Verslag van de vergadering van 5 juni 2023 (2022/2023 nr. 35)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.10 uur
De heer Van Dijk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vanavond twee wetsvoorstellen over staatloosheid. Dat staatlozen zich in een precaire, lastige en schrijnende situatie kunnen bevinden, moge duidelijk zijn. Je hebt namelijk geen papieren en wordt door geen enkel land erkend als burger. Dat kan flinke gevolgen hebben voor het dagelijks leven, bijvoorbeeld omdat je geen toegang hebt tot zorg of werk. Daarom is het goed dat we vandaag deze voorstellen met elkaar bespreken. De SGP heeft nog een aantal vragen om tot een goed oordeel te kunnen komen. Ik zal met name ingaan op de noodzaak en het mogelijke misbruik van deze voorstellen.
Voorzitter. De SGP vraagt de staatssecretaris nog eens nader toe te lichten waarom dit wetsvoorstel per se noodzakelijk is. Nederland kent op dit moment geen procedure om staatloosheid vast te stellen. Daar moet het wetsvoorstel wat aan doen. In dat licht hebben wij de volgende vragen. Wat is het beleid dat de IND op dit moment voert en gevoerd heeft ten aanzien van staatloosheid? Waarom is dat onvoldoende gebleken? Waarom moet er nu een vaststellingsprocedure komen?
De SGP vindt het terecht dat er is gezocht naar een oplossing voor mensen die hier rechtmatig verblijven maar slecht of niet gedocumenteerd zijn. Zij staan nu met "nationaliteit onbekend" in de systemen en voortaan geeft het systeem "staatloos" aan. Kritischer zijn wij op het optierecht voor niet-rechtmatig verblijvende kinderen. Welke gedachte zit er achter dit optierecht?
Dat brengt me bij de keerzijde van het betreffende wetsvoorstel. Welke risico's kleven hieraan? Dan denk ik aan de mogelijkheid van een aanzuigende werking. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de kans op een aanzuigende werking als gevolg van dit wetsvoorstel? Zet de staatssecretaris nog steeds in op terugkeer van de vastgesteld staatloze als deze niet in aanmerking komt voor de Nederlandse nationaliteit? Kan vaststelling van staatloosheid eraan bijdragen dat landen van herkomst eerder weigeren deze mensen terug te nemen? Graag een reactie hierop.
In de Tweede Kamer is bij de wetsbehandeling een amendement aangenomen dat de termijn voor stabiel hoofdverblijf heeft verkort tot vijf jaar. Het kabinet stelde voor uit te gaan van tien jaar. Hoe kijkt de staatssecretaris nu aan tegen deze robuuste verkorting door de Tweede Kamer? Hij stelde immers niet voor niets voor om uit te gaan van tien jaar. Ik citeer uit de memorie van toelichting: "Het hanteren van een verschillende termijn voor kinderen met rechtmatig verblijf, drie jaar, en kinderen met illegaal verblijf, tien jaar, is gelegen in het voeren van een effectief vreemdelingenbeleid en het tegengaan van misbruik van de regeling. Illegaal verblijf van de ouders mag niet worden beloond en verder dient te worden voorkomen dat ouders hun kind inzetten om als gezin een verblijfsvergunning te krijgen, ondanks dat vastgestelde staatloosheid op zichzelf niet leidt tot rechtmatig verblijf. Een langere termijn ontmoedigt dit en maakt de prikkel om misbruik te maken van deze regeling minder sterk." Dat is een heldere motivering om voor een termijn van tien jaar te kiezen. Hoe is die termijn in de ons omringende landen? Welke gevolgen heeft deze wijziging volgens de staatssecretaris voor mogelijk misbruik en de uitstraling van ons beleid? Het kan en mag toch niet zo zijn dat het beeld ontstaat dat je voor je kinderen en via je kinderen relatief gemakkelijk het Nederlanderschap kunt krijgen in Nederland, met alle gevolgen van dien.
Kortom, de SGP heeft nog de nodige vragen. Ik zie uit naar de beantwoording.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Ik heb begrepen dat de heer Kox nog het woord zou willen. U heeft niet doorgegeven hoeveel spreektijd u wilt. Ik geef u 3 minuten. Bent u daar tevreden mee?