Plenair Van der Goot bij behandeling Wet versterking participatie op decentraal niveau



Verslag van de vergadering van 28 mei 2024 (2023/2024 nr. 33)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 20.07 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Goot i (OPNL):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn kant natuurlijk een woord van dank voor de energieke manier waarop de vragen zijn beantwoord. Ook dank voor de bijdragen van de collega's over dit onderwerp. Dit was een mooi debat. Het onderwerp is van verschillende kanten belicht. Bestuurlijke vernieuwing is steeds in actie en vraagt periodiek onderhoud. Dat is voor mij evident.

Ik meen — maar dat kan de minister bevestigen — dat ik in de beantwoording van de vragen heb opgepikt dat u min of meer hebt toegezegd dat de aanbesteding zal worden opgenomen in de participatiemonitor. Als dat niet zo is, dan niet, maar ik zou het op prijs stellen om dat nog bevestigd te krijgen.

Verder hebben we natuurlijk gesproken over het Nederlandse uitdaagrecht, het Engelse uitdaagrecht, de verschillen daartussen en de frustratie in Engeland dat het voor maatschappelijke partijen en burgers of ingezetenen best lastig is om dit soort lange right-to-challengetrajecten uit te voeren. Ik heb de minister gevraagd om toe te lichten waarin het Nederlandse systeem verschilt van het Engelse. Dat mag ook later in de vorm van een brief; dat hoeft eventueel niet vandaag gedaan te worden. Maar het is, denk ik, belangrijk om te leren van de fouten die in Engeland zijn gemaakt en om te zien op welke wijze wij samen met de decentrale overheden daar vorm en inhoud aan kunnen geven.

Het verdrag van de Raad van Europa van 2009, dat juist ziet op het recht om te participeren op decentraal niveau, is van toepassing verklaard voor het Koninkrijk in Europa, dus voor Nederland hier, en dan alleen voor de provincies en de gemeenten. Ten tijde van de behandeling van dit wetsvoorstel ter ratificatie van dit verdrag heeft de regering het volgende opgemerkt: "Ook andere territoriale overheden kunnen mogelijk onder de werking van dit Aanvullend Protocol" — dus dit verdrag — "worden gebracht. Met betrekking tot Nederland is ervoor gekozen om van de mogelijkheid tot een ruimer toepassingsbereik af te zien, zodat het Aanvullend Protocol bijvoorbeeld niet ziet op de waterschappen in ons land." We kunnen daaraan toevoegen "ook niet op de BES-eilanden", maar dat was later. Mijn verzoek aan de minister zou zijn om dat goedkeuringsbeleid, uiteraard in overleg met de waterschappen en met het bestuursorgaan van de BES-eilanden, zoals collega Hartog van Volt ook vroeg, aan te vullen met de verklaring dat zij onder de werking van het verdrag worden gebracht. Wij zouden het ten zeerste verwelkomen als dat zou gebeuren.

Het leuke of interessante van dit verdrag is dat dat het primaat bij de vertegenwoordigende representatieve democratie legt en juist schetst dat het recht op participatie eigenlijk ruimer zou moeten zijn. Daarmee biedt het lidstaten de mogelijkheid om dat uit te werken in wetgeving voor hun decentrale overheden. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel, hoe onvolkomen het misschien ook is op het punt van die maatschappelijke partijen, uitvoering geeft aan wat men in 2012 heeft geratificeerd. In die zin zullen we met de Partij voor de Dieren en met mijn eigen fractie — maar dat ben ikzelf — overleggen over wat volgende week ons stemgedrag zal zijn.

In dit kader is in 2012 ook geschreven dat het aanjagen van vernieuwing bij ministeries en gemeenten, het ontwikkelen van nieuwe kennis en het leggen van internationale contacten voor de Nederlandse regering essentieel zijn. Mijn oproep zou zijn, juist omdat het uitdaagrecht internationaal gezien nog nader verkend zou kunnen worden, om dit onderwerp net als in 2006-2007 aan te kaarten bij de Raad van Europa, in het bijzonder de ambtelijke werkgroep CDGG, waarin BZK ook vertegenwoordigd is, en te vragen hoe wij de komende jaren nader van elkaar kunnen leren. Er kan misschien een tekst komen met aanbevelingen richting de lidstaten om dat uitdaagrecht op lokaal niveau beter vorm en inhoud te geven.

Voorzitter, hiermee kom ik aan het einde van mijn bijdrage, mede namens de Partij voor de Dieren. Dank ook aan de ambtenaren van Binnenlandse Zaken die dit alles hebben voorbereid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Goot. Dan is tenslotte het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.