Plenair Janssen-van Helvoort bij behandeling Wijzigingswet Huisvestingswet 2014



Verslag van de vergadering van 5 december 2023 (2023/2024 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal inderdaad mede namens Volt ons standpunt verwoorden.

"Een plek om te wonen, een thuis voor je gezin, is voor GroenLinks-Partij van de Arbeid en Volt een belangrijke en misschien, naast voldoende inkomen, wel de allerbelangrijkste voorwaarde voor bestaanszekerheid." Deze zin sprak ik, toen overigens niet namens Volt, ongeveer twee weken geleden uit toen we de vorige wet, de initiatiefwet van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie, bespraken. Gelukkig haalde dat voorstel het. Nu hebben we weer een voorstel op de agenda om de overheid meer regie te geven op de woningmarkt. Als dat noodzakelijk is om mensen aan een woonplek te helpen, dan vinden wij dat een goede zaak: meer verantwoordelijkheid bij de overheid, in dit geval de gemeenten, en minder overlaten aan de vrije markt.

De wijziging van de Huisvestingswet die voor ons ligt, moet het voor gemeenten mogelijk maken om ook in de koopsector woningen te bestemmen voor bepaalde doelgroepen of voor de eigen inwoners. Wij begrijpen de obstakels die de gemeenten ondervinden om bijvoorbeeld woningen beschikbaar te hebben voor de broodnodige huisartsen, onderwijspersoneel et cetera. Helaas levert de hier voorgestelde wetswijziging, vooral door amendering in de Tweede Kamer, eigenlijk nog nauwelijks een bijdrage aan het oplossen van dit probleem.

Wat is namelijk het geval? Het gaat nu alleen nog over koopovereenkomsten die aangegaan worden bij de eerste verkoop van een huis na nieuwbouw. Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen van ons aan de minister blijkt dat het dan nog slechts gaat om 10% van de koopwoningen die zouden vallen onder het oorspronkelijke door deze minister ingediende wetsvoorstel. Het gaat nu nog maar om zo'n 16.000 of 17.000 woningen per jaar in Nederland. Onze fracties begrijpen de teleurstelling bij de VNG over de wijziging van het voorstel, maar als Eerste Kamer hebben we nou eenmaal te doen met het aangepaste wetsvoorstel zoals dat bij ons voorligt.

Een tweede punt van onzekerheid of deze wet wel voldoende gaat werken, is het gebruik van de betaalbaarheidsgrens waaronder de woning moet vallen om vergunningsplichtig gesteld te kunnen worden door de gemeente. Het gaat om een grens van €355.000 in 2023. Voor ons rijst de vraag: zijn er in de Randstad überhaupt koopwoningen in de nieuwbouwsector die onder deze grens vallen of gaat het dan enkel nog om een kantoorgebouw dat omgebouwd is naar kleine appartementen?

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Wil hij nog eens ingaan op deze twee aspecten: de beperking tot eerste verkoop en de beperking door de betaalbaarheidsgrens? Maken deze beperkingen de wet niet buitenproportioneel? Lost het nog wel een probleem op waar de wetswijziging voor was bedoeld? De evaluatietermijn is gesteld op vijf jaar na invoering van deze wetswijziging. Gezien de onzekerheid of dit allemaal gaat werken, zou een evaluatie na twee of drie jaar naar ons oordeel beter zijn. Kan de minister een eerdere evaluatie toezeggen? Ik wil daar eventueel in de tweede termijn een motie voor indienen, die door meerdere partijen gesteund zal gaan worden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Janssen. Dan is nu het woord aan de heer Meijer van de fractie van de VVD.