Verslag van de vergadering van 19 maart 2024 (2023/2024 nr. 24)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.38 uur
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, dank u wel. De Wet seksuele misdrijven, die een wijziging van de zedenwetgeving beoogt, kent vele goede aspecten. Het toenemende aantal meldingen en aangiften over seksuele misdrijven baart onze fractie zorgen. Dat deze wet de ernst van deze misdrijven onderkent en daar wetgeving voor opstelt, met verhoogde strafmaten voor de verschillende categorieën, is een goede zaak. Ook de inzet van de buitengewoon opsporingsambtenaren in wijken met een significante toename van seksuele intimidatie, bedreiging, aanranding en verkrachting is noodzakelijk en kan onze goedkeuring wegdragen.
Forum voor Democratie vindt namelijk, met vele andere fracties in deze Kamer, dat seksuele interactie waarbij sprake is van seks onder dwang of tegen de wil van de een, zodat de ander zijn of haar lusten kan botvieren, moreel totaal verwerpelijk is. Als een van de personen nee zegt, moet dat worden gerespecteerd. Als dat niet gebeurt, is dat onaanvaardbaar. Seks is immers een prachtige handeling tussen twee personen, mits die met wederzijds goedvinden plaatsvindt. Normaal gesproken is het volstrekt duidelijk wanneer er sprake is van een handeling die beide personen plezier verstrekt en/of een onderlinge verbintenis verdieping geeft, maar toch kleven er aan deze wet grote bezwaren, die goedkeuring van deze wet voor onze fractie uiterst ingewikkeld maken. Laat mij dit uitleggen.
Voorzitter. Deze wet beoogt de slachtoffers van ongewenste seksuele interactie of zelfs seksuele misdrijven te beschermen — dat is an sich zeker noodzakelijk, omdat de daders van deze misdrijven de dans niet mogen ontspringen; laat dat helder zijn — maar grijpt daarvoor naar middelen die de balans naar de andere kant doen doorslaan en die een aantal ondoordachte consequenties lijken te hebben. Want volgens deze wet moet er expliciete wederzijdse toestemming voor seksuele handelingen zijn: dus niet alleen geen nee, maar zelfs een expliciet ja. Dat moet niet alleen worden uitgesproken, maar bijvoorbeeld ook worden vastgelegd in een app om misverstanden te voorkomen en om op terug te kunnen vallen, mocht er achteraf toch sprake zijn van dwang of seks tegen de zin van één partij. Seks wordt dus een handeling die contractueel moet worden vastgelegd.
Maar daar zit nu juist het probleem. Een expliciet ja, dat voorafgaand aan de seks is vastgelegd en waaraan zelfs tijdens de seks nog moet worden geconformeerd, wat op zich, denk ik, al heel ingewikkeld zal blijken te zijn, kan achteraf namelijk toch onder druk blijken te zijn gegeven. Want wie garandeert dat een ja niet onder druk of zelfs onder dwang wordt verkregen? Wat nog erger is: een ja onder dwang maakt dat het slachtoffer zichzelf rechteloos maakt en de dader met zijn of haar ja vrijpleit. Daarmee dreigt de voorgestelde wetswijziging precies het tegenovergestelde te bewerkstelligen van wat zij beoogt.
Bovendien levert de gevraagde juridische bewijslast betrokkene uit aan commerciële dienstverleners, waardoor iets wat strikt privé zou moeten zijn, wordt uitgeleverd aan publieke of private instanties, met alle risico's van dien. Ik heb nog één zin. Want voor je het weet, ligt je seksleven, al dan niet uit vrijwilligheid aangegaan, op straat. Hoe beoordeelt de minister dit risico? Kan zij hierop reflecteren?
De voorzitter:
Dat was een hele lange laatste zin. Mevrouw Van Toorenburg, aan u het woord.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Als we echt naar de wet kijken die voorligt, dan zien we daarin toch niet staan wat Forum hier nu te berde brengt? Dat was het allereerste concept waarnaar gekeken werd: hoe kunnen we dat doen in vergelijking met andere landen? Maar waar staat nu in de wet dat het contractueel moet zijn vastgelegd? Het enige wat in de toelichting staat — daar wil ik graag een reflectie op — is dat, als je het niet kunt bewijzen omdat er maar twee mensen bij waren, eventueel steunbewijs zou kunnen worden gevonden in andere hulpmiddelen, zoals misschien een appje. Maar Forum voor Democratie doet nu een beetje alsof het omgekeerd is: alsof je via appverkeer moet laten zien dat je seks hebt gewild. Maar dat staat er niet. Hoe kijkt u hiernaar?
De heer Dessing (FVD):
Ik snap dat inderdaad, maar ik vraag toch aandacht voor het gebruik van dat expliciete ja en het risico dat daaraan kleeft. Daar wil ik in het vervolg van mijn betoog op terugkomen. Wij willen benadrukken dat dat expliciete ja, of dat nou met of zonder een app is en of dat nou met of zonder consent is — het blijft inderdaad iets tussen twee personen, wat dus heel lastig te bewijzen is — weleens geen expliciet ja zou kunnen blijken te zijn, waardoor het na afloop zelfs een verminderde bescherming van het slachtoffer zou kunnen betekenen. Dat wil ik in het vervolg van mijn betoog nog verder toelichten.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Van die zijde snap ik het, maar laten we dan toch wel met elkaar vaststellen dat het hier niet gaat om een voorstel dat seks strafbaar stelt zolang er niet een soort contract onder ligt. We spreken vandaag namelijk over strafbaarstelling van seks waarbij de wil ontbrak, dus met mensen die bewusteloos waren of verstandelijk beperkt, of met kinderen. Dáár gaat het hier om. Heel soms kan steunbewijs worden gevonden in vormen die de heer Dessing nu aangeeft, maar laten we het wel zuiver in de discussie houden: er wordt hier geen expliciet ja voorgelegd.
De voorzitter:
Meneer Dessing en daarna meneer Dittrich. O, die heeft daar geen behoefte meer aan.
De heer Dessing (FVD):
Het gaat natuurlijk over heel veel categorieën. We praten hier over heel veel soorten seksuele misdrijven. In het begin van mijn verhaal zei ik al heel duidelijk dat er ongelofelijk veel gruwelijke seksuele misdragingen zijn die wij totaal verwerpelijk vinden en die absoluut geen enkel excuus verdienen. Natuurlijk moeten de slachtoffers daartegen worden beschermd. Dat is absoluut waar. Toch wil ik even tegenwicht geven vanuit de andere kant van het spectrum, waarbij de app een optie zou kunnen zijn en het expliciet ja weleens geen expliciet ja zou kunnen blijken te zijn. Dat wilde ik er toch even uit lichten. Dat is eigenlijk wat ik erover wilde zeggen.
Voorzitter. Van de onschuldpremisse is ondertussen steeds minder over, zeker nu deze wetswijziging een verlaagde bewijslast herbergt. Voor een veroordeling voor schuldaanranding, opzetaanranding, schuldverkrachting of opzetverkrachting is na invoering van deze wet niet meer nodig dat er bewijs is van dwang, zoals nu wel het geval is. Er hoeft dus niet meer te worden bewezen dat een slachtoffer zich heeft verzet of zich niet kon onttrekken aan seksuele handelingen. Evenmin hoeft te worden bewezen dat de opzet van de verdachte hierop gericht was. Het gevolg is dat de slachtoffers in meer gevallen aangifte kunnen doen van een strafbaar feit en dat talloze vermeende daders op grond van boterzacht bewijs gestraft zullen gaan worden. Het gevolg hiervan is dat politie en OM ruimere mogelijkheden zullen hebben om zaken op te pakken, waarbij het nog maar de vraag is — het is al eerder genoemd — of hiervoor ook voldoende capaciteit beschikbaar is. Hoe beoordeelt de minister — dat is ook onze vraag — de druk op het justitiële apparaat en de capaciteit die hiervoor nodig zal zijn?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Toch nog een keer. We moeten bij de feiten blijven. Er ligt niet voor dat het boterzacht bewijs zou zijn. Of iets al dan niet bewezen kan worden, is een hele andere discussie. Het gaat over de delictsomschrijving, de kwalificatie. Als twee mensen seks hebben gehad en de een wilde het niet en de ander wel dan blijft dit ingewikkeld om te bewijzen. Het gaat hier dus niet om een wet over sterke bewijzen of boterzachte bewijzen. Dit gaat over kwalificaties. Ik wil aan de heer Dessing vragen om niet het beeld op te roepen alsof nu ineens mensen die seksueel contact hebben gehad met boterzacht bewijs als een soort verdachte achterna gezeten worden. Want zo proeft het een beetje, maar zo zit het niet.
De heer Dessing (FVD):
Ik weet niet goed hoe ik daar anders op moet antwoorden dan als ik zonet heb gedaan. Ik probeer om op een integere manier naar dit wetsvoorstel te kijken met de kennis die mij daarover bekend is en ik doe dit aan beide kanten van het spectrum, zowel aan de daderkant als aan de slachtofferkant. Maar ik waak er ook voor dat we het misschien te veel door laten slaan en dat het een te veel gejuridificeerd probleem gaat worden. Laat ik het daar even bij houden.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag aan de heer Dessing met een misschien wat andere insteek. Waar zijn slachtoffers nou beter mee af, met de oude wet of met deze nieuwe wet?
De heer Dessing (FVD):
Ja, dat is de vraag. We hebben natuurlijk een oude wet waarin inderdaad een aantal strafmaten zitten die zeer zeker goed werken, maar er zijn ook een aantal strafmaten die zeker niet goed werken. Laten we helder zijn: het is natuurlijk goed dat wordt vastgelegd dat bijvoorbeeld bij het hele onlinegebeuren veel problematiek is gekomen die tijdens het maken van deze wet niet bestond. Dat zijn namelijk seksuele misdrijven die heel ver kunnen gaan en die een enorme impact op slachtoffers kunnen hebben. Dus het is goed dat we daarnaar kijken. En het is ook goed dat de slachtoffers daar een sterkere bescherming tegen krijgen.
De heer Schalk (SGP):
En dan de echte daders. Wanneer is een dader beter af, bij de wet die we nu hebben of bij de wet die voorligt?
De heer Dessing (FVD):
Dat vind ik heel lastig te beoordelen. Ik ga daar straks in mijn betoog nog op in, met name op de vraag of het ja wel een ja is en hoe dat zich kwalificeert ten opzichte van dader en slachtoffer.
De heer Schalk (SGP):
Ik hoop dat de heer Dessing daarin ook de vraag die daaronder ligt kan meenemen. Een volmaakte wet gaan we niet krijgen. Het is een ingewikkeld en diffuus probleem. Er wordt nu geprobeerd een stap voorwaarts te maken. Moeten we die niet met beide handen aangrijpen? Dat is eigenlijk de vraag die ik aan de heer Dessing wil stellen.
De voorzitter:
Dat was uw laatste vraag.
De heer Dessing (FVD):
Dat is precies het dilemma waar beide kanten van deze wet over gaan. Het is de afweging die we ook binnen onze fractie hebben moeten maken. Ik ga daar straks nog wat meer over zeggen.
Ik heb het over die appdiensten. Als we ons niet uitleveren, dan zal de bewijsbaarheid een continu probleem blijven, zeker ook in gevallen waarin de afwezigheid van een ja ertoe kan leiden dat bijvoorbeeld teleurgestelde echtelieden hun vroegere sekspartners achteraf een seksueel misdrijf willen aansmeren. Tot die laatste meer perverse uitwassen biedt de voorgestelde wetswijziging namelijk de nodige ruimte. Het onderscheid tussen rechtmatige aantijgingen en de gefrustreerde ex-partner die gedreven wordt door wraakgevoelens, zal een gigantische aanslag betekenen op de niet aanwezige capaciteit binnen de zedenpolitie. Naar onze mening wekken we met deze wetswijziging dus grote verwachtingen die we niet kunnen waarmaken.
Voorzitter. Over de betrouwbaarheid van een ja valt psychologisch ook nog het een en ander te zeggen. Het menselijk brein kent vier soorten reacties in geval van gevaar — in dit geval onvrijwillige seks — die zijn te herleiden tot de werking van ons reptielenbrein: vechten, vluchten, bevriezen en behagen.
De heer Janssen i (SP):
Voordat ik daar verder op inga, wil ik even terug naar het vorige punt. Daar kwam de ervaring van mevrouw Van Bijsterveld even naar boven. Zij zei: in alle gevallen … U heeft het over wraak et cetera. Ja, natuurlijk gebeurt dat. Iedereen die in de Tweede Kamer hiermee bezig is geweest, weet dat we heel veel brieven kregen en dat er vaak bij echtscheidingen heel veel aantijgingen van misbruik waren. Mevrouw Van Bijsterveld heeft ook aangegeven wat er met die onderzoeken gebeurt en in hoeveel gevallen er gezegd wordt dat het toch buitengewoon ingewikkeld is en dat men er niet verder mee komt. Hoe komt u er nu bij dat het bij die 95% van de gevallen waarover mevrouw Van Bijsterveld het had, die nu niet verder gebracht worden in de onderzoeken omdat het tot niets leidt, met deze wet in één keer wel tot de positieve uitkomst leidt dat iedereen schuldig verklaard wordt?
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Janssen (SP):
Mijn vraag was: hoe komt de heer Dessing erbij dat die 95% van de gevallen die mevrouw Van Bijsterveld noemde uit de praktijk, nu ineens allemaal anders beoordeeld zouden worden?
De heer Dessing (FVD):
Nou, dat zou ik niet willen betogen. Ik ben het er zeker mee eens dat het met die praktijkervaringen absoluut het geval is. Alleen, staat u mij toe dat ik het vierde punt dat ik net noemde, namelijk het behagen, toelicht. Dat is namelijk een punt dat expliciet binnen het huwelijk voorkomt. Laat mij eerst mijn verhaal daarover even afmaken. Als het dan niet voldoende is, dan mag u graag nog even bij mij terugkomen.
De heer Janssen (SP):
Het ging niet zozeer over "binnen het huwelijk", maar over "na het huwelijk". Dat waren de gevallen waarover we het hadden, die in de praktijk voorkomen. U verwees er ook naar dat mensen elkaar seksuele misdrijven proberen "aan te smeren". Dat was, geloof ik, uw tekst. Dat is waar ik even op aansloeg.
De heer Dessing (FVD):
Dat klopt, maar desondanks kan dat na het huwelijk gebeuren, terwijl het een oorzaak heeft die binnen het huwelijk zit. Het is een cliffhanger, maar ik ga er toch wat over zeggen, namelijk over dat behagen. Ik kom erop terug.
De voorzitter:
Meneer Dessing, gaat u voort.
De heer Dessing (FVD):
Voorzitter. De eerste drie werkingen van het reptielenbrein zijn wellicht het bekendst. Eenieder kan zich voorstellen wat de reactie zal zijn van het potentiële slachtoffer in geval van de dreiging van "het moeten hebben van vrijwillige seks". Het schrijnende voorbeeld van een slachtoffer dat bevriest, is hier al duidelijk aangegeven. Het is natuurlijk vreselijk als dat gebeurt.
De vierde is minder duidelijk, maar wel van wezenlijk belang. In het geval van een directe dreiging voor het slachtoffer kan dat er namelijk ook voor kiezen om de dader gunstig te stemmen, of te kalmeren om te voorkomen dat een dader boos wordt of door het lint gaat. Dat doet het slachtoffer om de effecten van de onvrijwillige seks, die soms onafwendbaar lijkt, te verminderen. Het slachtoffer kan zelfs instemmen met seks om de "lieve vrede te bewaren", terwijl men eigenlijk nee wilde zeggen. Zelfs binnen een huwelijk kan dit voorkomen.
Als er dan toestemming is gegeven, bijvoorbeeld via die app, dan staat het slachtoffer achteraf dus juist minder sterk, omdat er een zwart-op-wit "ja" is afgegeven, waar de dader zich achteraf op kan beroepen.
Een ander bezwaar is het feit dat er in eerste instantie een wederzijdse behoefte kan zijn aan seksuele handelingen, maar dat gaandeweg de daadwerkelijke seks een van de personen toch afziet van de seks. Dat kan zijn omdat het een aard krijgt die vooraf niet was voorzien, of omdat die als onprettig wordt ervaren als het eenmaal zover is. Het kan bijvoorbeeld ineens ruwer worden dan iemand wil accepteren. Dan is er vaak geen weg terug meer, onder het motto "wie a zegt, moet ook b zeggen", dat vaak door de dader wordt gehanteerd en soms zelfs door het slachtoffer wordt geaccepteerd. Ook dan kan het slachtoffer dus besluiten om het toch maar te ondergaan. Doordat er dan al toestemming is gegeven, kan de dader zich ook in dit voorbeeld beroepen op het "ja", in bijvoorbeeld een app. Daardoor wordt de bescherming van het slachtoffer door het gebruik hiervan verminderd, in plaats van dat dat slachtoffer erdoor wordt beschermd.
Daarnaast is het een trieste constatering dat het in de huidige samenleving nodig lijkt om de excessen van de onvrijwillige seks te moeten reguleren met steeds strengere wetgeving. Het hebben van seks zou iets heel moois en iets heel vanzelfsprekends moeten zijn, waarbij je moet kunnen aanvoelen of er sprake is van gewenste seks tussen twee mensen uit liefde, uit passie en uit een ultieme verbinding tussen hen. Nu wordt er, door het kennelijke gebrek aan emotionele intelligentie bij veel mensen, echter voorbijgegaan aan wat natuurlijk en organisch zou moeten zijn.
De heer Dittrich i (D66):
Ik moet zeggen dat ik de hele tijd bij dat "reptielenbrein" bleef hangen, maar ik begrijp het: we hebben het met de woordvoerder van Forum voor Democratie over dit wetsvoorstel. Op zichzelf begrijp ik dus dat u over reptielenbreinen begint. Ik heb heel erg het gevoel dat u blijft hangen bij een voorbeeldje over een app, dat zich uitstrekt naar alle gedragingen die onder dit wetsvoorstel kunnen vallen. Maakt u daarmee eigenlijk geen farce van wat de wetgever bedoelt extra strafbaar te stellen, voor een betere bescherming van slachtoffers dan onder de huidige wetgeving? Dat is mijn vraag aan u.
De heer Dessing (FVD):
Ik vind het jammer dat D66 refereert aan de term "reptielenbrein", die gewoon een psychologische term is. Laat ik daar even mee beginnen. Maar ik begrijp de verwijzing. Die neem ik aan. Het gaat niet alleen om de app zelf. Het gaat om het ja dat eigenlijk geen ja is, bijvoorbeeld in de app, en waar heel veel consequenties aan vastzitten. Natuurlijk heeft de wetgever beoogd een goede wet te maken. In alle goede pogingen om deze wet dicht te timmeren, omdat er zo veel leed en zo veel excessen zijn, is het onze taak als volksvertegenwoordigers om te kijken of de wet onbedoelde effecten heeft die misschien nadelig kunnen uitvallen voor het slachtoffer. Dat is de kern van dit stuk van mijn betoog.
De heer Dittrich (D66):
U had het zelf over onlinemisdrijven die in het verleden niet strafbaar waren. Onderkent u dat er door extra strafbaarstellingen extra bescherming voor slachtoffers aanwezig is door dit wetsvoorstel, in vergelijking met de huidige wet? Zou dat niet moeten leiden tot een voorstem?
De heer Dessing (FVD):
Het eerste deel van uw vraag kan ik bevestigen. Het tweede deel is een afweging van mijn fractie.
De heer Dittrich (D66):
Ik ben zo geïnteresseerd in die afweging. Waarom valt die voor slachtoffers negatief uit? We hebben vanmiddag een petitie aangeboden gekregen van Amnesty International. Zij zijn hier jarenlang mee bezig geweest. Er is een duidelijke behoefte in de samenleving aan extra bescherming vanuit de norm "nee is nee". Als u tegen dit wetsvoorstel stemt, staat u dan aan de kant van degenen die die bescherming niet krijgen?
De heer Dessing (FVD):
De afweging van onze fractie gaat heel duidelijk over de aspecten die ik net al noemde. Wegen de goede aspecten die er in deze wetgeving zijn en die absoluut een voorstem zouden rechtvaardigen op tegen de nadelen die ik in mijn betoog probeer te schetsen? Daarbij kan de juridificering van deze misdrijven weleens zo ver doorslaan dat we daar met z'n allen te ver in gaan. Dat is wat ik hier probeer te betogen. Misschien geeft het eind van mijn betoog daar nog enige verheldering over. Ik hoor dat graag. Mocht dat niet zo zijn, dan …
De voorzitter:
Gaat u terug naar uw betoog.
De heer Dessing (FVD):
Ik was gebleven bij de ultieme verbinding tussen twee mensen. Door het kennelijke gebrek aan emotionele intelligentie bij veel mensen wordt nu voorbijgegaan aan dat wat natuurlijk en organisch zou moeten zijn. Daar komt bij dat de samenleving is veranderd. Daarin raken mensen natuurlijk steeds meer van elkaar vervreemd.
Een ander punt van zorg is dat door het "contracteren" van seks — zo noem ik het toch maar eventjes — de seks als het ware wordt geatomiseerd en tot iets klinisch verwordt. Daarnaast halen de gegevens van deze contracten of toestemmingsverklaringen, weer al dan niet verkregen via die app, de romantiek en de magie toch wel behoorlijk uit de seks, zeg ik dan even in de kantlijn. Bovendien faciliteert de overheid de bedrijven die deze intieme en privacygevoelige informatie opslaan en beheren. Hierdoor gaat de overheid zich rechtstreeks bemoeien met seksuele relaties tussen mensen. Dat vindt onze fractie onaanvaardbaar. Seks is immers iets wat privé is en wat ook privé zou moeten blijven.
De voorzitter:
Mevrouw Van Toorenburg, voor de laatste keer.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, de heer Dessing doet het weer. "Contracteren" staat nergens. Nergens in deze wet staat die zogenaamde verklaring, of wat dan ook, waarin staat dat je het ermee eens moet zijn. Waarom blijft Forum voor Democratie dat nou benadrukken? Dat is toch niet nodig? U heeft heel kritische argumenten. Dat is heel begrijpelijk. Het is inderdaad zo dat ook nu al mensen ten onrechte als verdachte kunnen worden aangemerkt. Dat schrijnende is ook nu al het geval. Maar daar verandert deze wet niets aan. Het enige wat deze wet verandert, is dat mensen die straks niet hun wil kenbaar hebben kunnen maken, ook bescherming krijgen. Dat zou u toch ook moeten willen?
De voorzitter:
De heer Dessing. Hou het kort, en gaat u dan weer terug naar uw betoog.
De heer Dessing (FVD):
Ja, ik kan me er iets bij voorstellen. Maar dit zijn toch de punten waar onze fractie de aandacht op wilde vestigen, nogmaals, om de onbedoelde effecten van deze wet te benadrukken. Daar wil ik het voor dit moment even bij laten.
Voorzitter. Naar onze mening wekken we met deze wetswijziging grote verwachtingen, die we niet zullen kunnen waarmaken. Ondanks alle goede bedoelingen van deze wet — ik zeg het nog maar een keer — en de heel goede elementen die erin zitten, met name het onderkennen van de ernst van seksuele misdrijven, zowel online als offline begaan, en het verhogen van de diverse strafmaten, wat echt nodig is, is ons meest fundamentele bezwaar het ja, dat het uitgangspunt van deze wet vormt, en de hiervoor geschetste consequenties die dit ja kan hebben. Onze conclusie is daarom dat er, ondanks de goede elementen en de goede bedoelingen, te veel onvoorziene bezwaren kleven aan de wetswijziging om hiermee in te kunnen stemmen.
Wat onze fractie betreft zouden de goede elementen uit de wet kunnen blijven, maar zou het nee als uitgangspunt voor strafbaarheidsstelling moeten blijven bestaan, in plaats van het nu voorgestelde ja. Wij hebben in deze Kamer echter geen amenderingsrecht. Wij hebben nu dus geen andere keus dan de wetswijziging in zijn geheel te moeten afwijzen.
Voorzitter, ik rond af. Ik hoop oprecht dat we binnen afzienbare tijd toe zullen kunnen gaan naar een vrije samenleving, waar mensen organisch en met respect met elkaar om zullen gaan en waar verbinding tussen mensen, ook intieme verbintenissen, ver weg zullen blijven van juridificering, atomisering en — ik zeg het toch maar weer — contractering.
Seks is de ultieme vorm van verbinding, zoals de natuur het heeft bedoeld, en zou geheel organisch tot stand moeten kunnen komen. Daar zouden we geen strikte wetgeving voor nodig moeten hebben. Ik hoop van harte dat we deze samenleving met elkaar vorm kunnen geven. Dan zou de wereld er een heel stuk mooier en vooral liefdevoller uitzien.
Dank u wel.
De voorzitter:
Meneer Dittrich, heeft u een korte vraag?
De heer Dittrich (D66):
Jazeker. Ik hoorde de heer Dessing spreken over onvoorziene bezwaren. Mijn vraag aan hem is: zou het dan niet mogelijk zijn dat de fractie van Forum voor Democratie voor het wetsvoorstel stemt, maar met daarbij een stemverklaring, waarin u zegt: "Dit zijn een aantal punten waar we zorgen over hebben, en we gaan in de evaluatie en bij de invoeringstoets kijken of daaraan tegemoetgekomen kan worden"? Dan geeft u toch een heel ander signaal af dan u nu doet?
De heer Dessing (FVD):
Maar dat is dus precies de afweging die wij met de fractie hebben gemaakt. De optie die de heer Dittrich schetst, is een optie die kan, maar die wij niet sterk genoeg vinden om onze bezwaren mee te adresseren. Dat is de keus van onze fractie.
De voorzitter:
De heer Marquart Scholtz heeft nog een vraag, begrijp ik, of een korte opmerking.
De heer Marquart Scholtz i (BBB):
Ik heb een vraag, voorzitter. Anders bleef ik wel zitten. De heer Dessing sprak over een vrije samenleving. Moet ik daaronder een anarchie verstaan? Moet ik dan begrijpen dat u deze nieuwe wet niet wilt en dat u eigenlijk ook de oude wet niet wilt, dus dat er helemaal geen wet moet zijn op zedendelicten? Wat verstaat u onder een vrije samenleving?
De heer Dessing (FVD):
De huidige wetgeving kent goede aspecten. De huidige wetgeving gaat op sommige punten niet ver genoeg. Maar ik ben niet voor een samenleving die geheel wetteloos is. Natuurlijk niet. Maar de heer Marquart Scholtz weet precies wat ik bedoel met een vrije samenleving in liefde en harmonie. Ik kan me voorstellen dat zelfs hij zich dat kan voorstellen.
De voorzitter:
Is dit voldoende, meneer Marquart Scholtz?
De heer Marquart Scholtz (BBB):
Ik ben een vrije jongen, dus ik begrijp het wel.
De voorzitter:
Akkoord. Dank u vriendelijk.
Heeft een van de leden nog behoefte aan het voeren van het woord in deze eerste termijn? Zo niet, dan schors ik de vergadering. Ik kijk even naar mevrouw de minister. Hoe lang denkt u nodig te hebben, met de hele brigade die achter u zit? Ik stel vast dat de minister een halfuur nodig heeft. Prima. Dan schors ik de vergadering tot 15.35 uur.