ja, wat mij betreft is inderdaad het doel vooraf niet in die zin geformuleerd. Maar als uit het onderzoek blijkt dat bepaalde groepen grote nadelige effecten ondervinden, zou dat een afweging kunnen zijn om op dat moment iets te doen. In die zin is het bedoeld.
De heer Van der Voort (D66):
Het lijkt mij voorbarig om vooraf al af te spreken dat je dat gaat doen als dat uit het onderzoek blijkt. In beginsel lijkt mij op zichzelf niks mis met het doen van onderzoek om meer inzicht te krijgen om daarna te wegen hoe je dat onderzoek gaat gebruiken.
Mevrouw Fiers (PvdA):
Dat is mijn bedoeling.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Van der Voort.
De heer Van der Voort (D66):
Ik moet even kijken waar ik was. Studiedruk en studieschuld spelen in de mentale druk van jongvolwassenen een rol, hoewel in het algemeen geen overheersende. Hier heb ik het volgens mij al over gehad. Bij het omgaan met mentale druk gaat het ook om weerbaarheid, eigen regie en invloed op de eigen toekomst. Onze fractie denkt dat het bieden van ruimte op die aspecten belangrijker is dan een puur financiële compensatie. Zoals gezegd is er ook zoiets als een financiële compensatie voor studenten die onder het leenstelsel vielen. Hoewel, die is niet volledig. Daar hebben we het net over gehad. Dat is een beleidskeuze. Daar kun je voor of tegen zijn.
Vandaag ligt voor het Wetsvoorstel herinvoering basisbeurs. Dat vinden we een goede zaak. In de memorie van toelichting geeft de minister aan dat de argumenten om voor een leenstelsel dan wel een basisbeurs te kiezen nu anders worden gewogen dan destijds bij de invoering van het leenstelsel. En zo is het. Tijden veranderen, de context verandert, toekomstbeelden veranderen en coalities veranderen.
Voorzitter. Wij zullen voor dit wetsvoorstel stemmen, omdat we het belangrijk vinden dat de herinvoering van de basisbeurs zo snel mogelijk moet worden gefaciliteerd.
Voorzitter, tot slot wil ik u bedanken voor de tijd die ik in deze Kamer mocht doorbrengen. Ook de Griffie en de Kamermedewerkers bedankt voor de fantastische ondersteuning.
Tot slot dank en waardering voor alle collega's hier in deze Kamer.
We kijken uit naar de beantwoording door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Mede namens de collega en de Griffie, dank voor uw complimenten. Vervolgens wil ik het woord geven aan de heer Verkerk van de ChristenUnie.