Verslag van de vergadering van 4 maart 2025 (2024/2025 nr. 20)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 21.55 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Voorzitter. Dank u wel. Dank ook aan de minister. Mijn vragen zijn niet beantwoord. Maar ik had ook nauwelijks vragen gesteld, behalve de vraag of de minister aan de mensen die het kabinet goed gezind zijn kan vertellen dat als de leden van de Eerste Kamer van oordeel zijn dat er een ondeugdelijke feitelijke grondslag onder deze wet ligt, zij dan gewoon kunnen tegenstemmen. Dat neem ik dan maar aan.
Dan heb ik het meteen over die deugdelijkheid. Ik heb de motie van de heer Dittrich, die betrekking heeft op de uitvoeringstoets, ondertekend. Als ik de heer Griffioen en anderen hoor, zeg ik: we weten het niet. De minister zegt dat de wet soelaas gaat bieden. Maar hoeveel? Een klein beetje? We weten het niet. Waarom is er niet een stuk waaruit blijkt dat de IND heeft afgewogen wat voor winst dit wetsvoorstel voor ons oplevert in fte’s en ook wat voor extra werk we erbij krijgen? Uit die afweging kan voor ons dan duidelijk worden waar wij staan. Het argument van de minister is: dit gaat de goede kant op, omdat we meer tijd voor de IND krijgen. Als dit argument klopt, is er een argument. Maar als het niet zou kloppen, dan ontbeert deze hele wet het hoofdargument om deze verlenging in te voeren.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik spreek de heer Nicolaï ook een beetje aan als mede-indiener van de desbetreffende motie. Zoals ik juist al zei, vind ik het vreemd dat je nu alsnog naar de IND stapt met het verzoek: ga nog eens een uitvoeringstoets doen, ga nog eens een analyse maken, ga je toch al schaarse personele capaciteit vrijmaken om dat nog een keer te gaan doen. Is het echt de bedoeling van de heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren en de andere indieners van de motie om daar de IND-medewerkers mee lastig te vallen, terwijl die het al zo druk hebben?
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik heb de minister de vraag gesteld: er moeten toch stukken zijn waar we iets mee kunnen? De minister zegt eigenlijk dat ze die stukken niet heeft, of dat er duizenden stukken voorbij zijn gekomen, enzovoorts. Wij kunnen als Kamer zeggen: laat de minister volgende week voor de stemming komen met een stuk waaruit blijkt hoe de afweging waarover ik net sprak door de IND voltrokken is en wat daar de resultaten van zijn. Dan zal iedereen heel blij zijn. Als de minister dat wil toezeggen, dan graag. Dan denk ik dat ik die invoeringstoets of uitvoeringstoets helemaal niet meer nodig heb. Bij dezen vraag ik de minister of zij daarop wil reageren. Wij moeten iets doen om iets op tafel te krijgen, zodat wij een gedegen afweging kunnen maken, wat ook onze taak is als Eerste Kamer.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan ben ik ook wel heel benieuwd of de heer Nicolaï bijvoorbeeld bij alle voorstellen over het klimaat zulk soort uitvoeringstoetsen wil zien, met resultaten tot achter de komma die bereikt moeten worden. Dat zien we bij zulke voorstellen namelijk ook niet; dan wordt er maar een beetje in het ijle gepraat over wat we moeten bereiken op het gebied van klimaat, zonder dat we weten of dat ook behaald gaat worden. Dus dat soort zaken gebeuren ook evengoed. Nu hebben we de situatie waarbij de nood hoog is bij de IND. Dit wetsvoorstel kan een stukje verlichting brengen. Wat heeft het dan voor meerwaarde om nu met een rapport te komen waarin alles uiteen moet worden gezet? Daar moeten ook ambtenaren voor aan de slag gaan; dat rapport moet opgesteld worden. Wat voegt dat nu nog toe aan het wetsvoorstel? We kunnen toch gewoon kijken of het glas nu eens halfvol is in plaats van halfleeg? We kunnen toch gewoon kijken of dit een klein stukje helpt om de zaken bij de IND te verlichten? Is de heer Nicolaï het met mij eens dat we het ook op die manier kunnen doen, in plaats van nu te gaan vragen om rapporten, cijfertjes, et cetera, waar we uiteindelijk helemaal niets mee doen?
De heer Nicolaï (PvdD):
De suggestie van de heer Van Hattem van de PVV is dat het wetsvoorstel verlichting gaat brengen, maar iedereen tast daarover in het duister. Kom dan eens met gegevens, zou ik zeggen. Als blijkt dat het helemaal geen verlichting geeft, maar leidt tot een verzwaring, dan zal de heer Van Hattem het toch met mij eens zijn dat wij als Eerste Kamer dat wetsontwerp niet kunnen aanvaarden? Anders gaat het immers de verkeerde kant op. De mensen die nu voor dat wetsontwerp stemmen, hebben het idee dat dit verlichting gaat brengen. Maar meer dan een idee is het niet. Ik heb aan de minister gevraagd om met gegevens te komen. Moet u eens even kijken bij de schriftelijke beantwoording. Ik vraag het keer op keer. Ook vandaag zegt de minister weer: ik weet eigenlijk niet of het echt verlichting geeft.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Je moet natuurlijk altijd eerst kijken hoe het in de praktijk uitwerkt, maar het is natuurlijk wel de bedoeling dat het verlichting gaat brengen. Een langere beslistermijn geeft in ieder geval meer tijd aan de medewerkers. Die kun je maar voor een beperkt aantal uren inzetten. Dat is al logica op zich: je hebt maar een bepaald aantal uren dat iemand het werk kan doen. Als die meer tijd krijgt om dat werk te doen, om die stapel met zaken af te handelen, dan is die slag in ieder geval al gemaakt. Die kans moeten we ze toch gunnen, in plaats van nu zeggen: we willen het alleen maar somber bekijken, want het kan niet en het gaat toch niet werken. Waarom het niet gewoon proberen? Mocht het niet gaan, dan kan er altijd nog een signaal komen vanuit de ambtelijke organisatie, vanuit de IND, van "mensen, het werkt niet, dus we moeten het op een andere manier doen". Maar vooralsnog hebben zij zelf aangegeven er vertrouwen in te hebben. Waarom zou je dat vertrouwen dan niet gewoon gunnen aan die organisatie?
De voorzitter:
De heer Nicolaï. En vervolgt u dan ook uw betoog.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ja. Ze hebben het zelf aangegeven? Waar staat dat? Dat hebben wij gevraagd. Het zou aangegeven zijn als er een uitvoeringstoets was. Dan kun je het lezen. We lezen niks. Het argument is ook helemaal niet dat de mensen meer tijd krijgen. Het argument is dat er minder beroepen tegen niet tijdig beslissen komen. Nou, dat zou zo kunnen zijn. Maar dan zeg ik vervolgens: wat levert dat dan op? Dat levert nul op. 99,3% van de beroepen komt helemaal niet eens in zitting. Het levert niets op. We hebben het erover gehad dat er een team van twintig man is. Als die twintig man nog maar voor de helft belast zijn, dan komt er 10 fte vrij. Vervolgens hebben we gezegd: "Maar u heeft 20.000 aanvragen liggen. Dat zijn er 20.000. Die moet u individueel gaan motiveren." Wat kost dat voor tijd? Dan zegt de minister: nee, dat hoeft helemaal niet, want dat zijn oude aanvragen.
Als u het goedvindt, mag u nu de tijd weer aanzetten, voorzitter.
De voorzitter:
Ik vind het uitstekend. Ik zet hem nu aan.
De heer Nicolaï (PvdD):
Het is raar dat ik dit heb gevraagd, maar het is zo. In de bepaling van het vierde lid staat: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk negen maanden na datum van indiening, moet er beslist worden. Dat staat in de Gezinsherenigingsrichtlijn. In de tweede alinea staat: in bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van het verzoek kan de in de eerste alinea genoemde termijn verlengd worden. Er staat niet dat dat op verzoek van de asielzoeker is. Er staat ook helemaal niet wanneer die beslissing zou kunnen worden genomen. Misschien kun je die wel helemaal aan het begin nemen. Je kunt die aan het eind nemen, maar je kan die ook nemen — dat wordt niet verboden; dat moet in feite ook — als dit wordt ingevoerd en geïmplementeerd voor de bestaande aanvragen. We implementeren dit nu in deze wet. Dan liggen er dus in één keer 20.000 aanvragen die niet voldoen aan het eerste lid. Dan staat er in het tweede lid dat je een individuele verlenging moet verrichten.
Het verhaal dat dat niet hoeft, is mij dus onduidelijk. Uit niets blijkt dat dat niet van toepassing is. Sterker nog, we zijn zelfs verplicht om dat te doen. Dat is wat VluchtelingenWerk Nederland ook onder onze aandacht brengt. Dat is geen actiegroepje, zoals de heer Van Hattem van de PVV zei. Dat is een grote organisatie die precies weet hoe het in dit land draait met betrekking tot asielzaken. Nogmaals, we krijgen dus extra werk. Dat betekent dat je uiteindelijk de balans moet opmaken: hebben we iets aan dit ontwerp of hebben we er niks aan?
Als ik toch naar die richtlijn kijk, kom ik nog even bij de laatste zin. "Gevolgen van het uitblijven van de beslissing bij het verstrijken van de in de eerste alinea genoemde termijn moeten bij de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat worden geregeld." Als we dit gaat implementeren, wat de minister met deze wet doet, welke gevolgen worden er dan geregeld? Of hebben we dat in deze wet niet opgenomen? Dit is een hele strenge richtlijn. In die richtlijn staat: negen maanden. Eigenlijk is het daarmee klaar. Er staat: buitengewone bijzondere omstandigheden. Als je niet binnen die negen maanden hebt beslist, dan moet de nationale wetgever ... Wat zijn dan de gevolgen? Waar staan die gevolgen in dit wetsontwerp? Ik heb ze niet gelezen. Ik heb ook niets gelezen over bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter. Daar is een vraag over gesteld. De minister heeft gezegd: dat ga ik in beleidscriteria neerleggen. Dit gaat over hele essentiële vragen. Dit gaat over vragen waarbij artikel 8 van het EVRM, gezinshereniging en grondrechten van groot belang zijn. Dat is ook de reden waarom de Raad van State heeft gezegd: je moet dat in de wet regelen. De minister zegt: "Ik hoef helemaal niks te regelen. Het is beleid. Ze zijn aan beleid gebonden." Maar beleid kun je van de ene dag op de andere veranderen, zonder formele medewerking van het parlement. Daar ben ik tegen. Dat zal ook een van de redenen zijn waarom onze fractie tegen dit ontwerp zal stemmen.
Ik had om een hoofdelijke stemming gevraagd. Dat wil ik herhalen. Ik had het in mijn eerste termijn gedaan, maar ik weet niet of dat formeel nogmaals moet, op deze plek.
De voorzitter:
Dat verzoek ga ik straks aan de Kamer voorleggen, maar dat zal zeker ingewilligd worden. Dan is het woord aan mevrouw Perin-Gopie namens Volt.