Verslag van de vergadering van 10 oktober 2023 (2023/2024 nr. 03)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 15.28 uur
De heer Griffioen i (BBB):
Voorzitter, dank. Ik ben de laatste spreker. Dat houdt in dat negen van mijn collega's die hier eerder hebben gestaan hele mooie en belangrijke opmerkingen hebben gemaakt en vragen hebben gesteld. Dat heeft het voordeel dat ik het heel kort kan houden.
Er zijn situaties bekend waarin burgemeesters zijn bedreigd, tijdelijk zijn beveiligd en zelfs met hun gezinnen in een safehouse hebben moeten wonen. Gezien de vele toenemende criteria waaraan de huisuitzetting moet voldoen, bestaat ook het risico dat de burgemeester niet altijd alle relevante informatie heeft afgewogen en heeft kunnen motiveren voorafgaand aan zijn besluit. Als de bewoner ook achteraf nog naar de rechter gaat, is dat ook een risico voor de burgemeester. Dit alles maakt de burgemeester kwetsbaar als het gaat om de handhaafbaarheid van zijn beslissingen. De vraag aan de minister is of zij ook met betrekking tot de wijziging van de Gemeentewet ziet dat de risico's voor de burgemeester toenemen.
Voorzitter. In de voorgestelde wetswijziging zullen huizen die getroffen zijn door explosies en beschietingen worden gesloten terwijl de daders wellicht vrijuit gaan. Dit roept terechte vragen op over de situatie van de uitgezette slachtoffers, die getroffen zijn door dergelijke misdrijven. Het is zorgwekkend dat zij mogelijk op straat terechtkomen, wat hen nog kwetsbaarder maakt. Bovendien mogen we geen voedingsbodem geven aan criminaliteit. Als criminelen weten dat het plaatsen van een bom ervoor zorgt dat mensen uit hun huis worden gezet, geeft dat hun extra motivatie om wraak te nemen op die slachtoffers. Ze zullen niet alleen proberen om hen af te schrikken met beschietingen, maar ook direct proberen om hen uit hun huis te verdrijven. Een huis om in te wonen, is een grondrecht. Het verliezen daarvan is een van de meest traumatische ervaringen die iemand kan meemaken.
De wettelijke bevoegdheid voor huisuitzetting is nodig vanuit het perspectief van het toenemende geweld en de daarmee toenemende verstoring van de openbare orde. Daarom is dit wetsvoorstel tot wijziging van de Gemeentewet dus op zich een goed wetsvoorstel.
De BBB-fractie zou gaarne inzake de rechtmatigheid een betere waarborg willen inbouwen voor het ontruimen of sluiten van woningen. Dat is ook al eerder gezegd. Stel dat een gescheiden moeder met drie minderjarige kinderen op last van de burgemeester op straat wordt gezet. Wat moet de moeder dan doen om weer ergens met haar kinderen te kunnen wonen? Waar moet zij gaan wonen? Stel dat aan de ontruiming een intimidatieactie vooraf is gegaan, waarbij in het huis geen belastende zaken zijn aangetroffen, dus geen drugs en geen wapens. Wat als de moeder overstuur is, geen geld heeft en eigenlijk niet durft te procederen tegen de gemeente? De burgemeester kan vanuit zijn bevoegdheid een geesteszieke verplichten tot een spoedopname, maar daar zijn achteraf altijd rechterlijke toetsing en toestemming voor nodig. Bij het sluiten van een woning op last van de burgemeester moet met een scala van criteria worden rekening gehouden. De sluiting kan volkomen terecht zijn, maar de sluiting kan ook op te weinig zwaarwegende gronden zijn gestoeld.
Voorzitter, tot slot. In Nederland moeten we niet naar een situatie waarin we van de burgemeester de sheriff in town maken. Daarom is het in gevallen van huisuitzetting wenselijk, ja, misschien wel noodzakelijk, dat de rechtmatigheid van de uitzetting altijd, vooraf of mogelijk nadien, door een rechter wordt getoetst, even los van de vraag of dat dan gebeurt via het bestuursrecht, het strafrecht of misschien wel het fiscaal recht, dat ook, terecht, even is genoemd. Het geeft meer zekerheid voor de burgemeester, en ook voor de slachtoffers en voor de mensen die terecht uit huis worden gezet. Het zou dus ook een goede bescherming zijn voor de burgemeester.
Tot slot twee vragen aan de minister. Kan de minister zich vinden in de conclusie dat in het geval burgers op straat worden gezet, altijd onverwijld een rechterlijke toetsing moet plaatsvinden, vooraf of nadien? De laatste vraag: kan de minister toezeggen te beoordelen op welke wijze de toezegging van de rechterlijke toetsing wettelijk kan worden vastgelegd?
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Griffioen. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.