Verslag van de vergadering van 18 juni 2024 (2023/2024 nr. 36)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.38 uur
Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan alle collega's voor het inhoudelijke en ook best wel boeiende debat. Zo laat op de avond duurt het een beetje lang, maar ik vond het toch zeker de moeite waard en ook heel nuttig. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik realiseer me natuurlijk ook dat het waarschijnlijk zijn laatste debat in deze Kamer is. Ik ben wel onder de indruk van wat deze minister voor de huurders heeft gedaan. Dit is een belangrijke wet die voor veel huurders het verschil kan maken. Dat mag deze minister wat mij betreft — dat meen ik ook echt — op zijn conto schrijven.
Uit de tweede termijn heb ik nog twee dingen opgepikt waar ik graag even bij wil stilstaan. Dat is ten eerste de opmerking — ik weet niet meer door wie die gemaakt is — dat studenten er toch heel veel aan hebben als de toepassing van het WWSO en het WWS op hun situatie eerlijker wordt en dat dat ook leidt tot een betere huursituatie voor hen.
Het tweede dat ik nog wil opmerken, zit meer aan de kant van de verhuurders. De minister heeft gezegd dat uit zijn analyses blijkt dat er in het verleden hele hoge rendementen zijn gehaald in de huursector, maar dat 6% rendement toch haalbaar moet blijven. Dat lijkt mij een heel redelijk rendement voor verhuurders en dat lijkt mij dan ook voor huurders haalbaar.
Straks zal de ChristenUnie met een motie of een initiatief komen over DAEB. Dat ga ik nu niet uitleggen, maar wij steunen het van harte en willen die graag mee-indienen.
We hebben natuurlijk al de motie van de heer Van Rooijen gehad. Daar kan ik dan ook op reageren, want die hebben wij keurig gezien. Wij vinden 'm wat voorbarig en wij vinden het ook lastig om nu te beoordelen tot welke lastenverhoging dat dan leidt. De minister zei dat iedere procent gunstiger voor de belegger een half procent ongunstiger voor de particuliere gewone huizenkoper is. Wij vinden het toch wel erg lastig om dat zo als losstaand feit te beoordelen. Wij beoordelen dat dus liever later in een samenhangend Belastingplan.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Janssen. Daarmee bent u aan het eind van uw tweede termijn, denk ik? Ja? Dan is het woord aan de heer Kemperman.
De heer Kemperman i (BBB):
Een korte interruptie. Ik hoor mevrouw Janssen zeggen dat ook zij 6% wel een redelijk rendement vindt. Kan mevrouw Janssen mij dan het volgende uitleggen? Als het huidige rendement voor beleggers netto onder de 3% zit, dan hebben we toch de hele discussie van vandaag platgeslagen? U vindt toch eigenlijk dat het rendement voor beleggers wel redelijk is als dat veel meer is, misschien wel het dubbele van wat nu reëel is?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Als u daarmee aangeeft dat 3% ook voldoende is, vind ik dat natuurlijk ook prima. Daar heb ik geen probleem mee.
De heer Kemperman (BBB):
Dat is een leuk woordspelletje zo laat op de avond. Maar u zegt dat u 6% een redelijk rendement vindt. Ik zeg dat het reële rendement onder de 3% is. Bent u het met mij eens dat beleggers dus wat meer kunnen gaan verdienen dan nu aan de woningen die ze verhuren?
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik heb van de minister begrepen dat uit zijn analyses blijkt dat er in het verleden hele hoge rendementen zijn behaald en dat met de invoering van deze wet deze waarschijnlijk zullen blijven steken op maximaal 6%. Dat vind ik een hele reële situatie voor een verhuurder. Als u zegt dat verhuren op dit moment in de praktijk helemaal niet uit blijkt te kunnen — dat hoor ik u eigenlijk een beetje zeggen — dan zou ik zeggen: hou er gauw mee op.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Kemperman.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Maar dat ging u natuurlijk ook doen.
De heer Kemperman (BBB):
En dat is precies datgene waarvoor ik al het hele debat waarschuw dat het gebeurt, maar dat is de constatering van onze woordenwisseling.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voor alle duidelijkheid: mevrouw Janssen, de motie is breder dan u zojuist misschien heeft bedoeld te zeggen. In de motie staat dat in augustus besluitvorming aan de orde moet komen. De motie spreekt uit dat het zó urgent is dat het tarief van 10,4% fors, substantieel, naar beneden gaat. Dat kan met een differentiatie, zoals u en de minister ook zeggen, maar wij hebben aangegeven dat dit, zoals de minister dat noemt, ook exogeen kan in het brede kader van het gehele Belastingplan, dus buiten de differentiatie van de overdrachtsbelasting. Het kan eventueel ook op een andere belasting in beeld komen.
Mevrouw Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het prima als de minister te zijner tijd met dat plan komt, maar u geeft in de motie nu al aan dat het substantieel omlaag moet. Dat gaat ons nu te ver in het kader van dit debat.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dan heeft u in ieder geval goed begrepen wat de strekking van de motie is. Wij hopen toch dat u dit straks gaat steunen als het nieuwe kabinet die urgentie met mijn fractie deelt.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat is een positief einde. Dan geef ik het woord aan mevrouw Perin-Gopie namens Volt. Daarna geef ik het woord uiteraard aan de heer Talsma, maar het leek me gewoon leuk om het even een beetje anders te doen om te kijken of iedereen nog wakker is. Mevrouw Perin-Gopie, tenzij de heer Talsma daar bezwaar tegen heeft. Nee, zie je? Dat heeft hij niet.