Plenair Heijnen bij voortzetting behandeling Wet verhoging minimumloon 2024



Verslag van de vergadering van 16 april 2024 (2023/2024 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.58 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Heijnen i (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister en staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ook wil ik de woordvoerders van de andere partijen bedanken voor hun inbreng in het debat gisteren.

Ik ben blij dat de minister in haar inleiding een aantal feiten heeft vermeld. Ze gaf daarbij duidelijk aan dat 82% van de 440.000 minimumloonbanen wordt vervuld door mensen met de Nederlandse nationaliteit. BBB was wat minder blij met de term "lagelonenland". Want als je die 440.000 relateert aan het aantal van 9,8 miljoen werkende mensen, dan kom je uit op 4,5%. Wij vinden dat er dan niet echt sprake is van een lagelonenland. We vinden het ook belangrijk om te vermelden in welke sectoren de meeste mensen met een minimumloon zitten. Dat zijn de volgende: verhuur en zakelijke diensten, handel, gezondheids- en welzijnszorg, horeca, industrie en enkele andere sectoren. Het aantal minimumlonenbanen in de sector landbouw, visserij en bosbouw bedraagt rond de 6%.

Mevrouw Vos i (GroenLinks-PvdA):

De sector zakelijke diensten bestaat uit uitzendbureaus. Die hebben allemaal mensen, binnen en buiten Europa, die voor hele lage lonen werken. Dat is dus een heel groot aandeel.

De heer Heijnen (BBB):

Het is niet een heel groot aandeel, maar het is een groot aandeel, ja.

Mevrouw Vos (GroenLinks-PvdA):

Ik probeer een beetje een discussie aan te wakkeren — ik hoop dat die ook gevoerd wordt aan de formatietafel — over de vraag of we dat willen. Willen we in Nederland zo veel van dat type arbeid, dus arbeid van slechte kwaliteit voor lage lonen?

De heer Heijnen (BBB):

Dank voor de vraag. Ik vind het een beetje moeilijk om antwoord te geven op de vraag of we dat soort type arbeid willen. Zo heb ik net aangegeven dat het minimumloon ook wordt betaald in sectoren die we, denk ik, heel graag willen houden in Nederland.

Mevrouw Vos (GroenLinks-PvdA):

Dat klopt. In de horeca en in de retail werken veel studenten, jonge mensen, die daar uiteindelijk natuurlijk uit groeien. Maar de discussie aan de formatietafel en in de ruimtelijke sector moet gaan en gaat over de vraag of wij wel zo veel laagbetaalde arbeid willen, bijvoorbeeld in pakhuizen, vleesslachterijen, de landbouw en de agrarische sector. Dat is de discussie. Die discussie raakt ook aan dit wetsvoorstel. We hopen dat de discussie met dit wetsvoorstel wat scherper wordt gevoerd en dat er misschien eens keuzes worden gemaakt over de kwaliteit van arbeid en de economie in dit land.

De heer Heijnen (BBB):

Wat er aan de formatietafel wordt besproken, weet ik niet. Daar heb ik geen informatie over. Ik kan mevrouw Vos op die vraag dus helaas geen antwoord geven. Maar ik denk dat het heel goed is om te bespreken welke toekomst wij voor ons land zien. De minister had het daar ook al over. Ik heb alleen maar willen aangeven dat heel veel sectoren ook in de toekomst noodgedwongen met mensen met een minimumloon zullen werken. Je kunt erover discussiëren hoe hoog dat minimumloon moet zijn. Daar hebben we het nu over. Maar ik denk dat er altijd een minimumloon zal blijven bestaan.

De omvang van het minimumloon. Ook daarover had de minister het al. Het verschil tussen het brutominimumloon en het mediane loon is gegroeid, zoals mevrouw Vos gister al aangaf. Tegelijkertijd heeft de overheid het netto-inkomen van mensen met het minimumloon verhoogd, zoals de minister ook al aangaf. Dat komt doordat die mensen minder belasting zijn gaan betalen en toeslagen ontvangen. Hierdoor bedroeg het nettominimumloon in Nederland in 2019 volgens de Europese Commissie circa 61% van het mediane nettoloon. Ik denk dat we het allemaal met elkaar eens zijn dat we het met name moeten hebben over besteedbaar inkomen en niet over bruto-inkomen. Maar goed, een vraag aan de minister in dat kader. Ik zag in het evaluatierapport van uw ministerie dat het een evaluatie was van de Europese Commissie van 2019. Ik vroeg mij af of er wellicht recentere cijfers beschikbaar zijn. Ik zou me namelijk kunnen voorstellen dat, gezien de stijgingen van het minimumloon de afgelopen periode, het percentage van het mediane nettoloon wellicht nog iets omhoog is gegaan.

Dan over de Commissie sociaal minimum, waar de minister het ook over had. Ik leg haar woorden zo uit. Er is weliswaar uitgegaan van 1 januari 2023, maar omdat de inflatie ongeveer ook zo hoog is, kan je uitgaan van 1 januari 2024 als je like for like doet. In het afgelopen jaar zie je dat het minimumloon vanaf 1 januari 2024 met 7% tot 19% is gestegen, afhankelijk van hoeveel uren je werkt. Dat is ook een vraag aan de minister. Vindt de minister dat het kabinet op dit punt het advies van de Commissie sociaal minimum eigenlijk al heeft ingevuld?

Tot slot. Ik vond het ook heel opvallend dat in het rapport van het ministerie staat dat voltijds werkende minimumloonverdieners in de meeste gevallen de noodzakelijke kosten van levensonderhoud kunnen dekken volgens het Nibud. Helaas leven er in Nederland ook nog veel te veel mensen, en ook kinderen, in armoede. Ook BBB vindt dat dit moet wijzigen. Dat vinden wij niet alleen, maar dat vinden ook de werkgevers. Vaak worden de werkgevers tegenover de werknemers geplaatst, maar neemt u van mij aan dat de werkgevers zeker in diverse sectoren van het mkb ook willen dat hun werknemers uiteindelijk een goed minimumloon of loon verdienen. Alleen, de vraag is: hoe? Daarover verschillen wij in deze Kamer van mening. Wij zitten meer op de lijn van het kabinet, die de minister ook heeft toegelicht, en we zitten minder op de lijn van verhoging van het minimumloon. Uiteindelijk gaat het erom wat de mensen netto in hun beurs hebben om hun boodschappen en de rekeningen te kunnen betalen.

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

Ik hoor de BBB zeggen dat ze het heel belangrijk vinden dat de werknemers netto meer geld overhouden. De minister heeft heel duidelijk aangegeven dat we dat met deze maatregel, als we deze wet doorvoeren, heel snel gedaan hebben, in ruim een halfjaar tijd. Maar als we niet instemmen met deze wet, heeft de BBB op dit moment geen alternatief voorhanden. Dat betekent dat we nog veel langer moeten wachten, totdat deze werknemers netto meer geld overhouden. Wat gaat de BBB dan in de tussentijd doen? We moeten ook nog maar zien of heel die formatie wel lukt. Ik ben er niet heel positief over, maar als dat lukt, wat gaat de BBB dan meteen regelen, zodat er netto-inkomen bijkomt voor deze werknemers?

De heer Heijnen (BBB):

Ik denk dat we daarvoor niet op de formatie hoeven te wachten. Ik denk dat de Tweede Kamer al een initiatief zou kunnen nemen. Dat kan. We hebben het over een verhoging per 1 juli aanstaande, dus dat is niet direct. We hebben het over een verhoging van netto €8 tot €11 per maand, zoals de minister net toelichtte. Dat is heel veel geld voor de mensen die het betreft, dat weet ik, maar wij zijn van mening, net als het kabinet, dat je beter een andere maatregel kunt nemen, die tot een hogere verhoging van het netto besteedbaar inkomen leidt.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Als ik dit zo hoor van de BBB, vraag ik mij het volgende af. Dan is er dus in juli niet netto meer inkomen voor deze mensen, al is het maar €11. Ik hoor ook niet dat de BBB-fractie in de Tweede Kamer nu bezig is met een fantastisch voorstel en dat er wetgeving in de Tweede Kamer aankomt, zodat er heel snel iets geregeld wordt voor deze mensen die niet rond kunnen komen van het minimuminkomen.

De heer Heijnen (BBB):

Ik heb ook niet van een plan gehoord; dat kan ik antwoorden. Het gaat erom dat we structureel tot een goede oplossing komen, die niet alleen goed is voor de werknemers, maar ook voor de werkgevers, want uiteindelijk wordt daar het geld verdiend, mevrouw Perin-Gopie. Want uiteindelijk wordt daar het geld verdiend. Uiteindelijk zijn die werkgevers afhankelijk van hun werknemers en zorgen ze goed voor hun werknemers, als het goed is. De minister gaf daar ook een toelichting op. Uiteindelijk wordt in het bedrijfsleven het geld verdiend.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Daar maakt de BBB dus een fout door te denken dat we de mensen die leven in armoede, die keihard werken voor een minimumloon, nog langer kunnen laten wachten met het betalen van hun rekeningen omdat de BBB een fantastisch plan heeft, dat ze hier niet kunnen uitleggen, waardoor het minimumloon verhoogt.

De heer Heijnen (BBB):

Ik verwijs naar de evaluatie van het ministerie, waarin ik lees dat de mensen met minimumloon rond kunnen komen volgens het Nibud.

De heer Van Meenen i (D66):

De heer Heijnen heeft gezegd: ook al is het een kwestie van tientjes, het is betekenisvol. Ik wijs hem erop dat we dit wetsvoorstel hier juist met grote spoed behandelen om het op 1 juli in te kunnen laten gaan, om ook dit jaar nog iets voor deze groep te kunnen doen. Als we moeten wachten op de formatie of wat daaruit komt … Ik lees nu dat het gaat over 130 kilometer per uur rijden. Dat kunnen deze mensen niet eens betalen! De enige manier waarop u het mogelijk kunt maken dat iemand met een minimumloon 130 kan rijden, is door voor dit wetsvoorstel te stemmen. Je rijdt onzuiniger, dus je hebt meer geld nodig om de benzine te kunnen betalen. Ik zou zeggen: geef ze dan ook de kans om 130 te rijden; dat moet heerlijk voelen. Lever dan boter bij de vis. Het begint namelijk een soort patroon te worden. Nu is het: we erkennen dat het heel hard nodig is om deze mensen te helpen, maar nu even niet; we erkennen dat discriminatie op de arbeidsmarkt heel slecht is, maar als er een wet voorligt waar we iets mee gaan doen, dan gaan we het even niet doen. Wat is het hoofdargument daarbij? De werkgevers, die arme werkgevers die een formuliertje moeten invullen of die iets in de loonkosten zullen voelen. We hebben in Nederland bijna 100% werkgelegenheid. We hebben een overspannen arbeidsmarkt. Het moet toch gewoon kunnen, meneer Heijnen? Stap over die schaduw heen. Als u echt iets voor deze mensen wil doen, dan doet u het vandaag. Vraagteken!

De heer Heijnen (BBB):

Zoals altijd een gloedvol betoog van de heer Van Meenen. Dank daarvoor. We willen echt iets voor die mensen doen. U geeft aan dat het echt vandaag moet. Dat komt omdat die wet inderdaad per 1 juli ingaat. Je zou er ook voor kunnen kiezen om de maatregelen zoals wij die voorstellen bijvoorbeeld per 1 augustus of 1 september te laten ingaan. In plaats van €8 — we hebben het namelijk niet over tientjes, maar over €8 — houden de mensen meer netto besteedbaar inkomen over.

De heer Van Meenen (D66):

Prima. Doet u dat vooral. Heel veel succes. Aan de slag ermee. Ik heb het gisteren gezegd: het betere is de vijand van het goede. De mensen die nu zitten te kijken … Het zullen er weinig zijn. Ik denk dat de mensen die eigen aandelen kunnen opkopen meer naar de televisie zitten te kijken dan de mensen die het minimumloon verdienen, want die hebben helemaal geen tijd om hiernaar te kijken. Maar als ze zouden kijken, zouden ze zeggen: ik heb het nú nodig; vandaag, morgen of per 1 juli wil ik een cadeautje voor mijn kind kunnen kopen of wil ik dat die naar een verjaardag kan of een keer naar de Efteling of waar dan ook. Dat is wat mensen willen. Zij hebben er niks aan dat er misschien plannen komen die nóg beter zijn. Maak ze vooral, maak het beter, maar doe nu ook iets goeds. Dat is mijn vraag aan de fractie van BBB.

De heer Heijnen (BBB):

Wij zullen zeker met betere plannen komen. Wij zullen dat zeker zo snel als mogelijk doen. Maar dit vinden wij, net zoals het kabinet, geen goed plan.

Mevrouw Van Aelst-den Uijl i (SP):

De BBB stelde zojuist dat volgens het Nibud mensen met een minimuminkomen kunnen rondkomen. Wij zijn ontzettend benieuwd waar dat vandaan komt. Ik heb de website van het Nibud er net even bij gepakt: 32% van de mensen heeft moeite met rondkomen. We zijn in aanvulling daarop overigens heel benieuwd, als de BBB kennelijk die mening toegedaan is, waarom de BBB tijdens de afgelopen verkiezingen zo de mond vol had van bestaanszekerheid en het laten toenemen van het minimuminkomen. Kennelijk vindt de BBB dat er niets aan de hand is en dat mensen met het minimuminkomen prima rond kunnen komen.

De heer Heijnen (BBB):

Dank u wel voor deze vraag. Ik citeer uit het rapport van het ministerie: "Voltijds werkende minimumloonverdieners kunnen in de meeste gevallen noodzakelijke kosten voor levensonderhoud dekken." Dat is zonder het flexbudget van de Commissie sociaal minimum — dat klopt — maar hieruit blijkt dat ze het weliswaar niet breed hebben, maar de kosten van noodzakelijk levensonderhoud wel kunnen dekken.

Mevrouw Van Aelst-den Uijl (SP):

Vanzelfsprekend is dat waarom hun leven aan elkaar hangt van allerlei toeslagen.

De heer Heijnen (BBB):

Voorzitter. Tot slot de dekking. De staatssecretaris heeft het al uitgebreid toegelicht. Mede gezien de tijd beperk ik mij tot het voorlezen van een motie, die wij samen met een groot aantal partijen hebben opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Eerste Kamer zich bij de behandeling van het Belastingplan 2024 in meerderheid heeft uitgesproken tegen lastenverhogingen voor het bedrijfsleven;

verzoekt de regering om, indien het wetsvoorstel Wet verhoging minimumloon 2024 wordt verworpen, de belastingverhogingen die bedoeld waren om het wetsvoorstel te dekken, eveneens terug te draaien dan wel niet in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Petersen, Van Rooijen, Schalk, Nanninga en Van den Oetelaar.

Zij krijgt letter F (36488).

De heer Heijnen (BBB):

Dank u.

De voorzitter:

Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Meenen.