Verslag van de vergadering van 12 maart 2024 (2023/2024 nr. 23)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 10.32 uur
De heer Oplaat i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Beste mensen, aanwezigen, mensen die thuis via de stream of het werk dit volgen, welkom bij de beraadslagingen over de LNV-begroting en het Diergezondheidsfonds. Natuurlijk ook een woord van dank voor de aanwezigheid van onze beide ministers in dezen, de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, en wat de BBB betreft in de toekomst ook weer visserij, en natuurlijk ook de minister voor Natuur en Stikstof, waarvan de BBB zich wel hardop afvraagt of deze post bij de formatie niet zal gaan sneuvelen. Maar goed, dat laten we over aan de formerende partijen. Waarom maak ik die opmerking toch? Omdat we ons in het stikstofdossier zelf in de nesten hebben gewerkt, als Nederland zelf het probleem hebben gecreëerd.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Voorzitter?
De voorzitter:
Ja, aan u het woord.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Is de heer Oplaat nog steeds voorzitter van de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie, NEPLUVI, en de Association of Poultry Processors and Poultry Trade in the EU Countries, AVEC?
De heer Oplaat (BBB):
Voorzitter, ik zou het prettig vinden als u de klok even stilzet, want ik raak heel veel minuten kwijt door deze vragen. Iedereen kan dat weten. Het antwoord is ja.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Beide organisaties zijn lobbyorganisaties. NEPLUVI omschrijft haar rol als "belangenbehartiging" op haar website en AVEC presenteert zichzelf als "the voice of the European poultry meat sector". Ik vraag de heer Oplaat waarom de BBB ervoor gekozen heeft om juist hem het woord te laten voeren tijdens een debat over de Landbouwbegroting. Met zijn rol in deze landbouwlobbyorganisaties ontstaat de schijn van belangenverstrengeling.
De heer Oplaat (BBB):
Dat is een interne keuze van de BBB zelf en interne dingen hoef ik niet te delen met deze Eerste Kamer.
Voorzitter. We hebben geen stikstofprobleem, maar een stikstofwetprobleem.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter?
De heer Oplaat (BBB):
Daar kom ik later in mijn betoog wel op terug.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter, volgens mij mag je bij een interruptie altijd drie vragen stellen en ik heb er nog maar twee gesteld. Ik zou de heer Oplaat dus graag nog een derde vraag willen stellen.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Door het woord te voeren handelt de heer Oplaat in strijd met de Gedragscode integriteit van dit huis. Die gedragscode schrijft voor dat als het redelijkerwijs de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen oproepen, een lid zich in principe van het voeren van het woord dient te onthouden. Bovendien stelt het Reglement van Orde van de Eerste Kamer dat ieder lid zich in de vergadering op een wijze gedraagt die geen afbreuk doet aan de waardigheid en het functioneren van de Kamer.
Voorzitter. Ik vraag de heer Oplaat dan ook om in lijn met de Gedragscode integriteit niet deel te nemen aan dit debat om ook geen afbreuk te doen aan de waardigheid van deze Kamer.
De heer Oplaat (BBB):
Ik vervolg mijn betoog na deze oprisping van de kant van de Partij voor de Dieren.
Voorzitter. We kunnen de landbouw-, de tuinbouw- en de visserijsector vanuit idealisme of vanuit moraliteit gaan benaderen. Dat gebeurt ook vaak. Het leidt vaak, ook al is het door gebrek aan kennis, tot framing en veel verdriet voor ondernemers en hun gezinnen die werkzaam zijn in deze sector. Buiten het feit dat het tot veel verdriet leidt, leidt het soms zelfs tot zelfmoord van agrarische ondernemers. Het is bijzonder naïef om zo te blijven denken. Als we kijken naar de Green Deal, dan zorgt die op dit moment voor chaos en onrust in Europa. Overal gaan boeren met hun gezinnen de weg op en protesteren. Het moet toch te denken geven dat dit zo massaal en door heel Europa gebeurt. Het moet toch leiden tot enige zelfreflectie. Het beleid dat gevoerd wordt, is niet het juiste. De Green Deal …
De voorzitter:
Meneer Oplaat, ik geef even kort het woord aan mevrouw Kluit.
Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):
Ik wil even voortborduren op het punt van de Partij voor de Dieren. De heer Oplaat en ik hebben hierover in deze Kamer al vaker van gedachten gewisseld. Wij hechten er met z'n allen aan dat we, als instituut Eerste Kamer, niet op integriteitsissues in de problemen komen. We zijn ermee geholpen als Kamerleden expliciet zijn over waar zij wel en niet een belang hebben, maar ook over waar zij bijvoorbeeld in een brede begroting, zoals die nu voorligt, wel of niet een belang hebben. Kan de heer Oplaat daarom wat dieper ingaan op de vraag: is hij helemaal niet betrokken geweest, bij geen enkel project of proces dat vandaag gefinancierd wordt via deze begrotingen? Als dat zo is, dan is het een ander verhaal dan wanneer de heer Oplaat daar wel bij betrokken is geweest. Kan hij daar helderheid over geven?
De heer Oplaat (BBB):
Dat kan ik. Er zit geen geld in de begroting dat raakvlakken heeft met mijn werk. Ik zou dus graag door willen gaan met mijn betoog. Misschien kunt u mij even laten uitspreken, want ik ben net op pagina 1, en ik heb er 15. Het schiet nog niet erg op zo en dan zitten we hier vannacht om half een nog. Het beroerdste is dat de kroegen dan dicht zijn. Dat is me vorige week ook al overkomen.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat ligt ook aan uw eigen inbreng.
De voorzitter:
Vindt u het goed dat ik u het woord geef?
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Sorry, excuus, voorzitter.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Dank voor deze verheldering. Misschien kunt u nog een verdere verheldering geven. U heeft ook niet bij het landbouwakkoord, waarvan sommige uitwerkingen in deze begroting zitten, aan tafel gezeten, als NEPLUVI dan wel als voorzitter, wat een uitwerking heeft in deze begroting? Het kan uitgesloten worden dat u daar belangen bij heeft?
De heer Oplaat (BBB):
Er is geen landbouwakkoord.
Voorzitter. Ik wil verdergaan met de Green Deal. Die zorgt voor de onrust in Europa. Dat heb ik net geschetst. De Green Deal wilde …
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter, ik heb een punt van orde.
De heer Oplaat (BBB):
… onmogelijke en niet te realiseren doelen en middelen.
De voorzitter:
Een punt van orde. Vertel.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik vraag de voorzitter om toe te zien op de naleving van het Reglement van Orde en de gedragscode. We kunnen het ons niet veroorloven om in het hart van onze democratie lobbyisten het woord te geven over een van de belangrijkste dossiers, dat raakt aan de belangen die ze vertegenwoordigen. We zijn in uw handen, voorzitter. Graag, zie toe op de naleving van onze gedragscode.
De voorzitter:
Zeker. Ik zie als voorzitter toe op de naleving van de regels. U hebt scherpe vragen gesteld en daar een helder antwoord op gekregen, eenmaal, andermaal en volgens mij zelfs ten derden male. Daarna heeft mevrouw Kluit hier ook nog wat van gezegd. Ik ben het eens met wat de heer Oplaat net vertelde: dit is in beginsel iets wat binnen de fractie wordt besloten. Klaarblijkelijk is dat binnen de fractie zo besloten. De antwoorden die de heer Oplaat heeft gegeven, vind ik voldoende, dus we gaan nu door.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Er zijn veel leden van de fractie aanwezig. Ik heb het voorstel dat een van de collega's van de heer Oplaat het overneemt van de heer Oplaat, zodat het probleem van de schijn van belangenverstrengeling is opgelost.
De voorzitter:
Dank voor dit creatieve voorstel, maar dat gaan we niet doen. De heer Oplaat.
De heer Oplaat (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Het lijkt me goed dat ik na deze oprispingen nu eindelijk met mijn verhaal kan doorgaan, om er toch een soort van samenhang in te krijgen. Ik ben bang dat er anders te veel gemist wordt door al deze …
De voorzitter:
Als u het goedvindt, meneer Oplaat, nog heel kort …
De heer Oplaat (BBB):
Ja, ik vind het goed. Het is aan u, voorzitter.
De voorzitter:
Ja. De heer Dessing.
De heer Dessing i (FVD):
Ik wil toch even mijn steun uitspreken voor het feit dat de heer Oplaat hier staat. Ik kan me heel goed voorstellen dat er vragen zijn gesteld. Die vragen zijn beantwoord. Het gaat juist om het feit dat we hier als volksvertegenwoordigers in deze Eerste Kamer vanuit onze expertise een inhoudelijk debat met elkaar kunnen voeren. Ik ben het er volledig mee eens dat de heer Oplaat op de inhoud met zijn expertise dit debat vervolgt. Dat wilde ik voor de Handelingen vastgelegd hebben. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u vriendelijk. Dan gaan we nu voort met het betoog van de heer Oplaat.
De heer Oplaat (BBB):
Voorzitter, dank u wel. De Green Deal wilde onmogelijke en niet te realiseren doelen en middelen. De voedselzekerheid van de EU kwam daarmee in gevaar. Er lijkt nu wat beweging te komen in de EU, waarschijnlijk mede ingegeven door verkiezingen die eraan komen. De gewasbeschermingsmiddelenwet is teruggetrokken. De natuurherstelwet is afgezwakt. Ik hoor graag van de minister voor NenS wat haar positie nu is. Ik lees van alles in de media hierover. Gaan we nu voor of tegen die wet stemmen? In de Tweede Kamer is het voor en dan weer … Het is allemaal bijna niet meer te volgen. Zelfs onze premier bemoeide zich ermee en kwam met een oplossing in het RENURE-debat, over de kunststofmestvervanger. Kan de minister van LNV ons meenemen in de stand van zaken van het hele RENURE-dossier? Ik hoorde de minister in een interview ook zeggen dat het toch wel wat anders moet in de EU gezien alle ophef die er is. Ik ben wel benieuwd wat er dan anders moet. Wat gaat er anders worden en wat betekent dat voor de begroting die hier voor ons ligt?
Voorzitter. Ik kom terug op idealisme en moraliteit. Dat kent tot nu toe geen toekomstperspectief. Idealisme verbouwt geen graan en bakt geen brood voor alle monden in de wereld. BBB kiest voor nuchterheid en realiteit en wil een strategie waarin voedsel een wapen is in de geopolitiek. Dat is een voedselstrategie waarin wij als Nederland, gezien de gunstige ligging en met onze vruchtbare gronden, goed opgeleide boeren, kennisinstituten en een goede verwerkende industrie, het voortouw zouden moeten nemen. Want wat is de huidige positie van Nederland? We maken het ondernemers met buitensporige en verregaande eisen steeds moeilijker en zetten met onze handelsverdragen de deuren ver open voor producten die niet aan onze standaarden voldoen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en volksgezondheid. Dat is een resultaat van idealisme, moraliteit en een ngo-politiek, die steeds meer het beleid in ons land lijken te bepalen. Het leiderschap …
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter?
De voorzitter:
Meneer Oplaat …
De heer Oplaat (BBB):
… en het primaat moeten terug naar de regering, zou ik zeggen. Er moet wat meer trots zijn op de bv Nederland. Ik zou daar graag een reactie op willen van de minister van LNV. Is de minister voornemens om tegen handelsverdragen te stemmen waarin de reciprociteit, de wederkerigheid, niet is geregeld, zoals bij Mercosur?
De voorzitter:
Akkoord. Even een korte interruptie. Mevrouw Kluit.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Ik hoorde een tijd geleden meneer Oplaat in zijn pleidooi zeggen dat het een kwestie is van voedselzekerheid versus idealisme. Tegelijkertijd praat ik heel veel met boeren die de afgelopen jaren grote schade hebben gehad als gevolg van bijvoorbeeld droogte, droogte als gevolg van de klimaatverandering. Ik heb gesproken met boeren die het plantregime voor hun terreinen ...
De voorzitter:
Ik ga even ingrijpen.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik wil even van ...
De voorzitter:
Nee, ik ga u even wat vertellen. Het is niet de bedoeling dat het verhaal van senator Oplaat aan barrels geschoten wordt. Waar gaat dit nu over? Een punt van orde? Wat wilt u hiermee? Iets wat er in het verleden gebeurd is ...
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Ik wil graag van de heer Oplaat ... Ik vind het eerlijk gezegd heel problematisch, want het gaat juist wel om het voeren van een inhoudelijk debat in een politiek orgaan als de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Zeker, maar de heer Oplaat heeft nog niet zo veel gezegd.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Nou, hij heeft wel wat gezegd. Hij heeft namelijk het klimaat- en natuurbeleid "idealistisch" genoemd en gezegd dat wij "om idealistische redenen" de maatregelen nemen die wij nemen. Dat is natuurlijk helemaal niet zo. Wij nemen deze maatregelen omdat klimaatverandering onze voedselzekerheid onder druk zet. Juist de schade aan de natuur zet onze productieprocessen in het landelijk gebied onder druk. Volgens mij is wetenschappelijk erkend dat wij een holistische benadering moeten hebben, die problemen onder ogen moeten zien en ze moeten oplossen. Is de heer Oplaat dat met mij eens?
De heer Oplaat (BBB):
Ja, dat ben ik met u eens. Ik kom er later in mijn betoog op terug waarom ik vind dat wij die voedselstrategie hier moeten hebben. Daar kom ik later op terug. U wordt straks op uw wenken bediend.
Voorzitter. De BBB wil gezien de situatie waarin Europa verkeert een voedselstrategie. Mijn collega Van Wijk zei een paar weken geleden in haar maidenspeech al dat het lijkt en voelt alsof het 1938 is. Ze sloeg met haar statement de spijker op de kop: het is een angstige tijd. De oorlog klopt aan de grenzen van het vrije Europa. Hoe lang nog? Collega Van Wijk refereerde ook aan de visie van prof. dr. Rob de Wijk van het Haagse Centrum voor Strategische Studies. Toevallig had ik twee dagen later een gesprek met Rob de Wijk, waarin hij mij wees op de naïviteit die Nederland heeft door zo met onze voedselproducenten om te gaan. "Minder voedsel produceren is gevaarlijk", zei hij — zie ook de koppen daarover in de media — waarna hij dat in een lezing onderbouwde.
De BBB onderschrijft zijn visie daarin. Een Nederlandse sector is geopolitiek van groot belang. Voedsel, maar ook breder de glastuinbouw, de glutenproductie, de fruit-, bloem- en sierteelt hebben wereldwijd naam en faam. En wat te denken van de kracht van de tuinders, die met de wkk, de warmte-krachtkoppeling, en met gebruik van CO2 zorgen voor stabiliteit op het elektriciteitsnetwerk? De Nederlandse agri- en foodbusiness is wereldwijd toonaangevend en wordt geroemd om zijn efficiency en circulaire manier van ondernemen. Om dat dan in lezingen af te serveren als "een minimale bijdrage aan de economie" doet groot onrecht aan onze agri- en foodbusiness en is ver bezijden de waarheid.
Hetzelfde geldt voor de stelling dat we niet zo veel hoeven te produceren en dat "alleen voor Nederland" genoeg is. Ja, dat zou kunnen. Maar stel je voor dat andere landen ook die positie innemen en ook zo zouden reageren. Dan zouden we binnen de kortste keren zitten met hongersnood. We zouden letterlijk in de kou zitten en protesten en voedselrellen zouden ons deel zijn. Geen bananen, geen koffie, kleding, thee, auto's, mobiele telefoons, soja voor vegaproducten, geen energie en zeker geen graan meer voor ons brood. De lijst zou eindeloos zijn, dat heeft de geschiedenis ons wel geleerd.
De Nederlandse economie verdient als groep het meest aan de export van land- en tuinbouwproducten, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 2023 heeft Nederland daaraan 50,4 miljard euro verdiend — let wel: verdiend! — op een exportvolume van 123,8 miljard euro, met 600.000 banen in de hele business en de spin-off in het regionale en lokale bedrijfsleven.
Voorzitter. De BBB wil dat wij stoppen met van binnen naar buiten kijken. We moeten juist eens van buiten naar binnen kijken, want wat is de huidige situatie in Europa? De oorlog klopt aan onze grenzen, mensen zijn onzeker. Neem de timmerman, de docent, de politieagent als voorbeeld. Zij maken zich zorgen over de energieprijzen. Zij maken zich zorgen over de dure boodschappen. Zij maken zich zorgen over de huur, over hun hypotheek en over of de volgende generatie nog wel een huis kan kopen.
Die onzekerheid weerspiegelt zich ook bij ondernemers. Uit een onderzoek van VNO-NCW en MKB-Nederland van 15 februari jongstleden blijkt dat 44% ervaart dat het ondernemersklimaat verslechtert. 20% overweegt zelfs een vertrek uit ons land. Laat dat bezinken: een vijfde van onze bedrijven overweegt om hier weg te gaan. Een jaar eerder waren die cijfers respectievelijk 28% en 13%. Wie naar het bredere perspectief kijkt, kijkt naar onze buren, Duitsland, en ziet dat daar de economie ook in zwaar weer is. De auto-industrie kampt daar met een krimp van al meer dan 20% en men verwacht nog meer, door goedkopere importen van Chinese auto's. Europa heeft zelf weinig grondstoffen en energie halen we ook al niet meer uit onze grond. Wat maken we dan in de toekomst nog wel? Shell is al weg en Unilever. Boskalis dreigt te gaan. ASML — u hoeft de kranten maar te lezen en u volgt de discussies — dreigt ook te gaan en nog veel meer van die grote bedrijven.
Wat hebben we dan nog wel? Nederland is behept met goede grond, goede boeren, kennis en innovatie. Als je kennis en innovatie wilt behouden, betekent dat ook dat je genoeg volume moet hebben in de primaire sector. De wereld vraagt elke dag om meer voedsel. De bevolking zal naar alle waarschijnlijkheid in het jaar 2050 gegroeid zijn van 7 miljard mensen nu naar bijna 10 miljard mensen. In de huidige 7 miljard mensen zitten 2 miljard mensen die nog geen toegang hebben tot een dagelijkse warme maaltijd. Wanneer de welvaart voor hen ook stijgt, zal de voedselvraag alleen maar meer toenemen. Alle statistieken — ik citeer de statistieken van de Europese Commissie, van de banken en van de Wereldvoedselorganisatie, de FAO — laten zien dat we tot 2030 bijvoorbeeld 22% meer vlees moeten produceren en tot 2050 zelfs meer dan 40%. Dat is de realiteit. Ik bedenk het niet. Dat zijn de statistieken, onder andere van onze FAO. Hier ligt de grote uitdaging en de kans voor Nederland met zijn strategische positie. We kunnen daar innovatie, kennis en een geopolitiek belangrijke bijdrage leveren.
De Wereldvoedselorganisatie, de FAO, riep drie maanden geleden nog op tot meer productie van onder andere vlees en zuivel. Volgens de FAO moeten landen die zeer efficiënt zijn in het houden van vee, zoals Nederland en Nieuw-Zeeland, meer vlees en zuivel produceren. Zij vraagt om meer sociale export van vlees en zuivel en dat — dan kom ik bij uw punt, mevrouw Kluit — vergt versterking van onze ambassades en de afdeling op het ministerie voor export. Die moet versterkt worden. Daar ligt de grote uitdaging. Waarom spreekt de FAO over sociale export? Omdat wij het hier klimaatvriendelijker doen en diervriendelijker doen dan andere landen. Op het moment dat je het verplaatst naar andere landen, zal het dierenwelzijnsniveau afnemen en zal het klimaat ook verder gaan verslechteren. Daar ligt natuurlijk ook de spagaat in de balans die we zoeken. Daar zit natuurlijk een negatieve kant in. Dat besef ik ook. Maar door innovatie zijn heel veel oplossingen te bedenken om dit op een diervriendelijke en milieuvriendelijke manier zo goed mogelijk te doen. Ik hoor graag van de minister van LNV of hij de oproep van de FAO kent en of hij bereid is om zijn ambassades in het buitenland te versterken en dit te bespreken met de collega's in het kabinet.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik vraag mij oprecht af — het gaat dus mis — wie er nou pleit voor meer productie van vlees. Is dat de heer Oplaat de BBB'er, is dat de heer Oplaat de voorzitter van NEPLUVI, of is dat de heer Oplaat de voorzitter van de AVEC?
De heer Oplaat (BBB):
Ik heb net geciteerd uit het rapport van de FAO van drie maanden geleden, die een pleidooi hield voor het meer produceren van onder andere vlees en zuivel. Zij noemden daarbij twee landen die daar zeer geschikt voor zijn. Dat zijn Nederland en Nieuw-Zeeland. Voorzitter, aldus.
Veel landen zijn niet zelfvoorzienend en worden dat de komende jaren ook niet. China als voorbeeld. Groot-Brittannië kent ook dit probleem en Duitsland is al netto-importeur van varkensvlees. Zweden is slechts voor 60% zelfvoorzienend wat voedsel betreft.
Voorzitter. Dan kom ik nu tot onze strategische positie. Wat produceren we dan nog zelf? Een aantal Europese landen, Nederland in het bijzonder, liggen in de groene banaan en dat is van cruciaal belang in het licht van de economische uitdagingen waarmee we momenteel worden geconfronteerd. Zoals gezegd verslechtert het ondernemersklimaat. Europa verliest veel industriële productie en het klimaat verandert, zoals mevrouw Kluit terecht al zei. Spanje en Italië worden bijvoorbeeld droger en droger en verliezen steeds meer agrarische productie. Vandaar mijn opmerking over de groene banaan, de vruchtbare delta, waar Nederland een onderdeel van is.
De recente ontwikkeling in China stelt ons ook niet gerust. China koopt wereldwijd gronden op om zijn eigen voedselproductie veilig te stellen, in Afrika en Australië. Ook delen van Europa zijn al in Chinese handen, bijvoorbeeld in Spanje, Italië, Griekenland en meer landen. Een Europese voedselstrategie is noodzakelijk om onze agrarische sector te stimuleren en te verbeteren in plaats van alleen maar te krimpen. Dit omvat investeringen in onderzoek en innovatie om de efficiency en de duurzaamheid van de voedselproductie verder te verbeteren, het bevorderen van fairtradeovereenkomsten om eerlijke concurrentie te waarborgen en natuurlijk het stimuleren van consumptie, ook van lokale duurzame producten.
Daarnaast moet Europa voedsel niet alleen als economisch goed beschouwen, maar ook als een strategisch wapen. Door onze voedselproductie te versterken, vergroten we onze autonomie en verminderen we onze afhankelijkheid van externe leveranciers. Dit is van cruciaal belang om de voedselzekerheid en het welzijn van onze burgers te waarborgen. Prof. dr. De Wijk gaf een voorbeeld om te verduidelijken hoe je voedsel als strategisch wapen kunt inzetten om je eigen economie die onder druk staat overeind te houden. Je biedt China zuivel, melkpoeder, vlees en andere producten aan in ruil voor terughoudendheid met het dumpen van goedkope auto's op de Europese markt. Bovendien is China een van de belangrijkste leveranciers van grondstoffen voor onze medicijnen. Voedsel is de basis van het volk en met China valt daar best over te spreken, aldus prof. dr. Rob de Wijk. Als wij als Europa invloed willen behouden op het wereldtoneel, dan is voedsel een belangrijk wapen. Natuurlijk lijkt het simpel, maar zo werkt de wereldmacht en zo werken onze handelsverdragen.
Om die gewenste voedselstrategie te bereiken, wil de BBB in de toekomst de wetgeving anders gaan toetsen. Wij komen tot op heden tot een onvoldoende voor deze ministers en willen graag een ander en beter beleid. Dat zal geen verrassing zijn. Ik weet dat het geen taak is van de Eerste Kamer. Het hoort op de formatietafel en op de ministeries, maar wetgeving en begrotingen beoordelen doen we hier wel. De BBB toetst het beleid van het kabinet naast op handhaafbaarheid, doelmatigheid, uitvoerbaarheid en betaalbaarheid langs de volgende punten. Er moet een gelijk speelveld komen met passend toezicht. Kom met doelsturing en stop met middelsturing. Laat de sector ondernemen, innoveren, en stimuleer dat niet in een te strak keurslijf. Laat de markt zijn werk doen. De consument bepaalt. Geef de sector de tools en heb wat meer waardering voor onze koploperspositie als Nederland zijnde. Wetgeving die niet aan deze voorwaarden voldoet, zullen we in de toekomst in de Eerst Kamer afwijzen in het belang van de door ons gewenste voedselstrategie.
Ik loop al die punten vanwege de tijd niet allemaal langs, maar ik wil er één meenemen: het gelijke speelveld en het passende toezicht. Daar ontbreekt het in Nederland nogal eens aan. We hebben in Nederland in het verleden gekozen om toe te treden tot de EU, toen nog de EEG, met onder andere vrij verkeer van goederen en mensen: onze communautaire markt. Daarbij worden zaken geregeld middels Europese wetgeving en Nederland is nogal eens geneigd om daar Nederlandse plussen op te zetten. Hiermee is de achterstand dan weer een feit. Alle sectoren worden kennelijk in dit land geconfronteerd met dit fenomeen. Zie de ondernemerspeiling van VNO-NCW. Waarom eigenlijk? Waarom kiest de minister van LNV er telkens voor om met extra regelgeving onze sector op achterstand te zetten? Wat vindt de minister dan van de samenwerking in de EU? Of kiest hij elke keer liever voor die alleingang? Of wil de minister zelfs uit de EU? Dat laatste hoop ik trouwens niet.
Producten die Nederland binnenkomen, hoeven vaak niet aan onze eisen te voldoen. Producten met lagere standaarden, die niet voldoen aan onze strenge eisen, worden geïmporteerd, terwijl hier wordt gesaneerd. Kan de minister daar eens op reflecteren en acteren?
Een passend toezicht is een gewenste waarborg voor onze exportpositie. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ligt nogal eens onder vuur en wordt vaak vermorzeld door incidenten, gevolgd door een ongenuanceerde politiek, die alleen op dat incident verdergaat. De politiek eist onmiddellijk actie en handhaving, tot in de strengste vorm. Aan de andere kant klagen het bedrijfsleven, van het GroentenFruit Huis tot en met alle andere sectoren, steen en been over deze werkwijze. De vraag is: hoe onafhankelijk is onze NVWA nog? Wie houdt er toezicht op de toezichthouder?
We zien te vaak dat de NVWA zelf beleid maakt, terwijl zij een toezichthoudende taak heeft. Ik begrijp uit de overlevering — gelukkig hebben we wat meer historie hierover in onze fractie zitten — dat Thorbecke het anders had bedacht. Hij beantwoordde wel de vraag wie de controle-instantie controleert. Het staatstoezicht had volgens Thorbecke ambtelijk toezicht nodig: ambtelijk toezicht dat boven het staatstoezicht gesteld is en zich rechtstreeks tot de minister kon wenden, en als die niet wilde luisteren tot de Kamers. Dat resulteerde toen in de Veterinaire Hoofdinspectie. Daar werd later de Keuringsdienst van Waren aan toegevoegd. Eigenlijk ging het toen al fout. Een keuringsdienst en het staatstoezicht werden gecombineerd. In 2002 — ik was er zelfs nog bij — werd dit bekrachtigd in een regeerakkoord. BBB wil graag van de minister een toezegging dat deze verantwoordelijkheden weer beter gescheiden gaan worden. Wil de minister nadenken over het herstellen van het toezicht op de toezichthouder?
Wat BBB betreft gaat er ook meer risicogebaseerd gecontroleerd worden en toezicht worden gehouden, dit temeer omdat uit stukken van de NVWA en de minister blijkt dat er grote capaciteitsproblemen zijn bij onze Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Er zijn bedrijven die simpelweg niet het toezicht krijgen dat ze wensen. Risicogebaseerd toezicht houdt in de ogen van BBB in dat bedrijven die het goed doen en dat bewijzen, ontlast worden wat betreft toezichtdruk. Dat is een win-winsituatie, want ook de NVWA wordt dan in haar capaciteitsproblemen ontlast. Wil de minister eens reflecteren op dat risicogebaseerde toezicht?
Ik wil ook graag even met u naar de kosten kijken. Het is bijna pervers als ik het hier uitspreek. Ik doe het met enige gêne. Er zijn bedrijven die vanwege een permanent toezichtregime — dat moet vanwege wetgeving — te maken hebben met immense kosten. Dat heeft ook te maken met het gelijke speelveld. Andere landen kennen deze kosten niet. Hou u vast. Een toezichthouder die acht uur per dag toezicht houdt, 261 dagen per jaar, kost de ondernemer €449.000. Dat is bijna een half miljoen. Dat is meer dan twee keer de balkenendenorm. Ik weet natuurlijk wel dat de toezichthouder dit niet zelf krijgt. BBB wil graag een effectievere en andere NVWA, die zelf geen beleid maakt, maar meer toezicht houdt.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Kan de heer Oplaat een voorbeeld geven van een toezichthouder die acht uur aanwezig is? Ik ken niet één andere dan die in de slachtketen.
De heer Oplaat (BBB):
Ik kan dat voorbeeld zo niet geven. Ik heb de gegevens wel op mijn tafel liggen. Er zijn meerdere bedrijven die permanent toezicht hebben. Die hebben daarmee te maken. Sterker nog, als we naar negen uur gaan, is het €568.000. Gaan ze naar twaalf uur per dag, dan is het al €775.000. Mijn punt is dat bijvoorbeeld Duitsland en België dat niet kennen. Dat wil ik zeggen met mijn verhaal. We komen steeds meer op achterstand te staan ten opzichte van andere bedrijven. Je kunt het ook doortrekken naar bedrijven die een halve dag toezicht hebben. Je kunt naar een dag toezicht. Het maakt allemaal niet uit. Het kost gewoon te veel en ik zou graag willen dat het efficiënter wordt en dat we teruggaan naar de basis: het toezicht houden. Daarbovenop wil ik ook weer toezicht op de toezichthouder.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Ik hecht eraan dat er toch duidelijkheid komt over de soort toezichthouder waarover we het hebben. Als het alleen in de slachtketen is — dat is de enige toezichthouder die ik ken die er acht uur zit — dan zeg ik: die zijn er gekomen vanwege de enorme misstanden in de slachtketen. Ik ga zelf ook iets zeggen over toezicht en handhaving, dus ik moet eerlijk zeggen dat we elkaar op het onderwerp zeker kunnen vinden. De uitwerking is misschien wat anders. Maar het is echt belangrijk dat de heer Oplaat de schijn van belangenverstrengeling tegenhoudt en niet met voorbeelden komt die uit zijn eigen lobbypositie kunnen komen. Er zijn volgens mij buiten de slachtketens geen toezichthouders in het domein acht uur per dag actief.
De heer Oplaat (BBB):
Ik begrijp dat ik elders een heel belangrijke andere positie heb, want elke keer komen ze daarop terug. Waar het mij om gaat, is dat de kosten van het toezicht finaal uit de hand lopen en elk jaar maar stijgen en stijgen. Of je nu een halve dag, een uur of permanent toezicht hebt, dat heb ik alleen als voorbeeld gegeven om aan te geven dat de kosten volledig uit de hand lopen, en niet zo'n klein beetje ook. Ik heb het voorbeeld gegeven dat het €449.000 kost voor acht uur per dag. Het gaat mij om het voorbeeld van bedrijven waar permanent toezicht is. Welke bedrijven dat zijn, dat weet ik ook allemaal niet. Je kunt ze vinden in de stukken van LNV en ook van de NVWA, waar alle tarieven vermeld zijn. Daar heb ik ze ook af gehaald.
Voorzitter. Tot slot kom ik bij stikstof en het NPLG. Ik wil even terugkomen op de stikstofdiscussie. Ik ben blij dat de minister voor NenS hier vandaag in ons midden is. Ik ben benieuwd hoe zij de afgelopen weken ervaren heeft; de krantenkoppen logen er namelijk niet om. Als BBB kijkt naar de handhaafbaarheid, doelmatigheid en haalbaarheid, krijgt het beleid dan ook een zwaar onvoldoende. Het is verre van handhaafbaar, gezien al de juridische uitspraken. De PAS-melders zouden als eerste geregeld worden, volgens de minister voor NenS. Kan zij ons aangeven hoe het daar nu mee gesteld is? Worden zij nu ook als eerste geholpen? Welke stappen onderneemt de minister hierin?
De doelmatigheid krijgt ook een onvoldoende, want het Planbureau voor de Leefomgeving laat ons zien dat het beleid niet erg succesvol is, en dat is nog maar heel voorzichtig uitgedrukt. De doelmatigheid krijgt ook een onvoldoende en het door het kabinet gewenste resultaat wordt niet gehaald. Zelfs het terugbrengen van de maximumsnelheid naar 100 km/u leverde een te verwaarlozen bijdrage. Welke stappen en welke wetgeving worden weer teruggedraaid? Hoe denkt de minister bijvoorbeeld over de 100 km/u?
Voorzitter. Ik heb ook kennisgenomen van de gele kaart die de minister voor NenS in de Tweede Kamer heeft gekregen. Twee keer geel is rood heb ik altijd geleerd, maar het is niet aan mij om er hier nog een te trekken. Dat zou ook niet passen bij de Eerste Kamer, maar een zwaar onvoldoende is hier wat mij betreft wel op z'n plaats. Normaal blijf je met een onvoldoende zitten, maar in uw geval liever niet, zeg ik tegen de minister.
De beoordeling van de haalbaarheid stemt ons namelijk ook niet vrolijk. De minister blijft een politiek doodlopende weg inlopen. Ik herinner mij nog de woorden van een paar jaar geleden over haar stikstofbeleid. "Het moet nu. We kunnen geen dag langer wachten. Het moet van Europa en de natuur staat op omvallen." Een soort van frame neerleggen om politiek iets voor elkaar te krijgen. BBB staat hier wat realistischer en nuchterder in. Wij hebben geen stikstofprobleem, maar een stikstofwetprobleem. Het moet niet nu, het hoeft ook niet van Europa, en de natuur staat echt niet op omvallen.
We hebben het probleem zelf gecreëerd door tal van natuurgebiedjes, heiden en vennetjes aan te wijzen en daarbij een norm, een kritische depositiewaarde neergelegd die vele malen, zelfs tot duizenden keren strenger is dan in bijvoorbeeld Duitsland en Denemarken. Europa vraagt niet om stikstofbeleid maar om een goede instandhouding van de Natura 2000-gebieden. Dat is meer dan alleen stikstof. Dat is water, dat is onderhoud, dat is bekalken, beheren en bejagen. "De natuur kan geen dag langer wachten", werd er gezegd. Dat is volgens mij al meer dan 500 dagen geleden. En mevrouw Louise Fresco heeft onlangs op tv nog weer eens verkondigd dat de natuur best wel even kan wachten en echt niet omvalt.
Voorzitter. Het huidige stikstofbeleid is eigenlijk failliet. Het is een politieke keuze. De formerende partijen staan voor de uitdaging om een beter, haalbaar, betaalbaar en handhaafbaar beleid te formuleren. BBB heeft daartoe samen met JA21 al een initiatief in de Tweede Kamer genomen. BBB maakt duidelijk een andere keuze dan het huidige kabinet. De oplossing wordt wat ons betreft ook niet gevonden in het snel bijplussen van de 1,28 miljard euro uit artikel 22. Een noodpleister die ergens op een niet te vinden wond geplakt moet worden. Kan de minister voor NenS aangeven waar dat aan besteed gaat worden en wat voor doel ermee behaald wordt, inclusief de stikstofreductie? Uit welke pot wordt dit betaald? Het stikstoftransitiefonds is in deze Kamer controversieel verklaard. Hoe wordt dit dan verantwoord?
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Ik heb begrepen dat BBB in de Tweede Kamer tegen het gehele artikel 22 heeft gestemd — voor zover dat kon; het kon eigenlijk niet — en dus eigenlijk vindt dat dat niet uitgevoerd moet worden. Geldt dat ook voor de Eerste Kamerfractie?
De heer Oplaat (BBB):
Dat heeft u heel goed begrepen. We kunnen aantekening vragen bij artikel 22 bij het stemmen over de begroting. Ik kan u vast aankondigen dat BBB dat hier ook gaat doen.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Wat mij een beetje verbaast, is het volgende. Ik ken BBB als een partij die ook steeds uitspreekt niet tegen natuur te zijn. In artikel 22 zitten ook grote investeringen in de natuur, bijvoorbeeld natuurherstel en -ontwikkeling in de Waddenzee, rondom de grotere wateren. Er zit ook een regeling in waar volgens mij BBB ook niet tegen is. Dat is die uitkoopregeling die op vrijwillige basis is en zeker kan bijdragen aan de stikstofreductie in het gebied. Daar stemt u allemaal tegen. Klopt dat?
De heer Oplaat (BBB):
Ik begrijp de vraag van mevrouw Kluit niet helemaal of helemaal niet. We hebben gezamenlijk besloten dat de stikstoftransitie voor ons controversieel is. Ik kan me niet voorstellen dat je de ene week, ook als Partij van de Arbeid-GroenLinks, zegt "we vinden het controversieel en we willen wachten tot er in de Tweede Kamer wat gebeurt" en nu zegt "we halen geld uit een controversieel transitiefonds". Dus ik begrijp die vraag niet.
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
Nou, dat is misschien goed, want dan kan ik daar meteen helderheid over geven. Op het moment dat we dat controversieel verklaarden, hebben we ook meteen gezegd dat de minister de investeringen ook via de lopende begroting kan regelen. Dat doet ze op dit moment. Wat ons betreft doet de minister precies wat wij bij die controversieelverklaring hebben gevraagd. Wat ik jammer vind aan deze positie — ik zal daar in mijn inbreng ook nog wel weer op terugkomen — is dat we op deze manier niet uit de schijntegenstelling tussen natuur en landschap komen. Ik wil toch een pleidooi houden en de heer Oplaat vragen om dit niet te doen en zowel aandacht te hebben voor de natuur als voor de ontwikkeling van de landbouw, zoals wij dat bij andere partijen ook terugzien.
De voorzitter:
Ik wilde zojuist zeggen dat als u het zo dadelijk gaat vertellen, het jammer is als wij het nu al horen. Het wordt dan dubbelop.
De heer Oplaat (BBB):
Ik ben het met mevrouw Kluit in zoverre eens dat de boer en natuur onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Door de fout in de stikstofwet, doordat we stikstof gaan hanteren in een wet, is de boer bijna tot vijand van de natuur gemaakt en omgekeerd. Dat willen wij eerst hersteld hebben. We willen graag dat de boer en de natuur gewoon weer samen hand in hand kunnen gaan. Ik zal zo schetsen hoe wij denken dat dat beter kan. Dan horen boer en natuur onlosmakelijk bij elkaar. Iedere boer is voor natuur; neem dat van mij aan. Er is geen boer die geen natuur wil. Sterker nog, ze zijn erin geboren, opgegroeid en helaas sterven sommige mensen ook weer daarin.
Voorzitter. In het NPLG zijn een heleboel maatregelen opgenomen die moeten leiden tot afname van emissies, een betere waterkwaliteit en klimaatmaatregelen. Voor de uitvoering was het transitiefonds in het leven geroepen met een bedrag van 24 miljard. De provincies kregen de opdracht, gingen aan de slag en kwamen terug met een rekening van 56 miljard euro. Wat BBB betreft geldt: er is geen geld, dus die plannen kunnen zeker niet worden uitgevoerd. In het NPLG wordt ook met geen woord gerept over die positie van die boer, die mevrouw Kluit net ook zo benoemde, over de belangrijke speler in het gebied, ook voor de sociale cohesie, voor de leefbaarheid. Er wordt niets gezegd over die boer die nodig is voor de voedselstrategie, de voedselproductie, het landschapsonderhoud, als motor van de nationale en regionale economie. Er wordt zeker ook niets gezegd over de sociale factor die de boer heeft in het landelijk gebied. De NPLG-plannen zoals ze er nu liggen zijn een vergaande aantasting van de leefbaarheid van het landelijk gebied. Waar is de rol van de boer hier? BBB wil graag van de minister voor Natuur en Stikstof een reactie op dit punt.
De minister heeft, ook naar aanleiding van het advies van de commissie-Remkes, de Kamer en de sector beloofd met drie opties te komen, een soort keuzemenu: innovatie, extensivering en opkoop. Deze belofte is helaas niet waargemaakt. Een keuze voor de ondernemer is er namelijk niet. Hij of zij kan aan de keukentafel geen gedegen keuze maken en heeft daarmee dus geen toekomstperspectief. Opkoop is de enige optie. Daarvoor is de landelijke beëindigingsregeling Lbv of Lbv+ in het leven geroepen. De claims die zijn gedaan door de minister in het NPLG betreffen meer dan 400.000 hectare en dat is dan nog geen einddoel, dat is slechts het doel tot het jaar 2030. Dat is een afname van voedselproducerende grond van 25% in onze groene delta, die we juist zo nodig hebben volgens de FAO, de Wereldvoedselorganisatie, om de wereldbevolking van voedsel te voorzien. Daarin hebben wij een rol.
Het Planbureau voor de Leefomgeving adviseerde in 2021 in zijn rapport "Naar een uitweg uit de stikstofcrisis" om de kritische depositiewaarde in de wet te zetten of ervoor te kiezen naar de werkelijke staat van de natuur te kijken. Daar ontstaat ons zelfgecreëerde stikstofprobleem. De KDW kwam in de wet, met alle juridische gevolgen van dien. Naar de staat van de natuur werd niet gekeken. Het zelf gecreëerde probleem is overduidelijk een politieke keuze geweest. Waarom is die keuze voor de KDW en niet voor een goede instandhouding van de natuur gemaakt, vraag ik de minister voor Natuur en Stikstof.
Europa zegt ons dat de natuur niet verder mag verslechteren en vraagt om een goede instandhouding, zoals gevraagd in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het uitgangspunt dat de natuur nu in een slechte staat zou zijn kent geen onderbouwing. Feitelijk is het zo dat zolang de natuur niet achteruitgaat, we voldoen aan die richtlijn. Het probleem is echter dat we geen nulmeting hebben uit de tijd dat de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Of de natuur nu voor- of achteruitgaat, is objectief dus niet vast te stellen. De Ecologische Autoriteit heeft haar eigen autoriteit ondergraven door allerlei foute aannames en conclusies; dat is wel gebleken. Toegang tot natuurdata is een vereiste. Deze data zijn niet openbaar toegankelijk en zijn niet in te zien voor provincies en ecologen. BBB wil graag de toezegging van de minister dat deze natuurdata openbaar toegankelijk worden. Tot overmaat van ramp staan in enkele gebieden soorten als doelen opgenomen die daar eerder nog nooit zijn waargenomen. De afwezigheid daarvan — je gaat natuurlijk vinken en vervolgens vaststellen dat die soort er niet is — leidt dan tot het predicaat van een slechte instandhouding van onze natuur. Kan de minister voor Natuur en Stikstof ons bevestigen dat dit voorkomt?
Afgelopen week concludeerden het Planbureau voor de Leefomgeving, Wageningen Universiteit en het RIVM dat de door de overheid gestelde doelen op het gebied van stikstof onhaalbaar zijn. Het niet rapporteren van effecten maakt dat de vergunningverlening nog steeds muurvast zit. Dit omdat er niet becijferd kan worden of er voortgang is geboekt. Het voorbeeld van Schiermonnikoog heeft al aangetoond dat een reductie van de veestapel met 40% niet leidt tot afname van depositie. We weten al dat dit op meerdere plekken niet werkt. Al haal je de hele veestapel weg, dan nog voldoen we niet aan onze wet. De instituties die ik net noemde pleiten voor een drempelwaarde. BBB en JA21 hebben hierover in de Tweede Kamer een motie ingediend. Stikstof en het NPLG zijn een papieren modellenwerkelijkheid waarin niet wordt gekeken naar waar het om gaat, namelijk de staat van de natuur. We hebben onszelf in de nesten gewerkt. In heel Europa zijn er twee gebieden die zichzelf in de nesten hebben gewerkt: Nederland en het landsdeel Vlaanderen. Zij zijn de enige twee die het AERIUS-model gebruiken. Alle andere landen gebruiken het LOTOS-model, bijvoorbeeld Duitsland en Denemarken. De ons omringende landen hebben dit probleem niet. BBB blijft bij haar eerdere conclusie dat het een politieke keuze in de Tweede Kamer is. Dat is ook helder uitgelegd door het Planbureau voor de Leefomgeving. De vergunningverlening zit op slot. Dit komt dus niet door de hoeveelheid stikstof of de staat van de natuur.
Voorzitter, ik rond af. In de begroting van LNV voor 2024 werd er nog snel 1,28 miljard euro bijgeplust. Dit zal de onzekerheid en de kans op verkeerde keuzes alleen maar vergroten en draagt niet bij aan een uitweg uit de stikstofcrisis. Een drempelwaarde naar Europees voorbeeld doet dat wel. Dat helpt de vergunningverlening, ook voor de huizenbouw. Eigenwijs vasthouden is verkeerd en gijzelt zo ongeveer onze hele economie. Ik spreek met heel veel boeren die graag perspectief willen zien, gewoon op de plek waar ze soms al generaties zitten. Dat kan ook, met innovatie, inzet, keuzes, hulp en stoppen met de stikstofwaanzin. En dat kan met een beleid gebaseerd op EU-wetgeving zonder Nederlandse koppen en een voedselstrategie voor Europa. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik dat dit kabinet niet meer zie doen. Daarom is de hoop van de BBB gevestigd op een nieuw kabinet.
Overigens, voorzitter, zijn we van mening dat de regeldruk in Nederland drastisch omlaag moet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw betoog. We gaan door met mevrouw Kluit.