Verslag van de vergadering van 23 april 2024 (2023/2024 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 11.33 uur
Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De vorige keer dat ik hier stond, kleurde de tribune helemaal rood, maar vandaag gaan ze net weg nu ik hier begin met mijn inbreng. Dat vind ik dan wel weer wat sneu, maar goed.
Voorzitter. Het lijkt erop dat dit debat zo gepland is dat we om en om marktdenkers en publieke denkers aan het woord hebben. Ik schaar mij graag bij die laatste groep. Het debat over de volkshuisvesting is wat ons betreft eigenlijk een debat over bestaanszekerheid en maatschappelijk welzijn. Ik kan het niet beter verwoorden dan professor Elsinga van de TU Delft deed. Daarom ben ik waarschijnlijk ook nooit professor geworden. In haar positionpaper schreef zij: "Jongeren vinden vaak moeizaam een geschikt eigen huis en worden daarmee belemmerd in hun ontwikkeling. Ouderen die langer zelfstandig moeten wonen, ontberen vaak een woonplek waar de nodige zorg en het nodige gezelschap beschikbaar zijn. Een gezond thuis is een voorwaarde om grip te hebben op het leven en daarmee cruciaal voor gezondheid, welzijn en maatschappelijke stabiliteit." Ik denk dat dit heel erg goed verwoordt vanuit welke waarden GroenLinks-Partij van de Arbeid kijkt naar volkshuisvesting.
De inbreng voor dit debat is gebaseerd op heel wat input die de afgelopen periode is verzameld. Ik wil graag een speciaal woord van dank richten aan de 21 hoogleraren en organisaties die ons via positionpapers voorzien hebben van waardevolle gedachten. Ik vond het heel erg nuttig om ze door te lezen en tot mij te nemen. Ik voel op dit moment niet de behoefte om in te gaan op alle wetten die de komende periode op ons afkomen. In mijn verhaal zal ik twee invalshoeken kiezen, die voor GroenLinks-Partij van de Arbeid belangrijk zijn voor het volkshuisvestingsbeleid in z'n algemeenheid. We hebben ervoor gekozen om te kijken naar de regie van de overheid en de rol van de corporaties, en om daarna iets te zeggen over de nood en de tijdsdruk, en daarmee samenhangend het grondbeleid.
Meerdere keren kwam in de voorbereiding de vraag naar voren of dit wel een nuttig debat is. Het kabinet is demissionair; met wie debatteren we eigenlijk? Waarom doen we dit? De minister is dan wel demissionair, maar woningzoekenden zijn nooit demissionair. Wachten op een nieuw kabinet voor beleid is dus ongewenst. Gelukkig gedraagt deze minister zich ook niet demissionair en komt hij met woondeals en met wetgeving. Echter, uit analyses blijkt ook dat de ambitie die verwoord wordt in bijvoorbeeld de woondeals, bij lange na niet gehaald wordt. Papier is geduldig. De uitvoering stagneert. Daar kom ik later graag nog even op terug.
De verleiding is groot om gezien de hoge nood die er is, te kiezen voor kortetermijnoplossingen. We moeten ons ervan bewust zijn dat de keuzes die we maken ten aanzien van het bouwen van wijken en van waar en hoe we dat doen, ook te maken hebben met de langere termijn. Verder vooruitkijken dus en rekening houden met de toekomstige generaties. Dat vraagt naast snelle oplossingen ook om een ruimtelijke visie voor de verre toekomst. Rijksbouwmeester Francesco Veenstra pleit ervoor goed na te denken alvorens onomkeerbare keuzes gemaakt worden voor grootschalige bouwlocaties. Ook in het licht van een duurzame toekomst zal het u niet verbazen dat GroenLinks-Partij van de Arbeid altijd pleit voor een combinatie van duurzaam en betaalbaar als het gaat om het maken van beschikbare woningen.
Graag wil ik wat zeggen over de regie van de overheid en de rol van de corporaties. Zoals gezegd gaat het om voldoende woningen, huur en ook koop, betaalbaar, voldoende geïsoleerd, in veilige wijken en goed bereikbaar. Een complex geheel met impact op veel beleidsterreinen. Dat vraagt naar ons idee om centrale regie. Het vraagt om een ministerie van Volkshuisvesting, maar ook om het besef dat de leefbaarheid op heel veel plekken nog sterk verbeterd moet worden. Het gaat niet alleen om woningen bouwen, het gaat ook om de leefbaarheid in de wijken. 54% van de woningen staat in een wijk waarin de leefbaarheid als "zwak" of nog lager wordt beoordeeld.
GroenLinks-Partij van de Arbeid is voorstander van een sterke regie vanuit de overheid en wil minder overlaten aan de markt. Minder woningmarkt en meer volkshuisvesting. De overheid moet haar verantwoordelijkheid weer oppakken en waarmaken. Dat zien we deze minister trouwens ook doen. Volkshuisvesting is de laatste jaren weer een overheidstaak geworden. Niet alles kan. De concurrentie met de landbouw, de natuur en de energietransitie speelt in hoge mate. Toch is het ruimteprobleem relatief. We lazen in de positionpapers dat 1% à 2% minder landbouwareaal in volume al voldoende is om genoeg woningbouwlocaties te hebben. Echter, dat is een rekensom die alleen vierkante meters rekent, want wáár die dan moeten komen, is eigenlijk een veel groter probleem. We pleiten ook om deze reden voor een sterke revival van de ruimtelijke ordening met een sterke rol voor de overheid.
Keuzes van nu maken we voor de toekomstige generaties. We moeten de keuzes van nu laten leiden door een beeld van ons land over zeg 50 jaar. Het is van evident belang dat een duurzame inrichting van Nederland vraagt om ruimte voor natuur en voor een klimaatbestendige inrichting. Gaat iedere gemeente dergelijke keuzes apart maken of is een helder rijkskader belangrijk en bewaakt de provincie de kwaliteit van de plannen?
Er is niet altijd consensus over waar de regierol moet liggen. In mijn thuisprovincie Friesland zijn de vier grootste gemeentes samen naar de minister gegaan met een plan om meer woningen te gaan bouwen. Een mooi plan, maar per ommegaande roept de provinciale gedeputeerde dat hij het er niet mee eens is. De provincie voelt zich gepasseerd. In Zuid-Holland is eigenlijk net het omgekeerde aan de hand. Mijn vraag aan de minister is of hij straks eens zou willen ingaan op hoe het zit met die rolverdeling. Wat is de rol van de provincies? Welke rol spelen zij bij de woondeals? Wanneer is hun inbreng stimulerend en wanneer juist remmend? Hebben de provincies wel genoeg instrumenten om echt regie te nemen? En wat hebben we er eigenlijk aan als de verschillende overheidslagen gaan armpjedrukken voor wie de sterkste is?
In de Ruimtelijke Verkenning 2023 heeft het PBL scenario's ontwikkeld voor de inrichting van Nederland. Ik heb geleerd gewoon door …
De voorzitter:
Ik vermoed dat op het vorige punt de heer Rietkerk nog een vraag heeft.
De heer Rietkerk i (CDA):
U noemde het voorbeeld uit Friesland. Daar zit u dichterbij dan ik. Gemeentes hebben, alles afgewogen, een mooi voorstel gedaan om te bouwen. Kunt u toelichten hoe de PvdA ziet dat de provincie Friesland — volgens mij zeg ik het zo goed — kennelijk zegt: daar gaat een streep doorheen? Dat is mijn vraag.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Nee, de provincie zegt niet "daar gaat een streep doorheen"; de provincie voelt zich gepasseerd. Dat zegt iets over de samenwerking tussen de overheidslagen. Als die samenwerking armpjedrukken wordt — zo noem ik dat even — en daarover gaat, dan lijkt mij dat heel erg belemmerend voor de voortgang van projecten. Mijn vraag aan de minister, die de woondeals natuurlijk ook heeft gesloten, is hoe hij dat ervaart.
De heer Rietkerk (CDA):
Toch nog een vraag aan de PvdA-fractie. Hoe ervaart de PvdA-fractie, even los van dat er goed wordt samengewerkt, het volgende. Er is een ruimtelijke visie, de revival van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeenten. Er is ook een bestaande visie van de provincie, even los van het passeren. Kan datgene wat die vier gemeenten willen, namelijk om in tempo te bouwen, wat de PvdA-fractie betreft, of niet?
De voorzitter:
Het is GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat wilde ik net zeggen. Ik ben van GroenLinks-PvdA. Namens deze gecombineerde fractie kan ik zeggen dat ik vind dat er gebouwd moet worden. Ik vind dat de voortgang van dit soort afspraken juist moeten worden geborgd en dat er tempo gemaakt moet worden. Ik vind het dus storend als zo'n controverse zou leiden tot vertraging.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik wou het even hebben over de ruimtelijke scenario's. Ik vond die wel verhelderend. Ik duid ze even kort aan. Het betreft de scenario's van het PBL. Het eerste was: Mondiaal Ondernemend (een toekomstscenario waarin grote bedrijven de lead hebben). Het tweede noemden zij: Snelle Wereld (de nog verder toegenomen digitalisering doet afstanden verdwijnen). Dat zegt iets over de ruimtelijke ordening. De derde noemden zei: Groen Land (veel ruimte voor de natuur). En het vierde scenario heette: Regionaal Geworteld (burgers nemen het initiatief in hun eigen leefomgeving).
Voor ieder scenario is er op basis van ruimtelijke modellering een ontwerpend onderzoek en zijn er gedetailleerde kaarten van hoe Nederland er in 2050 zou uitzien. Wat de ontwikkeling van leefbare steden en regio's betreft is de verdeling van de bevolkingsontwikkeling tussen de regio's en binnen regio's bepalend voor de ruimtelijke structuur. De beelden in die vier scenario's variëren van een groter accent op het westen van ons land tot een grotere spreiding over het hele land en van een grootstedelijke verdichting tot verstedelijking in lagere dichtheden buiten het bestaande bebouwde gebied. Mijn vraag aan de minister gaat over de zeventien NOVEX-locaties, want van die locaties moet toch een stuk van de snelheid komen. Hoe staan de keuzes voor die locaties in relatie tot de scenario's en de modellen van het PBL?
De tweede vraag, die ook een beetje met de NOVEX-locaties te maken heeft, is in hoeverre er wordt ingezet om niet alleen het aanbod te verhogen, maar ook de vraag te verlagen. Zijn bijvoorbeeld de ideeën van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 over het benutten van de bestaande gebouwen meegerekend in de planning voor die locaties? Soms lijkt het erop dat er keuzes gemaakt moeten worden, terwijl het en-enscenario ook mogelijk is. De nood is hoog, dus al te snel concluderen dat iets niet kan, is naar mijn idee ongewenst. Binnenstedelijk bouwen, bij de dorpen een straatje erbij, het splitsen van bestaande woningen, het benutten van leegstaande kantoren en winkels, woonlagen erbovenop bouwen, NOVEX-locaties, industrialisatie van de bouw, innovatie van het bouwproces — wij denken dat het niet of-of is, maar en-en.
Meerdere auteurs van de positionpapers pleiten voor een versterking van de rol van de corporaties. De huursector is op z'n minst even belangrijk als de koopsector. Het ideaal zou niet moeten zijn zo veel mogelijk mensen in een koopwoning, wat vroeger wel het ideaal was, maar iedereen een betaalbare woning op een plek waar hij of zij zich plezierig voelt. Het moet daarbij niet uitmaken of dat koop of huur is. Een sterkere rol voor de corporaties, ook in het middensegment, vraagt meer zekerheid ten aanzien van hun financiële positie. Het afschaffen van de verhuurderheffing heeft de investeringsmogelijkheden weliswaar vergroot, maar de opgave voor hen is gigantisch. Ze hebben nog steeds te maken met heffingen die in het leven waren geroepen voor commerciële partijen, zoals de vennootschapsbelasting en de ATAD.
In de Staat van de Corporatiesector lezen we dat nieuwbouw van sociale huur ver achterblijft bij de prognoses. Het is een voorbeeld van een plan op papier, maar geen werkelijkheid. Wat ons betreft zijn deze zorgen er ook ten aanzien van de woondeals die de minister sluit. Het zijn mooie fotomomentjes als de handtekeningen gezet worden, maar zijn de prestatieafspraken wel concreet en realistisch? Is er sprake van een reële tijdshorizon? Als doelstellingen keer op keer niet gehaald kunnen worden, is dat ook slecht voor het vertrouwen in de politiek. Staan de corporaties eigenlijk niet voor een onmogelijke taak? Ik zou graag willen dat de minister daar ook even op reflecteert. Waarom kunnen we nooit komen tot realistische plannen, waarbij ook gekeken wordt, zoals ik net al zei, naar het verminderen van de vraag en niet alleen naar het vergroten van het aanbod? Het verruimen van Europese regels voor de staatssteun zou enorm kunnen helpen. Is de minister daarmee bezig? Hoe staat het daarmee?
Corporaties onderzoeken de mogelijkheid om woningen aan twee losse singles te verhuren. Ik zag er een mooi voorbeeld van in een van de positionpapers. Beiden hebben dan een eigen huurcontract, maar ze zitten wel samen in die woning. Een kleine verbouwing is nodig, maar het blijkt eigenlijk heel goed mogelijk en financieel heel haalbaar. Twee singles met een laag inkomen kunnen zo zonder huurtoeslag een woning huren. Dat is winst. Maar als er dan een van hen in een uitkering komt, wordt dat gezien als een samenwonend koppel. Dit is een voorbeeld van wetgeving die belemmerend kan werken bij een op zich goed initiatief van een woningcorporatie. Tegen deze achtergrond pleiten wij opnieuw voor het afschaffen of aanpassen van de kostendelersnorm, omdat die efficiënter gebruik van bestaande woonruimte in de weg staat.
Het tweede onderwerp waar ik het nog even over wil hebben — ik heb nog maar twee minuten, dus ik ga het even heel snel doen — is de tijdsdruk en de mogelijkheden voor een andere grondpolitiek. De nood is hoog. In de Staat van de Volkshuisvesting 2023 lezen we dat een terugval in de gerealiseerde woningen wordt verwacht vanaf 2024. Dat betekent dat de doelstellingen voor negen jaar absoluut niet gehaald gaan worden. Het is van belang om het grondbeleid veel effectiever te maken. Het niet hebben van bouwlocaties wordt gezien als een belangrijke oorzaak van het niet halen van de doelstellingen. Kan de minister aangeven hoe de stand van zaken is ten aanzien van de in zijn brief van juni genoemde plannen om dat grondbeleid te herzien?
De gemeenten moeten meer mogelijkheden krijgen om grondposities in te nemen. GroenLinks-PvdA pleit voor een uitbreiding van het voorkeursrecht voor gemeenten bij de verkoop van potentiële bouwgrond. Ook de mogelijkheden voor onteigening ten behoeve van woningbouw zouden uitgebreid kunnen worden. Er is een onderzoek naar die grondposities aangekondigd en ik vraag de minister: zijn daar al resultaten van?
De financiële randvoorwaarden voor gemeenten kunnen worden verbeterd door mogelijkheden om de waardeontwikkeling ook aan gemeenten ten goede te laten komen, zoals de invoering van planbatenheffing en de verbetering van de baatbelasting. Ook het invoeren van een leegstandsbelasting zou een optie kunnen zijn. Professor Bregman uit Groningen draagt een oplossing aan in de vorm van een wet fonds betaalbare en passende woningbouw. Dit is ook een goed idee wat ons betreft: een regeling die voorziet in het bijdragen aan het tekort aan grondexploitaties voor woningbouwprojecten met minimaal 30% betaalbare woningen. Qua instrumenten is ook de grondbank heel belangrijk. Dit zou niet alleen een instrument moeten zijn dat vooral gericht is op ruilverkaveling, zoals nu. Het zou echt gericht moeten zijn op het duurzaam uitbreiden van het publieke grondbezit.
Tot slot, voorzitter. Bijna iedereen kent inmiddels wel mensen die klem zitten omdat ze geen of helemaal geen geschikte woning hebben, of het nu gaat om statushouders, om mensen die zorg nodig hebben, om kinderen die op zichzelf willen wonen of om ouderen die kleiner willen wonen. Iedereen kent wel iemand en kent de verhalen. De markt gaat dit niet oplossen, is onze overtuiging. De overheid moet meer nog dan nu zijn verantwoordelijkheid nemen. Er zijn onconventionele maatregelen en zeker ook een actieve grondpolitiek nodig om bestaande bouw beter en creatiever te benutten. Een woning is meer dan een stapel stenen. Het gaat om de omgeving die veilig en vertrouwd voelt, waar voorzieningen zijn en waar groen is. De stroom aan wetsvoorstellen inzake volkshuisvesting getuigt in elk geval in zichzelf al van meer regie door de centrale overheid en dat is goed. Eigenlijk alle partijen in deze en de andere Kamer hebben volkshuisvesting hoog op de prioriteitenlijst staan.
De voorzitter:
Wilt u afronden?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik ben dus hoopvol dat ook een nieuw kabinet tot een sterk volkshuisvestingsbeleid komt. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Meijer van de fractie van de VVD.