Verslag van de vergadering van 12 november 2024 (2024/2025 nr. 07)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.07 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Vandaag behandelen we de Wet wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik het feit dat we wetgeving hebben op het gebied van mest nou lachwekkend moet vinden of in- en intriest. Het is in ieder geval een teken dat er iets fundamenteel mis is met ons landbouw-, voedsel- en veehouderijsysteem. Het feit dat er mestwetgeving is, is een indicator voor het gebrek aan doeltreffendheid van het landbouwbeleid op het gebied van duurzaamheid en diervriendelijkheid. Mestwetgeving zou niet nodig moeten zijn. De Partij voor de Dieren zet zich dus in om de Meststoffenwet zo snel mogelijk overbodig te maken.
De mate waarin dit onderwerp problematisch is, is ook af te leiden uit het taalgebruik op het gebied van de veehouderij. Het woord "veehouderij" zelf is al problematisch. Dieren worden geanonimiseerd door de term "vee". Je weet helemaal niet meer welke soort dieren het betreft. Dieren zijn geen vee, dieren worden door de samenleving als vee gezien, en dat is iets heel anders. Ik spreek dan ook liever van "dieren gehouden in de veehouderij". Hetzelfde geldt voor de termen "landbouwhuisdier" en "grootvee-eenheid". Het begrip "dierrechten" gaat zelfs helemaal niet over rechten van dieren, maar over het recht om aantallen dieren te houden, alsof het niet over levende wezens gaat. Andere problematische termen zijn "veeteelt", alsof we dieren kunnen telen, "veestapel" — ik ken geen dier dat lang genoeg stil blijft zitten, staan of liggen om onderdeel uit te maken van een stapel — en "mest". Waarom heten uitwerpselen van dieren die in de veehouderij worden gehouden opeens mest? En het wordt nog erger met de termen "mestmarkt", "excretieforfait", "mestproductieplafond" en "bruto en netto excretie".
U begrijpt mijn punt, voorzitter: we zijn volledig de weg kwijt in het landbouwbeleid. Het gaat erom dat de menselijke maat, of eigenlijk de dierlijke maat, volledig is verdwenen. Welke boer — of hij of zij nou koeien, stieren, varkens, kippen, kalveren, geiten, schapen, konijnen of eenden houdt — kent, herkent en erkent nog ieder individueel dier? Dat zijn er maar weinig. Maar dat is in essentie de vraag, ook in het mestbeleid. De overgrote meerderheid van de Nederlanders en de Europeanen, behalve een handjevol BBB-politici, vindt dat dierenwelzijn in de landbouw moet worden verbeterd. Dat kan alleen met minder dieren in de veehouderij.
Voorzitter. Uit het schriftelijk overleg en de overige stukken in het mestdossier blijkt dat de minister deze wet op een hele smalle manier benadert. De minister beoogt met deze wet te regelen dat Nederland zich aan de Europese normen houdt, niet meer en niet minder. Ze wil geen enkele relatie met andere landbouwdossiers leggen. Volgens de fractie van de Partij voor de Dieren worden zo kansen om stappen te zetten naar een duurzame, diervriendelijke, rechtvaardige landbouw gemist. En dit terwijl door het mestbeleid ook andere doelen kunnen worden bereikt, zoals het stimuleren van biologische en biologisch-dynamische landbouw en andere koplopers op het gebied van duurzame landbouw en een meer dierwaardige veehouderij. Waarom maakt de minister bij het afromen van rechten geen uitzondering voor koplopers op het gebied van een meer duurzame en diervriendelijke landbouw? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat zij de vereiste reductiedoelen haalt zonder de synergieën te benutten van een breder perspectief? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De minister weigert het aantal dieren in de veehouderij substantieel te verkleinen. Dat blijkt wel uit het regeerprogramma. Onder het mom van voedselzekerheid en hoogproductieve en efficiënte landbouw blijft het kabinet inzetten op voedsel produceren voor de wereldmarkt. Het regeerprogramma spreekt letterlijk over het belang van "de Nederlandse export en promotie van dierlijke producten, zoals vlees- en zuivelproducten". Ook pleit het kabinet in Europees verband voor minder strenge normen. Men heeft minder ambitie op het gebied van klimaat. Men pleit voor herijking van Natura 2000-gebieden, het schrappen van nationale koppen op Europees beleid en — ik citeer weer — "in een realistisch tijdpad concrete stappen zetten naar een nog dierwaardigere veehouderij".
Het lijkt erop alsof de minister met deze wet tijd koopt om in de toekomst te kunnen komen met minder duurzaam en diervriendelijk beleid. Het risico is dat veel dieren veel meer in stallen zullen worden gehouden om te proberen de mestproblemen met behulp van techniek op te lossen, en dat er vooral wordt ingezet op mestvergisting en ander gebruik van mest, bijvoorbeeld via RENURE. Het kabinet lijkt koortsig op zoek naar manieren om van het mestmeer af te komen dat momenteel letterlijk in poepzakken wordt opgeslagen. Ja, voorzitter, ik voeg nog een paar problematische termen toe aan het landbouwdossier.
Die grote hoeveelheden mest werken ook fraude in de hand. De minister weigert het onvermijdelijke besluit onder ogen te zien. Het land snakt naar een heldere visie en effectief beleid op het gebied van duurzame landbouw en voedsel. Ik vraag dan ook aan de minister hoe zij deze wet ziet in het licht van haar visie op de landbouw.
Voorzitter. Een duurzaam voedselsysteem kan niet als doel hebben om voor de wereldmarkt te produceren, maar produceert voor eigen gebruik in de regio, met gezond, duurzaam, diervriendelijk en meer plantaardig voedsel, waarvoor we niet meer afhankelijk zijn van de import van veevoer. Het gaat om een landbouw die goed is voor dierenwelzijn, biodiversiteit, de natuur, de waterkwaliteit, de bodem, het klimaat en onze eigen gezondheid. Daarvoor moeten keuzes worden gemaakt, zodat boeren de kans krijgen hun bedrijf om te vormen naar dit nieuwe voedselsysteem. Niet alles kan. Dit gaat dus verder dan het Remkes-rapport "Niet alles kan overal".
Voorzitter. De antwoorden in het schriftelijk overleg laten zien dat de sector van geïmporteerde vleeskalveren — weer zo'n woord, maar ik gebruik het maar even voor de helderheid van het debat — een groot deel van de fosfaat- en stikstofuitscheiding voor zijn rekening neemt. Is de minister bereid om deze import aan banden te leggen, in lijn met twee door de Tweede Kamer aangenomen moties? Ik vraag dit vooral ook omdat het kabinet zich in het regeerprogramma kritisch uitspreekt over het vervoer van dieren over langere afstanden. De minister kan dus door het aanpakken van de import van vleeskalveren zowel iets doen aan de implementatie van de Meststoffenwet als aan haar ambitie om langeafstandstransporten tegen te gaan. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Afgelopen mei heeft deze Kamer een motie aangenomen van de Partij voor de Dieren en collega's waarin het kabinet wordt verzocht om binnen zes maanden met een voorstel te komen waarin de Europese richtlijn ten aanzien van het verbod op het routinematig couperen van varkensstaartjes zodanig geïmplementeerd wordt dat deze handhaafbaar is. Het is nu bijna zes maanden later, dus graag een update van de kant van de minister.
Voorzitter. Ik rond af. Het mestbeleid is letterlijk en figuurlijk het afvoerputje van het landbouwbeleid. Keuzes maken is onvermijdelijk. We kijken uit naar de visie van de minister op de toekomst van de landbouw en de rol van het mestbeleid daarin.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren-Hamakers. Dan is het woord aan mevrouw Klip-Martin namens de VVD.