Verslag van de vergadering van 31 oktober 2023 (2023/2024 nr. 05)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 12.06 uur
De heer Baumgarten i (JA21):
Voorzitter, excellenties, dank u wel. Voor ons ligt de rijksbegroting 2024. Mijn bijdrage aan dit plenaire debat stelt de dubbele moraal van het demissionaire kabinet aan de kaak als het gaat om begroten en het uitgeven van geld. Het kortetermijndenken en het najagen van onrealistische doelen voeren de boventoon, terwijl volgende generaties geconfronteerd worden met een ongedekte rekening. Dat raakt iedereen, van politieagent en schoonmaker tot directeur en ondernemer.
We hebben in de rijksbegroting kunnen lezen dat de overheid de uitgaven in 2024 raamt op 434 miljard euro, bij inkomsten van 403 miljard euro. Het begrotingssaldo bedraagt of bedroeg in 2024 -2,9% en volgens de laatste inzichten die we gisteravond mochten ontvangen -3,1% van het bbp. Daarmee scheert het rakelings langs of eigenlijk over de grens van het toelaatbare. Er zijn immers Europees afgesproken begrotingsregels. Nederland heeft altijd getracht om landen die het niet zo nauw nemen met de begrotingsregels, bij de les te houden en te wijzen op de vastgelegde begrotingsdiscipline. Als wij zelf ons staatshuishoudboekje niet of nauwelijks op orde hebben, verliezen onze argumenten aan kracht. Ik voorspel u dat het resultaat is dat de begrotingsdiscipline in bepaalde landen eerder af- dan toeneemt, wat betekent dat wij ook daarvoor gaan betalen, aangezien de EU potentieel verder afglijdt naar een transferunie.
De Raad van State slaat ook aan op dit gebrek aan begrotingsdiscipline en geeft in zijn bespiegelingen op de begroting 2024 een aantal wijze adviezen en signaleringen mee. Zo stelt de Raad van State dat hij voor het structureel EMU-saldo volgens de ramingen van het CPB een record verwacht van -2,2% bbp in 2024. Daarmee wijkt de verwachte uitkomst voor het structureel saldo significant af van de middellangetermijndoelstelling voor het structureel saldo van -0,75% bbp. De geprognosticeerde staatsschuld bedraagt in 2024 nog circa 47% van het bbp, om de jaren daarna fors op te lopen naar ver boven de 50%, kruipend richting de "magische" grens van 60% van het bbp.
Voor sommigen in dit huis is een lage staatsschuld een onzinnig idee-fixe, maar voor mijn partij is een lage staatsschuld van groot belang. Niet alleen maakt een lage staatsschuldquote goedkoop lenen mogelijk, maar het is ook cruciaal om in tijden van grote nood daadkrachtig en ruimhartig te kunnen handelen. Toenmalig minister Hoekstra kon in het begin van de coronapandemie alleen vol vertrouwen zeggen dat hij bijna 100 miljard euro beschikbaar had en dat die ook op mocht, omdat Nederland dit kón lenen vanwege zijn lage staatsschuld en de uitzonderlijk lage rentestand. Laten we niet vergeten dat we op 7 oktober jongstleden allen hebben kunnen zien hoe plotseling de dynamiek in de wereld kan veranderen.
Onderliggend zien we dus in de begroting de collectieve uitgaven oplopen van 44,1% bruto binnenlands product in 2023 naar 44,9% in 2024. Overigens bedragen hierbij de kosten voor sociale zekerheid en zorg circa 50% van de rijksbegroting. Deze uitgaven komen niet per se ten goede aan algehele welvaartsgroei, hetgeen de regering nastreeft of zou moeten nastreven. Laten we ook hier nadrukkelijk niet vergeten dat het geld dat wordt opgebracht door de belastingbetaler — particulier, ondernemer of bedrijfsleven — eerst verdiend moet worden voordat de overheid het kan uitgeven.
Meneer de voorzitter. Des te ontluisterender is het dat op vragen die mijn fractie heeft gesteld in de schriftelijke voorbereiding op het plenaire debat, het volgende antwoord komt. "Wel is het begrotingstekort van naar verwachting -3,2% bbp in 2028 en het daarbij behorende structureel saldo van -3,6% een punt van zorg. Daarbij loopt dit tekort naar verwachting volgens het CPB in de jaren erna verder op, vooral vanwege oplopende kosten van AOW, zorg en klimaat. Dit zet de intergenerationele houdbaarheid op termijn onder druk. [...] Het is aan een volgend kabinet hier een nieuwe weging in te maken."
Meneer de voorzitter. Ik ben onthutst door dit antwoord van de minister. Enerzijds neemt het demissionaire kabinet thans verregaande beslissingen, die een forse impact hebben op de rekening die bij ieder huishouden terechtkomt. Anderzijds schuift men de hete aardappel om daadwerkelijke keuzes te maken in de uitgaven door naar een volgend kabinet. Laat ik duidelijk zijn: ook nu niet kiezen of ingrijpen heeft forse consequenties op middellange termijn.
Dat brengt mij bij de eerste vraag aan de minister. Welke structurele maatregelen stelt het demissionaire kabinet voor om de overheidsfinanciën op termijn gezond te maken, opdat de rekening voor de staatsschuld inclusief rentelasten niet bij de generatie na ons belandt? Wat voor maatregelen wil de regering voorts nemen om de dalende trend in de arbeidsproductiviteit een halt toe te roepen? Is de minister het met mij eens dat het verhogen van lasten voor burgers en bedrijven een heilloze weg is, het draagvlak voor het doen van collectieve uitgaven ondermijnt en het verdienvermogen van Nederland potentieel onder druk zet? En is de minister het met mij eens dat we voor inwoners van Nederland beter de focus kunnen leggen op vergroting van ieders welvaart in plaats van de focus te leggen op het herverdelen van de koek?
Tot slot zou ik willen toevoegen dat in antwoord op een van onze andere vragen, over de zorgwekkende toestand van de overheidsfinanciën, werd verwezen naar het coalitieakkoord en de daarin gemaakte afspraken. Ik zou de minister willen vragen af te zien van zulke spitsvondigheid. Want in de gevallen coalitie zijn ook afspraken gemaakt over toelaatbare begrotingstekorten, en die zijn ook gewoon aan de laars gelapt. In het coalitieakkoord staat immers letterlijk dat een EMU-saldo van -1,75% hoort bij de aanpak van grote maatschappelijke problemen en voldoende budgettaire prudentie. Daar houdt het kabinet zich dan ook niet aan.
Meneer de voorzitter. We zijn allen getuige geweest van de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer, waarbij vele fracties de begroting 2024 wilden aanpassen voor een totaal van circa 4 miljard euro. Ik vind het zeer terecht dat de minister hier heel kritisch op is, omdat veelal de dekking ontbreekt. Gratis bier bestaat niet. Maar is het dan niet vreemd te noemen dat diezelfde minister aan ons een begroting voorlegt die minstens evenveel dekkingsgaten bevat als hetgeen de Tweede Kamer aan verzoeken had? En is het niet extra bevreemdend dat de minister van Financiën op voorhand aangeeft dat uitgaven dekken vanuit het stikstof- of Klimaatfonds een no-go is?
Dat brengt mij bij de eerdergenoemde dubbele moraal van het demissionaire kabinet en deze minister in het bijzonder. Op de langere termijn wil men geen uitspraak doen over houdbaarheid en ombuiging overheidsfinanciën. Dit laat men graag over aan een volgend kabinet. Anderzijds worden prestigeprogramma's zoals het Klimaat- en stikstoffonds buiten beschouwing gelaten. Is de minister het met mij eens dat er een betere dekking voor de begroting 2024 mogelijk was, als er ook gekeken was naar de reeds gealloceerde middelen in het stikstof- en Klimaatfonds?
Meneer de voorzitter. Ik dank u voor de gelegenheid alhier geboden om bovenstaande vragen te stellen aan de minister. Ik zie uit naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baumgarten. U resteren nog vijf minuten en acht seconden voor uw tweede termijn.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik stel voor dat we nu de vergadering schorsen en verdergaan om 13.30 uur.