Verslag van de vergadering van 16 april 2024 (2023/2024 nr. 29)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.17 uur
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Voorzitter. Zoals ik ook in mijn eerste termijn misschien al heb laten doorschemeren, vinden wij dat wij voor een enorm dilemma staan. Aan de ene kant is er, zoals de minister ook al zei, met een verhoging van het wettelijk minimumloon sprake van een inwisseling van een onzeker inkomen met toeslagen voor een zeker inkomen. Dat verandert het leven van mensen substantieel. Daar staan we als CDA-fractie ook helemaal achter. We willen eigenlijk toe naar een situatie waarin mensen een dermate goed loon hebben dat die toeslagen niet meer nodig zijn. Die situatie is er nu niet. We hebben nu nog een situatie waarbij we het minimumloon hebben en er daarbij aanvullend toeslagen bestaan.
Dat geldt ook voor mensen in de uitkering, niet alleen voor mensen met enkel AOW maar ook voor mensen met een bijstandsuitkering. Ik ben het ook eens met mevrouw Van Aelst dat we voor die groep mensen een lappendeken aan maatregelen hebben. Die zijn allemaal gebaseerd op wantrouwen. Wat je zou willen, is dat een uitkering voldoende is om van te leven en dat mensen niet al die aanvullende bureaucratie nodig hebben. Maar zover zijn we nog niet.
Voorzitter. Wij vinden het belangrijk dat als we hier zaken bespreken, we ook kijken naar de balans tussen wat goed is voor de werknemers, voor de mensen in de uitkering, voor mensen met een AOW, wat goed is voor bedrijven en wat goed is voor de overheidsuitgaven. Ik vind het ook een taak van deze Kamer om naar die balans te kijken. Dat wil niet zeggen dat de één zieliger is dan de ander, maar we moeten gewoon een goede afweging van die balans maken.
In de beantwoording zijn een aantal vragen van onze fractie beantwoord en zijn ook wel wat vooroordelen weggenomen. Ik noem bijvoorbeeld het overloopeffect. Daarvan zegt de minister dat het verwaarloosbaar is. Wij hadden vanuit het bedrijfsleven andere signalen gekregen, namelijk dat dat helemaal niet verwaarloosbaar is en dat het wel degelijk een belangrijk effect heeft. Er was ook de vraag of we voor het bedrijfsleven nog wel een betrouwbare en voorspelbare overheid zijn. Dan zegt de minister: twee keer indexatie is voorspelbaar en dat wordt ook breed gecommuniceerd. Maar een extra maatregel is niet voorspelbaar. Juist van die onvoorspelbaarheid hebben bedrijven last. Dat zeggen ze ook steeds. Ze vragen: wat moeten nou de komende tijd, waar moeten we wel en niet in investeren, wat komt er op ons af? Over die voorspelbaarheid hebben we dus nog best wel veel vragen.
Voorzitter. De minister zegt dat er de komende tijd twee ontwikkelingen aankomen. Er is een vraag gesteld aan het CPB om onderzoek te doen naar feiten en cijfers en om die te kunnen duiden op het gebied van eigenlijk alle vragen waar wij ook twijfels bij hebben. Wanneer verwacht de minister de uitkomst van dit onderzoek? Als zij zelf zegt dat de beleidsmatige extra verhoging als mogelijkheid moet blijven bestaan, maar dan bij voorkeur per 1 januari, zou een onderzoek van het CPB waarin echt geduid wordt waar onze zorgen over gegaan, helpen. Ik noem vragen als: wat betekent dit voor de werkgelegenheid, wat betekent dit voor het bedrijfsleven, wat betekent deze investering? Komt dat onderzoek op tijd om dat ook mee te wegen bij de vraag of er eventueel volgend jaar een extra beleidsmatige verhoging noodzakelijk is?
En of dat noodzakelijk is, hangt natuurlijk ook weer af van de toeslagen. Dat maakt het ook weer heel verwarrend. Als we iets doen aan de ene kant, dan gaat er aan de andere kant wat af. Dat vind ik een bijna onontwarbare kluwen. Ik begreep van de minister dat ter voorbereiding op de implementatie van de richtlijn ook gekeken gaat worden naar de manier waarop zo'n minimuminkomen opgebouwd is. Bekeken wordt aan welke knoppen we kunnen draaien om daar echt ook een goede lijn in te krijgen. Als we daar een goede lijn in krijgen, als we aan deze knoppen draaien van de toeslagen en aan deze knoppen van het minimumloon, dan kunnen we naar ons idee daarmee langjarig ook wat voorspelbaarder zijn richting werkgevers.
Voorzitter. Wij blijven dus nog steeds met het dilemma zitten dat er nu een wet voorligt waarvan we de gevolgen niet goed kunnen overzien, niet voor het bedrijfsleven en niet voor de overheidsuitgaven. De dekking vinden we ook onhandig. Tegelijkertijd zien we dat een uitbreiding van het inkomen voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt met €16 of €17 per maand wel substantieel is. Dat is de twijfel die we hebben en waarom we nu zeggen: moeten we, met alle twijfels die er zijn en met een CPB-onderzoek dat er nog aan zit te komen, hier nu verder mee gaan?
Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):
Ik hoor het CDA zeggen dat de gevolgen onvoldoende zichtbaar zijn, maar realiseert mevrouw Bakker-Klein zich dat het maar om 1% loonsverhoging gaat voor alleen de mensen met een minimumloon en dat er per 1 juli sowieso al een 3%-verhoging gaat plaatsvinden? De minister heeft aangegeven om wat voor bedragen het gaat en dat het om 0,07% van de winsten gaat. Zo onvoorspelbaar is dit toch allemaal niet?
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
We horen verschillende cijfers. We horen ook de andere kant, dat van een maatregel die bijna een miljard kost 90 miljoen terechtkomt bij de mensen om wie het gaat. De weging is dus: doen we hiermee nou echt het goede, los van de automatische verhoging van het minimumloon, die twee keer per jaar plaatsvindt? De minister zegt van die automatische verhoging dat dat echt de goede kant op gaat. Zij pleit ervoor om de markt te volgen en deze maatregel niet te nemen en om in te zetten op gerichte ondersteuning van inkomensgroepen. Het is heel sympathiek dat we iets substantieels zouden kunnen doen, maar als ik hoor wat daar dan de gevolgen van zijn en tegen welke maatschappelijke kosten, dan vind ik het een dilemma dat we deze afweging hier moeten maken. Dat zullen we ook doen. Een collega gaf mij eens de wijze raad dat politiek bedrijven ook de minst slechte keuze maken is. En ja, dat is toch de afweging die we moeten maken met elkaar.
Mevrouw Perin-Gopie (Volt):
Daar ben ik het helemaal mee eens: we moeten de minst slechte keuze maken. Ik denk dat het een hele goede keuze is als we de mensen helpen die van een minimuminkomen moeten rondkomen.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Dat is uw standpunt. Wij willen die brede afweging toch goed maken. Daarom heb ik behoefte aan het antwoord van de minister op de vraag over de timing en wat we daarmee kunnen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bakker. Het woord is aan mevrouw Van Aelst.