Verslag van de vergadering van 12 november 2024 (2024/2025 nr. 07)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 21.42 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Ook dank, uiteraard, aan de minister voor de beantwoording van onze vragen, zowel in de schriftelijke ronde als vandaag. Vooral het antwoord op onze vraag wanneer de minister komt met de uitgewerkte plannen over routinematig couperen van varkensstaartjes doet ons deugd. Wij kijken dat voorstel voor het eind van het jaar echt tegemoet.
In de eerste termijn vroeg ik de minister hoe wij de uitwerking van dit specifieke wetsvoorstel kunnen zien in het kader van de brede visie van de minister op het gebied van landbouw en voedsel. Je bredere langeretermijnvisie heeft uiteraard ook consequenties voor de manier waarop je het huidige wetsvoorstel handen en voeten geeft. Ook al heeft de minister niet direct antwoord gegeven op die vraag, mijn fractie kan toch uit de antwoorden van de minister vanavond een aantal elementen destilleren van de visie van dit kabinet en de minister in de bredere zin op het landbouwbeleid, vooral uit haar antwoorden over die uitzonderingen. De minister zei: als we uitzonderingen gaan maken voor specifieke doelgroepen, groepen boeren, komt het doel van deze wet onder druk. Het is natuurlijk maar net welke andere maatregelen je neemt. Dat is een politieke keuze. Dus natuurlijk is er ruimte voor uitzonderingen voor specifieke boeren, bijvoorbeeld biologische boeren en koplopers op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn, als je die ruimte om de doelen te halen bijvoorbeeld bij de intensieve veehouderij vandaan haalt. Dat is een politieke keuze. Daarmee laat de minister zien wat haar bredere visie op de landbouw en de veehouderij is.
Hetzelfde geldt voor innovatie. Ik heb de minister enthousiast horen zijn over innovatie in voeding en stallen. Mijn fractie maakt zich ernstig zorgen, eigenlijk over allebei, maar met name ook over voeding. We vragen bijvoorbeeld al enorm veel van koeien die melk produceren. Als je dan gaat spelen met de voeding die zij krijgen, ben ik bang dat hun gezondheid en hun welzijn nog ernstiger onder druk komen te staan. Graag een reactie van de minister daarop: hoe kan zij mijn zorgen in acht blijven nemen over de gezondheid en het welzijn van bijvoorbeeld koeien die melk produceren?
Dan zegt de minister dat dit kabinet geen beleid heeft om minder dieren in de veehouderij te gaan houden, zoals ook is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord. Daar was ik al bang voor, uiteraard voor de dieren zelf, maar ook voor de doelen in de breedste zin des woords van het landbouw- en voedselbeleid. Ik zie oprecht niet in hoe alle doelen op het gebied van landbouw, voedsel, klimaat, biodiversiteit, dierenwelzijn en gezondheid van ons allemaal kunnen worden bereikt zonder het houden van minder dieren in de veehouderij. Graag een reactie van de minister hoe zij van plan is om die hele brede doelen van het landbouw- en veehouderijbeleid te bewerkstelligen met het huidige aantal dieren. Op een gegeven moment zijn de biologische theorieën ook van toepassing op de landbouw. Ik ben echt heel benieuwd naar het antwoord van de minister, want volgens mij past het simpelweg niet. Dat waren een aantal reflecties op onze eerste termijn.
Concluderend is de Wet wijziging Meststoffenwet wat mijn fractie betreft een klassiek voorbeeld van too little, too late. De maatregelen zijn sowieso onvoldoende om het mestprobleem en de andere problemen van de veehouderij op te lossen, met alle gevolgen van dien voor onder meer de dieren die gehouden worden in de veehouderij, de natuur, de biodiversiteit, het klimaat en de waterkwaliteit. Hoogstwaarschijnlijk zijn de maatregelen zelfs ook onvoldoende om aan de Europese Nitraatrichtlijn te voldoen, terwijl dit toch voor de minister het belangrijkste doel van deze wet is. Hierdoor moeten er waarschijnlijk binnenkort halsoverkop aanvullende maatregelen worden genomen om alsnog aan de richtlijn te voldoen, met alle gevolgen voor boeren van dien. Er zijn hier dus alleen maar verliezers. De wet is in alle opzichten niet doelmatig en niet doeltreffend.
De fractie van de Partij voor de Dieren heeft samen met collega's drie moties voorbereid om de meest serieuze problemen van de wet iets te verzachten en echte stappen te zetten op weg naar een meer duurzame, diervriendelijke en rechtvaardige landbouw.
Ik begin met de motie over mestfraude.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de NVWA aangeeft dat de fraudedruk onder de nieuwe Meststoffenwet niet afneemt;
constaterende dat in de nieuwe Meststoffenwet een financiële bijlage ontbreekt;
verzoekt de regering in overleg met de NVWA, RVO en FIOD te voorzien in voldoende aanvullende middelen om adequaat te handhaven op mestfraude,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers en Van Aelst-den Uijl.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter E (36618).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ten tweede een motie om de biologische, biologisch-dynamische en andere koplopers in de sector te ontzien bij het afromen van productierechten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de biologische en biodynamische sector en andere koplopers in de wijziging Meststoffenwet in verband met de maximale mestproductie niet ontzien worden van het afromen van productierechten;
overwegende dat deze sectoren zouden kunnen krimpen als de voorgestelde afroming ook voor de biologische, biodynamische landbouw en andere koplopers gaat gelden;
overwegende dat een krimp van deze sectoren onwenselijk is omdat de Nederlandse overheid als doel heeft dat in 2030 15% van het landbouwoppervlak voor biologische landbouw moet worden gebruikt;
verzoekt de regering om uiterlijk in juli 2025 te komen met een evaluatie van de gevolgen van deze wet voor biologische en biodynamische landbouwbedrijven en andere koplopers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Aelst-den Uijl en Kluit.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter F (36618).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
En dan, last but not least, een motie over de krimp van het aantal gehouden dieren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een substantiële reductie van de mestproductie en bijbehorende uitspoeling van nitraat en fosfaat noodzakelijk zijn om te voldoen aan de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water (KRW);
overwegende dat een forse vermindering van het aantal dieren dat wordt gefokt, gebruikt en gedood in Nederland niet alleen bijdraagt aan het verminderen van de mestproductie, maar ook aan het verminderen van: verlies van natuur en biodiversiteit, stankoverlast, een fraudebevorderend mestoverschot, het risico op ontstaan en verspreiden van voor de mens gevaarlijke zoönosen en dierenleed;
verzoekt de regering om het aantal dieren dat wordt gehouden in de Nederlandse veehouderij fors te beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Visseren-Hamakers.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter G (36618).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Visseren. Dan geef ik het woord aan mevrouw Klip-Martin namens de VVD.