Plenair Visseren-Hamakers bij behandeling Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2024



Verslag van de vergadering van 12 maart 2024 (2023/2024 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.29 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ten eerste mijn oprechte dank aan beide ministers en hun ambtenaren voor de snelle en uitvoerige beantwoording van onze schriftelijke vragen vorige week. Die heeft echt geholpen bij het voorbereiden van dit debat.

Voorzitter. Ik wil eerst stilstaan bij de actualiteiten, omdat deze goed laten zien hoe beide ministers, Adema en Van der Wal, invulling geven aan hun rol. Gisterenavond werd bekend dat minister Van der Wal toch tegen de Europese natuurherstelwet gaat stemmen en de Tweede Kamer behandelt op dit moment weer de Wet dieren, omdat minister Adema weigerde de wet zoals die was aangenomen door zowel de Tweede als de Eerste Kamer uit te voeren. Beide ministers verdienen voor dit recente optreden wat betreft de Partij voor de Dieren een vette onvoldoende. Met zulke ministers hebben de dieren, de natuur en de duurzame landbouw geen vijanden nodig. Ik zie dit debat over de Landbouwbegroting dan ook als een herkansing voor beide ministers om alsnog een dikke voldoende te halen.

Voorzitter. Het beleid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit raakt als geen ander beleidsterrein de vraag die centraal staat in de idealen van de Partij voor de Dieren: hoe geven wij vorm aan onze relatie met andere soorten, met andere dieren en met elkaar? Of nog scherper geformuleerd: is de mens in staat om deze aarde op een vreedzame manier te delen met andere soorten? Dat is een vraag die mij persoonlijk al decennia bezighoudt. Op alle terreinen van het ministerie van LNV, bij internationaal, Europees en nationaal beleid op het gebied van landbouw, visserij, natuur en dierproeven, is het antwoord van de Partij voor de Dieren op deze fundamentele vraag helaas bij herhaling: nee. Ik kijk ernaar uit om met beide ministers van gedachten te wisselen over hoe we zo snel mogelijk het antwoord op deze vraag kunnen veranderen.

Voorzitter. Het Nederlandse model van de intensieve veehouderij en landbouw is failliet, letterlijk. De maatschappelijke kosten van de veehouderij, nog afgezien van het dierenleed, betreffen ongeveer 9 miljard euro per jaar. De winsten van de intensieve landbouw zijn voor de big agro, de Rabobank, Bayer, Syngenta, Yara, Friesland Campina en Vion, om er maar een paar te noemen. De kosten zijn voor de samenleving en de slachtoffers zijn de dieren en de boeren en boerinnen in het agrarisch gezinsbedrijf, dat steeds verder onder druk staat.

Zoals we allemaal weten, behalve soms de heer Oplaat, veroorzaakt de intensieve landbouw problemen op het gebied van dierenwelzijn, stikstof, biodiversiteit, natuur, klimaat, fijnstof, mest, landbouwbodemvervuiling met pesticiden, gezondheid en ruimtegebruik. De ouderwetse, grootschalige, intensieve landbouw past niet in Nederland. Maar liefst 66% van ons landoppervlak wordt ingenomen door de landbouw. Terwijl een groeiende groep stakeholders hiervan doordrongen is, houdt de agro-industrie, die belang heeft bij de status quo, de transitie naar een duurzame, diervriendelijke en rechtvaardige landbouw in de houdgreep. Boeren worden met hun trekkers op pad gestuurd om de belangen van big agro, al dan niet met geweld, te verdedigen. De burger die alleen deze boze boeren ziet in de media, blijft in verwarring achter.

Dit gebeurt terwijl het alternatief, namelijk de moderne, duurzame, diervriendelijke en eerlijke landbouw, al in verschillende vormen bestaat. Neem biologische en regeneratieve landbouw, agro-ecologie, caring farmers, biologisch-dynamische landbouw, biocyclische veganlandbouw en korte ketens, om maar een paar voorbeelden te noemen. Deze boeren en boerinnen worden te weinig gehoord en te weinig ondersteund.

De transitie naar een duurzame landbouw heeft een overheid nodig met visie, vasthoudendheid en daadkracht. Die heeft een overheid nodig die ten eerste het einddoel van een duurzame, diervriendelijke en eerlijke landbouw voor ogen heeft en daaraan vasthoudt ondanks het kapitaalkrachtige verzet van big agro.

Zowel minister Adema als minister Van der Wal werken aan deze transitie, maar volgens de Partij voor de Dieren met onvoldoende ambitie en snelheid; too little, too late. Een belangrijke verklaring hiervoor is dat zij over de doelen van het beleid in overleg gaan met stakeholders — of moet ik "steakholders" zeggen? — inclusief diegenen die baat hebben bij de status quo. Polderen over de doelen van beleid is niet effectief. De uitkomst is meestal een zwak compromis en niet dat wat nodig is om de problemen op te lossen. De transitie kan alleen maar slagen als we het poldermodel loslaten.

De transitie heeft ten tweede een overheid nodig die bereid is de machtsverhoudingen in de landbouw te veranderen, de macht van big agro in te perken en de positie van duurzaam producerende boeren te versterken. Dat kan alleen als de overheid ingrijpt. De markt kan dit niet alleen. Een voorbeeld hiervan is om vervuilers te laten meebetalen aan de transitie. In het conceptlandbouwakkoord was hiermee een begin gemaakt, alhoewel er voornamelijk werd gesproken over leningen door banken. Sindsdien bleef het hierover oorverdovend stil.

Ten derde heeft de transitie een overheid nodig die zowel actief duurzame boeren ondersteunt als een actief beleid heeft voor het uitfaseren van de ouderwetse landbouw. Mevrouw Kluit sprak daar ook al over. Nodig zijn dus zowel de wortel als de stok. De Partij voor de Dieren vindt dat dit kabinet te veel met de wortel werkt en te weinig met de stok achter de deur, met als gevolg dat de transitie al jarenlang niet van de grond komt.

Voorzitter. De transitie naar een duurzame landbouw kan niet wachten op een nieuw kabinet. De doelen op alle LNV-gerelateerde dossiers — dierenwelzijn, stikstof, het NPLG, natuurbescherming, biodiversiteit, klimaat et cetera — worden niet gehaald. Sterker nog, de wettelijke verplichtingen worden evenmin gerealiseerd. Ik zou beide ministers willen vragen hoe zij zich, totdat een nieuw kabinet aantreedt, zullen inzetten om te werken aan het bereiken van de vastgestelde doelen, door onder meer de drie eerdergenoemde aspecten te integreren: het vasthouden aan ambitieuze doelen, het veranderen van machtsverhoudingen, onder andere door vervuilers te laten meebetalen, en zowel het ondersteunen van voorlopers als het uitfaseren van ouderwetse bedrijven en activiteiten.

Aan minister Van der Wal zou ik willen vragen hoe zij de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied wil bereiken. In het schriftelijk overleg noemde zij additionele maatregelen. Is zij deze maatregelen al aan het voorbereiden, aangezien het PBL inschat dat de doelen met de huidige maatregelen niet zullen worden gehaald?

Voorzitter. Hoe kan de Eerste Kamer de minister overtuigen om toch voor de Europese natuurherstelwet te stemmen? Afhankelijk van het antwoord van de ministers overweeg ik op dit punt een motie.

Voorzitter. Naast deze algemene opmerkingen over de landbouwtransitie wil ik tijdens de begrotingsbehandeling inzoomen op drie belangrijke en actuele onderwerpen. Ten eerste de wolf, of eigenlijk de wolf in schaapskleren, en dat is in dit geval de schapenhouder. Na in de negentiende eeuw te zijn uitgeroeid, is de wolf terug in Nederland. We mogen er trots op zijn dat de wolf er weer is. Er gaat gelukkig soms toch nog iets goed met de natuur in Nederland.

Voorzitter. We kunnen vreedzaam samenleven met de wolf. De vraag voor sommige mensen is of ze wíllen samenleven met de wolf, alhoewel het verdrag van Bern, de Habitatrichtlijn en de Wet natuur die keuze niet vrijblijvend maken. Schapenhouders beschermen hun dieren onvoldoende, terwijl de wet voorschrijft dat eigenaren hun dieren verplicht moeten beschermen tegen roofdieren. Meer dan 99% van de incidenten waarin wolven schapen of andere kleine dieren aanvielen, betrof dieren die niet tegen wolven waren beschermd. De schapenhouder had geen beschermend hek. De wolf is dus niet het probleem, maar de schapenhouder. Die laat zijn dieren aan hun lot over, en de schapen zijn het slachtoffer, in veel gevallen bij herhaling. Ondanks meerdere aanvallen weigeren schapenhouders een deugdelijk — ik herhaal: wettelijk verplicht — wolfwerend hek te plaatsen, waardoor hun schapen bij herhaling worden aangevallen en door de bewuste keuze van de schapenhouder ten prooi vallen aan de wolf.

Ondanks dat de wolf al jaren terug is in Nederland spreekt de minister van een "transitiefase" met betrekking tot de wolf. De minister zegt dat zij op dit moment samen met de NVWA onderzoekt hoe de wet- en regelgeving die houders van dieren verplicht om buiten gehouden dieren te beschermen tegen roofdieren, geïnterpreteerd moet worden. Ook wordt er eind 2024 een nieuw interprovinciaal wolvenplan verwacht.

Voorzitter. Hoe langer de minister wacht met helderheid, hoe meer schapen en andere dieren die buiten worden gehouden zullen worden aangevallen. Bovendien voedt de terughoudendheid van minister Van der Wal om te handhaven de huidige hetze tegen de wolf. Veel mensen horen van aanvallen op schapen maar weten niet dat deze aanvallen gemakkelijk zijn te voorkomen. Wanneer verwacht de minister een antwoord op de vraag te hebben wat als "voldoende bescherming tegen de wolf" moet worden beschouwd? En hoe zal zij daarop handhaven? Is de minister bereid om op korte termijn en uiterlijk voor deze zomer met regels te komen voor de bescherming van schapen en andere dieren die buiten worden gehouden, ter uitwerking van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren, en om tot handhaving over te gaan? Is de minister bereid in overleg met provincies een plan te ontwikkelen en uit te voeren voor versnelde plaatsing van wolfwerende hekken, zodat uiterlijk medio 2025 alle gehouden dieren, inclusief dieren die buiten worden gehouden, adequaat beschermd zijn? Er zijn heldere adviezen over waar een wolfwerend hek aan moet voldoen. Het zou dus niet zo moeilijk moeten zijn om dit alles op korte termijn te implementeren, zodat wet- en regelgeving gehandhaafd kan worden en zowel de schapen als de wolf beschermd zijn. Ik overweeg op deze punten een motie.

De heer Oplaat i (BBB):

We moeten de feiten wel even beter op een rij hebben dan in dit betoog. 3% van de schapenhouders heeft al een hek, maar ondanks dat hek vinden aanvallen plaats. Gisteren meldde Bart Kemp — een heel bekende schapenhouder die ook vaak op de tv in talkshows zit — dat hij voor de vijfde keer sinds november schapen is kwijtgeraakt door een wolf. Deze man, deze ondernemer/schaaphouder is niet in staat om hekken te plaatsen, omdat hij van natuurbeherende organisaties de opdracht krijgt om met zijn schapen rond te trekken. Wat wilt u dan? Een heel landschap vol met alleen maar hekken? Daarmee beperkt u ook andere dieren om bij elkaar te komen. Wat u voorstaat is Utopia. Er is maar één manier: beheren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik heb weinig behoefte om in debat te gaan met de vertegenwoordiger van de pluimveeverwerkende industrie in Nederland en Europa. Als de BBB een andere woordvoerder had uitgekozen voor dit debat, dan was ik graag hierover in debat gegaan, maar niet met de heer Oplaat.

De heer Oplaat (BBB):

Voorzitter, misschien kunt u even bevestigen dat ik senator ben namens BBB en hier sta om in debat te gaan namens BBB. Nogmaals: het is Utopia waar u in leeft. U heeft de feiten niet op een rij. 3% heeft wolfwerende hekken, maar die helpen niet genoeg. Wolven gaan eroverheen. Ik heb een voorbeeld gegeven van een schapenhouder die voor de vijfde keer wordt geconfronteerd, een schapenhouder die in opdracht van een terreinbeherende organisatie aan beheer doet op heidevelden en grasvelden. Het is onmogelijk om daar hekken neer te zetten. Nogmaals, beheer is de enige optie.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ik heb de opmerkingen van de voorzitter van de Nederlandse pluimveeverwerkende industrie gehoord, voorzitter.

De heer Oplaat (BBB):

Ik wil graag een persoonlijk feit maken. Misschien kunt u haar even corrigeren, voorzitter. Ik sta hier niet namens een organisatie. Ik sta hier namens BBB als senator en voer hierover het debat. Ik wens niet elke keer op mijn achtergrond te worden aangesproken, hoe mooi die ook is.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Voorzitter. De heer Oplaat heeft er zelf voor gekozen om het woord te voeren tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Landbouw. Dat betekent dat we over de volle breedte van de begroting het debat voeren, inclusief de werkzaamheden die Oplaat buiten deze Kamer doet. Ik acht de heer Oplaat dus geen geschikte woordvoerder op dit beleidsterrein. Ik zou graag in debat gaan met de heer Oplaat over sociale zaken of andere onderwerpen, maar niet over een terrein waarop hij ook lobbyist is, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, de zitting van vanmorgen is begonnen met direct een interruptie van uw kant. Daar hebben we een- en andermaal met elkaar over gesproken. Daarmee is dat afgedaan. Ik denk dat het niet bevorderlijk is voor de sfeer in deze Kamer om hier nu telkens weer op terug te komen. Daar staat nu een punt achter. Dat is nu klaar, uit en afgelopen. Dat hebben we besproken en het zou niet terecht zijn als u daar telkens weer op terugkomt. Ik vind dat u dat niet moet doen. Het is besproken en nu gaan we gewoon verder. Ik wil u vragen om hier verder geen aandacht meer aan te besteden, omdat het is afgedaan aan het begin.

Dan wou ik nu het woord geven aan mevrouw Kluit.

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Ik ga even mijzelf herpakken, want ik werd wat afgeleid.

De voorzitter:

Wie niet.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Het zou misschien een suggestie zijn om dit vast te pakken bij de integriteitsbespreking tussen de fractievoorzitters. Dan kunnen we het in dit debat even loslaten, maar dan krijgt het wel een plek. Ik wil u vragen, voorzitter, of u het daar zou willen laten landen.

De voorzitter:

Dat zal ik doen. Dank u wel.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Dan mijn vraag. Ik heb gezien dat de Partij voor de Dieren vragen heeft gesteld over de bescherming van schapen. Daaruit kwam naar voren dat 97% van de schapen niet is beschermd en dat voor 3% een wolfwerend hek aanwezig is. Daarvan is 0,3% goed geïnstalleerd. Ik ben zelf ook bij de heer Kemp langs geweest. Soms is het ingewikkeld om zo'n hek goed neer te zetten. Soms is er bezwaar van natuurorganisaties tegen het hek, dat klopt. De heer Kemp heeft volgens mij geen loslopende schapen. Volgens mij staan zijn schapen in weilanden. U vraagt heel terecht om betere bescherming van de schapen door de veehouders. Wat zou de Partij voor de Dieren graag zien? Stel dat wij deze regel streng gaan toepassen, hoe kunnen schapenhouders, die soms ook afhankelijk zijn van andere grondeigenaren, geholpen worden met wet- en regelgeving — ze sluiten contracten met pachters of wie dan ook over het beheer van de gronden — zodat ze ook in staat zijn om dat te doen?

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Ten eerste is het de wet die bepaalt dat alle veehouders hun dieren dienen te beschermen tegen aanvallen van roofdieren — niet alleen de wolf, maar alle roofdieren. Het staat dus in de wet. Inmiddels zijn we jaren verder sinds de wolf terug is in Nederland. We hebben dus voldoende tijd gehad om de vraag van de collega te beantwoorden. Er is subsidie voor het plaatsen van dit soort hekken. Er is voldoende tijd geweest om in overleg te treden met terreinbeheerders, grondeigenaren en de schapeneigenaren om samen tot een oplossing te komen. Ik vraag de minister om de wettelijke eis om dieren die buiten worden gehouden te beschermen, voor de zomer verder uit te werken, zodat iedereen, inclusief de schapenhouders en de terreinbeheerders, scherp heeft wat de eisen precies zijn. Voor de zomer kunnen wij deze vraag dus beantwoorden en vervolgens tot handhaving overgaan.

Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):

Helder. Misschien kan ik via mevrouw Visseren dan ook aan de minister de vraag stellen om bekende knelpunten op te lossen. Hobbyboeren bijvoorbeeld kunnen hierop geen aanspraak maken. Schapenhouders kunnen de verantwoordelijkheid voor het plaatsen van een wolfwerend hek neerleggen bij grondeigenaren. Het moet niet alleen een stok maar ook een wortel zijn en er moeten instrumenten zijn. Overigens, voordat er misverstanden ontstaan: ik ben niet voor het beheer van wolven. Ik ben er wel voor dat schapenhouders meer ondersteuning krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord weer aan mevrouw Visseren.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Dit onderwerp uit de begroting laat mooi zien hoe wij ons leven en ons samenleven met de wolf en andere dieren vormgeven. Ik hoop dat schapenhouders bereid zijn om te zoeken naar soms wat creatieve oplossingen om hun dieren te beschermen tegen de wolf. Dat zal laten zien dat wij vreedzaam kunnen en ook willen samenleven met de wolf. We moeten ons een beetje aanpassen voor onze nieuwe inwoner, die er overigens al een tijdje is.

Voorzitter. Ik ga verder met het tweede inhoudelijke onderwerp dat ik graag wil bespreken vandaag, namelijk nieuwe genomische technieken of NGT's. De Partij voor de Dieren maakt zich ernstige zorgen over het voorstel van de Europese Commissie over NGT's. Genetische manipulatie is een technologie die met grote terughoudendheid moet worden toegepast en vooral niet buiten het lab, zoals in de landbouw. Het voorzorgsprincipe is hier keihard nodig. Bovendien hebben de gentechgewassen uit de jaren negentig geen van hun beloftes waargemaakt. Het enige wat zij hebben bereikt, is het bijdragen aan de schaalvergroting in de landbouw en een verdere versteviging van de positie van grote veredelaars en pesticideproducenten zoals Bayers Monsanto. Nu zien we dat er weer grote beloftes worden gedaan. De Partij voor de Dieren vindt dat de doelen die worden genoemd, zoals een landbouw die beter bestand is tegen klimaatverandering of het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, ook, en sterker nog, beter zonder NGT's kunnen worden bereikt. Een echte duurzame landbouw is weerbaar. De Partij voor de Dieren betreurt het voorstel om categorie 1-NGT-planten en hun producten niet te etiketteren. Hiermee verdwijnt de keuzevrijheid van de consument om te kiezen voor ggo-vrije voeding. De voorgestelde database is hiervoor niet voldoende.

Voorzitter. We staan met dit voorstel op een kruispunt in het Europese, en dus ook het Nederlandse, landbouwbeleid. Als we eenmaal de weg van NGT's inslaan, kunnen we moeilijk terug, met alle risico's van dien. Welke mogelijkheden ziet de minister als het voorstel wordt aangenomen om terug te keren naar een landbouw die niet grotendeels is gebaseerd op genetische manipulatie? Met andere woorden: is er een plan B? Zo ja, hoe werkt de minister aan dit plan B?

De minister deelt het oordeel van de Partij voor de Dieren en de COGEM dat het verschil tussen categorie 1- en categorie 2-planten, maximaal twintig wijzigingen, onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd is. Het kabinet vindt dat dit verder uitgewerkt en onderbouwd moet worden. De COGEM noemt ook nog andere criteria die onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn. Een voorbeeld is dat als twee NGT-1-planten met elkaar worden gekruist en de nieuwe generatie 40 wijzigingen kan omvatten, die plant toch nog als NGT-1-plant kan worden gecategoriseerd. Dit zijn ernstige constateringen, aangezien categorie 1 in het voorstel niet onder de ggo-wetgeving valt. Hiermee valt in essentie het fundament weg onder het hele voorstel. Kan de minister toezeggen dat hij niet zal instemmen met het voorstel voordat deze categorisering verder is uitgewerkt en onderbouwd? Ik overweeg op dit punt een motie, afhankelijk van het antwoord van de minister. Kan de minister ook toezeggen dat hij niet zal instemmen met het voorstel totdat de Tweede en Eerste Kamer hun inbreng over het definitieve voorstel hebben kunnen leveren? De Partij voor de Dieren hecht grote waarde aan het ggo-vrij blijven van de biologische sector, zowel voor NGT-1- en NGT-2-planten. Kan de minister toezeggen dat hij zich hiervoor in Europa hard zal blijven maken?

Voorzitter. Ten derde de transitie naar proefdiervrije innovatie. Zoals veel andere transities gaat deze transitie veel te traag, niet alleen internationaal en in de Europese Unie, maar ook in Nederland. We krijgen het aantal dierproeven maar niet omlaag. In 2022 werden er in Nederland 438.762 dierproeven uitgevoerd. Dit aantal was hoger dan in voorgaande jaren. Deze cijfers zijn nog exclusief de dieren die werden gehouden voor dierproeven en die zijn gestorven of gedood zonder dat zij zijn gebruikt in een dierproef. Dit waren in Nederland in 2022 nog zo'n 341.887 dieren bovenop het eerdergenoemde cijfer. In de Europese Unie en wereldwijd zijn de cijfers even bedroevend, vooral als je je realiseert dat dit voor ieder individueel dier meestal een enorme lijdensweg vormt en altijd de dood betekent. Dit is ondanks veel beleid en veel initiatieven voor de transitie naar proefdiervrije innovatie. Er gaat dus echt iets mis. Dit heeft verschillende oorzaken. De belangrijkste oorzaak is dat ook deze transitie, zoals vele andere, wordt vormgegeven door gepolder. De transitie wordt vooral vormgegeven door deskundigen en betrokkenen die vaak belang hebben bij dierproeven. Dan schiet de transitie uiteraard niet op. De minister werkt vooral met streefbeelden en vermijdt hardere maatregelen.

Voorzitter. De minister heeft in zijn Kamerbrief van 20 december aangekondigd dat hij de Tweede Kamer dit voorjaar zal informeren over de doelstellingen van de verlenging van het dierproefvrije innovatiebeleid. Ik zou de minister willen vragen of hij bereid is de volgende aspecten mee te nemen in dit vernieuwde beleid. Is het kabinet bereid om voor sommige toepassingen over te gaan op het verbieden van dierproeven? Een voorbeeld is het bachelor- en masteronderwijs. In sommige opleidingen biomedische wetenschappen worden geen dierproeven meer gebruikt en in andere wel. Ook in andere bachelor- en masteropleidingen, zoals diergeneeskunde en animal sciences, zijn veel alternatieven voorhanden. Het gebruik van dierproeven in bachelor- en masteropleidingen kan worden gezien als in strijd met verschillende uitgangspunten van wetgeving en beleid op het gebied van dierproeven, zoals de drie V's — vervanging, vermindering en verfijning — en de dierproef als last resort uit de EU-directive 2010/63. Is de minister het met de Partij voor de Dieren eens dat een verbod op dierproeven hier gewenst is? Is hij bereid om zo'n verbod met ingang van het academisch jaar '25/'26 voor te bereiden en welke mogelijkheden ziet de minister om dit te bewerkstelligen? Ik overweeg op dit punt ook een motie.

Een ander voorbeeld zijn toepassingen waarvoor al uitontwikkelde en goedgekeurde alternatieven bestaan. Het gebruik van dierproeven als er alternatieven zijn, is in strijd met Europese wetgeving. Is de minister bereid voor bekende gevallen dierproeven te verbieden en zich in de Europese Unie voor handhaving van het verbod in te zetten? En zo ja, hoe gaat hij dit bewerkstelligen? Is de minister bereid zich in te zetten voor overzichten met betrekking tot dit verbod op dierproeven waarvoor goedgekeurde alternatieven in Europa en internationaal verband bestaan, en zich in internationaal verband hard te maken om deze overzichten ieder jaar te actualiseren, en dus ook de handhaving van het verbod ieder jaar te actualiseren, aangezien er ieder jaar weer meer alternatieven worden ontwikkeld en goedgekeurd? En is de minister bereid om per toepassingsgebied een streefdatum voor het uitfaseren van dierproeven te formuleren? Want alleen met een streefdatum en een helder doel versnelt het tempo van de transitie.

Tot slot, voorzitter. Ik krijg niet iedere dag de kans om tegelijkertijd met de minister van LNV en de minister voor Natuur en Stikstof te debatteren, dus ik wil graag van deze kans gebruikmaken om te pleiten voor verdere integratie van de beleidsterreinen van beide ministers. Het Europese en internationale duurzaamheids- en natuurbeleid, zoals de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN, het VN-Biodiversiteitsverdrag en het Europese natuur- en duurzaamheidsbeleid, hebben weinig of geen aandacht voor dierenwelzijn. Dieren worden in dit beleid gezien als soort en niet als individu. Is minister Van der Wal bereid om in de Europese Unie en in internationaal verband zich hard te maken voor het integreren van dierenwelzijnsaspecten in het natuur- en biodiversiteitsbeleid?

Voorzitter. Ik kijk uit naar de reacties van beide ministers. Ik hoop oprecht dat ik ze aan het einde van het debat een dikke voldoende kan geven.

Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan komt nu aan bod de heer Dessing.