Plenair Van den Berg bij behandeling Beëindiging gaswinning Groningenveld



Verslag van de vergadering van 16 april 2024 (2023/2024 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 9.24 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van den Berg i (VVD):

Voorzitter. In de Eerste Kamer is het goed gebruik dat leden die het woord voeren over een wetsvoorstel waarbij zij op de een of andere manier persoonlijk betrokken zijn, daar bij het begin van hun inbreng iets over zeggen omwille van de transparantie. Dat is voor mij vandaag zeker op zijn plaats. Als hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen is het Groningendossier voor mij dagelijkse kost. Iedereen die in de Groningse regio actief is, weet hoe enorm het leed, het verdriet en de stress, en het langdurig beschaamde vertrouwen van de gedupeerden zijn. En dat alles is veroorzaakt door de overheid zelf. Ik ga daar straks verder op in.

Vanaf 2017 is deze materie voor mij ook object van onderzoek geworden. In het wetenschappelijke en publieke debat heb ik mij ingezet om het onderwerp van regionaal maatschappelijk onbehagen op de kaart te zetten, zowel wat betreft de maatschappelijke onvrede in onder andere Groningen en Drenthe als wat betreft de bestuurlijke regionale samenwerking om als overheden slagvaardig op te treden en het vertrouwen terug te winnen. Daarover zijn tal van publicaties en adviesrapporten van mijn hand verschenen. Drie onderzoeks- en adviestrajecten op verzoek van het bestuur van het Nationaal Programma Groningen gericht op het slagvaardiger maken van het NPG vermeld ik hier specifiek. Dus neemt u van mij aan: ik weet waar ik het over heb en ik voel ook waar ik het over heb. Gegeven die persoonlijke betrokkenheid met Groningen, heb ik dan ook met lede ogen aangezien hoe mijn inbreng in de procedurevergadering over dit wetsvoorstel op 2 april aanleiding heeft gegeven voor ophef. De bedoeling van mijn inbreng op 2 april was om heel helder te maken dat ook dit wetsvoorstel, juist dit wetsvoorstel, in de Eerste Kamer een zorgvuldige behandeling verdient. Andere fracties wilden snelheid laten prevaleren, maar in de ogen van mijn fractie zou dat geen recht doen aan het gewicht van dit dossier tot nu toe, noch aan de ingrijpende consequenties van dit besluit voor de toekomst van Nederland.

Het Groningengasdossier is een van de heftigste en meest impactvolle politieke en maatschappelijke dossiers van de afgelopen decennia. De onzorgvuldige omgang van de overheid met de mensen in het gaswinningsgebied heeft geleid tot onveiligheid, toegebrachte schade aan gebouwen en huizen en grote maatschappelijke onrust. Mensen zijn veel te lang niet gehoord. De versterkingsoperatie en de schadeafhandeling verlopen nog steeds tergend langzaam. Velen in het gebied ondervinden nog elke dag de grote negatieve gevolgen van de eenzijdige belangenafwegingen die door de overheid in het verleden zijn gemaakt. De leden van de VVD-fractie in de Eerste Kamer trekken zich dat ook aan. Wij zijn daarom, met de regering, van mening dat de beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld een belangrijke en noodzakelijke stap is om het vertrouwen van de inwoners van het gaswinningsgebied terug te kunnen krijgen. De VVD-fractie zal dit wetsvoorstel daarom steunen.

Voorzitter. De constatering die ik zojuist deed dat het vertrouwen alleen herwonnen kan worden met de beëindiging van de gaswinning, is van groot belang om twee redenen: in de eerste plaats omdat er daarmee zekerheid komt voor Groningen, voor de inwoners van Groningen, en in de tweede plaats omdat vanaf het moment dat je die constatering doet zorgvuldig handelen in het Groningendossier vooral betrekking heeft op het voldoende adresseren van alle neveneffecten van het sluiten van het Groningenveld. En dat is waar het ons om gaat. Want hoe je het ook wendt of keert, de sluiting heeft verstrekkende gevolgen voor heel Nederland en legt een grote aanvullende verantwoordelijkheid op het landsbestuur naar de toekomst toe, namelijk voor de Nederlandse energievoorziening op de korte, middellange en lange termijn in de wetenschap dat er vanuit het Groningengeld geen gas meer gewonnen wordt.

Mevrouw Perin-Gopie i (Volt):

Ik ben verheugd te horen dat de VVD-fractie ook voor dit wetsvoorstel zal stemmen en ik begrijp van de heer Van den Berg dat hij heel goed begrijpt wat er speelt in de provincie. Wat ik me dan wel afvraag, is waarom de heer Van den Berg in de commissie het l-woord gebruikte, namelijk leveringszekerheid, omdat ook de parlementaire enquêtecommissie aangaf dat leveringszekerheid gebruikt werd als rookgordijn en juist die term zo gevoelig ligt bij de Groningers.

De heer Van den Berg (VVD):

Inderdaad, die term is gevallen in die procedurevergadering, in de commissie. Ik weet hoe gevoelig die term is en wat voor open zenuw die raakt. Tegelijkertijd is dat woord dat met een l begint een term die in alle rapporten en alle adviezen, of het nou van de Raad van State is, van GTS of welke andere instantie ook — de rapporten die voor ons de documenten zijn om dit debat met elkaar te voeren — op een zakelijke manier wordt gebruikt. Ik vind het een belangrijke opdracht voor de Eerste Kamer om aan de ene kant recht te doen aan alle politieke gevoeligheden die bij een onderwerp horen, maar er aan de andere kant ook voor te waken dat we met elkaar in dit huis taboewoorden maken, omdat we ook díe kant ... Ik zou graag willen dat er een andere, mooie term bestaat voor hetgeen we bedoelen, namelijk de zekere energievoorziening in Nederland na sluiting van het Groningenveld. Dat is een hele zin. Ik zou willen dat daar een ander woord voor was, op basis waarvan we met elkaar toch het inhoudelijke gesprek kunnen voeren over hoe we Nederland van gas gaan voorzien op het moment dat Groningen dicht is.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik wil absoluut geen taboe werpen op uitdagingen waar we als land voor staan, maar bij dit wetsvoorstel zou het juist niet de hele tijd over leveringszekerheid moeten gaan, ook omdat de VVD daar zelf naar verwees in het debat in de Tweede Kamer dat daarover gaat. Ik denk dat het sensitiever was geweest richting de Groningers om niet leveringszekerheid als argument te gebruiken om meer de tijd te nemen voor het bestuderen van het wetsvoorstel dat vandaag voorligt.

Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):

Ook de PvdD is blij dat de VVD vandaag voor de definitieve sluiting van het Groningengasveld zal stemmen. De heer Van den Berg had het over zorgvuldigheid in dit dossier. Dan is mijn vraag aan de heer Van den Berg toch: hoe heeft hij in de commissie EZK op 2 april dat verband tussen die twee dossiers kunnen leggen, waardoor al die verwarring in het land is ontstaan? Dus hoe kijkt hij terug op wat er is gebeurd op 2 april, ook gezien zijn betoog voor zorgvuldigheid? Volgens mij was 2 april namelijk niet zorgvuldig.

De heer Van den Berg (VVD):

Waar ik het in mijn betoog hier over zorgvuldigheid heb, betreft dat het maken van afwegingen waarbij niet alleen naar één aspect wordt gekeken, maar waarbij alles op tafel ligt. Daarbij wil ik van tevoren gezegd hebben dat het nooit onze bedoeling is geweest om te tornen aan de toezeggingen die gedaan zijn in het kader van de parlementaire enquête over Groningen, maar wel om met elkaar de zorgvuldigheid te betrachten om goed in kaart te hebben wat er gebeurt na de sluiting van Groningen.

Ik kom terug op het punt waar u specifiek op doelt, namelijk zorgvuldigheid. Ik heb daar ook eerder op gereflecteerd. Wat ik zelf niet scherp had aan het begin van die vergadering, was het tijdpad van de andere wet. In de beantwoording van de vragen die tijdens het paasweekend tot ons kwamen, werd veelvuldig naar die wet verwezen. Mijn indruk daarvan was dat die wet er al bijna was en dat die in elk geval binnen het tijdpad zou vallen dat oorspronkelijk door de regering was aangegeven, maar in de Tweede Kamer per motie naar voren is gehaald. Daar refereerde de heer Van Apeldoorn zojuist ook al aan. Om het gesprek dat de dag erna in de Tweede Kamer zou plaatsvinden hierbij te kunnen betrekken, heb ik dat voorstel gedaan. Achteraf was dat natuurlijk een omissie. Daarvoor steek ik ook de hand in eigen boezem. Ik vind het ook heel vervelend hoe dat aanleiding voor ophef is geweest. Ik heb daar ook op gereflecteerd, dezelfde avond op Twitter, de volgende dag via een verklaring en inmiddels ook in Groningen bij de mensen om wie het gaat.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren, tot slot.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Dank voor uw reflectie op de gebeurtenissen. Het blijft mij verbazen dat een collega die zorgvuldigheid zo belangrijk vindt, zonder de details te bestuderen twee dossiers aan elkaar koppelt en voor ophef zorgt in het hele land, omdat het hele land denkt dat de heer Van den Berg voor uitstel van dit besluit pleit. Nogmaals, de heer Van den Berg heeft uitgelegd dat het niet zijn bedoeling was. Maar het blijft me bevreemden dat iemand die pleit voor zorgvuldigheid, een commissiebijeenkomst onzorgvuldig heeft voorbereid.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Ik ben blij dat de heer Van den Berg de hand in eigen boezem steekt. Ik complimenteer hem daarvoor. Het zou andere fracties sieren als ze hetzelfde doen. Ik vind dat dus mooi. Ik ben ook blij, maar dat was al bekend, dat de VVD-fractie bij monde van de heer Van den Berg aankondigt voor dit wetsvoorstel te gaan stemmen. Voor mijn begrip en voor de Handelingen — daarna kunnen we het wat dat betreft afsluiten — toch nog even de volgende vraag. De heer Van den Berg benadrukt dat een zorgvuldige behandeling ook belangrijk is. Daar staan we natuurlijk allemaal voor in dit huis. Maar er kan ook een moment zijn dat je over bepaald onderwerp zegt: er is al heel lang gediscussieerd en gedebatteerd — al heel lang staat het dichtdraaien van de Groninger gaskraan op de agenda en ook in de Tweede Kamer is er al veel gesproken over leveringszekerheid et cetera — nu is het moment om door te zetten en spoed te maken. Er lag ook een brief van de staatssecretaris die ons vroeg om een spoedige behandeling. Nu zegt de heer Van den Berg opnieuw "ja maar, zorgvuldigheid". Mijn simpele vraag is dan: vindt de heer Van den Berg dat we nu eigenlijk onzorgvuldig handelen en had hij dit wetsvoorstel liever veel later plenair behandeld, zolang het maar voor 1 oktober was?

De heer Van den Berg (VVD):

Dank voor de vraag van de heer Van Apeldoorn. Twee dingen zijn hier belangrijk. Mij wordt de vraag gesteld of ik vind dat de Eerste Kamer hierin onzorgvuldig handelt. Lag niet al alles op tafel waarmee we dit wetsvoorstel bij wijze van spreken direct als hamerstuk hadden kunnen afdoen? Naarmate mijn fractie zich meer in dit onderwerp en dit wetsvoorstel heeft verdiept, zijn bij ons de zorgen toegenomen, met name na de antwoorden op de vragen in de eerste ronde die tijdens het paasweekend kwamen, over wat nu werkelijk goed geregeld is qua alternatieven om straks borg te kunnen staan voor de energievoorziening. Dat is één element. Eigenlijk viel ons dat behoorlijk tegen. Als ik straks de kans krijg om mijn betoog voort te zetten, dan ga ik daar nader op in.

Ten tweede is dit onderwerp geen onderwerp dat door de tijd heen statisch is. Aan de ene kant is het een onderwerp waarover een parlementaire enquête is geweest. Naar aanleiding daarvan zijn er toezeggingen gedaan. Ik zeg het denk ik voor de derde of de vierde keer in mijn termijn: daar tornen wij niet aan. Aan de andere kant zien wij dat de wereld om ons heen op een gigantische manier in beweging is. Als ik even kijk naar de berichtgeving van het afgelopen weekend over zowel de escalatie van het conflict in het Midden-Oosten als de ontwikkelingen aan de fronten in de Oekraïne-oorlog, dan denk ik niet dat wij kunnen zeggen dat alle informatie op tafel ligt en dat we daarvan een soort foto in de tijd kunnen maken. Dat gaat over de externe kant. Het tweede punt dat ik wil benadrukken is de interne kant. Binnen het dossier is er het rapport van GTS van eind maart. GTS stipte nogal wat punten aan op basis waarvan zij zeggen: als je nu gaat sluiten, is de energievoorziening nog niet goed genoeg geborgd. Ik ga daar zo nog nader op in.

De voorzitter:

Dan stel ik toch voor dat we dit interruptiedebat even gaan afronden. U heeft al een aantal punten genoemd waarop u straks nog nader ingaat en we hebben tot twaalf uur vannacht gepland. Bovendien wordt er gevraagd om spoed. Ik ga dus even ingrijpen. Uw tweede vraag, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar ik constateer dan toch dat de heer Van den Berg met veel woorden zegt: als het aan de VVD-fractie had gelegen, hadden we liever uitstel gezien en hadden we liever hier niet gestaan vandaag, want we hadden nog vragen. Volgens mij zegt hij dat in het kader van een zorgvuldige behandeling. Zolang het maar zou zijn afgerond voor het einde van het gasjaar. Althans, dat heeft hij in de commissie gezegd en volgens mij herhaalde hij dat daarnet. Dan rest mij toch nog een vraag. De heer Van den Berg doet nu net alsof in het wetsvoorstel stond: sluiting van het Groningengasveld per 1 oktober. Na een amendement van de Tweede Kamer stond dat er niet meer, maar stond er: sluiting na publicatie in het Staatsblad. Als je op die manier gaat uitstellen, weliswaar geen anderhalf jaar — de heer Van den Berg had zich daarin vergist — maar misschien wel een halfjaar, kan de heer Van den Berg zich dan voorstellen dat het opnieuw heel veel onrust onder de Groningers had veroorzaakt als we het niet vandaag hadden behandeld maar hadden gezegd "we gaan er nog een flink aantal nachtjes over slapen en dan komen we misschien na de zomer een keer plenair terug"?

De voorzitter:

Graag een kort antwoord en vervolgt u dan uw betoog, meneer Van den Berg.

De heer Van den Berg (VVD):

Voor ons is heel erg belangrijk geweest dat de toezeggingen die gedaan zijn in het kader van de parlementaire enquête nagekomen worden. Voor ons is ook heel erg belangrijk dat we op een zorgvuldige manier met alle informatie en met alle inzichten die steeds binnen blijven komen, hier het debat kunnen voeren. Wat ons betreft had het ook eerder gekund, als we meer informatie hadden gehad over de borging. Het gaat ons er niet om dat wij Groningen later dan nodig willen sluiten. Het gaat ons erom dat de neveneffecten van het sluiten van het Groningenveld voldoende geadresseerd zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Visseren nog een enkele korte vraag.

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

Volgens mij komen we heel snel tot de kern van het debat, omdat de VVD het besluit over het sluiten van het Groningenveld koppelt aan vragen over leveringszekerheid. Dan is de vraag aan de VVD: was de VVD bereid om het besluit over sluiting van het Groningenveld uit te stellen als de vragen over leveringszekerheid niet voldoende zouden zijn geweest?

De heer Van den Berg (VVD):

De vraag die mevrouw Visseren stelt impliceert dat wij een soort van voorwaardelijkheid aan dat andere dossier hechten. Die is er niet. Wij wilden wel de informatie boven tafel hebben, omdat wij het van belang vinden voor de zorgvuldige behandeling hier en voor de wetsgeschiedenis om meer en duidelijkere informatie te hebben over die borging van de energievoorziening na sluiting.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat we meneer Van den Berg zijn betoog laten afronden, alvorens eventueel resterende interrupties te plaatsen. Gaat uw gang.

De heer Van den Berg (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik was gebleven bij het volgende. Omdat we Groningen sluiten, hebben we te maken met een grote aanvullende verantwoordelijkheid van het landsbestuur naar de toekomst toe, voor de energievoorziening op de korte, middellange en lange termijn, in de wetenschap dat er uit het Groningenveld geen gas meer gewonnen wordt. Dat is een strategisch vraagstuk van nationaal belang in een wereld die geopolitiek steeds onrustiger wordt. Het is de taak van alle fracties in de Eerste Kamer om ook die verantwoordelijkheid voluit te erkennen en daar recht aan te doen. Anders is naar de mening van mijn fractie alsnog geen sprake van zorgvuldig handelen in het Groningendossier.

De wrangheid van het gesternte waaronder we dit besluit nemen kan niemand ontgaan. We sluiten het hoofdstuk gaswinning in Groningen definitief en om de juiste redenen af, op een moment dat de geopolitieke situatie onzekerder en ongunstiger is dan deze decennialang is geweest, en op een moment dat hernieuwbare energie nog maar deels in onze totale energievraag kan voorzien. De regering staat dus voor een heel serieuze opdracht. Een veelheid aan experts en rapporten benadrukt dat de energievoorziening de achilleshiel van de Nederlandse en Europese strategische autonomie is.

In twee recente rapporten stelt ook GTS — dat is de beheerder van het gastransportnet en de laatste van die rapporten is van 26 maart jongstleden — dat het sluiten van het Groningenveld voor problemen kan zorgen. GTS waarschuwt voor tekorten voor burgers en bedrijven en stelt dat de prijzen enorm kunnen gaan stijgen. Komt er een strenge winter, dan moet alles op alles gezet worden om de gasvoorraden voldoende aan te vullen. Maar krijgen we tijdens een strenge winter te maken met een overspannen gasmarkt, sabotage of een conflictescalatie in het Midden-Oosten of rondom Rusland, dan hebben we een meer dan groot probleem.

Het is daarom moeilijk te begrijpen dat een wetsvoorstel dat de gasmarkt en de zekere energievoorziening voor Nederland zonder Gronings gas regelt, niet al veel eerder en al veel sneller door de regering ter hand is genomen, zodat wij op dit moment in minder onzekerheid dit besluit zouden kunnen nemen. Als je die energiezekerheid in tijden van toenemende geopolitieke onrust goed wil borgen, is er niet één oplossing; die oplossing moet altijd bestaan uit een aantal puzzelstukken. Ik loop de vijf puzzelstukken af die in de ogen van mijn fractie het belangrijkst en meest kansrijk zijn.

Eén: het optimaal benutten van onze eigen gasvelden onder de Noordzee, wat nu nog onvoldoende gebeurt. Een versnellingsplan dat de regering twee jaar geleden in gang heeft gezet, heeft geen zoden aan de dijk gezet. De operators worden nog steeds ontmoedigd doordat het vergunningentraject te lang en onvoorspelbaar is en de investeringsrisico's voor marktpartijen te hoog zijn. Ook uit de nota naar aanleiding van het tweede verslag blijkt dat de staatssecretaris de lat niet hoog legt. Het doel is volgens hem een afvlakking van de daling van de gasproductie op de Noordzee, terwijl de productie in de kleinere Noordzeevelden eigenlijk omhoog moet.

Twee: er is een wettelijke vulverplichting voor de gasvoorraden in de seizoensopslagen nodig. Tot nu toe is die er niet en betoont de regering zich slechts schoorvoetend bereid om deze optie te onderzoeken.

Drie: onze lng-importcapaciteit moet omhoog. Waar deze nu nog tijdelijk vergund is, moet deze permanent gemaakt worden.

Vier: we moeten onze strategische gasreserves vergroten. Daarmee vertraag je het ontstaan van tekorten in geval van onvoorziene omstandigheden. Dat is een dringend advies van GTS uit hun rapportage van eind maart.

Vijf, ten slotte: we moeten net als in andere landen het geval is, meer gas uit Noorwegen betrekken op basis van langetermijncontracten. Dit voorkomt dat je bij een overspannen gasmarkt achteraan in de rij komt te staan. Dat heeft de energiecrisis van 2022 ons wel geleerd.

Het baart mijn fractie zorgen dat deze vijf puzzelstukken tot op heden niet voldoende of niet overtuigend zijn opgepakt. We horen de regering bij elk afzonderlijk puzzelstuk argumenten aandragen waarom het nog niet gebeurd is of wat de relatieve nadelen van elke maatregel zijn. Maar als je dat voor elk onderdeel van de puzzel blijft doen, is het resultaat dus dat je Nederland achterlaat met een onverantwoorde energieonzekerheid in een steeds onrustigere geopolitieke situatie.

Voorzitter. Daarom vraagt mijn fractie de regering om de volgende toezeggingen, die allemaal betrekking hebben op het borgen van de energiezekerheid in Nederland na sluiting van het Groningenveld.

Eén, ten aanzien van Noordzeegas: kan de staatssecretaris toezeggen dat er voor het begin van het volgende gasjaar een Noordzeegasinvesteringsplan komt dat operators in staat stelt economisch aantrekkelijk bestaande en/of nieuwe velden te exploiteren en dat hij daarbij maatregelen biedt die tot versnelling of verkorting van de planologische procedures leiden?

Twee, ten aanzien van de vulverplichting voor capaciteitshouders in gasopslagen: kan de staatssecretaris toezeggen dat een dergelijke vulverplichting er voor het begin van het komende gasjaar gaat komen, zo nodig inclusief een flankerende financiële stimulans en een boetesysteem voor capaciteitshouders?

Drie, ten aanzien van de lng-importcapaciteit: kan de staatssecretaris toezeggen dat de tijdelijke vergunning voor de lng-terminal in de Eemshaven voor het begin van het volgende gasjaar permanent gemaakt wordt en dat die vergunning pas weer mag aflopen nadat alternatieve lng-importcapaciteit is gerealiseerd die de langjarige behoefte dekt?

Vier, ten aanzien van de strategische gasreserve: kan de staatssecretaris toezeggen dat er conform het advies van GTS een noodvoorraad aangelegd zal worden met in eerste instantie een omvang van circa 15 TWh?

Vijf, ten slotte, ten aanzien van de langetermijncontracten met Noorwegen: kan de staatssecretaris toezeggen dat hij er zorg voor gaat dragen dat Noors gas door middel van langetermijncontracten een groter aandeel gaat uitmaken van de Nederlandse energiemix en daarmee de energiezekerheid?

Voorzitter. De VVD-fractie steunt de beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld zoals deze wet voorstelt. Ten aanzien van het adresseren van de neveneffecten van deze beëindiging hebben wij wel de nodige zorgen, die we aan de staatssecretaris hebben voorgelegd. Graag horen wij van hem meer over hoe hij op de vijf specifieke onderdelen beter zal borgen dat Nederland na de sluiting van het Groningenveld goed van energie voorzien zal zijn. Alleen indien die borging goed geregeld is, kunnen we echt spreken van zorgvuldig handelen in het Groningendossier.

De voorzitter:

We hadden net afgesproken dat we de heer Van den Berg zijn inbreng even laten afronden, meneer Schalk.

De heer Van den Berg (VVD):

Daarnaast blijft mijn fractie zeer bezorgd over de treurige stand van zaken met betrekking tot de versterkingsoperatie en de schadeafhandeling. De politieke nadruk op het volstorten van de gasputten met beton mag niet afleiden van het feit dat er op het punt van de versterking en schadeafhandeling nog steeds heel weinig voortgang voor de Groningers geboekt wordt.

Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat mijn fractie het heeft betreurd dat in de maatschappelijke en politieke discussie over de beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld door velen een beeld is neergezet dat je ofwel onkritisch voor de definitieve en onomkeerbare sluiting bent en dan maar beter geen verdere vragen zou moeten stellen ofwel dat je tegen de sluiting bent en daarmee geen oog zou hebben voor de ellende en de veiligheid van de Groningers. Mijn fractie is van mening dat de wereld iets complexer in elkaar zit dan dat. Ook in gevoelige dossiers, juist in gevoelige dossiers, moeten we als Eerste Kamer blijven nadenken en de noodzakelijke vragen blijven stellen. Als dat hier niet meer gebeurt, waar dan wel? Het is onze opvatting dat je tegelijkertijd zowel een sterk een inlevingsvermogen en een kraakhelder besef kunt hebben van de ellende en de veiligheid van de Groningers als dat je met grote zorg kunt kijken naar de energievoorziening in Nederland na de sluiting van het Groningenveld gegeven de sterk veranderde geopolitieke situatie waarin we ons bevinden. We leven in een tijdperk waarin we het onverwachte moeten verwachten. Ook daar kunnen we en mogen we niet licht over denken. Dat betekent dat Nederland weer energiepolitiek moet gaan voeren. Ons geopolitieke bewustzijn moet omhoog en ons geopolitieke handelen moet versterkt worden.

Voorzitter. Ik dank u en we kijken uit naar de beantwoording van de vragen door de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Schalk, u was eerst. Namens de SGP.

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter, excuses dat ik even had gemist dat we moesten wachten tot het eind van het betoog van de heer Van den Berg. Heel helder wat hij heeft betoogd. Ook dank voor de openhartige manier waarop hij teruggekeken heeft op de afgelopen periode. Wat ik mooi vond, is dat hij nu heel inhoudelijk ingaat op datgene wat zijn echte vragen zijn. Eigenlijk vraagt hij vijf toezeggingen, maar hij heeft ook gezegd: Groningen moet wel dicht. Hoe moeten we dat nu zien? Gaan die toezeggingen nu leidend zijn of mogen we het zo doen dat we met zijn allen zeggen: dit zijn de dingen die we heel graag willen, maar ook als dat niet allemaal kan — misschien kunnen ze niet alle vijf — gaan we toch dicht?

De heer Van den Berg (VVD):

Daar kan ik een heel kort antwoord op geven. Ik denk dat ik een keer of vier, vijf in mijn inbreng heb gezegd dat wij dit wetsvoorstel steunen, dat ik een keer of vier, vijf in mijn inbreng heb gezegd dat wij met de sluiting op de wijze die voorgesteld wordt in deze wet zullen instemmen, maar dat neemt niet weg dat deze vragen gesteld moeten worden en dat ik ook hoop dat we hier toezeggingen over krijgen van de staatssecretaris.

De heer Schalk (SGP):

Daar ben ik het zeer mee eens. Dat maakt het debat ook veel opener, namelijk dat het echt gaat over de dingen die we nu nog graag willen horen en afgerond willen hebben.

De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de heer Van den Berg voor de, denk ik, ruiterlijke en eerlijke schets van hoe het gegaan is, maar op één punt ben ik niet met hem eens. U doet nu net alsof dit onzorgvuldig zou zijn geweest zonder die toezeggingen op die vijf punten, dat onvoldoende rekening is gehouden, ook in de Tweede Kamer, met leveringszekerheid. U weet dat er vorige week een tweeminutendebat is geweest en dat er weken daarvoor ook een groot mondeling overleg is geweest. Er liggen zelfs vijf moties, althans, er liggen veel meer dan vijf moties die vanmiddag in stemming komen die ongeveer uw vijf punten afdekken en nog veel meer. De regering wordt ook opgeroepen om eindelijk eens een keer aan energiebesparing in de eigen gebouwen te doen. Ik vind dus vrij hovaardig, maar ook niet onze rol om op deze toon de Tweede Kamer aan te spreken "jullie willen maar sluiten", met overigens 140 voor, en "jullie hebben helemaal niet nagedacht over leveringszekerheid". Terecht dat u er vragen over stelde. We hebben er 40 pagina's antwoorden over gekregen voor twee weken geleden. De tweede ronde heeft dat nog eens bevestigd. Ik zou dus afstand nemen van de toon dat wij hier te snel zouden willen. U zei: dé Kamer wilde te snel beslissen. Wij dus. Dat is niet waar. Er is nog nooit zo'n zorgvuldig debat geweest. Ik zal straks zeggen dat de toezegging van het kabinet dat we zouden gaan sluiten al van 2018 was.

De heer Van den Berg (VVD):

Ik hoor een paar aannames en een paar insinuaties in de vraag van de heer Crone. Ik recenseer hier niet het werk van de Tweede Kamer. Het ingewikkelde aan de vraag van de heer Crone vind ik dat hij aan de ene kant zegt dat je heel goed moet kijken naar wat er allemaal in de Tweede Kamer gedaan is, en dat hij aan de andere kant zegt: de Eerste Kamer moet haar eigen rol spelen en er worden later vandaag nog moties in stemming gebracht. Daarvan zeg ik: als meneer Crone zegt dat mijn betoog niet moet verwijzen naar wat er in de Tweede Kamer is gebeurd en dat wij ons moeten richten op onze eigen taak, dan stel ik hier ook de vragen die ik graag wil stellen, los van wat er eventueel later nog al dan niet in de Tweede Kamer aan moties wordt aangenomen.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Laten we er geen jij-bak van maken. U zegt zelf steeds, niet alleen twee weken geleden maar ook nu weer, dat het debat nog niet zorgvuldig was geweest en dat dat uw hoofdrol is. Daar ben ik het mee eens. Maar u had dus kunnen vaststellen hoeveel er al is geregeld, tot en met de schriftelijke vragen en antwoorden die we zelf hebben gekregen. Ik neem dus afstand van de wat verwijtende toon die ik proef, namelijk dat het in de Tweede Kamer te snel zou zijn gegaan en wij er dan gelukkig nog eens goed kijken. Die indruk heeft u twee weken geleden en nu net toch gewekt.

De heer Van den Berg (VVD):

Nou, ik benadruk dan maar dat wij hier in de Eerste Kamer vooral gaan over wat wij hier zelf doen en dat wij als fracties en woordvoerders de vragen stellen zoals wij ze graag stellen.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik moet zeggen dat ik het erg jammer vind dat het debat te weinig gaat over het beëindigen van de gaswinning en te veel over de energievoorziening die nodig is. In de ogen van mijn fractie moet het vandaag namelijk gaan over de beëindiging van de gaswinning en alle effecten die dit heeft op mensen die leven in het aardbevingsgebied. Doordat de VVD nu ook de koppeling maakt met geopolitieke ontwikkelingen en het al dan niet meer gebruikmaken van de fossiele energie die nog in het Noordzeegebied zit, krijgt dit debat toch een heel andere wending en gaat het niet over het belang van de Groningers. Dat vind ik toch zeer teleurstellend.

De heer Van den Berg (VVD):

Ik begrijp het punt dat mevrouw Perin-Gopie probeert te maken. Ik meen dat ik in mijn inbreng op verschillende punten heb stilgestaan bij de situatie in Groningen en bij de enorme impact van dit dossier op heel veel levens van de mensen daar. Ik richt mij in mijn vragen en gevraagde toezeggingen op die energievoorziening naar de toekomst toe, omdat wij eigenlijk op het punt van de situatie in Groningen en het beëindigen daarvan geen twistpunt zien. Daar zit het probleem ook niet. Daar zijn we het met elkaar over eens. Wat overblijft — daarom richt een groot deel van mijn betoog zich daarop — zijn de vragen over hoe robuust de energievoorziening in Nederland is nadat we het besluit van vandaag hebben genomen. Wij hoeven niet de degens met elkaar te kruisen over de ernst van de situatie in Groningen. Daar zijn we het met elkaar over eens. We hoeven niet de degens met elkaar te kruisen over de toezeggingen die gedaan zijn in het kader van de parlementaire enquête. Waar mijn fractie graag van de staatssecretaris meer informatie en zo mogelijk toezeggingen over wil, zijn die vijf punten waar ik het naartoe getrechterd heb.

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

Ik ben van mening dat een zorgvuldige wetsbehandeling zich beperkt tot de wet die voorligt. Ik zou namelijk graag op een later moment met de collega's hier het debat willen voeren over de energievoorziening, over de manier waarop die moet worden vormgegeven en over hoe we ervoor zorgen dat er voldoende energie in Nederland beschikbaar is. Dat is naar de mening van mijn fractie toch echt een ander debat dan het debat dat we zouden moeten voeren over het beëindigen van de gaswinning in Groningen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Crone namens GroenLinks-PvdA.