Plenair Kluit bij behandeling Actualisering diergezondheidsregels



Verslag van de vergadering van 21 mei 2024 (2023/2024 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Kluit i (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik lever mijn inbreng inderdaad namens GroenLinks-PvdA en Volt. Meneer Jaspers, van harte gefeliciteerd. Zoals we al eerder hebben gewisseld, deel ik uw liefde voor haflingers en werkpaarden.

Laat ik mijn inbreng beginnen met het onvolprezen programma Plakshot. Zij hebben vorig jaar een video gemaakt over het onderwerp vlees eten. Ze interviewden mensen op straat over vlees eten en de plannen van onder andere mijn partij om mensen te stimuleren om minder vlees te eten en om boeren te helpen om de veehouderij milieu- en diervriendelijker te maken. Dat werd door de geïnterviewden sterk afgewezen. "We worden een zeurmaatschappij", "arme mensen kunnen het niet meer betalen", "we kunnen geen vlees meer eten" en "blijf van mijn gehaktbal af". Dat waren zo'n beetje de oordelen over onze plannen. Interessant genoeg ging de interviewer daarna naadloos door over de aanwezigheid van een man in de buurt die dieren vermoordde. Hij sneed levende dieren de keel door en schoot ze een pin door de kop. De unanieme reactie van de geïnterviewden — dat waren dezelfde mensen — was er een van afschuw. De interviewer beschreef echter niets anders dan de dagelijkse handelingen van een slachter, van een gewone slachter.

Mijn PvdA-collega in Groningen, Jan Pieter Loopstra, verwoordde het dit weekend heel mooi toen wij in een vegan restaurant uiteten waren. Hij zei: ik wil graag vlees eten, maar als ik de filmpjes zie van hoe dieren regelmatig behandeld worden in de dierhouderij, dan kan ik dat eigenlijk niet meer verantwoorden naar mezelf. Ik denk eerlijk gezegd dat heel veel collega's in deze zaal dit zelf ook weleens hebben gedacht of dit van hun kinderen of kleinkinderen te horen hebben gekregen. Wij spreken vandaag over een wet die gaat over de kwaliteit van leven van dieren. Dat heeft dus alles te maken met de gang van zaken in de huidige dierhouderij, want de dualiteit van burgers die daartegenover staat en die Plakshot glashelder heeft blootgelegd, bestaat daar elke dag. Er is een grote groep mensen in Nederland die af en toe vlees wil eten of zuivel drinken, maar het zijn echt maar enkelingen die ook de ethische consequenties voor hun rekening willen nemen die horen bij de erbarmelijke omstandigheden van dieren in onze hoogefficiënte dierhouderij. Dat is het aloude conflict tussen de ethisch en moreel redenerende burger en de economisch handelende consument. Voor die consument is de markt een fantastisch iets wat is uitgevonden, maar voor het vertalen van dat burgerperspectief is de overheid nou juist op aarde. Die moet bepalen wat wij als samenleving als geheel op een markt acceptabele ethische en morele grenzen aan de markt vinden.

Voorzitter. 10 miljoen dieren per week - 10 miljoen per week! — en zo'n 500 miljoen à 600 miljoen per jaar leven en sterven in Nederland. Dat is een enorm aantal. We kunnen alleen al vanwege die enorme schaal en omvang van onze veesector niet wegkijken van de dagelijkse praktijken waaraan de dieren onderhevig zijn. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de vele miljoenen kippen die door een veel te snelle groei letterlijk door hun poten zakken, honderden miljoenen kippen die hun hele leven niet naar buiten kunnen en waarvan vele tijdens het vangen voor het transport ernstig letsel oplopen. Ik denk aan de koeien waarvan de hoorns worden afgebrand, regelmatig resulterend in etterende, nare wonden. Ik denk aan koeien waarvan de kalveren vlak na de geboorte worden afgepakt. Ik denk aan de kalveren die in kleine, dichte stallen ondervoed worden opgefokt voor een restaurant, met name in het buitenland. Ik denk aan varkens die aan elkaar beginnen te knagen omdat ze te weinig ruimte en vertier hebben. Ik denk aan die schattige biggetjes waarvan de staartjes worden afgeknipt en die jong worden gecastreerd, regelmatig zonder verdoving. Dan denk ik ook aan het feit dat varkens de emotionele ontwikkeling en de cognitieve vermogens van een kleuter hebben. Ik zie dan echt geen enkele reden waarom we dit zouden willen laten voortbestaan.

Het halfslachtige overheidsbeleid heeft grote gevolgen voor boeren. Doordat de overheid al decennia weigert goede regels te stellen die aansluiten bij de heersende normen in de samenleving, worden boeren namelijk steeds vaker als dierenmishandelaars aangekeken, terwijl ze binnen de wet en de regels handelen. Boeren verliezen hierdoor begrip, draagvlak en klanten, omdat ze de maatschappelijke ontwikkelingen niet bijbenen. Onze mening is dan ook dat de overheid de boeren hier enorm in de steek laat. Het is echt goed om te benoemen dat wij de individuele boeren niet nadragen dat ze zo met hun dieren omgaan. Zoals veel collega's betoogd hebben en ook duidelijk in de samenleving te horen is, willen heel veel boeren goed voor hun dieren zorgen. Verreweg de meeste boeren willen het ook beter doen dan ze nu kunnen. Wij maken ons dus grote zorgen over de toekomstige generaties, die groene, jonge en toekomstige boeren, die nu aan de toekomst van hun bedrijf werken en die dat moeten doen binnen de huidige wet- en regelgeving. Zij kunnen de investeringen namelijk alleen maar doen wanneer de betrouwbaarheid groot is en de overheid consumenten feitelijk informeert, de normen helder stelt en de markt de echte prijs gaat betalen.

Precies hierom vinden wij de huidige Wet dieren inclusief het amendement-Vestering van grote charme en kracht, want het is een ambitieuze en vergaande versie van de Wet dieren. Dat zijn we zeker eens met de minister. Het is niet makkelijk, maar het is wel de wet waarin dat maatschappelijk conflict geslecht wordt en waarin die burger en die consument aan elkaar verbonden worden. De huidige wet zet namelijk heel helder moreel en ethisch uiteen wat wij verwachten van boeren en fokkers in Nederland. Het welzijn van dieren staat centraal in onze dierhouderij. Het brede maatschappelijk draagvlak van dierenorganisaties en politieke partijen van allerlei pluimage voor de huidige wet biedt de overheid de ruimte om voor boeren een helder langetermijnperspectief te maken dat draagvlak heeft en dat meerdere kabinetten meegaat.

Daarnaast geeft een hele competitieve veehouderij, gestoeld op dierwaardige veehouderij, ook een competitief voordeel in een markt waarin kweekvlees en eiwitvervangers, diervriendelijke alternatieven, commercieel geduchte concurrenten zullen worden voor de traditionele boeren. Graag een reactie van de minister op de vraag of een omstreden veehouderij überhaupt kan overleven in een markt waarin diervriendelijke alternatieven prijstechnisch en ethisch zeer concurrerend zijn.

De minister heeft echter gekozen voor het verzwakken, het vervagen en het uitstellen van het amendement-Vestering. Wij denken dat de minister hiermee de boeren niet helpt maar hun juist de kans ontneemt om uit die ongemakkelijke squeeze tussen consument en burger te komen. Onze vraag is dan ook waarom de minister verwacht dat hij met die wetswijziging burgers normatief voldoende tegemoetkomt en de discussies over een dierwaardige veehouderij voor een langere termijn beslecht. Want als dat niet gebeurt met deze wet, zullen boeren geconfronteerd blijven met onzekerheid. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de minister met zijn voorstel voor uitwerking via een AMvB met daarin de belofte van continue ruimte voor innovatie en verbetering, als wetgever wederom kiest voor een route die de boeren heel veel onzekerheid geeft. De nadruk op innovatie geeft immers al aan dat het niet de bedoeling van de wetgever is om deze regels voor de langere termijn stabiel te houden. Een boer die nu naar eer en geweten een diervriendelijke stal bouwt, zou over vier jaar door de samenleving al verweten kunnen worden dat die een achterblijver is. Onze volgende vraag is dan ook: hoe denkt de minister de moreel en ethisch redenerende burger te kunnen overtuigen met continu wijzigende wetgeving in een fluïde en normatief systeem waarin het de bedoeling is om die normen continu aan te passen? Hoe verenigt de minister dat met de oproep van boeren om te komen tot stabiele wet- en regelgeving?

Dan meer inhoudelijk ten aanzien van die normen. De minister wil wachten op een convenant, wil fieldlabs doen naar de sociaal-economische effecten voor de sector en dan de afspraak vastleggen in een AMvB. Hij vindt de uitvoerbaarheid van de wet van groot belang. Dat vinden wij ook, want uitvoerbaarheid is altijd belangrijk. Er is echter meer dan voldoende tijd verstreken voor het onderzoeken van wat daaronder verstaan moet worden. Ik verwijs naar minister Brinkhorst, die al in 2001 hierover advies vroeg aan de commissie-Wijffels; daar is al aan gerefereerd. Er werd toen al geconstateerd: de Nederlandse veehouderij moet terug naar de tekentafel en economisering en schaalvergroting hebben geleid tot amorele verschijnselen. Minister Brinkhorst beloofde daarop dat binnen tien tot twintig jaar de veehouderij omgebogen zou zijn in de richting van het perspectief van soorteigen gedrag. Dan hebben we het over 2020, wat ook al jaren achter ons ligt. Minister Verburg beloofde hetzelfde in haar nota Dierenwelzijn en die zou het in 2022 geregeld hebben. Nou, het is nu 2024. Er zijn zeker stappen gezet. De caring farmers en bioboeren laten dagelijks zien wat er allemaal wel en niet kan. Het Beter Leven keurmerk voor kippen is ook een mooi succes, maar waarom zijn we nog steeds op ster 1? Kalverliefde is een ander mooi voorbeeld. Maar feit is dat wij heel ver staan van de veehouderij waar diereigen gedrag de norm is. We zijn nu meer dan twintig jaar verder na het belangrijke rapport van Wijffels en we wachten nog steeds op realisatie van de belangrijkste aanbevelingen rond veehouderijsystemen: eigenheid van dieren respecteren en zo het soorteigen gedrag stimuleren. Of de aanbeveling dat consumenten veel beter geïnformeerd moeten worden over de dierenwelzijnsaspecten van hun vlees zodat het draagvlak voor dierwaardige producten en de bijhorende prijs ook stijgen.

Ik vind echt wat van deze traagheid. Allereerst: wij slachten dus heel veel dieren. Elke maand dat wij eerder stappen zetten naar een dierwaardige veehouderij hebben tientallen miljoenen dieren daar baat bij. Hoe kijkt de minister tegen die historische timeline aan en hoe kijkt hij, naar de toekomst toe, naar het gebrek aan tempo en vooruitgang en dan met name naar de gevolgen voor de dieren daarvan? Voor de boeren is het ons glashelder, maar wat is het gevolg voor de dieren?

De kern van zijn betoog is dat hij het convenant wil afwachten, maar volgens ons is dat juist het bewijs dat de minister niet breekt met die strategie van uitstellen uit het verleden. Want de kern van het amendement-Vestering is immers dat de waardigheid van het dier centraal moet staan en niet het economisch verdienmodel van de achterblijvende boeren die al decennialang weigeren het goede voorbeeld van hun collega's te volgen. En desondanks is dat wat de minister voorstelt.

Dan kom ik op het laatste onderwerp, wetgevingskwaliteit en democratisch ethos. De minister heeft bij deze wet de scheiding der machten met zijn handelen echt lelijk vervaagd. De wetgevende macht heeft immers al in de Wet dieren vastgesteld dat die per 1 juli moest ingaan en die heeft ook gezegd dat het amendement-Vestering daar onderdeel van uitmaakt. De minister als uitvoerende macht heeft echter gevonden dat hij het beter wist en zich vanaf dag één verzet tegen de implementatie van het aangenomen amendement-Vestering. Hij heeft de tijd niet benut om de uitvoeringskwaliteit te verbeteren of om de onduidelijkheden te verhelderen of om de timelines uitvoerbaar in de tijd te zetten. Nee, hij heeft de tijd vermorst door met een afgescherpt voorstel te komen, omdat hij het amendement-Vestering niet uitvoerbaar achtte nadat het al getoetst en aangenomen was in deze Kamer. Eerlijk gezegd, voorzitter, hebben wij in ons stemgedrag al laten zien dat wij de wet van een acceptabel uitvoeringsniveau vonden. Daarin hébben wij getoetst op de uitvoerbaarheid. Het is dan niet aan het kabinet om een voorstel uit te hollen en niet uit te voeren, dus kan de minister hierop reflecteren in het kader van de trias politica?

De minister stelt vervolgens dat zijn vervanging van het amendement-Vestering en de bijbehorende AMvB's hetzelfde doelbereik hebben als de huidige Wet dieren, inclusief het amendement. De Raad van State is daar heel kritisch op en heeft gezegd dat het veel minder omvattend is dan het amendement-Vestering, dat gaat over een volledig verbod op het pijn doen van dieren. Wij hebben ook indringende vragen gesteld over de samenhang van dit voorstel en internationaal recht. Er zijn gerede zorgen over de vraag of de wijzigingswet in lijn is met internationale verdragen en wetgeving, zoals de al genoemde minimumnormen ter bescherming van varkens, die de Partij voor de Dieren noemde. Het argument van de minister dat uitvoering van het amendement tot rechtszaken zal leiden, vinden wij dan ook boterzacht. Door willens en wetens te komen met wetgeving die afwijkt van een direct doorwerkende richtlijn maakt de minister boeren daar juist kwetsbaar voor. Ik sluit me dus aan bij de vragen van de Partij voor de Dieren hierover.

De minister leunt bij de verdere uitwerking zwaar op het convenant dierwaardige veehouderij. Hij gebruikt daarbij de resultaten van een nog niet gesloten convenant als basis voor wet- en regelgeving, en dan wordt het echt opletten geblazen. Allereerst is er nog geen convenant waarop wij ons kunnen beroepen of waaraan wij informatie kunnen ontlenen. Ook is "een robuuste veehouderij" als uitgangspunt voor het convenant meegegeven. Kan de minister de vraag beantwoorden of een robuuste veehouderij zich überhaupt wel verhoudt tot een dierwaardige veehouderij? Dat lijkt ons lastig. Ziet de minister dat spanningsveld ook? Ook graag een reactie op de vraag of het uitgangspunt van robuustheid überhaupt wel kan leiden tot een dierwaardige veehouderij en tot interne consistentie met het klimaatbeleid. Kan de minister ook iets zeggen over de bredewelvaartaspecten? Ik verwijs naar de bijdrage van de SP.

De convenantpartners vroegen ons op de deskundigenbijeenkomst om aandacht te besteden aan de conditionaliteiten voor hun pakket en als onderdeel daarvan deze wet aan te nemen. Maar wij weten heel veel van wat er in die pakketten zit nog niet. Het is allemaal nog niet openbaar. Dat geldt ook voor de minister, zo begrijpen wij. Hij heeft een presentatie gekregen, maar verder heeft hij er geen zicht op. Er zijn collega's die zeggen dat het amendement-Vestering niet uitvoerbaar is, maar wij hebben geen idee of deze wet wel uitvoerbaar is, want we weten niet waar die toe gaat leiden. Dit zijn kernvragen die wij hier moeten beantwoorden, maar waarvoor de informatie nu ontbreekt. Onze fracties voelen zich dan ook niet in staat om goed te oordelen over deze wijzigingswet, die voor dit doelbereik heel zwaar leunt op een convenant dat er niet is, op maatregelenpakketten die wij niet kennen en op een financieel pakket waarvan wij alleen een doorrekening van de WUR kennen, maar waarvan we zeker weten dat het niet geïnstrumenteerd is, noch in de huidige begroting, noch in het toekomstige beleid. Wij kunnen dus niet anders dan concluderen dat deze wet ook niet uitvoerbaar is. Graag een reactie van de minister op de gebrekkige onderbouwing van de maatregelen en de middelen die deze wet moeten stutten. Ook graag een antwoord op de vraag of hij het niet met ons eens is dat wij onvoldoende informatie hebben om te kunnen oordelen over de doelmatigheid en uitvoerbaarheid.

Dan nog twee van de zes conditionaliteiten die gevraagd worden. Het lijkt ons lastig om die op korte termijn te realiseren, maar goed, ze spreken ons wel aan. We hebben een nieuw coalitieakkoord voor een nieuwe regering, waar we het tegen aan kunnen leggen. Daarin worden een heleboel maatregelen aangekondigd. Kan de minister een reflectie geven op hoe hij zijn Wet dieren ziet in de huidige instrumentatie en naar de toekomst toe? Dan verwijs ik specifiek naar het schrappen van het NPLG en het loslaten van het stikstofbeleid.

Dan de doelsturing. Ik vind het oprecht een goed idee om na te denken over doelsturing, want dat prikkelt de creativiteit en zorgt voor een innovatieve stimulans voor boeren, maar doelsturing vraagt wel om heel heldere doelen, een relatie van vertrouwen en een duidelijk controle- en handhavingsspoor. De SP heeft daar ook al veel over gezegd. Hoe ziet de minister dat nou voor zich? Hoe ziet die doelsturing er in de praktijk uit? Hij heeft al aangegeven dat het lastig is, maar hoe verhoudt zich dat dan tot die afspraken in dat convenant dierwaardige veehouderij? Zij zeggen dat dit een van de conditionaliteiten is.

Ten tweede vroegen de partijen om soepeler vergunningverlening en verkorting van de procedures. De partijen uit de nieuwe coalitie hebben echter aangekondigd het stikstofbeleid te laten vallen en 130 te gaan rijden en daarmee is alle ruimte voor vergunningverlening verdwenen. De hamvraag is dus: hoe wil de minister die snelle vergunningverlening, die randvoorwaardelijk is voor de convenantpartijen, nou precies realiseren? Het is toch de stellige indruk van onze fracties dat zolang het stikstofprobleem en het waterkwaliteitsprobleem boven de markt hangen in Nederland, de vergunningverlening alleen maar zal worden vertraagd.

Dan de financiering. De convenantpartijen hebben budget nodig om voortgang te kunnen maken. De minister berekent dat op minimaal 22 miljard aan incidentele en jaarlijkse kosten. De convenantpartijen zijn van goede wil — daarvan hebben ze ons echt overtuigd — maar de middelen zijn volstrekt onvoldoende voor het doelbereik. Welke gevolgen heeft dat? Graag een reactie van de minister.

Dan heb ik een specifieke vraag. Wij geloven er niet in dat het uitkopen van boeren zal stoppen, dus hoe wordt er omgegaan met de compensatie van middelen die nu in het kader van dierenwelzijn aan boeren worden verstrekt en die later, bij een eventuele uitkoop, weer opgeteld zullen moeten worden bij de rekening voor uitkoop en waarde van een bedrijf? Het kan toch niet zo zijn dat de belastingbetaler in een periode van tien, vijftien jaar twee keer gaat betalen, één keer om te investeren in een bedrijf en om het dierwaardig te maken en één keer hetzelfde bedrag maal 120% in het uitkoopproces, wanneer geconcludeerd wordt dat er geen ruimte voor is in het kader van de vergunningverlening of in het kader van de natuurdoelen die we hebben gesteld? Graag een reactie. Het gaat hier om miljarden, wijs ik mijn collega's toch maar even aan.

Als het komend kabinet dit moet oplossen, dan weet ik wel wat er gaat gebeuren. Het tempo gaat omlaag, deze wet zal niet uitgevoerd worden tot doelbereik en het conflict tussen boer, burger en consument zal intensiveren en wederom oplaaien op het erf van de boer. Daarom is mijn slotvraag aan de minister: wil hij, alles horende, inclusief het niet realiseren van de benodigde conditionaliteiten voor deze wet, dan toch niet liever de huidige Wet dieren in stand houden, die glashelder is in waar we naartoe gaan werken, voor alle boeren een heldere stip op de horizon geeft en het conflict voor decennia van hun erf haalt?

Voorzitter, dank. Wij gaan luisteren naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kluit. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan ga ik voor enkele ogenblikken schorsen en vraag ik de minister en de woordvoerders om even naar voren te komen, zodat we kunnen overleggen over het verdere tijdschema. Ik schors voor enkele ogenblikken.