Verslag van de vergadering van 15 januari 2024 (2023/2024 nr. 15)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.31 uur
De heer Griffioen i (BBB):
Goedemorgen allemaal: Kamerleden, voorzitter, griffiers, iedereen die hier aanwezig is en meekijkt en iedereen die meekijkt maar niet hier aanwezig is. Ik heet ook de staatssecretaris welkom. Misschien kan ik meteen een ordevoorstel doen, namelijk dat wij in het vervolg op maandag vergaderen, want dan hebben we heel veel belangstelling vanuit het land. U gaat waarschijnlijk zeggen dat we dat niet gaan doen, maar ik wil iedereen bedanken voor alle belangstelling.
Ik ga starten met wetsvoorstel 36333, Regels inzake wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken, in de wandelgangen "de spreidingswet" genoemd. De spreidingswet is na de val van het kabinet zowel door de Tweede als de Eerste Kamer niet controversieel verklaard. Daarom beginnen wij vandaag in deze Kamer de plenaire behandeling van de spreidingswet. Opvang en integratie van asielzoekers en het beperken van de instroom van asielzoekers zijn al jarenlang onderwerpen met sterk uiteenlopende meningen in de maatschappij. Uit recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat burgers primair een vermindering van de instroom van asielzoekers en een oplossing voor het woningtekort voor alle inwoners willen.
Voorzitter. In juni 2022 heeft de regering de noodtoestand uitgeroepen over de instroom van asielzoekers. Het kabinet is gevallen over het onderwerp "asiel". De burgers van Nederland zouden dan verwachten dat de regering al in 2022 zou hebben gehandeld conform de ernst van de noodsituatie. Dat heeft de regering niet gedaan. Wat de regering wel heeft gedaan, en daarbij gaat het om maar een klein onderdeel van het hele asielprobleem, is dat zij de spreidingswet in het leven heeft geroepen. Deze wet is eigenlijk niet veel meer dan een soort verhuiswet. We verhuizen asielzoekers van bijvoorbeeld Ter Apel naar vele andere gemeenten in Nederland en bouwen meer azc's. Dat doet de BBB-fractie denken aan de veelgehoorde informatiecampagne van Rijkswaterstaat over hoe je bij werkzaamheden aan de weg van A naar B kunt komen. Er zijn vele wegen naar Rome. Voor de spreidingswet zijn er veel alternatieve wegen. De kernvraag in het debat vandaag is of de spreidingswet zodanig doelmatig en uitvoerbaar is dat daarmee een begin kan worden gemaakt met een structurele oplossing voor de grote tekorten en onvolkomenheden in de keten van opvangvoorzieningen voor de in Nederland zijnde asielzoekers. Daar komt nog bij dat het misschien, als de instroom niet beperkt wordt, toch een beetje dweilen met de kraan open blijft.
Voorzitter. Gezien de complexe asielproblematiek hecht de BBB-fractie eraan te benadrukken vandaag in deze Kamer een inhoudelijk debat te willen voeren. We moeten het vandaag in het debat hebben over de vele vraagstukken en problemen die samenhangen met de doelmatigheid en de uitvoering van de wet. Namens de BBB-fractie zal ik enkele aandachtspunten kort samenvatten.
Met deze wet krijgt de minister de mogelijkheid, de bevoegdheid, om in fase 2 van de wet de verdeling van asielzoekers per gemeente in een provincie vast te stellen. Daarmee wordt de gemeenteraad, de lokale volksvertegenwoordiging, door het medebewind van de minister buitenspel gezet. Hoe verhoudt zich dat met de Grondwet en de algemene uitgangspunten van democratie in Nederland?
Met de wet ontstaat een spanningsveld tussen de commissarissen van de Koning en de burgemeesters. Enerzijds verwachten de commissarissen van de Koning als voorzitters van de provinciale regietafels dat burgemeesters en wethouders in de provincies vrijwillig meedoen aan het spreiden van asielzoekers over de gemeenten in de provincie. Anderzijds wordt de herbenoeming van de burgemeesters beoordeeld door diezelfde commissaris. In hoeverre staat dat op gespannen voet met de onafhankelijkheid van de commissaris inzake de herbenoeming van de burgemeester?
Conform de wet treedt de commissaris van de Koning op als rijksorgaan. In hoeverre zal de commissaris vanuit zijn extra verantwoordelijkheid als rijksorgaan zijn bevoegdheid aan de provinciale tafel aanwenden en tegen de achtergrond van de spreidingswet invloed uitoefenen op dit complexe dossier en de verdeling van asielzoekers, statushouders en Oekraïners over de provincie?
De heer Dittrich i (D66):
Ik druk het knopje in. Ja, hij doet het nu. Ik wil even terug naar de lokale autonomie. Ik hoorde u zeggen dat de spreidingswet de gemeentelijke autonomie aantast. U had het ook over de Grondwet. Maar is het niet zo, vraag ik via de voorzitter, dat colleges van burgemeester en wethouders via de burgemeester aanwezig zijn bij de provinciale regietafels, meedenken, meepraten, mee onderhandelen en dan terugrapporteren aan hun gemeenteraad?
De heer Griffioen (BBB):
Via de voorzitter zeg ik tegen u, meneer Dittrich: ja, dat is waar. Dat gebeurt in de fase van 1 februari tot 1 november. Als de wet wordt aangenomen, krijgen B en W's in een provincie acht maanden de tijd om onder leiding van de commissaris te overleggen om in die provincie te komen tot een goede verdeling van de opgave die er is. Maar als ze er niet uitkomen, kan de minister een aanwijzing geven en dan wordt de gemeenteraad buitenspel gezet. Dat is pas in de tweede fase.
De heer Dittrich (D66):
Ja, maar in onze Grondwet staat ook dat dat kan: een medebewindtaak aan een gemeente geven. Dat gebeurt op andere terreinen ook. Nederland zou onbestuurbaar worden als elke gemeente haar eigen beleid zou kunnen voeren. Op een gegeven moet de rijksoverheid dus kunnen zeggen: medebewind, jullie moeten meewerken aan wat landelijk democratisch in de Tweede en in de Eerste Kamer is besloten. Dat is toch niet een antidemocratische houding van de spreidingwet?
De heer Griffioen (BBB):
De lastigheid is dat het hier niet gaat om bijvoorbeeld het plaatsen van twaalf lantaarnpalen, waar niemand iets van vindt. Het gaat hier over mensen die misschien in je gemeente komen wonen in een azc. De vraag is ook in hoeverre het draagvlak bij de bewoners daarin wordt meegenomen. Op het moment dat die eerste fase niet tot een overall oplossing leidt, kan de minister mogelijk een aanwijzing geven. Dan word je als gemeente eigenlijk voor het blok gezet. Ja, dat is een lastigheid die erin zit; niet in het begin maar mogelijk wel later. Dat heb ik alleen even willen aanstippen als een probleem.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Ja, tot slot. Er wordt nu al gepraat aan de provinciale regietafels. Gemeenten doen daaraan mee. Te weinig; daarom is de spreidingswet nu natuurlijk voorgesteld. Maar denkt u dat dit systeem zo heel anders is dan wat wij gewend zijn in Nederland? Dit is toch gewoon een soort formaliseren van het polderen: er samen proberen uit te komen, solidair met elkaar zijn en dus de regio ook een beetje ontlasten? Mijn vraag aan de heer Griffioen is of de BBB-fractie dan niet vindt dat Groningen en Oost-Nederland veel te veel moeten opvangen in vergelijking met andere regio's in Nederland. Zou de BBB-fractie juist niet willen meedenken over hoe regionaal een betere spreiding tot stand kan komen?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Griffioen.
De heer Griffioen (BBB):
Ik ga geen waardeoordeel geven over de vraag of gemeenten wel of niet meedoen. Ik hoorde vanmorgen op het nieuws dat uit onderzoek blijkt dat 111 gemeenten in Nederland niet meedoen en helemaal niets opvangen. Dan kun je zeggen: als die dat nu wel hadden gedaan, hadden we hier helemaal niet hoeven te staan. Maar dat is dus de situatie. Die vrijwilligheid is nog niet in het hele land geregeld. Aan de andere kant weet iedereen dat Groningen heel veel doet ten opzichte van andere provincies en dat er in de Randstad iets minder wordt gedaan. Dus ja, wij begrijpen wel dat die spreiding belangrijker wordt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Griffioen (BBB):
In artikel 9 van de wet is vermeld dat specifieke uitkeringen aan gemeenten en provincies kunnen worden gedaan indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Deze specifieke uitkeringen voldoen niet aan criteria zoals opgenomen in de Financiële-verhoudingswet. De Raad van State is in zijn advies over de wet behoorlijk kritisch geweest over deze uitkeringen. Toch zijn de uitkeringen in de wet gehandhaafd, zij het met een wijziging door het amendement op stuk nr. 72 waarmee het getrapte proces van de bonus- en verdeelsystematiek uit de wet is gehaald. De wet geeft de mogelijkheid om overlastgevers, met name kansarme asielzoekers in Ter Apel en Budel, te spreiden over Nederland. Het draagvlak bij de inwoners van Nederland neemt af wanneer kansarme asielaanvragers uit veilige landen zorgen voor veel overlast in de vorm van winkeldiefstallen, auto- en woninginbraken, intimidatie, overlast en agressie. Een belangrijke vraag uit de samenleving is hoe deze overlast is te voorkomen. Een herkenbare zorg is dat kinderen tot 12 jaar van asielzoekers en statushouders makkelijk kunnen worden opgevangen in het primaire onderwijs in de grote steden en minder makkelijk in de kleine plaatsen. Bij spreiding over Nederland komt er voor deze kinderen druk op het onderwijs, met name in gemeenten met een tekort aan leerkrachten.
Uit hoofdstuk 2, artikel 5 van de wet blijkt dat de definitieve verdeling over de gemeenten eind 2024 bekend is. In hoofdstuk 3, artikel 6 is opgenomen dat gemeenten daarna twee jaar de tijd hebben om opvangvoorzieningen te realiseren. De vraag is op welke termijn veel opvanglocaties al eerder beschikbaar kunnen zijn. Als deze opvanglocaties er immers al waren, dan hadden die ook zonder deze spreidingswet, onder het fungerend beleid, aan asielzoekers en statushouders beschikbaar kunnen worden gesteld. Wanneer nieuwe locaties gerealiseerd worden door de sturing vanuit de spreidingswet, kunnen die effecten pas na drie jaar geheel zichtbaar zijn en zou pas dan de volledige uitvoering van de wet gerealiseerd kunnen worden. Omdat de wet niet meer gewijzigd kan worden, zal de evaluatie onder artikel 12, lid 2 van de wet sowieso moeten plaatsvinden na vier jaar. De BBB-fractie begrijpt dat twee jaar na de inwerkingtreding qua tijd zeer beperkt is om een volledig beeld van het functioneren van de wet te schetsen. Wanneer de wet op 1 februari 2024 in werking zou treden, zouden de eerste verdeelbesluiten uiterlijk op 31 december 2024 komen. Daarna moet de realisatie nog plaatsvinden. Na twee jaar is de cyclus zoals voorzien in de wet pas eenmaal doorlopen. Kan de staatssecretaris hierop reageren? Hieraan gekoppeld heb ik nog twee vragen aan de staatssecretaris. Bevestigt de staatssecretaris dat de wet zodanig is vormgegeven dat er pas sprake is van echte impact van deze wet op de gang van zaken vanaf circa twee jaar na de inwerkingtreding van de wet, en dat de wet daarmee geen oplossing biedt op korte termijn? Erkent de staatssecretaris dat het beleid inzake de beperking van instroom op de tafel van het nieuwe kabinet ligt?
Gezinshereniging is een heikel punt. Het kabinet is zelfs over dit onderwerp gevallen. De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van de wet de motie-Brekelmans/Van den Brink aangenomen om terug te gaan naar het beleid zoals dat er was tussen 2019 en 2021, en het nareisbeleid voor jongvolwassenen terug te brengen naar het nareisbeleid conform de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn. Dan mijn vragen aan de staatssecretaris. Kan de regering toezeggen dat naast het terugbrengen van het nareisverbod voor jongvolwassenen conform de Europese Gezinsherenigingsrichtlijn, ook gekeken kan worden naar de aanstaande Europese kaders? Ziet de regering de wenselijkheid van het ontwikkelen van wetgeving die helder aangeeft welke criteria in Nederland in aansluiting op het Europees recht zouden moeten gelden om gezinshereniging af te kaderen als voor een gezin, dus voor ouders en kinderen?
Voorzitter. Er is onvoldoende aandacht voor het zo volledig en tijdig mogelijk in kaart brengen van alle aspecten van de uitvoering teneinde een helder zicht te krijgen op de door de BBB-fractie voorziene onvolkomenheden, alsmede de daadwerkelijke effecten voor het oplossen van het probleem in de keten. De BBB-fractie constateert dat er met de spreidingswet op middellange termijn geen enkel zicht is op een snelle oplossing van het acute probleem dat de spreidingswet beoogt op te lossen. Veel Nederlanders hebben grote zorgen over asielzoekers die een verblijfsstatus krijgen en dan onder de Huisvestingswet vallen. Vervolgens krijgen zij soms met voorrang een huis toegewezen ten koste van vele jonge mensen.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik heb collega Griffioen de laatste maanden meegemaakt als iemand die buitengewoon betrokken is geweest bij dit dossier. Hij heeft zich heel goed ingewerkt in en voorbereid op dit debat. In relatie daartoe heb ik een vraag. Collega Griffioen begon zijn betoog ermee dat hij graag in wilde gaan op de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van de spreidingswet. Nu hij verdergaat met gezinshereniging en zo, denk ik dat dat gedeelte van het betoog is afgerond. Mijn vraag aan de heer Griffioen is: hoe ziet hij nu eigenlijk de uitvoerbaarheid en de doelmatigheid van de COA-wet, die op dit moment de basis vormt voor de opvang van asielzoekers?
De heer Griffioen (BBB):
Dank voor uw vraag. Via u, voorzitter, zeg ik tegen mevrouw Karimi dat ik nog steeds heel betrokken ben; dat blijft zo. Wel is die doelmatigheid een heel acuut probleem. De wet lost niet het acute probleem op. De doelmatigheid op korte termijn is dus lastig. Dat gaat pas echt over een aantal jaren werken. Het kan best zo zijn dat in de vrijwillige fase een aantal dingen voor elkaar komen. Het kan ook zo zijn dat dat niet gebeurt. Dat weten we nog niet. Wat betreft de uitvoerbaarheid: er zitten een heleboel uitvoeringstechnische problemen aan. Ik heb er een aantal genoemd. Ik was zeker niet volledig. U weet ook dat we in de commissie I&A in totaal iets van 350 schriftelijke vragen hebben gesteld en antwoorden hebben gekregen. Er is dus een heel palet van aspecten die hieraan vastzitten.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag was: hoe gaat het nú eigenlijk? Want wij waren in Stadskanaal; de heer Griffioen was er ook.
De heer Griffioen (BBB):
Ja.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben hier experts gehad. Alle uitvoerende organisaties zijn hier geweest, gemeentes, het IPO en commissarissen van de Koning; volgens mij zitten er daar ook twee op de publieke tribune. Zij zeggen allemaal dat het uitvoerbaar is en zeggen tegen de Eerste Kamer: neem deze wet aan, want we hebben deze nodig; anders gaat de crisis gewoon voortduren. Wat is dan het antwoord van de BBB op die vraag?
De heer Griffioen (BBB):
Vindt u het goed dat ik daar zo direct aan toekom in plaats van nu? Het is namelijk een belangrijk onderdeel van mijn betoog.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat is prima als ik dan inderdaad ook hoor wat het antwoord van de BBB op die vraag is.
De heer Griffioen (BBB):
Ja, en mocht u dan niet tevreden zijn, dan zie ik u graag weer daar bij de microfoon.
Wanneer statushouders onder de verantwoordelijkheid van het COA in azc's blijven wonen omdat er geen andere mogelijke beschikbaarheden zijn, ontstaat bij het COA een veel grotere opvangopgave. Dat is vandaag de dag de realiteit. Op dit moment wonen 16.000 statushouders in azc's. Dat legt een grote druk op de taak van het COA en van de gemeente met betrekking tot de asielopvang. Dat is een taak die niet bij het COA hoort. Het wordt statushouders onmogelijk gemaakt om te wonen in de gemeente waar zij moeten integreren en waar zij werk moeten zien te vinden.
Voorzitter. Dit onderwerp raakt aan de kern van het probleem van overvolle azc's en noodopvanglocaties. Het is een boodschap aan het nieuwe kabinet om hier oplossingen voor te vinden. Doordat het COA 16.000 statushouders opvangt, is er een grote verstopping in de keten ontstaan, namelijk bij de azc's naar direct een eigen woonruimte binnen een gemeente. 16.000 asielzoekers kunnen niet terecht bij hun eerste azc-opvang, omdat die opvangplaatsen bezet blijven door statushouders.
Bovendien is het opvangen van statushouders geen wettelijke taak van het COA, zoals gezegd. We kunnen constateren dat het op dit moment nog niet goed geregeld is wanneer de tijdelijke huisvesting van statushouders door gemeenten en sociale huisvesters binnen bestaande kaders via de bestaande Huisvestingswet loopt.
Omdat het COA al een lange tijd kampt met een gebrek aan opvangcapaciteit voor asielzoekers en tegelijkertijd statushouders onvoldoende kunnen doorstromen naar reguliere gemeenten, worden als proef doorstroomlocaties ontwikkeld. Hierin trekken de ministeries van Justitie en Veiligheid, Binnenlandse Zaken, en Economische Zaken en Klimaat gezamenlijk op, zodat statushouders vanuit de plekken die ze nu bezet houden, uit de asielopvang kunnen gaan stromen en dan al kunnen starten met inburgering in de gemeente. Dat geeft gemeenten meer tijd de bestaande woningvoorraad uit te bereiden. Dit beleid is al min of meer van toepassing op de opvang van Oekraïners.
Er is heel veel vraag van jonge mensen die nog op de zolderkamer bij hun ouders wonen, om óók in aanmerking te komen voor een plek om te wonen. Dat kan ook een doorstroomlocatie zijn. Het is dus een opdracht aan de minister van Binnenlandse Zaken om de doorstroming in de keten weer op gang te krijgen, zodat alle statushouders vanuit azc's geplaatst worden. De minister van Binnenlandse Zaken moet een oplossing bieden waardoor een spreidingswet niet meer nodig is. Als de minister zijn taak serieus neemt en zorgt voor voldoende woonruimte voor alle inwoners, is de spreidingswet niet meer nodig.
Dan mijn vragen aan de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris toezeggen dat het budget dat gemeenten per statushouder gaan krijgen voor de genoemde doorstroomlocatie hetzelfde budget is als het budget per Oekraïner in de gemeentelijke opvang? De budgetten voor noodopvang en crisisnoodopvang zijn opgenomen in de begroting van het COA. Kan de staatssecretaris meewerken aan het ontschotten van budgetten per ministerie om dit mogelijk te maken?
Voorzitter. Het is belangrijk dat statushouders perspectief wordt geboden. Als asielzoekers hebben zij waarschijnlijk meer dan een jaar, en mogelijk meerdere jaren, in onzekerheid gezeten over hun toekomst. Die toekomst kan het snel leren van de Nederlandse taal en het krijgen van werk zijn. Dat is de start naar perspectief. Dat voorkomt ook dat deze groep mensen een uitkering van de Staat blijft ontvangen en dat deze mensen de Staat heel veel geld blijven kosten. Ze doen dan ook de arbeidsparticipatie toenemen, en dat is goed voor de economie. Als dit gerealiseerd kan worden, wordt de veel gevoelde en ervaren onvrede in de maatschappij fors minder. Dan een vraag aan de staatssecretaris: kan de regering toezeggen een uitvoeringsregeling te maken over de kosten en opbrengsten van de tussenlocaties, de kosten van de realisatie van de doorstroomlocaties, de exploitatiekosten, de uitvoeringskosten en de huuropbrengst?
Voorzitter. Veel gehoord is de opmerking dat de spreidingswet niet de oplossing van het probleem is. De BBB-fractie concludeert dat deze opmerking juist is. Het probleem is dat het COA de wettelijke taak heeft om asielzoekers op te vangen. Het COA voldoet met kunst- en vliegwerk aan deze taak. Daarbij zijn elke dag ad-hocingrepen nodig om aan de opgaven te voldoen. Ik heb het over kortetermijnbeslissingen en noodoplossingen voor asielzoekers, statushouders en inwoners die voor het draagvlak van de bevolking negatieve effecten hebben. De kosten van opvang en noodopvang bedragen inmiddels miljarden. De verwachting van het COA is dat die kosten in 2024 richting 5 miljard gaan. De belangrijkste vraag is nu: wat is de oplossing van het probleem? Wat moet het kabinet regelen? De oplossing hiervoor is aangegeven: stop de verstopping; zorg ervoor dat de keten zodanig georganiseerd wordt door het COA dat er geen statushouders meer door het COA opgevangen hoeven te worden. Dan hoeft de gemeente Westerwolde niet tegen het COA te procederen. Dan is de crisisnachtopvang in Stadskanaal niet meer nodig. Dan eisen de inwoners van Uden niet meer via de rechter een dwangsom van de gemeente omdat er mogelijk een azc komt. Dan hoeft de staatssecretaris niet meer bijna elke dag te telefoneren met commissarissen van de Koning en met burgemeesters met de vraag of er nog ergens plaats is voor noodopvang.
Voorzitter, tot slot. Als wij in Nederland in staat zijn de statushouders vanaf januari 2025 vanuit de azc's te verhuizen naar de toegewezen gemeenten, is er geen belang bij en geen noodzaak voor de spreidingswet. Dat maakt dat veel uitvoeringsproblemen die verbonden zijn aan de spreidingswet, zich niet voordoen.
De voorzitter:
Maakt u uw verhaal af. Daarna krijgt mevrouw Van Toorenburg het woord.
De heer Griffioen (BBB):
Het verstrekt draagvlak in de maatschappij. Het omvangrijke budget dat het COA nu uitgeeft aan de kosten voor noodopvang, voor crisisnoodopvang, kan aangewend worden voor statushouders en andere woningzoekenden. Dat geldt ook voor de eigen Nederlandse jonge mensen die nog steeds op een zolderkamer wonen en die zolderkamer bij hun ouders al zijn ontgroeid. Die kunnen eigenlijk ook naar tussenlocaties, als we daarmee doorgaan. De BBB-fractie wil met nadruk aangeven dat het tijdig doorstromen van statushouders meer recht zal doen aan de signalen van UNICEF, UNHCR, VluchtelingenWerk en de Kinderombudsman als het gaat om de veiligheid en ontwikkeling van jonge asielzoekers.
Voorzitter. De BBB-fractie realiseert zich terdege dat asielopvang van statushouders en wonen in het algemeen altijd onze aandacht zullen vragen. De BBB-fractie is zich ervan bewust dat deze richting, die van ontstopping van de keten, een forse inspanning vergt van het nieuwe kabinet, van lokale overheden en van uitvoeringsorganisaties. Het vergt ook overleg tussen ministeries om dit echt voor elkaar te krijgen. Als het lukt om de huisvestingsvraagstukken van statushouders buiten het COA-domein op te lossen, is dat het begin van de oplossing van het probleem en is de spreidingswet overbodig.
Voorzitter. Ik sluit af met een citaat van Godfried Bomans: "Men gaat op reis om thuis te komen." De BBB-fractie zou in het kader van dit debat willen zeggen: zorg ervoor dat statushouders niet langer vastzitten in azc's en dat we voor alle inwoners een thuis kunnen bieden.
Voorzitter, dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Griffioen.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
De heer Griffioen stelt een aantal vragen aan de staatssecretaris en wil toezeggingen. Ik denk dat we met elkaar de druk iets moeten opvoeren ten aanzien van de toezeggingen. Ik zou hem dus de volgende vraag willen stellen. Vindt hij het met de CDA-fractie noodzakelijk om de komende drie jaar — hij geeft terecht aan dat het soms allemaal wat lang duurt — een viertal dingen heel serieus in de evaluatie mee te nemen? Aan de ene kant is dat het vastklikken van de plekken die er al zijn, waardoor je eigenlijk nauwelijks spreiding hebt. Wij willen zien wat daarop gebeurt. Aan de andere kant is er het punt dat er pas volledig wordt uitbetaald als 75% van de toegezegde plekken bewerkstelligd is. Dat is natuurlijk ook een heel rare eis. Ook is de kleinschaligheid eigenlijk niet geborgd en is verdunning best een risico. Is de heer Griffioen het met het CDA eens dat wij toezeggingen moeten hebben op die punten om op een positieve manier naar deze wet te kunnen kijken?
De heer Griffioen (BBB):
Als BBB-fractie hebben wij nagedacht over hoe we hiermee omgaan. Wat is nou een oplossing voor het land? Wij zijn ervan overtuigd dat als de statushouders uit de azc's worden geplaatst, en dus in tussenlocaties komen, de spreidingswet eigenlijk niet nodig is, omdat er dan voldoende ruimte is in de azc's. Dan gaan er namelijk 16.000 mensen uit. Dus wij zitten op een andere visie. Wij willen heel graag in overleg met de regering kijken of het voor elkaar te krijgen is dat op de termijn van een jaar een heleboel statushouders in die tussenlocaties kunnen gaan wonen. Die locaties moeten dan wel snel ontwikkeld worden. Op die manier haal je de doelmatigheid naar voren, want je zorgt echt voor een structurele oplossing, en hoef je niet een, twee, drie jaar te wachten tot het allemaal volledig werkt. We gaan dan dus niet over de boeg van de spreidingswet, maar over een andere boeg, namelijk die van de ontstopping.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dat is een heel interessante redenering; daar kunnen we ons heel erg goed in vinden. Alleen bespreken vandaag de spreidingswet. Daar zitten een aantal dingen in waarvan je je afvraagt of die nodig zijn. Dat hoorden we in Stadskanaal en dat horen we overal. Als we deze vier stevige toezeggingen er nog bij kunnen krijgen, zouden we dan niet een veel beter uitvoerbare wet krijgen?
De heer Griffioen (BBB):
Of zou je moeten zeggen: we erover gaan nadenken of de wet misschien helemaal niet meer hoeft als de statushouders weggaan? Dat is de tweedeling waar we op staan.
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Ik moet zeggen dat ik een beetje in verwarring ben over het standpunt van de BBB. De BBB-fractie in de Provinciale Staten van Groningen heeft namelijk in de vergadering van 20 december een motie ingediend met daarin een noodoproep aan andere gemeenten en medeoverheden om te helpen bij de opvang van asielzoekers. Ik vraag mij af hoe dat standpunt van de BBB zich verhoudt tot het standpunt van de heer Griffioen.
De heer Griffioen (BBB):
Er moeten twee dingen gebeuren. Het zou heel goed zijn als gemeenten onder leiding van de commissaris heel veel overleg voerden om het acute probleem op te lossen, zodat je kunt stoppen met noodlocaties en noodopvanglocaties. Maar het zijn er zo veel dat je dat helemaal niet makkelijk voor elkaar krijgt. Wil je het echt oplossen, dan zul je dus die asielzoekers uit de azc's moeten halen. Dat is ons standpunt. Dan komt er ruimte. Dát is de echte oplossing.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Ik begrijp dan toch de verwarring niet die nu ontstaat tussen statushouders en asielzoekers bij de heer Griffioen. In het debat in de Provinciale Staten van Groningen ging het namelijk toch echt over een noodoproep om asielzoekers ook op te nemen in andere gemeenten en andere provincies dan alleen Groningen. We moeten de provincie Groningen toch niet probleemeigenaar maken van een nationaal probleem dat gecreëerd is?
De heer Griffioen (BBB):
Nee, dat ben ik helemaal met u eens. Maar ja, ik blijf het zeggen: als er ruimte komt in azc's, dan komt er ook ruimte in Ter Apel. Dat is immers een opvanglocatie. Mensen uit Ter Apel kunnen dan naar een azc dat er is. Natuurlijk is het heel nodig dat er heel acuut nog steeds, elke dag, overleg is om dingen voor elkaar te krijgen.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Perin-Gopie.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Concludeer ik dan goed dat de BBB-fractie in de Eerste Kamer van mening is dat de provincie Groningen en Ter Apel gewoon probleemeigenaar mogen blijven van het probleem van de asielzoekersopvang en dat de fractie van de BBB in de Provinciale Staten van Groningen daarover een andere mening heeft?
De heer Griffioen (BBB):
Ik ben niet bij de PS-vergadering in Groningen geweest, dus ik weet niet wat daar gebeurd is. Maar wij begrijpen heel goed dat er een heel groot probleem in Groningen is. Wij zijn ook heel begaan met wat er in Groningen gebeurt. Eigenlijk is Groningen een voorbeeld voor Nederland. Het is ook nog een provincie die last heeft gehad van bevingsschade. Toch zeggen de meeste andere provincies niet: jullie doen het zo goed, wij gaan een deel van jullie lasten overnemen. Dat gebeurt gewoon niet. Als dat niet vrijwillig gebeurt, ja, dan is die spreidingswet nodig, met alle ins en outs die daaraan vastzitten. Want dat gaat een oplossing bieden. Maar als je die statushouders weghaalt, is die oplossing nóg beter. Dat is de tweesplitsing.
De voorzitter:
Dan was, denk ik, de heer Dittrich aan de beurt. Maar nu eerst de heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik hoor de heer Griffioen aan het eind van zijn betoog zeggen: "Dan is de spreidingswet overbodig". Maar nu hoor ik de heer Griffioen van de BBB zeggen: "De spreidingswet biedt dan een oplossing". Is de heer Griffioen het met mij eens dat de spreidingswet eigenlijk überhaupt overbodig is?
De heer Griffioen (BBB):
Nee. Dat is niet de mening van onze fractie. De spreidingswet is overbodig als de statushouders uit de azc's gaan.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar we spreken nu niet over een als-dansituatie. We spreken over een situatie waarin deze wet nu voorligt. Die wet komt er dan in de komende jaren, als die zou worden aangenomen. U heeft daar een beslissende stem in, en u heeft de mogelijkheid om daar nu iets aan te doen. De vraag is nu dus niet wat er gaat gebeuren met die statushouders. De vraag is: wat gaat er gebeuren met die spreidingswet? Is het niet zo dat de spreidingswet geen echte oplossing biedt, maar het probleem juist groter maakt, door de asielinstroom nog meer te faciliteren in Nederland?
De heer Griffioen (BBB):
Ja, dat hoor je vaak: de instroom van asiel. We hebben het nu over de spreidingswet. Dat is dan bij wijze van spreken de voorkant van de medaille. De achterkant is dan de instroom. Maar deze wet gaat niet over de instroom. We begrijpen heel goed dat die koppeling gemaakt wordt, maar de wet gaat daar niet over. We kunnen het daar dus niet echt over hebben.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Ja, tot slot. Hoe staat BBB nu eigenlijk ten aanzien van de spreidingswet? Ik hoor de heer Griffioen er namelijk heel veel kritiek op uiten. Maar ik heb eerder, onder anderen van uw partijleider, gehoord dat de BBB toch tegen deze wet zou stemmen. Hoe staat u er nu in? Want dit is toch een vrij essentiële wet, die de toekomst van Nederland bepaalt op het gebied van migratie en integratie.
De heer Griffioen (BBB):
Ik denk dat wij als Eerste Kamerleden van BBB onze eigen afweging maken. Wij proberen een oplossing te schetsen die het misschien mogelijk maakt dat die spreidingswet niet nodig is. Dat is wat wij proberen te doen.
De heer Dittrich (D66):
Ik begrijp dat in de redenering van de BBB-fractie het uitplaatsen van statushouders erg belangrijk is. Als die uitgeplaatst worden, zou er namelijk ruimte in de azc's ontstaan voor asielzoekers. Heb ik dat zo goed begrepen?
De heer Griffioen (BBB):
Dat is juist.
De heer Dittrich (D66):
Dan is mijn vraag: wie is er in Nederland eigenlijk op tegen dat statushouders, zo snel als mogelijk is, woonruimte krijgen in gemeenten?
De heer Griffioen (BBB):
Daar zou niemand op tegen zijn, ware het niet dat er te weinig woonruimte is.
De heer Dittrich (D66):
Dan is de volgende vraag natuurlijk als volgt. De oplossing die u biedt is geen oplossing voor het probleem waar de regio's in Nederland, bijvoorbeeld Groningen, mee te maken hebben. Er moet namelijk nu iets gebeuren. Het is echt heel urgent. Wat de BBB-fractie nu voorstelt, is heel goed. Ik ben het ermee eens: statushouders moeten uitgeplaatst worden. Maar dat lost het probleem van de regio's niet op. Dan blijft de vraag aan de BBB-fractie dus: hoe tackelt de BBB het probleem dat we hebben met de vastzittende opvang voor asielzoekers?
De heer Griffioen (BBB):
Nou, dat is denk ik wel een heel interessante vraag. Als we in staat zijn en als het ook echt gaat lukken om op redelijk korte termijn veel statushouders uit azc's te krijgen, dan kunnen we ook tegen het land en het platteland zeggen: "Let even op. De druk op jullie wordt minder, want dit is in gang gezet." Dan krijg je ook meer medewerking. Dan zullen gemeenten waarschijnlijk wat makkelijker meewerken, omdat ze weten dat de druk niet heel hoog wordt. Dat is wel een groot voordeel ten opzichte van die gemeenten laten denken: ik doe nu een aantal dingen, maar misschien moet ik morgen nog meer doen. Dat risico is dan weg.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Dittrich.
De heer Dittrich (D66):
Tot slot. De staatssecretaris en het demissionaire kabinet zijn druk bezig om die statushouders uit te plaatsen. Ik ben het met u eens dat dat helemaal niet vlot gaat, maar het voorstel van de BBB-fractie lost het probleem van Ter Apel, Budel en andere azc's, namelijk dat het vastzit, niet op. U komt dus eigenlijk niet met een oplossing voor het probleem. Het aannemen van de spreidingswet is de enige oplossing die nu voorligt en echt realiseerbaar is. Ik vraag het dus toch nog een keer: is het in uw redenering niet ook belangrijk om, naast het uitplaatsen van statushouders, de spreidingswet aan te nemen? Wellicht komt het, als de statushouders uitgeplaatst worden, helemaal niet tot dwang van gemeenten.
De heer Griffioen (BBB):
Ja, dat kan. Je kunt ook zeggen: we gaan die spreidingswet aannemen, want dan hebben we de druk op de gemeenten om dat vrijwillig voor elkaar te krijgen per provincie. Je kunt tegelijkertijd gaan werken aan het ontwikkelen van tussenlocaties waar statushouders naartoe kunnen en kunnen integreren en waar onze eigen jonge mensen kunnen gaan wonen. Dan heb je aan twee kanten een oplossing. Als dat goed werkt, heb je op zich die wet niet meer nodig. Ik treed in herhaling, maar zoals ik net ook zei: als de druk eraf gaat, zullen gemeenten meer bereid zijn om tijdelijk mee te werken, omdat ze kunnen zien dat het probleem opgelost wordt. Dat is iets anders dan een spreidingswet, waarbij het misschien twee à drie jaar duurt voordat het allemaal echt geëffectueerd is. Qua doelmatigheid kan dit dus wel sneller zijn.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
De heer Griffioen snijdt een groot probleem aan: het woningtekort. Mensen zeiden het al: wonen op zolderkamertjes; statushouders vinden geen plek. U zegt: als we dat probleem oplossen, gaat de doorstroom van de azc's ook sneller. Maar het probleem is juist dat we dat probleem niet hebben opgelost. Dat is een van de grote problemen van deze tijd: hoe zorgen we ervoor dat er voldoende woningen zijn? U zegt: als we dat oplossen, is de spreidingswet niet nodig. Maar dat is zo'n ingewikkeld probleem. Daar hebben we niet volgende maand een oplossing voor, ook niet met een nieuw kabinet, zeg ik u maar vast. Het probleem van de volgelopen azc's blijft dus bestaan. U heeft het over de tijd die het kost voordat de spreidingswet een oplossing biedt, maar hoelang denkt u dat het duurt voordat uw route een oplossing biedt? Jaren en jaren. Ik zou zeggen: zowel de spreidingswet als het woonprobleem oplossen. We moeten er hard aan werken om de statushouders ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, mevrouw?
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Die komt.
De voorzitter:
Oké.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Laten we ervoor zorgen dat de statushouders sneller door kunnen stromen én dat de druk op asielcentra en op Groningen afneemt. Vindt u dat ook niet?
(Hilariteit)
De voorzitter:
Ik wil graag een kort antwoord, meneer Griffioen. Mevrouw Huizinga heeft een deel van haar spreektijd al gebruikt in de eerste termijn. Gaat uw gang.
De heer Griffioen (BBB):
Via de voorzitter zeg ik tegen u dat wij dat ook vinden. Maar in ons betoog gaat het niet primair om meer woningen. Het gaat primair om de medewerking van de regering om doorstroomlocaties te ontwikkelen. Het gaat dus niet over huizen — huizen zijn een groot probleem — maar bewust over doorstroomlocaties. Ga kantoorpanden ombouwen tot wooneenheden voor statushouders en jonge mensen. Dat is een tussenoplossing: een doorstroomlocatie. Ga daar echt aandacht aan geven. Ik ben het helemaal met u eens dat woningen lastig zijn. Dat gaan we niet even snel oplossen. Daarom is dat ook niet ons idee. Ons idee is dus de tussenlocaties. Een heleboel panden in Nederland staan leeg. Ontwikkel ze naar woonruimte. Er komen na de coronatijd steeds meer kantoorpanden leeg te staan. Doe daar wat mee. Gemeenten zitten ook met problemen rondom lege panden. Ga daar iets van maken. Dat is misschien een tussenoplossing.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik snap het. Ik vind het ook een interessant idee, maar ik denk echt dat u die oplossing te licht inschat. Ik zou denken: pleit voor beide, dus én een spreidingswet én tussenwoningen. Zou dat ons probleem, het probleem van Nederland, niet het snelst oplossen?
De heer Griffioen (BBB):
Wellicht.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Dit debat begint voor mij heel raar, want ik was het eens met de vraag van meneer Dittrich, overigens niet met zijn conclusie, maar wel met zijn vragen. Tussenlocaties om statushouders snel te laten doorstromen, dat is een beetje als zeggen dat we de armoede oplossen door iedereen geld te geven. Het werkt wel, maar het is niet heel realistisch. Er is al een zodanige woningnood dat de optie van tussenlocaties ... Er worden al jongeren in kantoorpanden gezet et cetera. Er is toch helemaal geen ruimte voor de plannen die de BBB hier voorstelt?
De heer Griffioen (BBB):
Via de voorzitter zeg ik tegen mevrouw Nanninga dat ik me niet kan voorstellen dat er in Nederland geen kantoren omgebouwd kunnen worden, waardoor er 16.000 mensen kunnen worden opgevangen. De kantoorvoorraad is vele malen groter. Natuurlijk moet je nadenken over waar je dat gaat doen, want dat kun je niet overal doen. Het hoeven ook niet alleen kantoorpanden te zijn. Het kunnen ook andere gebouwen zijn. Er zijn meters genoeg. Dat is het probleem niet.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Ik vind dit een "gratis bier"-oplossing van de BBB. Maar oké, stel dat we dat doen. Feit blijft dat alle overlast die met asiel- en statusopvang gepaard gaat ... In feite is het een soort dwangwet, maar dan met andere panden. Dan gaan we overal in het land mensen in kantoorpanden huisvesten die niet goed integreren, die een enorm beslag leggen op de verzorgingsstaat, die een groot beroep doen op de uitkeringen et cetera. In hoeverre lost dit het asielprobleem in Nederland op? Wat de BBB hier voorstelt, is alleen maar het faciliteren van meer instroom. Toch?
De heer Griffioen (BBB):
Hebt u het nu over statushouders of asielzoekers?
Mevrouw Nanninga (JA21):
Uw plan gold voor statushouders. Toch?
De heer Griffioen (BBB):
Ja, klopt.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dan heb ik het over statushouders.
De heer Griffioen (BBB):
Ja, maar dat zijn primair niet de overlastgevers. Dat zijn mensen die toestemming hebben om in Nederland te blijven. Die moeten gaan werken, die moeten een bijdrage gaan leveren en die moeten belasting gaan betalen in plaats van dat ze een uitkering krijgen of op kosten van de samenleving blijven leven. Dat kost nu heel veel geld. Dat is niet de groep waar we de meeste aandacht aan moeten besteden. Dát zijn de asielzoekers.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Griffioen (BBB):
Statushouders moeten integreren in de gemeente waaraan ze zijn toegewezen. Dat geldt voor alle 342 gemeenten in Nederland. Dat staat in de Huisvestingswet. Dus daar ligt niet het probleem.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dan is meneer Griffioen van de BBB niet goed geïnformeerd. Een statushouder kost de Nederlandse samenleving gemiddeld, gedurende zijn hele levensloop, netto ongeveer achtenhalve ton. De integratie gaat slecht, dus dat is niet zo'n goed idee.
Maar goed, mijn derde en laatste vraag zal ik besteden aan een ander punt, namelijk de wat zwalkende koers van de BBB ten aanzien van de dwangwet. In het proces hiernaartoe heb ik leden van uw fractie zich heel positief horen uitlaten over deze wet. Gezien de ferme taal in de Tweede Kamer en ook van andere fracties in de provincies, namelijk dat men deze wet absoluut, koste wat het kost, niet in werking wil laten treden, ben ik benieuwd of het gevoelen in uw fractie hier hetzelfde is, zeker als we hoofdelijk gaan stemmen.
De heer Griffioen (BBB):
Dat gevoelen is in onze fractie niet zo; laat ik daar duidelijk over zijn.
Ik kom even terug op een eerdere opmerking van u. Ik ben het niet met u eens dat een statushouder €800.000 kost. Dat is niet de bedoeling. Die mensen worden geacht te gaan werken en te integreren. Ik kan me niet voorstellen dat alle statushouders in Nederland nooit gaan werken en altijd een uitkering zullen krijgen totdat ze 80 jaar zijn. Daar kunt u mij niet van overtuigen.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Dat is ook niet zo.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg.
De heer Griffioen (BBB):
Nee, maar dat is wel wat u zei.
De voorzitter:
Mevrouw ... Nee, mevrouw Nanninga.
Mevrouw Nanninga (JA21):
Het is een gemiddelde. Zo zijn de feiten.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan mevrouw Van Toorenburg, met het verzoek om nog één vraag te stellen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil het voorstel van BBB echt heel erg goed snappen. Er wordt op dit moment met stoom en kokend water gewerkt aan beperkte huisvesting voor jonge mensen en statushouders in kantoorpanden, in oude scholen en op allerlei plekken. Zegt de BBB nu dat statushouders voorrang moeten krijgen boven alle andere mensen die woonruimte zoeken? Want dat zou de consequentie zijn als je die ruimte niet gecreëerd hebt. Er zijn hele interessante leden binnen de BBB die volgens mij vlekken in hun nek krijgen van deze redenering. Denk aan Purmerend. Ik geloof dat jonge mensen daar veertien jaar moeten wachten voordat ze een woning krijgen. Gaat de heer Griffioen nu zeggen: we geven zo de statushouders voorrang op die gecreëerde woonruimte?
De heer Griffioen (BBB):
Voorzitter, via u zeg ik tegen mevrouw Van Toorenburg dat ik het woord "voorrang" niet heb gebruikt in mijn betoog. Wij hebben juist een koppeling willen maken. Als je ontstopping voor elkaar wilt krijgen, moeten de statushouders uit de azc's. Het is heel goed om te kijken of we met heel veel spoed en druk tussenlocaties kunnen ontwikkelen. Ik heb een aantal keer gezegd: dat geldt ook voor de jonge mensen in Nederland die nog thuis op de zolderkamer wonen. Wij willen dus een koppeling maken.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van Toorenburg. Ik heb u gevraagd om één vraag te stellen, want dit is uw tweede interruptie. Ik moet ook de voortgang bewaken. Mevrouw Karimi, dit is ook uw tweede interruptie, dus één vraag. Gaat uw gang.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik wil mij graag aansluiten bij het antwoord dat collega Griffioen gaf aan mevrouw Huizinga. U zei: wellicht is de oplossing die we nodig hebben inderdaad de spreidingswet en moeten we, natuurlijk, investeren om statushouders uit de asielopvang te krijgen. Ik zou graag nu van u willen horen hoe sterk dat "wellicht" is. Want ja, als Eerste Kamer kunnen we de wet één keer aannemen of afstemmen. Maar als we hem aangenomen hebben — en de stem van uw fractie is heel belangrijk in dit debat — dan hebben we het in de hand. Dan kunnen we iets met de asielopvangcrisis. Bent u het met mij eens dat de spreidingswet wel nodig is om de huidige opvangcrisis het hoofd te bieden?
De voorzitter:
De heer Griffioen en dan de heer Janssen.
De heer Griffioen (BBB):
Wellicht kan het zonder, om het woord "wellicht" maar te gebruiken. Wat ik eerder zei: als je inderdaad voor elkaar krijgt dat statushouders uit azc's gaan, creëer je ruimte. Dan is er minder druk op de opvangnoodzaak.
De heer Janssen i (SP):
Ik wil toch nog een poging doen om misschien dichter tot de heer Griffioen te komen. Ik zal namelijk ook in mijn eigen bijdrage, op enig moment later vandaag, veel aandacht besteden aan de doorstroom en de uitstroom. Want instroom zonder doorstroom en uitstroom leidt onvermijdelijk tot problemen. Zou het niet zo zijn dat de angst van de heer Griffioen en BBB erin zit dat we de spreidingswet nu nodig hebben, maar dat we er niet meer van afkomen als we hem eenmaal hebben, ook als het probleem op enig moment is opgelost? Stel dat er een horizon, een tijdelijkheid, aan de spreidingswet zit, zodat hij ook gewoon weer weggaat op het moment dat de problemen onder controle zijn en we een oplossing gecreëerd hebben voor de doorstroom en uitstroom. Zou dat niet een oplossing zijn die het "wellicht" van de heer Griffioen misschien wat zou versterken?
De heer Griffioen (BBB):
Ja, dan krijg je mogelijk een soort van openeindconstructie; dan weten we helemaal niet meer waar we aan toe zijn. Dan hebben we een wet die we misschien een keer weer gaan intrekken. Wat zijn daar dan de criteria voor? Zo ligt het nu niet voor. Deze wet is er niet om tijdelijk te zijn. Dit is een definitieve wet, waarbij de regering elke twee jaar opnieuw bepaalt hoe de verdeling moet zijn. Kijk naar Europa: er ligt een soort van conceptprincipebesluit dat Europa over twee jaar de grenzen wil sluiten. Tja, als iedereen dat weet, krijgen we de komende jaren natuurlijk best nog wel veel instroom. Dus natuurlijk gaat het ook over de instroom, maar deze wet gaat over het plaatsen van mensen. En als we hem aannemen, is hij permanent.
De heer Janssen (SP):
Ja, maar de vraag is of hij permanent moet blijven. Dat is dus mijn vraag aan de heer Griffioen. Deze wet gaat namelijk over meer. Hij gaat bijvoorbeeld over een vaste voorraad. We moeten wegblijven bij de problemen van 2016 en 2017 — daar moeten we van geleerd hebben — dus we moeten een basisvoorraad hebben. Als er geen instroom is, kan die gedeeltelijk ook voor andere groepen gebruikt worden, zodat we er ook maatschappelijk nut van hebben. Als het nou onder controle blijft, dus als die voorraad er is, als we van 2016 en 2017 hebben geleerd en we nu een andere situatie hebben, dan kan de spreidingswet gewoon ophouden te bestaan. Dan hebben we namelijk de controle terug die we op dit moment missen. Ik zie het dan misschien wat positiever in dan de heer Griffioen, maar ik zou hem toch willen verzoeken om er nog eens over na te denken of dat geen oplossing zou kunnen zijn.
De heer Griffioen (BBB):
Nou, dat is misschien wel een suggestie. Om nog maar eens op het woord "wellicht" terug te komen: als je inderdaad voor elkaar krijgt dat de statushouders uit de azc's komen, en je de spreidingswet zou aannemen, dan kun je misschien op termijn zeggen dat het zo goed werkt dat de wet weg kan. Dan kan een nieuwe regering de wet weer intrekken. Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn.
De heer Janssen (SP):
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kaljouw van de VVD-fractie. Het is haar maidenspeech. Het goede gebruik is dat er dan niet geïnterrumpeerd wordt.