Verslag van de vergadering van 18 juni 2024 (2023/2024 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.34 uur
Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb dan wel niet in Delft gestudeerd, maar wel natuurkunde, dus misschien compenseert dat een beetje en is er toch enig vertrouwen dat ik wel begrijp waar het over gaat.
Voorzitter. Voor ons ligt een wet die zeker op termijn een misstand in onze samenleving oplost, namelijk de veel te hoge huren die betaald worden voor woningen in het lagere en middenhuursegment, met name in de particuliere sector. De prijs van woningen is niet in verhouding tot de kwaliteit. De prijs is door de schaarste op de woningmarkt enorm hoog. Er stond hier "belachelijk hoog", maar dat is niet zo netjes, dus ik zeg "enorm hoog". Huurbazen kunnen vragen wat ze willen, en huurders en woningzoekenden worden de dupe. De marktwerking is ook hier volledig uit de hand gelopen.
Voorzitter. Uit de vele vragen die in de Tweede en in de Eerste Kamer aan de minister zijn gesteld, blijkt dat het heel wat uitmaakt of je deze wet nou benadert vanuit het perspectief van de huizenbezitter dan wel vanuit het perspectief van de huurder. Het betoog van de heer Kemperman is daar een goed voorbeeld van. Het is duidelijk: als je de positie van de huurders verbetert, gaat dat pijn doen. Het vermindert namelijk de overwinsten bij de vastgoedeigenaren. GroenLinks-Partij van de Arbeid kiest er in dit dilemma onomwonden voor om aan de kant van de huurders te staan. Betaalbaar wonen is immers een publiek belang en dat gaat voor ons boven het private belang van de verhuurders. Voor de duidelijkheid: niet alle vastgoedeigenaren zijn slecht en er zijn particuliere eigenaren die dachten op deze manier hun pensioen op orde te hebben, maar er zijn ook echt veel misstanden. Dat rechtvaardigt naar ons idee nu dit ingrijpen door de overheid.
Het woningwaarderingssysteem geeft, zeker na de recente aanpassingen, een berekening van een redelijke huur voor een woning. Dan blijkt dat 94% van de particuliere verhuurders te veel huur vraagt en dat in de middenhuur 40% van de huurders te veel betaalt. Ook in het lagere segment wordt steeds vaker steeds meer te veel betaald. Dat zijn allemaal cijfers die onderbouwd zijn in de beantwoording van de vele vragen van de collega's. Ik dank de collega's voor die vragen en ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de duidelijke beantwoording. Natuurlijk zijn er verhuurders die het goed en sociaal doen, maar deze cijfers die wij voorgeschoteld krijgen, sterken GroenLinks-Partij van de Arbeid in de gedachte dat het tijd wordt dat huurders beter beschermd worden tegen exorbitant hoge huren.
Voorzitter. We zijn de afgelopen weken werkelijk platgelobbyd door de vastgoedsector. Ik heb hun argumenten zorgvuldig tot mij genomen. Ik heb hun belangen meegewogen, met name als het gaat om de overgangsregelingen die in de wet opgenomen zijn. Ik denk dat met name het feit dat bij de middenhuur de nieuwe huurprijsberekening pas wordt toegepast bij een nieuw huurcontract, betekent dat deze verhuurders een moment hebben waarop ze zelf opnieuw de keuze kunnen maken: de woning vrij van huur verkopen of doorgaan met verhuren, maar dan met een lagere en naar mijn oordeel nog steeds redelijk rendement. Dat lijkt ons alleszins redelijk.
Zijn wij dan niet bang dat er veel huurhuizen verkocht gaan worden? De tijd zal het leren, maar een hoger aantal koopwoningen in het middensegment lijkt ons in z'n algemeenheid niet eens een bezwaar. Dat reguleert immers ook de balans van vraag en aanbod op de koopmarkt en de koopmarkt zal toegankelijker worden voor mensen met een middeninkomen.
De heer Kemperman i (BBB):
Ik ben blij dat mevrouw Janssen onderkent dat de eigenaar ten minste de keuze heeft wat hij doet met zijn bezit bij mutatie van de huurder, dus verkopen of doorgaan met verhuur. Heeft mevrouw Janssen enig idee hoeveel woningeigenaren inderdaad zullen besluiten om niet meer te gaan verhuren?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Nee, dat idee heb ik niet. Dat kan ik ook niet hebben, want dat is speculeren. Als ik verhuurder was, zou ik nu ook zeggen: dan ga ik het misschien wel verkopen. Als je dat allemaal turft, gaat er heel veel verkocht worden. Maar ik denk — dat is echter ook speculeren — dat mensen ook redelijk tevreden zullen zijn met dat nieuwe rendement. Dat is speculeren en dat weet ik dus niet. Ik vind overigens wel dat dit onderdeel moet worden van de evaluatie; daar kom ik straks nog op terug.
De heer Kemperman (BBB):
Het is zeker geen speculeren, want ik heb in mijn betoog aangegeven dat de makelaars de eerste cijfers al aan ons laten zien op basis van data van het Kadaster. Misschien is u dat ontgaan. Een hoogleraar van de UvA laat ons zien dat de uitpondgolf van eigenaren die besluiten om de woning niet meer te verhuren maar te verkopen, al begonnen is. Slechts een kleine groep studenten heeft zich geroerd en heeft al gezegd dat zij dit aan den lijve merken. Het is dus helemaal geen speculeren. Bovendien is dit systeem elders in Europa al toegepast, namelijk in de woningmarkt van Berlijn en in de woningmarkt van Catalonië. Dan kun je natuurlijk altijd naar de verschillen gaan zoeken met onze woningmarkt in Nederland, maar ze hebben daar spijt als haren op hun hoofd dat ze destijds datgene hebben toegepast waarvan wij nu aan de vooravond staan. Dus het is zeker geen speculeren. Er zijn gewoon data, gegevens en feiten beschikbaar. Kunt u daarop reflecteren? Anders komen we op deze manier in dit debat wel makkelijk langs elkaar heen.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Nee, het is geen speculeren dat er verkocht zal worden, dat ben ik met u eens. Maar u vroeg mij of ik enig idee heb hoeveel er verkocht zal worden. Dat weet ik niet, want dat is in de toekomst kijken. Daarom zeg ik dat ik daar niet over kan speculeren. Ik denk inderdaad dat er verkocht zal worden, maar mijn betoog daarnet was dat dat misschien helemaal niet zo erg is.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Kemperman.
De heer Kemperman (BBB):
Tot slot. Kan mevrouw Janssen dan aangeven wat die kleinere huurmarkt gaat betekenen voor al die mensen die een woning zoeken maar niet kunnen kopen? Moeten zij misschien langer wachten of nog meer betalen of kunnen zij helemaal geen huis vinden? Heeft u er ook over nagedacht wat we doen met die mensen die niet kunnen kopen en moeten huren, terwijl de woningcorporatie een te lange wachttijd heeft of het inkomen te hoog is, als die huizen uit het huursegment verkocht gaan worden?
De voorzitter:
Mevrouw Janssen, en vervolgt u dan uw betoog.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Even nog als reactie op de heer Kemperman: het aantal huizen zal niet vermeerderen of verminderen als iets van de huursector naar de koopsector gaat of andersom. De enige oplossing om dat wat u zegt echt op te lossen, is bouwen, bouwen, bouwen. Daar ga ik het straks ook nog even over hebben.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Even kijken. Dit sluit mooi aan bij mijn laatste opmerking. Een verkochte woning verdwijnt niet. Maar het moet natuurlijk wel gepaard gaan met voldoende nieuwe huurwoningen. Afspraken zoals in de woondeals over nieuwbouw van of verbouw tot nieuwe huurwoningen moeten ertoe leiden dat die verkoop van huurwoningen meer dan gecompenseerd wordt. Ik heb een vraag aan de minister, namelijk of er in de afspraken die de minister tot nu toe heeft gemaakt in de woondeals, op toe wordt gezien dat er voldoende huurwoningen bij komen in het lage en middensegment.
Vaak kregen we als argument: moeten investeerders in vastgoed niet veel te veel de rekening betalen bij de invoering van deze wet? Je kunt daar ook anders naar kijken. Jarenlang waren de rendementen bij het verhuren van woningen erg hoog; dit alles ten koste van de huurders. Ik zag een aantal jaren geleden op de televisie een jong stel dat een aantal pandjes had gekocht, in Sneek, bij ons in Friesland. Ze verhuurden die pandjes steeds voor een jaar, tegen een veel te hoge huur, en ieder jaar konden ze de huur weer verhogen, omdat er schaarste was aan huurwoningen. Ze konden eigenlijk achteroverleunen en ervan leven.
De voorzitter:
De heer Schalk.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
O, ik was midden in een zin. Ik zet mijn vinger er even bij.
De voorzitter:
Ja, u liet een stilte vallen, dus die heb ik benut.
De heer Schalk i (SGP):
Houd u uw vinger er even bij, want ik ga even terug naar uw vorige alinea, waarbij u aankondigde dat u het nog zou hebben over bouwen, bouwen, bouwen. Ik denk dat de heer Kemperman ons zojuist in zijn betoog wel heeft laten horen: op het moment dat steeds meer mensen bedenken dat ze die huurwoningen gaan verkopen, betekent dat dat er minder huurwoningen zullen zijn. Natuurlijk verdwijnen die woningen niet, maar ze zijn niet meer te huur. Mevrouw Janssen vroeg zojuist of de minister dan wel gaat zorgen dat er voldoende gebouwd gaat worden. Maar dat kan de minister toch niet betalen? Daar zullen toch investeerders voor moeten zijn? Die worden niet meer geprikkeld. Ze mogen denk ik wel iets verdienen aan woningen. Hoe ziet mevrouw Janssen dat in verhouding tot elkaar?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
De minister antwoordde op een van de vele gestelde vragen dat het wel degelijk rendeert om te bouwen in de middenhuursector, ook met deze gereguleerde huurprijzen. Overigens meldt het ABP dat deze week ook in De Telegraaf, geloof ik. Ik ga er dan ook vanuit dat er ook investeerders zijn die dat kennelijk wel zien zitten. De minister heeft ongetwijfeld meer contacten in investeringsland dan ik — en de heer Kemperman ook, denk ik — dus ik hoor graag zijn ideeën daarover.
De voorzitter:
Een korte vraag nog, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ja, dat zou heel goed kunnen in het middensegment, maar we zitten ook met een enorm tekort in de sociale huur. Die bouw van de sociale huur wordt juist bekostigd omdat er op dit moment iets meer verdiend wordt in het middensegment. Zou dat nog blijven bestaan?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik weet niet of dat waar is, want ik denk dat er in de sociale huursector vooral door de woningcorporaties gebouwd en beheerd wordt. Ik zie de heer Kemperman knikken, wat mij al geruststelt want anders gaat hij mij zo meteen wellicht uitleggen dat ik het allemaal verkeerd zie. Ik denk dus dat het niet zo heel veel beïnvloed wordt. Corporaties hebben een opdracht en hebben hun afspraken met de wethouders en de minister.
De voorzitter:
De heer Kemperman, met iets wat nog niet gevraagd is.
De heer Kemperman (BBB):
Zeker, voorzitter, ik zou niet anders durven. Kan mevrouw Janssen dan een inschatting geven? Zij zegt dat de minister maar gewoon huurwoningen bij moet bouwen. Volgens mij probeert de minister niets anders dan dat, maar lijkt het toch weerbarstiger dan we allemaal hopen. Hoelang denkt u dat het ongeveer duurt voordat die grote hoeveelheid huurwoningen is gerealiseerd? Stel dat misschien de helft van de verhuurders niet meer wil verhuren in dit segment, dan praten we over 150.000 woningen of wellicht een ander getal. Het gaat in ieder geval om veel woningen die dan de huursector verlaten. Hoelang denkt u dat het duurt voordat er weer huurwoningen, al dan niet met hulp van het ABP, worden bijgebouwd? Want op 1 juli gaat de wet in waar u zo voor bent en kunnen de huren al worden verlaagd. Dus het effect van de wet is kort en nabij. Is de oplossing die u zo voorstaat en die u aan de minister vraagt, ook op die termijn beschikbaar?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Twee dingen. Dat de wet op 1 juli ingaat, betekent niet dat dan alle huren per 1 juli ook verlaagd worden. Er zit een overgangsperiode in bij nieuwe huurcontracten. Dat geldt alleen maar acuut in het lagere segment. Deze vraag heb ik net in mijn betoog ook aan de minister gesteld. Ik ben ook benieuwd naar het antwoord daarop. Hij heeft er meer kijk op dan ik in welk tempo die afspraken gemaakt worden.
De voorzitter:
Dan stel ik, gezien de tijd, voor dat u uw betoog vervolgt en ook afrondt, voordat we nieuwe interrupties gaan behandelen.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
En dat ga ik wel redden, hoor, in de vijf minuten die ik nog heb.
De voorzitter:
Viereneenhalf.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
4 minuten en 42 seconden.
Een belangrijk doel van deze wet is ook dat de aanvangshuurprijzen weer in de hand gehouden worden. Immers, bij nieuwe huurcontracten in het middenhuursegment is er sprake van een maximumprijs op basis van het WWS en wordt het WWS bindend. Het geeft starters op de huurmarkt een eerlijke huurprijs en het maakt huurwoningen weer bereikbaar voor een grote middengroep in onze samenleving. Voor de verhuurders wordt het rendement voorspelbaar; ze kunnen rekenen op een reële periodieke aanpassing aan de inflatie. Kortom, zekerheid voor zowel de verhuurder als de huurder. En zo hoort het ook.
Uiteraard moet deze wet te zijner tijd geëvalueerd worden. Vraag aan de minister, ook op grond van geluiden die wij kregen vanuit de TU Delft: worden er wel de juiste data verzameld om straks goed te kunnen evalueren, met name de puntentoedeling aan de verschillende huurwoningen en kamers? Wordt dat goed geregistreerd, zodat de gegevens te zijner tijd ook toegankelijk zijn voor onderzoekers? Het lijken ons namelijk belangrijke gegevens om straks conclusies uit te kunnen trekken. Kortom, deze wet draagt eraan bij dat de scheve verhoudingen en de misstanden in de huursector op termijn zullen verdwijnen. Een belangrijke stap om huurders te beschermen en naar een betere balans in de woningmarkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Dessing namens Forum voor Democratie. O, de hele Kamer komt nu naar voren. Dan ga ik toch iedereen nu een vraag geven, want anders gaan we echt te ver uit de tijd. Dus een vraag krijgt u allen en daarna gaan we verder. De heer Dessing.
De heer Dessing i (FVD):
Ik wilde aan mevrouw Janssen voorleggen dat als die huurwoningen niet op tijd gebouwd worden en die mensen niet in die huurwoning terecht kunnen komen omdat ze niet in aanmerking komen voor die koopmarkt, deze mensen daardoor tussen de wal en het schip vallen. Is de fractie van GroenLinks-PvdA het dan niet met onze fractie eens dat dat sociale beleid dat met deze wet wordt beoogd, eigenlijk een tegengesteld effect heeft en dus eigenlijk een paradox is van sociaal beleid?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Dat hangt er ook een beetje van af of je het op de korte of lange termijn bekijkt en hoe je speculeert over hoe het zal lopen met de verkoop van woningen uit de particuliere huursector, want daar doelt u denk ik op. De tijd zal het leren. Ik zou er ook echt voor pleiten om dat snel te evalueren, maar ik hecht er groot belang aan dat er een balans komt en dat er voor de mensen eerlijke huurprijzen zijn op de langere termijn. Daarom eindigde ik mijn betoog er ook mee dat de starthuur op de huurmarkt gereguleerd moet worden. Dat is een heel belangrijk onderdeel van deze wet voor ons.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik kom toch even terug op het begin van het betoog van mevrouw Janssen-van Helvoort van de fractie van GroenLinks-PvdA. Zij zei dat ze met deze wet uitdrukkelijk kiest voor de kant van de huurder. Ik ben het inhoudelijk grotendeels eens met het betoog van mevrouw Janssen-van Helvoort, maar zoals ik de wet begrepen heb, zitten er ook elementen in voor de belangen van de verhuurder. Met het woningwaarderingsstelsel worden investeringen en kwaliteit bijvoorbeeld beter gewaardeerd. Is mevrouw Janssen-van Helvoort het met mij eens dat het niet zo polariserend moet worden gezien en dat je niet kunt zeggen "we kiezen nu enkel de kant van de huurder", omdat ook de verhuurder belangen heeft? Ten tweede: zou de evaluatie ook niet eerder moeten dan na vijf jaar?
De voorzitter:
Dat waren twee vragen; heel slim, meneer Van Hattem.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik kan beide vragen met ja beantwoorden.
Mevrouw Nanninga i (JA21):
Ik doe eens gek en ga ervan uit dat de fractie van GroenLinks-PvdA geen kloof wenst tussen arm en rijk, dat dat een beetje de basishouding van GroenLinks-PvdA is, dus dat ze geen kloof tussen arm en rijk willen. Kan mevrouw Janssen mij dan het volgende uitleggen? Als je kunstmatig lage middenhuur en dure koop hebt, met daartussen een heel groot gat, bevordert dat op geen enkele manier de doorstroming op de woningmarkt. Je zou wel gek zijn om te vertrekken uit een huis waarvan de huur gemaximeerd is om heel duur te gaan kopen. Er komt dus een enorm gat, de markt loopt helemaal vast en er komt geen doorstroming. Je bouwt ook niks op, want je komt natuurlijk niet over die kloof tussen arm en rijk heen als je in een gesubsidieerde woning zit met een kunstmatig laag gehouden huur. Hoe rijmt mevrouw Janssen dat met het mooie sociaaldemocratische ideaal dat we geen kloof tussen arm en rijk wensen?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp van de heer Kemperman dat er straks heel veel woningen te koop komen in het middensegment. Dat heb ik hem horen zeggen. Ik denk dus dat die kloof echt niet zo heel veel groter wordt.
De voorzitter:
Ja, als de heer Kemperman het zegt, dan …
De heer Rietkerk i (CDA):
Het onderdeel "bouwen, bouwen, bouwen" spreekt onze fractie erg aan. Ik heb één vraag aan mevrouw Janssen. Er moet ruimte zijn voor woningbouwlocaties, of dat nou voor koop of voor middenhuur is. Een aantal weken geleden, bij het bouwdebat, is er in deze Kamer een motie ingediend waarin juist gepleit werd voor een straatje erbij en meer ruimte. Kunt u mij uitleggen waarom de GroenLinks-PvdA-fractie daartegen heeft gestemd? In die motie werd immers gepleit voor meer bouwlocaties.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik moet even terughalen wat precies de argumentatie was. Ik kijk ook even naar mijn collega. We hebben het er in de fractie over gehad. Volgens mij was de argumentatie dat we die afweging bij de provincies willen laten en dat we dat stukje beleid niet willen overnemen op rijksniveau. Klopt dat? Ja, dat klopt.
De voorzitter:
Er wordt instemmend geknikt vanuit de hoek van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De heer Meijer i (VVD):
Als laatste, een beetje in aanvulling op de vraag van de heer Van Hattem. De wet kent vier doelen. Bij drie daarvan heb je de verhuurder nodig. GroenLinks-Partij van de Arbeid kiest voor de huurder en de minister kiest voor een fair balance tussen huurder en verhuurder. Waar zit het licht tussen u en de minister?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Aan het einde van mijn betoog had ik het ook over de balans, dus in die zin zit er niet zo heel veel licht tussen mijn visie en die van de minister, maar ik heb heel sterk de behoefte gevoeld om de redenatie op te bouwen vanuit het perspectief van de huurder. Misschien wordt dat veroorzaakt doordat we platgebombardeerd zijn met het belang van de verhuurders, maar het komt ook een beetje uit ons eigen DNA. Wij vinden dat heel veel mensen gewoon te veel huur betalen, wat ze iedere maand voelen in hun portemonnee en waardoor ze in de knel komen. Dat is toch een beetje ons DNA, denk ik.
De voorzitter:
Dan de heer Van Rooijen namens 50PLUS. Ook één vraag.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ja, en de eerste, voorzitter. Ik had verwacht dat mevrouw Janssen aan het eind van haar betoog nog iets zou zeggen over de kleine verhuurder. Toen ik in het kabinet zat — GroenLinks bestond toen nog niet — kwam met name de Partij van de Arbeid op voor de kleine man. Ik heb het over middenstanders, boeren en winkeliers, over mensen die geen pensioen hebben kunnen opbouwen, maar wel gespaard hebben in hun actieve leven en dat spaargeld gebruiken om een woning te kopen en te verhuren. Wat vindt mevrouw Janssen ervan dat die kleine verhuurders in de knel komen?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat ze helemaal niet zo in de knel komen. Er verandert voor hen niks zolang de huurder erin zit. Op het moment dat er een nieuwe huurder komt, staat die woning even leeg en kunnen ze de keuze maken hoe ze het beste het geld voor hun pensioen kunnen aanwenden. Dus ik denk dat ze helemaal niet zo in de knel komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Talsma namens de ChristenUnie.