Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 16.37 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over een wetsvoorstel dat de beslistermijn voor asielaanvragen verlengt. Het gaat om termijnen die in het bestuursrecht in het algemeen als excessief worden aangemerkt. De IND krijgt 21 maanden de tijd om over aanvragen te beslissen. De Algemene wet bestuursrecht gaat er in beginsel vanuit dat acht weken een redelijke beslistermijn is. Dat is dus twee maanden. Hier gaan we naar 21 maanden. Als je het zo bekijkt, is dat al bizar. Overigens is het ook bizar dat dit alweer drie maanden langer is dan wat er volgens het Migratiepact mag gelden.
Voorzitter. Als enige — ik zeg het nadrukkelijk — reden voor deze wetswijziging geeft de minister aan dat de IND hierdoor minder tijd kwijt zou zijn aan het behandelen van beroepen wegens het niet tijdig beslissen en dat daardoor meer ruimte zou worden gecreëerd om inhoudelijke asielbeslissingen te nemen. Dat klinkt logisch, maar bij feitelijke toetsing blijkt dat argument gebakken lucht. Als het argument dat de minister als rechtvaardiging hanteert voor de termijnverlenging feitelijk niet deugt, dan is er geen dragende motivering die deze wet kan rechtvaardigen. Een wet die zegt een doel te dienen dat in werkelijkheid niet kan worden bereikt, hoort deze Kamer te verwerpen.
Voorzitter. We discussiëren hier regelmatig over onze rolneming, maar over één zaak zijn we het Kamerbreed eens: als het betoog van de regering dat de wet nodig is om iets te bereiken feitelijk niet deugt, dan hoort ieder lid van deze Kamer zijn verantwoordelijkheid te nemen en de wet te verwerpen. Voor partijen die dit kabinet in beginsel steunen, ligt hier vandaag een test. Zullen hun senatoren de politieke druk om het kabinet niet voor de voeten te lopen weerstaan en de wet daadwerkelijk beoordelen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en effectiviteit? De Eerste Kamer moet kritisch onderzoeken of de verlenging van de beslistermijnen daadwerkelijk de door minister Faber gestelde verlichting voor de IND zal opleveren. Dat is een feitelijke vraag en geen kwestie van politieke afweging.
Voorzitter. De kernvraag is dus of op basis van de beschikbare gegevens moet worden geconcludeerd dat de verlenging van de beslistermijn een substantiële tijdswinst voor de IND zal kunnen opleveren. De feiten wijzen uit dat dit niet het geval is. Onze taak is om wetsvoorstellen waaraan een feitelijke onderbouwing en dragende motivering ontbreekt, te blokkeren. Doen we dat niet, dan verloochenen we in wezen onze specifieke taak als Eerste Kamer. Bij een zorgvuldige inhoudelijke beoordeling van de wet die we vandaag bespreken, ontkomt men niet aan het oordeel dat de verlenging van de beslistermijn, anders dan minister Faber suggereert, geen enkele substantiële tijdswinst oplevert voor de IND.
De kern van het argument van minister Faber is dat de IND veel tijd kwijt is aan de behandeling van beroepen, wegens niet tijdig beslissen. Uit onderzoek van de Vereniging Asieladvocaten en -juristen Nederland en van de Specialisten vereniging migratierecht advocaten blijkt echter dat deze beroepen nauwelijks tijd kosten. Het proces is grotendeels geautomatiseerd, verweerschriften bestaan in het algemeen uit standaardteksten en vrijwel alle beroepszaken worden zonder zitting afgehandeld. Hierdoor is de werkbelasting voor IND-ambtenaren minimaal.
De minister, hier aanwezig, heeft dit beaamd. De beroepen gaan, zo geeft zij toe, inderdaad digitaal. Er wordt inderdaad gewerkt met — ik citeer de minister — standaard verweerschriften. Van de 50.780 beroepszaken werden er — ik citeer weer de minister — slechts circa 400 op zitting behandeld. 50.780 beroepszaken en 400 zijn er op zitting behandeld. Dat is 0,7%! Dus in 99,3% van alle zaken wordt buiten zitting uitspraak gedaan door de rechter en hoeven ambtenaren helemaal niet op zitting te verschijnen.
Uit de gegevens die de minister verstrekt, blijkt dat er 2.320 IND-ambtenaren werkzaam zijn voor asiel- en nareiszaken. 2.320! Een team van 20 ambtenaren is ingesteld om de beroepen tegen niet tijdig beslissen te behandelen. Zo’n klein team is begrijpelijk als je ziet dat alles digitaal en met standaard verweerschriften wordt afgehandeld en dat in minder dan 1% van de gevallen een zitting wordt gehouden. Hoe het ontlasten van dat kleine team een substantiële bijdrage zou leveren aan het verminderen van de werkbelasting van meer dan 2.300 collega-ambtenaren is onvoorstelbaar. Minder werk voor dat kleine team, als daarvan al substantieel sprake zou zijn, levert niets op voor die enorme groep "beslisambtenaren".
Het door minister Faber gehanteerde argument om de IND een bizar lange beslistermijn te geven, blijkt dus echt gebakken lucht. Als de beslistermijnen worden verlengd, betekent dit bovendien niet dat de IND sneller en efficiënter zal werken. Heel veel collega's hebben dat al opgemerkt. Integendeel, verlengen kan juist leiden tot langere wachttijden en een grotere werkvoorraad, omdat de instroom van nieuwe aanvragen niet afneemt. In de praktijk zorgt dit voor een nog zwaardere belasting van de IND.
Voorzitter. De verlenging van de beslistermijnen is niet alleen ineffectief, maar ook juridisch problematisch. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie stellen dat asielprocedures binnen redelijke termijn moeten worden afgehandeld. Artikel 6 van het EVRM garandeert een eerlijk proces binnen een redelijke termijn, terwijl artikel 41 van het EU-Handvest het recht op een goede en tijdige afhandeling van administratieve procedures waarborgt. Het voorstel dat minister Faber verdedigt, schuurt met deze verplichtingen en kan Nederland blootstellen aan juridische procedures bij het Europese Hof van Justitie. Daarnaast waarschuwen de Raad van State en ook deskundige Van Eik in hun advies dat de toepassing van deze wet zal resulteren in een stapeling van wachttijden, wat de juridische positie van Nederland onder internationale verdragen verder onder druk zet. De voorgestelde verlenging van beslistermijnen kan ertoe leiden dat asielzoekers langdurig in onzekerheid blijven, wat hun fundamentele rechten schaadt.
In eerdere jurisprudentie is vastgesteld dat buitensporig lange wachttijden in asielprocedures een schending vormen van het recht op effectieve rechtsbescherming en van het in artikel 8 van het EVRM vervatte recht op eerbiediging van gezinsleven. De Afdeling advisering van de Raad van State wees op twee uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarin schending van artikel 8 werd geconstateerd. In mijn interruptie ben ik daar al op ingegaan. In beide zaken werd de termijn die de vreemdeling moest wachten als excessief aangemerkt, terwijl die korter was dan de termijnen die bij toepassing van het onderhavige wetsvoorstel aan de orde zullen zijn. Nederland stevent dus af op rechterlijke veroordelingen.
Zeer recent kreeg de Kamer nog een waarschuwing van VluchtelingenWerk Nederland: als het voorstel van minister Faber tot wet wordt, zal de IND voor naar schatting 20.000 gezinsherenigingsaanvragen die langer dan negen maanden wachten moeten motiveren waarom in de betreffende zaak sprake is van bijzondere omstandigheden die een verdere verlenging rechtvaardigen. Dat is een brief van VluchtelingenWerk Nederland. Een aantal leden heeft daar al op gewezen. Ik zeg u het volgende: minister Faber heeft toegegeven dat dit klopt. Ik citeer: "Verlenging van de beslistermijn is slechts onder voorwaarden toegestaan. De IND zal de toepassing van de verlengingsmogelijkheid ook altijd moeten motiveren. Deze motivering is ook toetsbaar door de rechter in een procedure wegens niet tijdig beslissen." Dat is een citaat van de minister. De waarschuwing van VluchtelingenWerk Nederland is dus terecht. Er dreigt een enorme klus door extra werk voor de IND als gebruikgemaakt wordt van de verlengingen en het aantal beroepen zal gaan stijgen.
Voorzitter. Asielzoekers die afhankelijk zijn van een snelle beslissing worden de dupe van een vertraagd proces. De wachttijd in asielzoekerscentra wordt langer, wat leidt tot extra druk op de omvang en capaciteit van gemeentelijke voorzieningen. Bovendien brengt dit mentale en sociale onzekerheid met zich mee voor asielzoekers zelf, die vaak al in een kwetsbare positie verkeren.
Voorzitter, ik rond af. Dit wetsvoorstel biedt geen oplossing voor de problemen binnen de IND, lost de achterstanden niet op en brengt Nederland in strijd met internationale en Europese verdragen. Maar bovenal is het volgende essentieel voor de beoordeling en taakvervulling door de Eerste Kamer. Het aangevoerde belang bij het verlengen van de beslistermijnen ontbeert een deugdelijke, feitelijke onderbouwing en een dragende motivering. De woorden "dragende motivering" zal deze minister herkennen. Op basis van de beschikbare gegevens moet worden geconcludeerd dat de verlenging van de beslistermijnen geen substantiële tijdwinst oplevert voor de IND. Dat was het enige argument. Het argument dat ambtenaren hierdoor worden vrijgespeeld is gewoon ongefundeerd. De behandeling van beroepen wegens niet tijdig beslissen kost nauwelijks tijd. De verlenging van de beslistermijnen zal eerder leiden tot verdere stapeling van werk in plaats van verlichting ervan.
Voorzitter. Ik wil mij nog persoonlijk richten tot minister Faber. Wij waren tijdens de coronacrisis collega's in de Eerste Kamer. Mijn vraag aan haar via u, voorzitter, luidt als volgt. Herinnert zij zich hoe de PVV in die periode allerlei maatregelen bestreed omdat daaraan een deugdelijke, feitelijke onderbouwing ontbrak? Denk aan de regeling van de avondklok, het coronatoegangsbewijs en de corona-app. Collega Van Hattem van de PVV en overigens ook mijn fractie maakten daar gehakt van. Herinnert zij zich hoe die maatregelen op dezelfde wijze kritisch werden gefileerd als vandaag door leden van deze Kamer met de door haar verdedigde wet gebeurt? Met dat in gedachten vraag ik de minister of zij bereid is te verklaren dat zij het heel goed zou begrijpen dat leden van deze Kamer van partijen die het kabinet steunen haar wet zouden verwerpen als zij oordelen dat het verlengen van de beslistermijnen een feitelijke onderbouwing en een voldoende dragende motivering missen.
Voorzitter. Ik kijk met belangstelling uit naar haar reactie. Ik sluit af. Diegenen in deze Kamer voor wie het politiek niet uitkomt om tegen de wet te stemmen, zullen hun trouw aan de taak van deze Kamer moeten respecteren en hun individuele verantwoordelijkheid moeten nemen. Een zeer vergaande verlenging van beslistermijnen die niet dragend wordt gemotiveerd mogen zij niet laten passeren. Daarom zal de Partij voor de Dieren om een hoofdelijke stemming vragen.
Voorzitter. Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Met die laatste opmerking zegt de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren eigenlijk: ik betrek er even alles bij en ik ben ook een beetje appels met peren aan het vergelijken. Niet alleen de bio-industrie, maar ook de coronawetgeving is iets totaal anders dan wat nu voorligt. Ik heb het daarstraks in een interruptie ook al aangegeven: we spreken nu over het efficiënter maken van een uitvoeringsorganisatie. Daarvoor wordt een maatregel genomen, een op zichzelf vrij kleine maatregel die ervoor moet zorgen dat er iets meer lucht komt in de organisatie, op een tijdelijke basis. Dat is toch heel iets anders dan de coronawetgeving die destijds de grondrechten van alle Nederlanders raakte. Dat is toch niet te vergelijken met wat nu voorligt?
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat laatste ben ik geheel eens met de heer Van Hattem. Maar ik heb het daar niet over. Ik heb het over wat wij als Eerste Kamer moeten doen, iets wat ik ook heel graag met de heer Van Hattem heb gedaan tijdens de coronaperiode. Wij moeten bekijken of de argumentatie die aan wetten ten grondslag ligt, feitelijk en deugdelijk gegrond is. Dat zijn ook precies de indicatoren -– er zijn al vragen over gesteld door de heer Janssen — waar de heer Van Hattem naar vroeg bij iedere wet. Nu is het argument: er komen minder beroepen, dus dan wordt een deel van die meer dan 2.000 ambtenaren – waarvan ook nog eens 12% bestaat uit vacatures – een beetje ontlast, en de zaken zijn opgelost. Gelooft meneer Van Hattem dat nu echt? Gelooft meneer Van Hattem dat dat de indicator is die wij hier als Eerste Kamer moeten aannemen? En dat terwijl de gevolgen van deze wet zijn dat we in strijd komen met internationale verdragen, dat mensen langer in de opvang zitten, dat er ellende ontstaat en dat er niets wordt opgelost bij de IND. Gelooft meneer Van Hattem nou echt dat hier een feitelijk goed onderbouwde wet ligt die iets gaat opleveren?
De heer Van Hattem (PVV):
De heer Nicolaï blaast nu de zaak op tot een proportie die totaal buiten de orde is van wat nu voorligt. Zoals ik al zei, ligt er een vrij beperkt wetsvoorstel voor. Het gaat inderdaad niet alles oplossen, maar het draagt wel een steentje bij. Dit is een stukje van een oplossing. Inderdaad moeten er meer maatregelen worden genomen om ergens te komen, maar wat de heer Nicolaï nu allemaal aanhaalt en erbij sleept … Hij zegt dat het wetsvoorstel in strijd is met internationale verdragen, maar er wordt nota bene aangesloten bij een EU-richtlijn, bij een EU-recht. Het is dus heel duidelijk dat dit wetsvoorstel juist past binnen de internationale verdragen. Dus ik zou bijna willen zeggen: wat wilt u nu nog meer? Het past binnen de Europese regels en richtlijnen; dat is toch heel duidelijk? Dit is misschien niet iets wat alles oplost, maar het draagt een klein stukje bij. Dan vraag ik de heer Nicolaï: waarom hier zo'n drama van maken?
De heer Nicolaï (PvdD):
Nou, ik maak geen drama. VluchtelingenWerk Nederland zegt: de IND moet straks in 20.000 zaken individueel gaan motiveren of er gebruik gemaakt mag worden van die verlengingsmogelijkheid. Kan de heer Van Hattem mij uitleggen of dat een verlichting van de VVD of een verzwaring van de VVD oplevert? Excuses, ik bedoel de IND.
(Hilariteit)
De heer Van Hattem (PVV):
Ik zou niet willen pleiten voor een verzwaring van de VVD. De heer Nicolaï komt nu binnen met een verhaal van VluchtelingenWerk, waarbij hij er meteen van uitgaat dat daar in alle gevallen sprake van zou zijn. Op dit moment worden de termijnen ook niet gehaald en moet er worden ingezet op extra capaciteit voor die beslistermijnen. Op dit moment is het gewoon niet houdbaar. Er wordt nu een klein stukje extra lucht gecreëerd. Ik ben het er zeer mee eens: hoe eerder zaken behandeld kunnen worden, hoe beter. Dat is zonder meer zo. Maar de heer Nicolaï loopt feitelijk aan achter organisaties als VluchtelingenWerk, die als belangenorganisatie allerlei zaken politiek neerlegt, en achter de asieladvocatuur. Hij haalt bijvoorbeeld een deskundige aan, mevrouw Van Eik, die van een extreemlinks asieladvocatenkantoor is. Met zulk soort informatie wordt het debat natuurlijk ook heel politiek gemaakt. Dat is wat de heer Nicolaï nu doet. Dan vraag ik wat nou eigenlijk het probleem is dat hier ligt, behalve dat we de IND iets meer lucht geven door tijdelijk iets ruimere beslistermijnen te hebben om zaken te kunnen regelen, ook nog binnen het EU-recht. Wat is dan het probleem?
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, liever geen namen noemen van mensen die hier niet zijn en die zich niet kunnen verdedigen. Maar tot slot nog het antwoord van de heer Nicolaï.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik zou het heel fijn vinden als meneer Van Hattem in staat zou zijn om aan te geven wat "iets meer lucht" dan is en wat het gevolg zal zijn voor die schatting van VluchtelingenWerk Nederland. Dat is geen belangenvereniging. Ik heb geciteerd dat de minister het allemaal beaamt. Wat zou het gevolg zijn als de IND een extra belasting krijgt omdat hij die 20.000 zaken moet motiveren? Als dit veel zwaarder is dan die lucht, dan zijn we dus met een onzinontwerp bezig. Dat is wat mij bezighoudt.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Nicolaï (PvdD):
Onzin laten we hier in deze Kamer niet passeren. Ik doe dat in ieder geval niet, en andere leden ook niet.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Hattem, we hebben vanavond nog een hele avond, ook in reactie op de antwoorden van de minister. De heer Schalk heeft ook nog een interruptie.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik hoop dat die een beetje barmhartig is.
De heer Schalk i (SGP):
Ik zal een poging doen om het zo barmhartig mogelijk te benoemen. Ik kwam eigenlijk even overeind voor het volgende. De heer Nicolaï heeft tot drie keer toe min of meer gezegd: "Iedereen die deze wet zo meteen zal steunen, doet iets helemaal verkeerd. Dat kan niet. Dat mag niet. Dat past niet bij je Eerste Kamerlidmaatschap." Volgens mij proberen we hier met respect het debat te voeren en kun je je eigen visie hebben op een maatregel. Die is ingewikkeld. Niemand zegt: dit is echt het ei van Columbus en nu zijn we door de problemen heen. Dat zeg ik ten eerste.
Ten tweede ga ik even terug naar het wetsvoorstel, als dat mag van de voorzitter. Misschien wil zij dat wel graag. Ik heb in mijn betoog gezegd dat de kern van het voorstel is dat de nationale beslistermijn in nareiszaken in lijn wordt gebracht met de maximaal toegestane termijn uit de EU-gezinsherenigingsrichtlijn, van negen maanden. Dat is toch de kern van het wetsvoorstel. Zegt de heer Nicolaï met zijn betoog: de EU heeft het ook helemaal fout, want die negen maanden past ook niet?
De voorzitter:
De heer Nicolaï.
De heer Schalk (SGP):
Of is het goed dat we toch gaan aansluiten bij die Europese richtlijn? Dat is niet altijd mijn hobby, zeg ik daarbij.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ten eerste is dat niet de kern van het betoog van de minister. De kern van het betoog is er minder beroepszaken zullen zijn en dat dat tijd gaat opleveren. Dat is één.
Twee. Als er nu wordt aangesloten bij die termijnen, wat levert dat dan praktisch op? Dat wil ik graag weten van de heer Schalk. Wat levert dat op waar we blij mee moeten zijn?
De heer Schalk (SGP):
Praktisch levert dat op, waar we niet blij mee moeten zijn, dat het totaal van dat pakketje drie maanden langer kan duren. Daar ben ik niet blij mee. Waar ik wel blij mee ben, is dat er vermoedelijk — daar gaan we even van uit — minder procedures gestart zullen worden, omdat die termijn gebruikt kan worden om problemen wél op te lossen. Het tweede voordeel is dat je aansluit bij de EU-richtlijn, zodat je hetzelfde doet als de landen om ons heen. Het derde is dat je daardoor wellicht minder instroom van asielzoekers hebt. Dat kan iedereen wegen zoals hij dat wil. Vervolgens ga je op basis daarvan je stemgedrag bepalen. Zeg nou niet: dit is onzin omdat ik dat vind. Nee, iedereen heeft zo zijn eigen redenering daarbij.
De heer Nicolaï (PvdD):
Dan wil ik toch graag weten, als dat nog mag van de voorzitter, waarop de heer Schalk baseert dat het in lijn brengen van de termijnen binnen de EU feitelijk leidt tot minder instroom van asielzoekers.
De voorzitter:
Tot slot en kort, want ik herhaal: we hebben nog de hele avond.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot en kort, voorzitter. Je zou kunnen zeggen dat er op het moment dat er in Nederland dezelfde gezinsherenigingsrichtlijn is als in andere landen ...
De heer Nicolaï (PvdD):
Nee, we hebben het over de termijn, niet over de richtlijn.
De voorzitter:
De heer Schalk was aan het woord.
De heer Schalk (SGP):
Ik was bezig met mijn zin.
De voorzitter:
Het is fijn als u via de voorzitter spreekt, en in de microfoon. Tot slot de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik probeerde het volgende te zeggen. Als alle Europese landen dezelfde Gezinsherenigingsrichtlijn hanteren, is dat in ieder geval geen reden voor asielzoekers om te zeggen: het is handiger om naar dit of dat land te gaan.
De voorzitter:
Meneer Nicolaï, tot slot.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben er niet van overtuigd; laat ik dat zo zeggen.
De voorzitter:
Helder. Dan zijn we toe aan de volgende spreker: mevrouw Perin-Gopie van de fractie van Volt.