Verslag van de vergadering van 12 december 2023 (2023/2024 nr. 12)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 17.36 uur
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de dank aan de ministers en de staatssecretaris voor hun uitvoerige beantwoording. Ik ga nog geen afscheid nemen. Volgens mij zien we bijvoorbeeld minister Jetten volgende week alweer, dus volgens mij is het nog geen tijd voor afscheid.
De heer Schalk overviel me een beetje met de vraag in eerste termijn of die dieren dan ook nog belasting moeten gaan betalen. De heer Bovens had daar in de wandelgangen een heel goed antwoord op dat ik niet zo paraat had, en dat is de hondenbelasting. Ik wilde u dat niet onthouden. Wij beantwoorden alle vragen in deze Kamer. Goed hè? Ik heb zelf een meer filosofisch antwoord. Er wordt heel hard nagedacht door filosofen over mens-dierrelaties. Ik raad iedereen het boek aan van Donaldson en Kymlicka, die echt heel genuanceerd nadenken over onze relatie met verschillende groepen dieren. Dat gaat niet over de hondenbelasting, maar dat zou zomaar kunnen in een volgende versie van hun boek.
Ook wil ik reageren op de eerste termijn van de heer Van den Oetelaar, die zich zorgen maakt over paardenvervoer. Ik deel die zorgen. Het zijn niet alleen paarden die over enorm lange afstanden en in verschrikkelijke omstandigheden worden vervoerd. Per jaar worden 1,4 miljard dieren onder erbarmelijke omstandigheden vanuit de EU naar andere continenten vervoerd. Ook in Nederland worden dieren nog vervoerd tot 30 graden Celsius, dus in enorme hitte. Wellicht kunnen we samen wat aan die erbarmelijke omstandigheden bij het dierenvervoer doen.
Voorzitter. Dan het Belastingplan. Hoorde ik de staatssecretaris een toezegging doen dat hij de laatste vragen over de HIR gaat beantwoorden? Hij kon de vraag niet beantwoorden of die nieuwe veehouderijbedrijven ook zullen moeten voldoen aan de Wet dieren. Daarom hoor ik graag van de staatssecretaris of ik die vraag nog beantwoord krijg, al dan niet schriftelijk. Daarnaast vind ik het een gemiste kans dat er bij de HIR geen duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen worden gesteld aan de nieuwe investeringen.
Voorzitter. Dan ga ik over naar de moties. Wij hebben ons als Partij voor de Dierenfractie ingehouden. Wij hebben deze keer maar vier moties voorbereid. Goed, hè? Die zien op de meest belangrijke onderwerpen. De staatssecretaris heeft gereflecteerd op mijn vragen in eerste termijn over hoe het kabinet brede welvaart interpreteert in de Miljoenennota en het Belastingplan. Wij willen via deze motie het debat graag continueren over de interpretatie van dat belangrijke begrip. Hierbij onze eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 een begin maken om het concept brede welvaart te integreren in de begrotingscyclus;
overwegende dat het begrip brede welvaart zoals toegepast in de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 geen aandacht schenkt aan de intrinsieke waarde van de natuur en dieren;
overwegende dat de intrinsieke waarde van de natuur en dieren breed wordt erkend in verschillende beleidsterreinen in Nederland en internationaal, en ik verwijs naar een paar referenties;
overwegende dat er internationaal groeiende aandacht is voor de relatie tussen duurzame ontwikkeling en dierenwelzijn, bijvoorbeeld in een UNEP-resolutie uit 2022;
verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om de intrinsieke waarde van de natuur en dieren, inclusief dierenwelzijn, te integreren in de interpretatie van het concept brede welvaart in het beleid van de rijksoverheid, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter U (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dan hebben we een motie voorbereid over fossiele subsidies, eigenlijk om de motie-Kröger cum suis in de Tweede Kamer te versterken. Die motie heeft het over een aantal jaartallen, maar het jaar 2025 wordt niet genoemd. Wij willen graag het jaar 2025 noemen om de urgentie van dit beleid te onderschrijven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet bij de Miljoenennota een inventarisatie heeft gepubliceerd van fossiele subsidies;
constaterende dat deze inventarisatie de fossiele subsidies inschat op — we kennen de aantallen — miljarden euro's per jaar;
constaterende dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen van het lid Kröger en collega's (32813, nr. 1300) die de regering verzoekt scenario's op te stellen voor het afbouwen van de verschillende fossiele subsidies voor de termijn van twee, vijf en zeven jaar;
overwegende dat de minister tijdens de klimaattop in Dubai het initiatief heeft genomen voor een coalitie van landen die gaan samenwerken om fossiele subsidies af te bouwen;
overwegende dat in het Belastingplan 2024 geen significante stap wordt gezet in het afschaffen van fossiele subsidies;
verzoekt de regering bij het opstellen van de scenario's expliciet aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor gedeeltelijke dan wel gehele afbouw van fossiele subsidies in 2025, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter V (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dan de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Wij hebben hier twee moties over, een waar de staatssecretaris waarschijnlijk nerveus van wordt en een waar hij misschien wat minder nerveus van wordt. Wij vinden het belangrijk om ze allebei in te dienen om onze Kamer de mogelijkheid te bieden om de ongewenste situatie die per 1 januari 2024 dreigt te ontstaan, te voorkomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Belastingplan 2023 een verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 omvat;
constaterende dat deze verhoging niet alleen frisdrank betreft maar ook vruchtensappen, groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol en plantaardige zuivelalternatieven;
overwegende dat deze maatregel verschillende doelstellingen van de overheid kan tegenwerken, onder meer op het gebied van gezondheid, landbouw en het ondersteunen van innovatieve en duurzame bedrijven;
overwegende dat hiermee het voorgestelde beleid belangrijke negatieve neveneffecten heeft;
overwegende dat de Tweede Kamer (II 2023/24, 36418, nr. 87, motie-Grinwis) en Eerste Kamer (36410, F, motie-Koffeman) verschillende moties hebben aangenomen op het gebied van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en het suikergehalte van deze dranken;
overwegende dat deze moties pas na de invoeringsdatum van 1 januari 2024 van de veranderingen van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zullen worden geïmplementeerd;
overwegende dat hiermee vanaf 1 januari beleid met significante negatieve consequenties in werking zou treden;
verzoekt de regering de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2025 zodat ongewenste neveneffecten kunnen worden voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Schalk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter W (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter. Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet per 1 januari 2024 een verbruiksbelasting in zal voeren op alcoholvrije dranken zoals frisdrank en alcoholvrij bier;
overwegende dat het kabinet daarmee als oogmerk heeft mensen eerder te laten kiezen voor gezondere dranken;
overwegende dat daarmee producenten van dranken zonder toegevoegde suikers zoals vruchtensappen, granendranken en alternatieven voor alcoholhoudende dranken onevenredig zwaar en onbedoeld getroffen worden;
overwegende dat dit een averechts effect kan hebben op de bedoelingen van de wetgever;
verzoekt de regering per 1 januari 2024 of zo spoedig mogelijk daarna een nultarief in deze verbruiksbelasting in te voeren voor dranken die geen toegevoegde suikers bevatten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï, Schalk en Martens.
Zij krijgt letter X (36418).
U was aan het einde van uw betoog gekomen?
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Hiermee ben ik aan het einde van mijn betoog gekomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb nog niet hele nadrukkelijke signalen van nervositeit bij de staatssecretaris gezien, maar je weet niet wat er allemaal achter die glimlach schuilgaat.
Ik geef nu het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.