Verslag van de vergadering van 19 november 2024 (2024/2025 nr. 08)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 14.21 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst natuurlijk een woord van welkom aan de nieuwe staatssecretaris. Ik wens hem heel veel succes toe in deze nieuwe functie. Ook ben ik blij om de minister hier aan tafel te zien. Ik dank hem voor de antwoorden die hij in de schriftelijke ronde alvast aan ons heeft gegeven.
Voorzitter. Op 5 november vond in onze commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een kennismakingsgesprek plaats met de beide bewindspersonen, minister Bruins en staatssecretaris Paul. Tijdens deze kennismaking vroeg ik naar het versterken van het bibliotheekstelsel in de regio, in lijn met het motto: Elke regio telt! Ik wees daarbij specifiek op de uitdagingen in de periferie van ons land. De staatssecretaris deelde daarop enthousiaste verhalen over een kinderboekenweekactiviteit op een school in Rotterdam-Zuid. Inspirerend? Absoluut. Belangwekkend? Jazeker. Maar toch bleef ik achter met het gevoel dat het niet helemaal een antwoord was op mijn vraag. Ik begin mijn betoog tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen met dit voorbeeld, omdat het mij opvalt dat dit kabinet in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma veel spreekt over de regio, maar niet altijd lijkt stil te staan bij de effecten van het voorgenomen financiële beleid op de regio's buiten de Randstad, zoals in Heerlen, Zeeuws-Vlaanderen of Oost-Groningen. De stapeling van effecten is al genoemd vandaag, bijvoorbeeld in de bijdrage van collega Bovens. Zo wordt het begrip "regio" maar liefst meer dan honderd keer in het regeerprogramma genoemd, zij het in verschillende betekenissen. Verder komt het inmiddels bekende mantra "Elke regio telt!" elf keer in het regeerprogramma voor. Kortom, het is regio voor en regio na. Maar wat betekent dat in de praktijk voor de inwoners in de regio's buiten de Randstad, zo vroeg ik tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Daarover bestaat helaas nog veel onduidelijkheid, ook in de regionale media.
Het is naar het oordeel van mijn fractie belangrijk dat de eventuele redenen voor dit toenemend gevoel van onbehagen in de regio worden weggenomen. Hierin ligt een belangrijke taak voor het kabinet. Dit onbehagen wordt bijvoorbeeld versterkt door het steeds verder teruglopen van cruciale voorzieningen, zoals politiebureaus in de regio, waarover ik recent bij de Algemene Politieke Beschouwingen een motie heb ingediend. Helaas zien we dit patroon ook terug bij grotere investeringen van het Rijk. Het voelt toch een beetje gênant, in de eerste plaats voor het kabinet zelf, als de Nedersaksenlijn in de troonrede wordt genoemd, terwijl de bewindspersonen van IenW hiervoor kennelijk de financiering zelf niet op orde hebben en vervolgens de Nedersaksenlijn on hold zetten. Collega Griffioen heeft hier ook al aan gerefereerd. En dat terwijl de mensen in de regio Emmen zich ondertussen letterlijk warmlopen voor de Nedersaksenlijn, want daar wordt komend weekend, op zaterdag 23 november, de Nedersaksenlijnrun gehouden. Dit gebeurt allemaal om te laten zien hoeveel waarde mensen in de regio hechten aan de totstandkoming van deze lijn. Zoals mijn collega Holterhues vanochtend al opmerkte: een leefbare regio is een bereikbare regio.
Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van vorig jaar diende ik een motie in om een regioparagraaf op te nemen in de Voorjaarsnota. De motie werd medeondertekend door zeven leden uit andere fracties en kreeg brede steun van bijna alle leden in deze Kamer. De toenmalige minister van Financiën heeft hieraan uitvoering gegeven. In die zin is aan de motie voldaan. Wel heeft de commissie Financiën in de Eerste Kamer op 28 mei geoordeeld dat deze motie slechts deels is uitgevoerd: technisch, maar minder inhoudelijk. De regioparagraaf zoals die nu is vormgegeven, voldoet nog niet aan de ambitie om de regionale effecten van het kabinetsbeleid daadwerkelijk inzichtelijk te maken. Graag verzoek ik de minister daarom om toe te zeggen dat in de volgende Voorjaarsnota opnieuw een regioparagraaf zal worden opgenomen.
De heer Bovens i (CDA):
Uiteraard steun ik die vraag van de collega, maar ik heb toch nog een verduidelijkende vraag. Er is toen ook gesproken over de term "brede welvaart" in de regio en daarbij ging het meer over de inhoudelijke kant ervan. Zou de collega iets meer kunnen zeggen over wat hij dan verwacht dat nu niet in de Voorjaarsnota stond? Dit om het kabinet daarmee een beetje op weg te helpen.
De heer Van der Goot (OPNL):
Jazeker. Vanochtend hebt u in uw eigen bijdrage al een aantal zaken genoemd die zouden kunnen helpen bij de invulling van het geheel. Een verwijzing naar de brede welvaart stond ook in de motie van vorig jaar vermeld. De invulling daarvan gebeurt door verschillende adviesraden. Zij kijken ernaar om te zien hoe die brede welvaart werkt. Maar in de kabinetsreactie zien we daar nog niks van terug. Het zou dus fijn zijn als in de Voorjaarsnota ook dat aspect wordt meegenomen, naast de financiële cijfers. Kortom, ik zou graag van de minister een toezegging zien voor een wat ambitieuzere invulling van de regioparagraaf en voor het opnemen van een regioparagraaf in de Voorjaarsnota van 2025. Zo worden de regionale en financiële effecten van het beleid van het nieuwe kabinet niet alleen voor de regio's maar ook voor beide Kamers duidelijker en tijdig in beeld gebracht. Mijn collega Bovens heeft hiervoor vanochtend alvast een aantal suggesties gedaan. De toevoeging van een financiële tabel van de lopende en nieuwe regionale projecten in het licht van de doelstellingen uit Elke regio telt! zou in dat opzicht behulpzaam kunnen zijn. Mijn fractie ziet natuurlijk niets liever dan dat het kabinet ook kan aantonen hoe het de brede welvaart in de regio stimuleert. Voor het overige verwijs ik hierbij naar de uitgangspunten van het rapport Elke regio telt! en de bedoeling van de vorig jaar aangenomen motie.
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn tweede en laatste blokje. Een andere prioriteit van OPNL is de zorg voor goede bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen enerzijds het Rijk en anderzijds de provincies en gemeenten. Verschillende collega's hebben dit vanochtend ook genoemd. Dit is een zorg die breed wordt gedeeld in de Eerste Kamer. Zo heeft de Eerste Kamercommissie voor BIZA in april een deskundigenbijeenkomst georganiseerd, wat heeft geleid tot een adviesaanvraag van de Eerste Kamer aan de ROB. Die adviesaanvraag gaat over de periodieke monitoring van de bestuurlijke en financiële verhoudingen door een onafhankelijke instantie. Dat advies wordt volgend voorjaar verwacht. Gelukkig zijn goede bestuurlijke en financiële verhoudingen ook de prioriteit van het kabinet. Het regeerprogramma vermeldt immers expliciet dat de ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht van medeoverheden in balans moeten zijn.
Volgens de ROB wordt deze ambitie echter niet bereikt met het nieuwe voornemen dat nu op tafel ligt, te weten de aangekondigde overheveling van specifieke uitkeringen naar de fondsen. De ROB is hier heel duidelijk over. Een korting van 10% zonder dat de beleidsambities worden aangepast, is niet realistisch. Sterker nog, het verstoort de bestuurlijke en financiële verhoudingen alleen maar verder. De veronderstelde besparing op controle en verantwoordingslasten is bovendien niet onderbouwd en lijkt niet haalbaar. Een overheveling zonder dat het takenpakket wordt aangepast, leidt onvermijdelijk tot een disbalans tussen middelen en verantwoordelijkheden, aldus de ROB in zijn advies. Dit hebben we in het verleden al vaker gezien. Ik vraag daarom aan de minister, of de staatssecretaris, die samen met de minister van BZK verantwoordelijk is voor de Financiële-verhoudingswet: waarom die 10%?
Mijn fractie kan zich eigenlijk niet goed voorstellen dat het kabinet deze keuze zonder gedegen onderbouwing heeft gemaakt, al is de ROB hierover buitengewoon kritisch. Kortom, er rust voldoende twijfel op die onderbouwing. De OPNL-fractie is dan ook benieuwd naar de kabinetsreactie op dit advies. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 8 oktober heeft onze fractie gevraagd om voor de Algemene Financiële Beschouwingen van 19 november — dat is vandaag dus — een kabinetsreactie op dit advies naar de Eerste Kamer te sturen, zodat we dit in onze beschouwing zouden kunnen meenemen. Een en ander is nog niet gerealiseerd. Ik begrijp dat het nog onderweg is, maar ik zou graag van de minister horen wanneer dit kabinetsadvies tegemoet kan worden gezien.
Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval.
Ik deel aan de leden mee dat er om 15.30 uur geschorst zal worden in verband met een aantal commissievergaderingen. Van 15.30 uur tot 16.15 uur zal er sowieso geschorst worden. Ik kijk even naar de regering. Minister, bent u al in de gelegenheid om de beantwoording aan te vangen? We zullen u dus sowieso om 15.30 uur moeten onderbreken voor een schorsing van drie kwartier. Dan geef ik nu in het antwoord van de regering in de eerste termijn het woord aan de minister van Financiën.