Plenair Rietkerk bij behandeling Wet betaalbare huur



Verslag van de vergadering van 18 juni 2024 (2023/2024 nr. 36)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 22.16 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rietkerk i (CDA):

Voorzitter, dank u wel. De CDA-fractie dankt allereerst de minister voor zijn antwoorden en dankt daarmee ook zijn adviseurs. Het past overigens ook om nu de commissiestaf te bedanken, want de afgelopen weken heeft die zich ook intensief voor ons ingezet.

De minister heeft diverse toezeggingen gedaan. Ik ga ze niet allemaal herhalen, ook om tijdswille. Maar daar dank ik de minister voor. Dat geeft in ieder geval de CDA-fractie comfort.

Op het volgende punt sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Meijer van de VVD-fractie. De verduidelijking wat betreft de zelfstandige woonruimte en de onzelfstandige woonruimte en de uitleg die de minister daar heel helder bij gaf, tot op de Huisvestingswet en de verordening en tot op gemeentelijk niveau aan toe, geven ons in ieder geval een heel duidelijke lijn. Ik hoop dat dat ook geldt voor de mensen die het verslag lezen of die dit debat hebben meegemaakt. Daarover waren er namelijk heel veel vragen.

Voorzitter. Voordat ik inga op de twee moties die ik al had aangekondigd, merk ik op dat er op het gebied van de monumentensector veel duidelijkheid is gekomen. De minister heeft het ook heel helder aangegeven: rijksmonumenten 35% — de geschiedenis is bekend — en provinciale en gemeentelijke monumenten 15%. De heer De Groot, Tweede Kamerlid voor de VVD, heeft daartoe volgens mij de aanzet gegeven. Dat is ook mooi, want dat past mooi in het bouwwerk. We zien ook dat er rondom energielabels in de Tweede Kamer een zet is gegeven.

We krijgen hopelijk nog schriftelijk informatie over waarom de monumentensector onvoldoende gebruikmaakt van de mooie subsidieregeling SVOH. De minister wil zich daarvoor inzetten. Dat steunen wij.

In aanvulleng op vragen vanuit volgens mij de SP-fractie over het erfgoed, maar ook van de heer Van Hattem van de PVV-fractie over wonen boven winkels, zeg ik dat het duidelijk is dat de opslag voor transformatie en de nieuwbouwopslag, die 10%, is opgerekt naar aanleiding van de vragen van onze fractie over transformatie en de meters die erbij komen. Dat biedt veel perspectief. Toch is de monumentensector nog in contact, ook met de minister. Mede namens de leden Meijer en Dessing zou ik de volgende motie willen indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige wetsvoorstel geen extra prijsopslag introduceert voor het onderhoud en de instandhouding van beschermde dorps- en stadsgezichten;

overwegende dat het onderhoud en de instandhouding van beschermde dorps- en stadsgezichten vanwege de bijzondere kenmerken van deze woningen wel tot extra kosten voor de verhuurder zouden kunnen leiden;

overwegende dat ook diverse organisaties uit de monumentensector, zoals de Samenwerkingsorganisatie Monumenteneigenaren (SOM) en de Federatie Instandhouding Monumenten (FIM), aandacht vragen voor de financiering van het onderhoud en de instandhouding van beschermde dorps- en stadsgezichten;

verzoekt de regering om voor beschermde dorps- en stadgezichten een forfaitaire maximale prijsopslag van 5% te introduceren in het WWS,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rietkerk, Meijer en Dessing.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter P (36496).

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik heb toch een vraag over deze motie. Ik vind de motie zeer sympathiek. Echter, een beschermd stads- of dorpsgezicht is een nogal breed begrip. Voor zover ik weet mag er bij een beschermd stads- of dorpsgezicht bijvoorbeeld niet zonder omgevingsvergunning gesloopt worden in dat gebied, maar hoeft het daarbij niet per se te gaan om woningen met een monumentaal karakter. Kan de heer Rietkerk dan toch verduidelijken in hoeverre dit om het monumentale karakter moet gaan of dat dit ook andere woningen of panden betreft?

De heer Rietkerk (CDA):

In aanvulling op rijksmonumenten en provinciale en gemeentelijke monumenten wil het CDA juist de kwaliteit van beschermde dorps- en stadszones versterken. Dat betekent ook dat niet-monumenten, in de definitie van "gemeentelijke, provinciale of landelijke monumenten", daar wat ons betreft onder vallen. Die zijn geduid in de bestemmingsplannen oude stijl en in de omgevingsvisie nieuwe stijl van gemeenten.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik vraag het gewoon even in het kader van de uitvoerbaarheid, want het kan zomaar zijn dat er in een beschermd stads- of dorpsgezicht een pand staat dat gewoon modern is of dat in zeer slechte staat van onderhoud is maar toch tegen hoge prijzen verhuurd wordt. Kan de heer Rietkerk voor de duidelijkheid toch nog aangegeven of zulk soort elementen daar ook onder zouden moeten vallen of daar nog van uitgesloten zouden kunnen worden?

De heer Rietkerk (CDA):

In de motie staat een forfaitaire maatregel van max 5%. Misschien is dat ook een vraag aan de minister. Wellicht kan de minister nog duiden hoe het zit met de uitwerking en de uitvoerbaarheid hiervan, want dat heb ik hem ook gevraagd in zijn eerste termijn. Het is mogelijk. Je hebt er wel even tijd voor nodig. Dat heeft te maken met mijn tweede en laatste motie, namelijk om gemeenten en andere partijen wat tijd te gunnen om dat te organiseren.

Voorzitter. Dat is het bruggetje naar de tweede motie die ik had aangekondigd. Die dien ik mede in namens de heer Van Meenen van de D66-fractie en de heer Schalk van de SGP-fractie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Huurcommissie per 1 juli klaar is voor de uitvoering van de Wet betaalbare huur, maar dat gemeenten en verhuurders vragen om een implementatietermijn van minimaal drie of vier maanden ter uitvoering van enkele onderdelen van de Wet betaalbare huur;

overwegende dat het voor de werking en effectiviteit van de Wet betaalbare huur van groot belang is dat gemeenten en verhuurders zich hier voldoende op hebben kunnen voorbereiden;

verzoekt de regering om de gemeentelijke handhaving alsmede de verplichte puntentelling voor verhuurders per 1 januari 2025 in werking te laten treden, om zodoende gemeenten en verhuurders zes maanden extra de tijd te geven om zich voor te bereiden op de uitvoering van de Wet betaalbare huur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rietkerk, Van Meenen en Schalk.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.

Zij krijgt letter Q (36496).

En gaat over tot de orde van de dag, of laten we dat?

De heer Rietkerk (CDA):

En gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Dat is wel zo handig.

De heer Rietkerk (CDA):

Het gaat dus om enkele onderdelen. Voor de duidelijkheid: ik zal de CDA-fractie in ieder geval een positief advies geven om over de wet te stemmen. Dat betekent ook dat wij ervan kunnen uitgaan dat eerst de wet in stemming wordt gebracht en daarna de moties, omdat ik ook de vraag kreeg, ik dacht van mevrouw Janssen, hoe het CDA tegenover het totale van kracht gaan van de wet staat. Daar heb ik volgens mij dan een duidelijk, expliciet antwoord op gegeven.

De overige moties neem ik graag mee naar onze fractie. De motie van de heer Van Rooijen geeft een goede richting aan, maar we moeten even goed kijken naar de duiding en de antwoorden van de minister op die motie.

Voorzitter. Tot slot dank ik de minister voor zijn inzet op het gebied van de volkshuisvesting tot in de laatste weken van de demissionaire periode. Dat is waardering en ook een compliment waard. De minister heeft met steun van velen, maar ook met de ons bekende oud-collega Pieter Heerma, de volkshuisvesting weer teruggebracht in het nationale debat. Hulde daarvoor. Het lijkt erop — dat is onze interpretatie — dat het nieuwe hoofdlijnenakkoord het beleid van deze minister voortzet. We zullen straks in het programma zien of dat feitelijk ook zo is. De minister is een wielrenner: berg op, berg af met volle energie, het gezicht op de finish. Dat symboliseert het debat dat hij de afgelopen periode ook in deze Kamer heeft gevoerd. Soms zit het mee, soms zit het tegen, maar de finish wordt gehaald. Dank voor de samenwerking in welke vorm dan ook.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rietkerk. Dan is het woord aan mevrouw Janssen met een interruptie.

Mevrouw Janssen-van Helvoort i (GroenLinks-PvdA):

Ik wil niks afdoen aan de mooie woorden van meneer Rietkerk, dus dit sluit een beetje raar aan. U keek mij net aan en zei toen: het CDA is ervoor dat de wet in principe gewoon ingaat per 1 juli. Mijn vraag aan u is: is dat ook opgenomen in de motie? Dat stond namelijk niet in de tekst die ik gezien heb. Heeft u dat ook willen opnemen in de motie?

De heer Rietkerk (CDA):

Nee, ik heb het niet opgenomen in de motie. Ik doe de motie zo bondig mogelijk. Het gaat om het dictum van de motie naar aanleiding van de overwegingen. Maar gelet op het feit dat ik aangeef dat ik de fractie positief zal adviseren over de wet en dat de wet ook als eerste in stemming wordt gebracht — tenzij het anders is; dat is de volgorde en dan wordt er daarna over de moties gestemd — is het ook niet nodig om dat in de motie op te nemen. Zo min mogelijk overbodige zinnen in een motie; dat is mijn insteek.

De voorzitter:

We moeten eerst kijken of iemand stemming wenst, want als dat niet zo is, is de motie vanavond al aangenomen.

De heer Rietkerk (CDA):

Dat kan.

De voorzitter:

Dat zullen we straks nog gaan regelen met elkaar. Dan is nu het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.