Verslag van de vergadering van 11 december 2023 (2023/2024 nr. 11)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 19.51 uur
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank u, voorzitter, en een goedenavond aan alle collega's. Ten eerste uiteraard ook mijn felicitaties aan collega Heijnen voor zijn gedegen maidenspeech. Namens de Partij voor de Dieren ook dank voor de uitgebreide beantwoording van al onze schriftelijke vragen, die echt heeft geholpen bij de voorbereiding van dit debat.
Voorzitter. Voor ons ligt het Pakket Belastingplan 2024, dat beoogt een bijdrage te leveren aan het versterken van de brede welvaart. Hoewel de Partij voor de Dieren de pogingen van het kabinet waardeert om het concept brede welvaart te integreren in de begrotingscyclus, lijkt het kabinet bij de interpretatie van het concept helaas een grote denkfout te maken. Het kabinet hanteert een antropocentrisch perspectief op brede welvaart en ziet welvaart als welzijn van mensen. Klimaat en natuur worden instrumenteel gezien, als belangrijke randvoorwaarden voor menselijk welzijn. Zodoende kan het kabinet vanuit deze beperkte definitie in de Miljoenennota concluderen dat de brede welvaart over het algemeen hoog is. Klimaatverandering en de slechte kwaliteit van de natuur worden bestempeld als "uitdagingen" ten aanzien van de brede welvaart. De belangen van dieren worden helemaal genegeerd. Dierenwelzijn speelt volgens het kabinet geen rol in brede welvaart.
De Partij voor de Dieren interpreteert het concept brede welvaart anders, meer ecocentrisch. Brede welvaart of, wellicht nog beter, breed welzijn van mens, dier en natuur zou het doel van de overheid moeten zijn. Dit betekent dat de intrinsieke waarde van de natuur en van dieren, zoals breed wordt erkend op verschillende beleidsterreinen, ook een plek krijgt in het concept brede welvaart. Mijn vraag aan het kabinet is dan ook hoe het de intrinsieke waarde van de natuur en dieren zou willen integreren in de interpretatie van het concept brede welvaart, in de Miljoenennota en in het bijbehorende Belastingplan om zodoende recht te doen aan de brede erkenning van deze waarde in het beleid.
Voorzitter. Dan de voorstellen op het gebied van klimaatverandering en fossiele subsidies; de heer Martens sprak hier al over. Het kabinet zette een goede eerste stap in de Miljoenennota door een inventarisatie te publiceren van Nederlandse fossiele subsidies. Die blijken tussen 39,7 miljard euro en 46,4 miljard euro per jaar te liggen. Deze eerste stap komt echter veel te laat, aangezien Nederland zich al jaren geleden heeft gecommitteerd om fossiele subsidies af te schaffen. Wel heeft minister Jetten afgelopen weekend tijdens de klimaattop in Dubai het initiatief genomen voor een coalitie van landen die gaan samenwerken om fossiele subsidies af te bouwen. Dat is een mooie tweede stap. Toch kiest het kabinet ervoor om geen plan van aanpak voor te bereiden voor de afbouw van fossiele subsidies, met als argument zijn demissionaire status. De Partij voor de Dieren vindt dit onbegrijpelijk en wil graag van de minister weten waarom het Pakket Belastingplan 2024 geen significante stap zet in het afschaffen van de fossiele subsidies. Een onlangs in de Tweede Kamer aangenomen motie vraagt ook om het opstellen van scenario's voor het afbouwen van deze subsidies. Wij vragen de minister dus of hij bereid is de komende maanden onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor gedeeltelijke ofwel gehele afbouw van fossiele subsidies in 2025, die dan in de Miljoenennota en in het Belastingplan 2025 hun beslag zouden kunnen krijgen. Graag een reactie van de minister. Ik ga ervan uit dat de minister er morgen is; zo hadden we dat afgesproken. Vandaar dat ik de minister aanspreek en niet de staatssecretaris. Dat is niet persoonlijk bedoeld.
Bovendien zijn fossiele subsidies niet de enige subsidies die doelmatigheid en rechtmatigheid van het duurzaamheidsbeleid in de weg kunnen staan. Te denken valt aan financiële prikkels voor verschillende economische sectoren, bijvoorbeeld de landbouw, de mobiliteit en de industrie, die direct of indirect negatieve milieugevolgen kunnen hebben, zoals het gebruik van kunstmest, watergebruik, het gebruik van bestrijdingsmiddelen, grondstoffen, vervuiling van lucht, bodem of water, verandering van landgebruik et cetera. Mijn vraag is of het kabinet bereid is om in navolging van de inventarisatie van de fossiele subsidies ook een inventarisatie te maken van overige vervuilende subsidies. Deelt het kabinet de opvatting dat de vervuiler niet betaald zou moeten wórden, maar zou moeten betálen voor de door hem veroorzaakte vervuiling? Graag een reactie.
Voorzitter. Daarnaast lost het Belastingplan een aantal problemen in het fiscale beleid niet op. Het bestaande fiscale beleid staat brede welvaart in de weg. Voorbeelden zijn het 9%-btw-tarief op vee, veevoer, snoepgoed, rondhout en sierteelt, het 0%-btw-tarief op internationaal personenvervoer met schepen of met het vliegtuig en de vrijstelling voor kansspelen. Is het kabinet bereid om een evaluatie uit te voeren naar deze belastingtarieven, waarin hun invloed op de doelmatigheid en doeltreffendheid van het duurzaamheids- en gezondheidsbeleid wordt onderzocht? En is het kabinet bereid om de komende maanden onderzoek te doen naar de mogelijkheden tot het invoeren van hogere btw-tarieven op deze producten, die dan hun beslag zouden kunnen krijgen in de Miljoenennota en het Belastingplan van 2025? Graag een reactie van het kabinet.
Dan de herinvesteringsregeling, de HIR. Met het voorstel wordt het gebruik door ondernemers zoals agrarische bedrijven van de herinvesteringsreserve bij staking van een gedeelte van hun onderneming als gevolg van overheidsingrijpen verruimd. De Partij voor de Dieren ziet een aantal risico's in dit voorstel en heeft de volgende vragen. Ziet het kabinet mogelijkheden om te voorkomen dat een veehouderijbedrijf op een nieuwe locatie weer een veehouderijbedrijf start, bijvoorbeeld door een diersoort te gaan houden die niet werd gehouden op de oude locatie? En ziet het kabinet mogelijkheden om duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen te stellen aan zo'n herinvestering? Hoe ziet het kabinet erop toe dat nieuwe veehouderijbedrijven voldoen aan de Wet dieren? Graag een reactie van het kabinet.
Voorzitter. Ten slotte de inwerkingtreding van de verhoging van de verbruikersbelasting op alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 op basis van het Belastingplan 2023. De heer Hartog van Volt had het hier ook al over in zijn bijdrage. Deze wet had ongetwijfeld de juiste intentie, maar is in zijn huidige vorm contraproductief. Het is in essentie een mislukte suikertaks. De kwaliteit van de wet is in alle opzichten slecht, dus in termen van doelmatigheid, doeltreffendheid en coherentie van beleid. De wet beoogt de consumptie van frisdrank te ontmoedigen, maar in de huidige versie worden ook vruchtensappen, groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol, zoals alcoholvrije wijn, en plantaardige zuivelalternatieven meegenomen. Deze maatregel staat dus haaks op ander kabinetsbeleid, waaronder het beleid om alcoholconsumptie te ontmoedigen, de eiwittransitie, de landbouwtransitie, doordat fruittelers en sapproducenten worden benadeeld, en het stimuleren van innovatieve duurzame bedrijven. Vooral omdat de voorgestelde accijnsstijging op alcoholhoudende dranken bij de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer is verminderd, staat deze wet de doelstelling van het ontmoedigen van alcoholgebruik in de weg. De wet maakt meer kapot dan je lief is, kan je zeggen, en dit alles net op tijd voor dry january. Dit kan nooit de bedoeling zijn geweest.
Samenvattend maakt de wet ten eerste alle alternatieven voor alcoholhoudende dranken relatief duurder, bewerkstelligt de wet ten tweede geen gedifferentieerde suikertaks op basis van het gehalte van toegevoegde suikers, en biedt de wet ten derde geen oplossing voor de huidige, verouderde categorisering van plantaardige zuivelalternatieven onder de alcoholvrije dranken.
Er zijn de afgelopen tijd twee moties aangenomen, van collega Grinwis in de Tweede Kamer en van collega Koffeman in onze eigen Kamer, die zouden kunnen bijdragen aan het oplossen van deze weeffouten. Maar hierop kunnen we niet wachten, aangezien de inwerkingtredingsdatum van deze wet 1 januari 2024 is. Nu dreigt er dus een wet in werking te treden waarop brede kritiek is in de Tweede Kamer, onze eigen Kamer en de samenleving. Het is ons, met z'n allen, dus niet gelukt om deze inwerkingtreding of dit probleem te voorkomen. Bovendien treedt er nu wetgeving in werking, terwijl we met z'n allen in afwachting zijn van nieuwe wetgeving over hetzelfde onderwerp. We zouden dus een nieuw btw-tarief in werking laten treden, terwijl we al voorzien dat die btw-tarieven op de korte termijn zullen gaan veranderen. Dit is onwenselijk.
De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste: wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman? Ten tweede: waarom heeft het kabinet het afgelopen jaar niet gebruikt om deze fouten te herstellen? Ten derde: ziet het kabinet mogelijkheden om de invoeringsdatum van de verhoging van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken een jaar uit te stellen in afwachting van de uitwerking van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman?
Voorzitter, ik rond af. Ik heb op al deze onderwerpen moties voorbereid en ben hierover in overleg met verschillende fracties in onze Kamer. Afhankelijk van het antwoord van het kabinet zal ik die moties in de tweede termijn indienen.
Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren.
De heer Schalk i (SGP):
Even terug naar misschien wel twee onderwerpen. Het eerste werd helemaal aan het begin besproken, namelijk dierenwelzijn. Ik vroeg me even af of die dieren dan ook belasting gaan betalen, maar misschien moeten we die vraag achterwege laten.
De belangrijkere vraag op dit moment gaat over de suikertaks, waarover mevrouw Visseren sprak. Die wet is natuurlijk vorig jaar al aangenomen. Op welke manier denkt zij dat er nu een oplossing gevonden zou kunnen worden? Stel dat die datum niet uitgesteld kan worden. Is er dan iets te bedenken als terugwerkende kracht of iets dergelijks?
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik ga toch antwoord proberen te geven op de eerste vraag van collega Schalk. Het wordt een beetje een flauw antwoord, denk ik.
De voorzitter:
Zullen we het dan maar overslaan?
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik denk dat de dieren indirect wel belasting betalen in Nederland, als je kijkt naar de aantallen dieren die we hier houden en dat hun welzijnsbelangen niet worden behartigd. Ik denk dat ze indirect of op een meer filosofische manier wel degelijk belasting betalen. Het is een interessante vraag van de heer Schalk.
Ik wil eigenlijk nog niet vooruitlopen op de vraag van de heer Schalk wat er gebeurt als we dit probleem niet per 1 januari 2024 kunnen oplossen. Ik kijk echt uit naar de reactie van de staatssecretaris op de vraag of er nog wat te regelen is. We hebben nog een aantal weken voordat de wet in werking treedt. Ik begrijp dat het een wet is van het afgelopen jaar. We hebben dus eigenlijk voldoende tijd gehad om dit probleem op te lossen. Alleen omdat we er samen niet in zijn geslaagd om het voor 11 december op te lossen, zitten we nu met een hele korte periode. Maar ik kijk echt uit naar de reactie van de staatssecretaris. Natuurlijk kunnen we samen andere oplossingen bedenken, maar die zouden minder charmant zijn dan de oplossing van het voorkomen van de inwerkingtreding.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren-Hamakers. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.