Verslag van de vergadering van 21 januari 2025 (2024/2025 nr. 15)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 12.11 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag gaat het in feite over het dilemma van de vrijheid van het individu versus de veiligheid van het collectief, oftewel van de samenleving. Dat luistert nauw, ook omdat het gaat over grondwettelijke vrijheden. Want daar hebben we het natuurlijk over als het gaat om de persoonsbescherming die we in acht dienen te nemen zodra we spreken over gegevensverwerking, zoals in de voorliggende wet wordt beoogd. Graag herinner ik aan de formulering die vaak aan de orde komt bij grondwettelijke vrijheden: "behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet". Juist deze formulering biedt de ruimte om het dilemma dat vanuit de voorliggende wet tot ons komt te beoordelen op zijn merites. De leden van de SGP-fractie constateren dan ook dat de regering met het wetsvoorstel vanuit rechtsstatelijk oogpunt een afweging maakt tussen enerzijds de waarborging van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het recht op bescherming van persoonsgegevens en anderzijds het effectief bestrijden, voorkomen en verminderen van radicalisering en terroristische activiteiten. Overigens lijkt dat sterk op de eerder door deze Kamer aanvaarde Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Daarbij ging het vooral om het bestrijden van criminaliteit, maar er zijn natuurlijk nogal wat overeenkomsten.
Ik kom terug bij dit wetsvoorstel. In de wettekst wordt bij de definities alleen radicalisering toegelicht. Anderen hebben dat ook al genoemd. Je zou verwachten dat ook termen als "extremisme" of "extreem activisme" geduid zouden worden, want daar zit een belangrijk verschil in. Mensen kunnen actief zijn voor de goede zaak binnen de grenzen van de wet. Zodra activisme te ver doorschiet, zou je kunnen spreken van extremisme of extreem activisme. Als mensen daar helemaal in verstrikt raken, dan wordt het radicalisering. In de wet wordt dit laatste woord dus omschreven bij de definities in artikel 1. Daar staat: "het proces dat uiteindelijk kan leiden tot terroristische activiteiten of tot extremistische activiteiten, zijnde activiteiten waarbij personen of groepen vanuit ideologisch motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten die de democratische rechtsstaat ondermijnen." Laten we een paar recente voorbeelden noemen die naar mijn bescheiden mening aan deze definitie voldoen. Eén daarvan is al langsgekomen. Neem bijvoorbeeld de UvA-rellen of Extinction Rebellion op de A12 en de A10 of het weerzinwekkende antisemitisme dat openbrak tijdens de Jodenjacht na de voetbalwedstrijd in Amsterdam. Dat zijn naar mijn bescheiden mening alle drie voorbeelden van extremisme en radicalisering. Is de minister het daarmee eens? Vervolgens heb ik de vraag op welke wijze deze wet nu gaat zorgen voor een meer adequate aanpak van die relschoppers op en om de universiteiten, de overtreders van de wet op de A12 en de antisemitische elementen in onze samenleving.
Ik stel deze vraag nu omdat ik bij de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden eigenlijk nul op het rekest kreeg toen ik vroeg of het met die wet mogelijk was om de gemaskerde raddraaiers te identificeren en hun persoonlijke gegevens in kaart te brengen. Dat kon allemaal niet in verband met de AVG en bijvoorbeeld ook met artikel 8 van het EVRM — dat is natuurlijk heel belangrijk — en artikel 10 van de Grondwet, waarin staat dat ieder, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht heeft op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Mijn vraag is dus nu: geeft de voorliggende wet nu meer mogelijkheden dan de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, ook als het casusoverleg zou schuren met het persoonlijk recht op privacy? Hoe kijkt de minister overigens aan tegen bijvoorbeeld gemaskerde demonstranten die op universiteiten de boel kort en klein slaan? Zij demonstreren immers vanuit een bepaalde overtuiging en plegen geweld op publiek en privaat eigendom. Vallen die gedragingen nu wel of niet onder extremisme? Nu we het daar toch over hebben: wat is de stand van zaken rond de op 26 juni 2018 aangenomen motie-Schalk (34349, G) over de wenselijkheid van een onderzoek om gezichtsbedekkende kleding in zijn algemeenheid te verbieden bij manifestaties en demonstraties?
Voorzitter. In de wet worden de deelnemers aan het lokale casusoverleg benoemd, maar ook omdat het gaat over terrorisme is het eigenlijk vreemd dat landelijke instanties als AIVD en NCTV niet worden genoemd als potentiële deelnemers. Wat is de verbinding van het lokale overleg met deze overkoepelende organisaties? Kunnen de gegevens die binnen het lokale casusoverleg worden gedeeld, ook dienen om de nationale veiligheid te waarborgen, onder andere via die AIVD en NCTV?
Voorzitter. Een laatste aandachtspunt. Er zijn vragen gesteld over de rekbaarheid van de begrippen en hoe wordt getoetst wanneer er sprake is van extremisme; we hebben er zojuist ook al verschillende debatjes over gevoerd. In de beantwoording van de vragen door de minister is gesteld: "De belangrijkste vraag is of een persoon een potentieel gevaar vormt voor de nationale veiligheid, doordat hij radicale opvattingen combineert met het indirect legitimeren van geweld of de bereidheid heeft om activiteiten te verrichten die de democratische rechtsorde ondermijnen." Als nu het legitimeren van geweld een aanvullend criterium is, moet dit dan niet worden toegevoegd aan de definitie van radicalisering van artikel 1?
Voorzitter. Ik zie uit naar de reactie van de minister. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van de Sanden.