Plenair Rietkerk bij debat over invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen



Verslag van de vergadering van 24 oktober 2023 (2023/2024 nr. 04)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.59 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst feliciteer ik collega Kemperman graag met zijn maidenspeech.

De Eerste Kamer heeft in meerderheid voor de motie-Crone/Kemperman, de opschorting van de invoering van de Wkb, gestemd. De CDA-fractie was het van harte eens met onderdelen van de motie. De CDA-fractie heeft met een stemverklaring toch tegen gestemd, omdat zij de uitvoering van het onderdeel van de motie met betrekking tot het uitstellen van de Wkb met een halfjaar staatsrechtelijk onuitvoerbaar achtte.

Nu ligt opnieuw de kernvraag voor of de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen een halfjaar kan opschuiven. Duidelijk is dat dit enkel kan door ontvlechting van de Omgevingswet die in januari 2024 van kracht gaat. Onze Kamer heeft aan het Instituut voor Bouwrecht, een onafhankelijk kenniscentrum op het gebied van publiek- en privaatrechtelijk bouwrecht, een aantal vragen voorgelegd met betrekking tot de genoemde kernvragen. Voordat ik inga op de antwoorden van het Instituut voor Bouwrecht past het om dat instituut te bedanken voor haar onafhankelijke reactie.

De kern van het antwoord is dat in staatsrechtelijk en wetstechnisch opzicht correcte ontvlechting van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen voor januari 2024 onmogelijk is. Het Instituut voor Bouwrecht stelt dat wettechnisch het invoeringsbesluit en de AMvB's aangepast moeten worden bij ontvlechting. De wijziging van de AMvB's zou dan ook de procedure van voorhang bij Tweede en Eerste Kamer moeten volgen, en ook het advies van de Raad van State. Het staatsrechtelijk perspectief is dat beide Kamers op de hoogte waren van de verweving. Dan zijn beide Kamers nodig voor wijziging. Voorts geeft het instituut aan dat er bij ontvlechting sprake is van miskenning vanuit staatsrechtelijk oogpunt in verband met de miskenning van het democratische besluitvormingsproces. Ten slotte vraagt het instituut aandacht voor de afstemming met bestuurlijke partners in verband met de kenbaarheid en de rechtszekerheid.

Het Instituut voor Bouwrecht stelt dat met het oog op kenbaarheid en rechtszekerheid voor onder andere gemeenten en het bedrijfsleven de ontvlechting thans niet aanvaardbaar is. Graag hoor ik een reactie van de minister op de conclusies van het Instituut voor Bouwrecht, en of hij deze deelt. Overigens zouden de gemeenten vóór 1 januari 2024 hun legesverordening moeten aanpassen voor de nieuwbouwwoningen. Anders betalen de woningeigenaren of de bedrijven dubbel. De CDA-fractie vraagt de minister of de gemeenten dit gaat lukken.

Voorzitter. De CDA-fractie heeft in deze Eerste Kamer tegen de Wet kwaliteitsborging bouw gestemd. Het is en blijft een gedrocht van een wet. Vanzelfsprekend zal de CDA-fractie om dezelfde reden waarom we destijds tegen de wet hebben gestemd nu alle bewegingen om de wet leger te maken billijken. Dat lukt aardig.

Als eerste. De Wkb wordt gefaseerd ingevoerd. Gevolgklassen 2 en 3 onder de Wkb zijn er thans uitgehaald. Daarmee is de minister deze Kamer tegemoetgekomen.

Als tweede. Bij de wijziging van de Woningwet, afgedwongen via een voorhang van een AMvB, moeten voor 2029 de gevolgklassen 2 en 3 behandeld worden in Tweede én Eerste Kamer. Ook hierin is de minister deze Kamer tegemoetgekomen.

Als derde. De vergunningvrije bouwwerken — gelukkig zijn dat er steeds meer, maar dat is even een persoonlijke observatie — vallen niet onder de Wkb. De minister schrijft dat in zijn brief aan ons, Eerste Kamer. Ik vind dat duidelijk en ik ben het daar ook mee eens.

Als vierde. Onder druk van deze Kamer heeft de minister bij het onderdeel gevolgklasse 1 bestaande bouw uitgezonderd. Daar zijn veel kleine mkb-bedrijven blij mee. Een aantal woordvoerders heeft dat ook al in eerdere debatten gemeld. Het gaat per januari '24 dus alleen om nieuwbouw. Overzichtelijker kan het helaas niet. Ik zeg "helaas", want de bouw zit in een dip. De Wkb wordt voor gevolgklasse 1 ook nog gefaseerd ingevoerd, met januari '24 als start. De bestaande bouwwerken zijn on hold gezet. Samen met collega's Kemperman en Crone hebben we daar het initiatief toe genomen. Zoals ik al zei, is dat voor de kleinere mkb-bedrijven een meevaller.

Als vijfde. Er is sprake van overgangsrecht. Vergunningen voor nieuwbouw — want daar gaat het alleen nog om — die voor 1 januari '24 zijn aangevraagd en die in 2024 worden behandeld, worden volgens het huidige regime behandeld. Eigenlijk is dat de terugvaloptie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waar ik me samen met collega Crone in de vorige periode sterk voor heb gemaakt.

Als zesde het handhavingskader voor gemeenten. Aan deze Kamer is toegezegd, op vragen van de CDA-fractie en andere fracties, dat de VNG in oktober 2023 met het handhavingskader zal komen. Daar heb ik nog een paar vragen over. Overigens ziet onze fractie daarnaar uit, omdat je daarmee kunt kijken of het proportionaliteitsbeginsel via de Algemene wet bestuursrecht in de praktijk uitvoerbaar is of niet.

Als eerste vraag: kan de minister aangeven of de gemeente gewoon bevoegd gezag blijft en toetst, net zoals bij de Wabo?

Als tweede vraag: kan de minister aangeven dat bij een gebrek of een strijdigheid met de Bbl de gemeente een redelijke termijn in acht moet nemen en dat de regels van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn, net zoals nu?

Als derde vraag: kan de minister aangeven dat de consument, de woningeigenaar, na twee weken duidelijkheid krijgt van de gemeente, tenzij er natuurlijk strijdigheid is met de hier vastgesteld Bbl? Ik kort dat even af. En kan de minister aangegeven dat de consument, de woningeigenaar, dan gewoon kan doorgaan met het leggen van vloeren, het plaatsen van keukens en het afmonteren van badkamers in de periode dat dit loopt?

Als vierde: kan de minister aangeven dat, bij strijdigheid met het Bbl, de gemeente als bevoegd gezag moet handhaven, tenzij het niet proportioneel is en er een gedoogverklaring moet komen?

Ten slotte heb ik een vraag met betrekking tot het monitoren en evalueren van de Wkb. Kan de minister toezeggen dat er een stevige, onafhankelijke evaluatie komt voor medio 2024 of nog steller? Zo ja, wanneer kan ook deze Kamer die verwachten?

Voorzitter. Ik zie uit naar de antwoorden van de minister. Mede op basis van zijn antwoorden zal ik in de tweede termijn wellicht nog een suggestie doen richting de Tweede Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan de heer Crone namens GroenLinks-PvdA. Hij spreekt mede namens de SP.