Verslag van de vergadering van 12 november 2024 (2024/2025 nr. 07)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.11 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Moonen i (D66):
Voorzitter. De verschrikkelijke oorlog tussen Rusland en Oekraïne, die al bijna drie jaar voortduurt, heeft ons de dapperheid van de Oekraïners getoond. Niet alleen vechten ze voor hun eigen vrijheid, dat doen ze ook voor de Nederlandse en Europese waarden: vrijheid, gelijkheid en democratie. De fractie van D66 is dan ook verheugd dat premier Schoof tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen hier in deze Kamer zei dat deze regering Oekraïne ondubbelzinnig steunt en dat zal blijven doen. Deze wet, hoe klein ook, is een gevolg van deze oorlog in Oekraïne. Wij zullen ons ruimhartige beleid voor de Oekraïners voortzetten, zei premier Schoof in deze Kamer. "Ruimhartig" betekent dat de Oekraïners die naar Nederland zijn gevlucht integreren in onze samenleving. We weten allemaal dat werk de beste manier is om te integreren en de Nederlandse taal te leren. Ik vind het indrukwekkend dat 45% van de Oekraïners, vooral vrouwen — de mannen mogen namelijk eigenlijk niet vluchten; die worden veelal ingezet aan het front — moeders met kinderen, inmiddels de status Tijdelijke Bescherming hebben en aan het werk zijn. Wat wel kan schrijnen is dat ze vaak onder hun niveau werken. Juist de Oekraïense vrouwen zijn gemiddeld heel hoog opgeleid. 60% van deze vrouwen heeft een opleiding in het hoger onderwijs voltooid. Ze werken niet altijd op dat niveau, maar dat zouden ze wel kunnen. Kortom, hun kennis, ervaring en talenten hebben we in Nederland hard nodig en de vrouwen willen graag aan de slag.
Het is nog bijzonderder als je bedenkt wat deze vrouwen vaak hebben meegemaakt. Ik ben me er extra bewust van. Ik ben als Kamerlid lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Daar zit ik namens Nederland in een werkgroep voor Oekraïense kinderen. Dan gaat het niet om kinderen die naar Nederland zijn gevlucht. Dan gaat het om kinderen — dat is ongelooflijk; dat krijgt veel te weinig aandacht in de media — in de bezette gebieden die worden weggevoerd naar Rusland en in Russische gezinnen worden geplaatst, een complete nieuwe identiteit krijgen. Dat is een heel ander vraagstuk. Daar hebben we het vandaag niet over, maar het geeft wel de volle breedte aan van wat ouders en kinderen meemaken.
Deze groep is in Nederland beland. Daar hebben we het vandaag over. Vandaag gaat het over de aanspraak op kinderopvangtoeslag van deze Oekraïense ouders in Nederland. Dat zijn ouders die willen werken en feitelijk ook werken. Die kinderopvangtoeslag is niet zozeer een kwestie van mededogen. Het is gewoon een verstandige keuze voor onze samenleving. We weten allemaal hoe ontzettend veel arbeidstekorten we hebben in Nederland, in de verzorging, in het onderwijs, in de techniek. Ik zei al dat 60% van deze vrouwen een hogere opleiding heeft genoten, dus ze zijn ook zeer plaatsbaar op al die vacatures voor banen die nodig zijn, ook in de Nederlandse samenleving. Ondertussen gaan de kinderen naar de opvang, wat weer goed is voor hun ontwikkeling, want daar leren ze ook de Nederlandse taal. Die nemen ze weer mee naar huis en het hele gezin leert dus beter Nederlands spreken.
Nu is het correct waar mevrouw Van Wijk terecht aandacht aan besteedde: dit wetsvoorstel heeft nog een andere component. Het gaat ook over gezinnen met een partner buiten de EU die aanspraak kunnen maken op de toeslag. Denk bijvoorbeeld aan mensen die in Nederland werken, maar van wie de partner voor een bedrijf werkt in de Verenigde Staten of in India of een ander land buiten de EU. Naar de optiek van D66 mag het eigenlijk geen verschil maken of de partner in de EU werkt of buiten de EU. Dat zouden wij een vreemd onderscheid vinden. Als je beiden werkt en één partner werkt in de EU, geldt dat als arbeidseis. Dan vinden wij het legitiem om dat ook van toepassing te laten zijn als die ouder buiten de EU werkt. Het leidt tot meer gelijkheid als je geen onderscheid meer maakt tussen EU-lidstaten en andere landen. Het land waar de partner verblijft zou niet bepalend moeten zijn voor de aanspraak op kinderopvangtoeslag.
Maar nu kom ik op de uitvoerbaarheid. Mevrouw Van Wijk heeft een punt. Ik hoorde ook mevrouw Ramsodit erover. We hebben een zeer goed werkbezoek gebracht aan de Sociale Verzekeringsbank. Die geeft aan waar ook mevrouw Van Wijk het over had. Het merendeel van de aandacht en de uitvoering gaat naar een kindregeling met een internationale component. Dat kan beter en daar hebben ze zelf ook ideeën over. Ze hebben daar de knelpuntenbrief nummer III en IV — mevrouw Ramsodit had het erover — gepresenteerd gekregen. Nummer IV dateert uit het jaar 2024. Daarin staan allemaal mogelijkheden om de uitvoering te vergemakkelijken. Maak bijvoorbeeld één integrale kindregeling en breng die onder één wettelijk regime. Zorg voor internationale gegevensuitwisseling en bevorder dat dit soepeler loopt. Want dat opvragen van al dit soort inkomens kost heel erg veel tijd. Omdat het een bevoorschotting is, moet je eind van het jaar de controle doen of er al of niet rechtmatig is voorgeschoten. Mogelijk moet dan worden teruggevorderd, met alle problemen van dien. Kan de staatssecretaris ingaan op deze oplossingsrichtingen? Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om die toegang tot gegevens voor de Sociale Verzekeringsbank te verbeteren? En kunt u ook vanuit de regering een kabinetsreactie geven op die knelpuntenbrief? De brief is heel duidelijk. De fractie van D66 zou graag zien dat de regering een reactie geeft op die praktische oplossingsrichtingen waar de Sociale Verzekeringsbank, die echt met de voeten in de klei staat, mee komt.
Tot slot. De fractie van D66 is voorstander om dat hele ingewikkelde toeslagensysteem te versimpelen. Mijn collega in de Tweede Kamer, de heer Vijlbrief, heeft daarvoor een initiatiefnota opgesteld. Hij zegt dat we daar eigenlijk helemaal van af moeten. Die inkomensafhankelijke toeslagen zijn ook voor de Nederlandse situatie eigenlijk onhoudbaar. Het vooraf bevoorschotten, het achteraf controleren en het terugvorderen is ook een hele vervelende kwestie voor iedereen die er gebruik van maakt. Mijn vraag aan de regering is: wat doet u met deze initiatiefnota van Vijlbrief, die dus wil overgaan naar een ander stelsel, zonder die inkomensafhankelijke toeslagen? Dat is een grote vereenvoudiging. En overigens ligt er ook een hele goede bouwstenennotitie, opgesteld door onafhankelijke ambtenaren in Den Haag. De bouwstenennotitie komt met hele goede handreikingen voor het vereenvoudigen van het hele stelsel, met name het loslaten van die inkomensafhankelijke toeslagen. Deze regering is nu in charge en ik wil heel graag van ze horen hoe zij die bouwstenennotitie die er ligt — alles is al bestudeerd — gaan omzetten in concrete vereenvoudiging van die wetgeving in het sociale en fiscale domein, in het belang van al die deelnemers, ouders en kinderen, die er gebruik van maken.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het einde van uw eerste termijn.
Mevrouw Moonen (D66):
Zeker.
Mevrouw Van Wijk i (BBB):
Het betoog van mevrouw Moonen van D66 is helder. We hebben het vandaag over de wet die voorligt. Ik wil, via u voorzitter, de volgende vraag aan mevrouw Moonen voorleggen. Ook mevrouw Moonen schetste de uitvoerbaarheid die ontzettend lastig is. En ook de resultante daarvan dat terugvorderingen absoluut mogelijk zijn. Wat is dan voor mevrouw Moonen, voor haar fractie, de balans tussen de uitvoerbaarheid en de eventuele terugvorderingen, die uit hoofde van deze wet uit de bestaande regelingen onmiskenbaar eigenlijk aan de orde zullen komen?
Mevrouw Moonen (D66):
Voor de fractie van D66 weegt het gelijkheidsbeginsel heel zwaar mee. Wij vinden het niet rechtvaardig dat één bepaalde groep de afwenteling krijgt van een stuk uitvoeringsproblematiek. Wij maken een andere keuze dan de BBB. Wij vinden de gelijkheid belangrijk. En wij vinden dat je het niet mag afwentelen op een bepaalde groep. Ik wil nog een tweede punt tegen mevrouw Van Wijk zeggen. Alle wetten, en ook de aanpassing van wetten, worden altijd aan een uitvoeringstoets onderworpen. Als dit niet zo was en het echt onuitvoerbaar was geweest, hadden we dit ook gelezen in een toets van de Sociale Verzekeringsbank. Dat hebben we niet kunnen lezen. We hebben wel met eigen ogen gezien dat er problematiek zit en dat het beter kan. Maar de uitvoeringsorganisatie heeft niet aangegeven dat dit echt onuitvoerbaar was, want dan had dit in de toets gestaan. Dat is voor ons een zwaarwegend punt. Mevrouw Ramsodit noemde dat ook al. We kunnen dit wel degelijk uitvoeren, maar ik doe vooral een appel op de regering om ook zo snel mogelijk werk te maken van alle praktische aanbevelingen die de Sociale Verzekeringsbank. Dat is het laaghangende fruit, dat ook in de knelpuntenbrief te lezen is. Het zijn niet allemaal ingewikkelde grote veranderingen, er zit ook wat laaghangend fruit in. Dan heb ik daar vertrouwen in.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van Wijk, nogmaals.
Mevrouw Van Wijk (BBB):
Dan concludeer ik dat de terugvorderingen uit hoofde van deze kinderopvangtoeslag een reëel feit is en dat u daaraan voorbijgaat. Dat vind ik jammer. Dat was een opmerking en dus geen vraag.
De voorzitter:
Mevrouw Moonen, tot slot.
Mevrouw Moonen (D66):
Dat geldt nu ook voor de Nederlandse ouders en hun kinderen. We moeten geen verschil maken tussen etniciteit of waar je vandaan komt. Dat is voor ons helemaal geen maatstaf.
De voorzitter:
Dank u wel.
Mevrouw Moonen (D66):
Mits je tenminste wel hier woont en werkt.
De voorzitter:
Nogmaals, dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bazaan namens de PVV.