Verslag van de vergadering van 4 juni 2024 (2023/2024 nr. 34)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.02 uur
Mevrouw Fiers i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is om twee redenen bijzonder om hier vandaag het woord te voeren. Ten eerste — u refereerde er al aan — omdat ik ook namens D66, de SP, OPNL, de ChristenUnie en de Partij voor de Dieren het woord mag voeren. Die eensgezindheid is het eerste positieve resultaat van de oprichting van onze nieuwe Eerste Kamercommissie voor Digitalisering. Ten tweede omdat we vandaag waarschijnlijk — je weet het nooit — het laatste debat voeren met staatssecretaris Van Huffelen, de eerste bewindspersoon met digitalisering expliciet benoemd als beleidsterrein.
Voordat ik inga op het wetsvoorstel zelf wil ik eerst nog een opmerking maken. De vorige sprekers hadden het ook al even over de inbreukprocedure van de Europese Commissie. In de technische briefing hebben we gevraagd wat precies de redenen zijn voor het feit dat het zo lang heeft geduurd. Er werden een aantal dingen genoemd, onder andere covid en de complexiteit van deze wet in relatie tot privacy. Maar dat is best wel mager als je het hebt over een overschrijding van maar liefst drie jaar. Ik wil de staatssecretaris dus toch vragen of zij kan reflecteren op de lange termijn. Misschien zijn er toch nog een aantal andere dingen te melden. Ik wil vooral horen hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen.
Voorzitter. Ik kom op de inhoud van de wet. De Raad van State heeft in 2021 in de publicatie "Digitalisering - wetgeving en bestuursrechtspraak" zes aanbevelingen opgesteld voor het opstellen en uitvoeren van wetten en regels met een digitaliseringsaspect die de kwaliteit van wetgeving kunnen verbeteren. Ik heb die publicatie er ter voorbereiding nog even bij gepakt. Die is zeer lezenswaardig. Deze aanbevelingen bieden een goede basis voor de toetsing van wetgeving die raakt aan digitalisering.
Naar aanleiding van die aanbevelingen van de Raad van State heb ik enkele vragen aan de staatssecretaris over de voorliggende wet. Niemand heeft een glazen bol en de techniek ontwikkelt zich razendsnel. Het is dus onmogelijk om alle toekomstige situaties en scenario's uit te sluiten. Met dit in het achterhoofd doet de Raad van State een interessante aanbeveling die ook relevant is voor deze wet, namelijk dat bij het uitwerken van wet- en regelgeving voorwaarden moeten worden geschapen voor burgers waardoor ze zich begrepen voelen en ze het gevoel hebben dat ze serieus genomen worden op het moment dat er iets fout gaat.
De Raad van State stelt dat met name bij regelingen die met complexe algoritmes worden ingezet, zwaardere eisen moeten worden gesteld aan de voorzieningen die het voor burgers mogelijk moeten maken om foutenherstel te bewerkstelligen. Onze vraag hierover aan de staatssecretaris is: is deze aanbeveling een expliciete afweging geweest bij het werken aan deze implementatiewet? Vanwege de lange duur zou je zeggen dat er van alles is afgewogen. Met andere woorden: is er ook nagedacht over de mogelijke toekomstige negatieve impact op burgers van deze implementatiewet enerzijds en de daarbij passende gevolgen voor eventuele voorzieningen voor burgers om foutenherstel te bewerkstelligen anderzijds? Zo ja, kan de staatssecretaris dan concreet aangeven hoe die afweging bij deze wet heeft plaatsgevonden?
Voorzitter. De commissie voor Digitalisering heeft gesproken met deskundigen die een belangrijke rol gaan spelen bij de implementatie van deze wet: het IPO en de VNG. Zij spraken, dat moet ik er even bij zeggen, ook namens de Unie van Waterschappen. Dit gaf eigenlijk een vrij problematisch beeld van de complexiteit en de samenhang van de grote hoeveelheid digitaliseringswetten die op die uitvoeringspraktijk afkomen. Deze komen deels voort uit het Digital Rulebook van de Europese Commissie en moeten allemaal tussen nu en 2026 geïmplementeerd worden bij Nederlandse overheidsorganisaties. Overigens is het goed dat Europa werk maakt van die digitalisering, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar de komende jaren komen er ook allerlei Nederlandse digitaliseringswetgevingen aan, onder andere de implementatie van de Wet open overheid en de Wet digitale overheid. Kortom, de uitvoeringslast bij de overheden en de samenhang van die wetten is hoog. Deelt de staatssecretaris deze constatering en wat is zij, of haar opvolger, voornemens te doen om dit het hoofd te bieden?
Voorzitter. Ook voor ons als Kamer is het natuurlijk zeer relevant om bij de wetsbehandeling van afzonderlijke digitaliseringswetgeving inzicht te hebben in de samenhang van de wet die voorligt met alles wat er nog op ons af gaat komen en de uitvoerbaarheid daarvan. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit overzicht lastig te vinden is. Het is wel urgent dat wij dit als Kamer krijgen, vandaar ook de oprichting van een speciale commissie. Ik bedoel dan geen vinkjeslijstjes met welke wetsvoorstellen er nog allemaal aankomen, maar echt inzicht in de samenhang en de uitvoerbaarheid. Daarom is mijn vraag aan de staatssecretaris wat zij in de aanbieding heeft om de Kamer hierin te faciliteren. Hoe houdt zij zelf het overzicht en het inzicht als het gaat om de uitvoerbaarheid van digitaliseringswetgeving? Een aantal fracties heeft hier uiteraard ook zelf over nagedacht en er ligt een motie klaar om een breed gedragen signaal af te geven. Uiteraard wachten we even op de reactie van de staatssecretaris.
In de deskundigenbijeenkomst werden ook zorgen geuit over de coördinerende rol van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor wat betreft digitaliseringswetgeving. Die rol werd node gemist. Deelt de staatssecretaris deze constatering en welke verbeterkansen ziet zij?
Voorzitter, tot slot. Tijdens de deskundigenbijeenkomst werd door professor Berlee gewezen op de complexiteit van het anonimiseren in de uitvoeringspraktijk, onder andere vanwege de voortdurende ontwikkeling van nieuwe anonimiseringstechnieken. Dit stelt hoge eisen aan de specialistische kennis, voortdurend, over het anonimiseren bij overheden. Deelt de staatssecretaris deze analyse?
Professor Berlee, die verrassend praktisch was, stelde: "Een bundeling en deling van actuele kennis van anonimisering is noodzakelijk voor een succesvolle implementatie." Ziet de staatssecretaris dit ook als een noodzakelijke randvoorwaarde en wat is er volgens haar nodig om aan deze randvoorwaarde te voldoen? Ook hierover hebben we eventueel een motie achter de hand.
Voorzitter. Wij kijken uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Fiers. Ten slotte is het woord aan de heer Hartog namens Volt.