Rappelabele toezeggingen Buitenlandse Zaken (Rappel maart 2024)



Dit is het rappel tot 02-01-24.

 




Toezegging Informeren over toetreding EU tot EVRM (33.877) (T01941)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kox (SP), toe de Kamer op de hoogte te houden van ontwikkelingen ten aanzien van de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM.


Kerngegevens

Nummer T01941
Status openstaand
Datum toezegging 15 april 2014
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen EVRM
staat van de Unie
toetreding
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2014 (33.877)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 3 - blz. 19

De heer Kox (SP):

Ik hoor ook graag wanneer de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens eindelijk zou kunnen plaatsvinden. We wachten daar eigenlijk al veel te lang op. Of zijn er nieuwe beren op de weg verschenen?

Handelingen I 2013-2014, nr. 27, item 8 - blz. 35

Minister Timmermans:

Nederland hecht aan toetreding van de Europese Unie tot het EVRM. We werken daar hard aan. De Commissie heeft advies gevraagd aan het EU-hof. Dat advies wordt over een paar maanden verwacht, na de zomer. Om de toetredingsakkoorden te optimaliseren, zullen we ook interne toepassingsregels moeten opstellen. Dat ligt stil tot het advies van het hof beschikbaar is. Samen met een aantal andere lidstaten hebben we er bij de Commissie op aangedrongen om daarmee toch door te gaan, ondanks het feit dat we nog op het advies van het hof zitten te wachten. Ik zal de Kamer goed op de hoogte houden van de ontwikkelingen op dat vlak.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Actieve inzet effectief EU-instrumentarium bij rechtsstaatschending (35.295) (T03395)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat de regering zich, mede in het geval van een verdragswijziging, actief zal inzetten voor een effectief EU-instrumentarium bij rechtsstaatschending door lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T03395
Status openstaand
Datum toezegging 8 februari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen artikel 7 EU-verdrag
rechtsstaatschending
Kamerstukken EU en de rechtsstaat (35.295)


Uit de stukken

Handelingen I 2021/2022, nr. 16, item 11 - blz. 12-13

De heer Van Apeldoorn (SP):

Goed. Ik wil nog even terugkomen op het punt van de verdragswijziging, waarover de minister zegt: de weg daarnaartoe is vol doornen en distels. Dat spreekt vanzelf; dat is een lange weg. Maar dat betekent niet dat je die weg niet bij voorbaat op zou moeten gaan of proberen daarop te gaan. We zien dit in de context van de discussie over een verdragswijziging, zoals die nu mogelijk al op de agenda staat in het kader van de conferentie over de toekomst van Europa. Kan de minister dan concreet aan deze Kamer toezeggen dat de Nederlandse regering dit zal agenderen als een van de punten waarop het Verdrag misschien gewijzigd zou moeten worden, om te komen tot een beter, effectiever instrumentarium voor de normen van de democratische rechtsstaat binnen de Europese Unie?

Minister Hoekstra:

Ja. Sterker nog, ik denk dat dat belangrijk is. Dat ben ik met de heer Van Apeldoorn eens. Maar ik zal ik ook bij elk van de subvragen beargumenteren dat ik het volgende vind. Als je met elkaar gelooft dat de Europese Unie er is voor het verdienen van geld, voor het drijven van handel en voor welzijn, maar dat het ook gaat om de waardegemeenschap, dan moet je dat ook serieus nemen. Dan zal je zelfs meer moeten doen dan dat alleen maar tijdens de conferentie naar voren brengen, in het kader van een eventuele wijziging van dat Verdrag. Nogmaals, ik denk dat dat laatste echt heel lastig wordt en heel veel werk gaat kosten, en dat een uitkomst die het op het gebied van de rechtsstaat beter maakt verre van gegarandeerd is. Maar ik ben het er zeer mee eens. Ik zou het eigenlijk breder willen trekken. Het zou én de conferentie én het Verdrag moeten zijn, waar ik graag naar zou willen kijken. Maar ik denk dat het veel meer onderdeel zou moeten zijn van de dialoog over een heleboel zaken waar we mee te maken hebben.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Over het feit dat het breder moet zijn, zijn de minister en ik het niet met elkaar oneens. Het punt is het volgende. Is de minister het eens met de analyse dat het, in het kader van het beter handhaven van de rechtsstatelijkheid in de EU, uiteindelijk zeer wenselijk zou zijn dat we komen tot een verdragswijziging op dit punt? Ik begrijp dat de weg ernaartoe moeilijk is en dat we, terwijl we die weg nog moeten bewandelen en de uitkomst onzeker is, ook andere dingen moeten doen. Daar is over gesproken. Maar evengoed vraag ik de minister of dat een weg zou kunnen zijn voor de Nederlandse regering. Als die mogelijkheid zich voordoet, dan zouden wij dat Verdrag graag gewijzigd zien op dit punt, bijvoorbeeld ten aanzien van artikel 7 of op een andere manier, een uitzetoptie, zodat in ieder geval duidelijker wordt verankerd in een nieuw verdrag dat het mogelijk is voor de EU om handhavend op te treden, met uiteindelijk ook uiterste consequenties voor lidstaten die flagrant en systematisch de regels van de rechtsstaat aan hun laars lappen.

Minister Hoekstra:

Ik zeg dat graag toe. Ik wil dat graag verder exploreren. Ik wil alleen steeds twee dingen tegelijkertijd doen. Ik wil er namelijk aan de ene kant op wijzen dat ik me daar, mits je het verstandig vormgeeft en mits je de formulering toepast die je vooruit in plaats van achteruit helpt, heel graag voor inzet. Ik ben er namelijk met velen in uw Kamer van overtuigd ben dat meer oog voor de rechtsstaat uiteindelijk in het belang van de Europese Unie en alle inwoners is. Alleen, ik moet daarbij steeds schetsen hoe ingewikkeld de weg daarnaartoe is, precies omdat er unanimiteit vereist is en er lidstaten zijn die hele andere opvattingen hebben en helemaal aan de andere kant van het touw trekken. Dus ik ben het er graag mee eens, maar het is ook mijn taak om daar de realistische verwachtingen naast te leggen, al is het maar om toekomstige teleurstellingen te voorkomen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Tot slot. Dat begrijp ik. Fijn dat de minister ons wil behoeden voor teleurstellingen. Ik begrijp dat dat een heel lang en ingewikkeld proces zou worden. Ik denk dat de minister ook gelijk heeft, als hij realistisch is en zegt: we moeten het niet onderschatten en het zou ook een andere uitkomst kunnen hebben. Maar als je zegt "het wordt een moeilijke weg", dan kun je twee dingen doen. Je zegt: dan gaan we die weg überhaupt niet op en dan gaan we daar ook geen energie in steken. Of je kunt zeggen: uiteindelijk is dat toch heel belangrijk voor de Nederlandse regering en we gaan dus ook daarop inzetten. Maar ik proef in de woorden van de minister dat hij toezegt dat het een het ander niet uitsluit en dat dat dus, in de context van de discussie over een verdragswijziging, ook op de agenda kan komen wat de Nederlandse regering betreft.

Minister Hoekstra:

Ik ga nu op een derde manier proberen ja te zeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Actieve inzet regering in toetreding EU tot EVRM (35.295) (T03399)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Oomen-Ruijten (CDA) en Van Apeldoorn (SP), toe de Europese Commissie en de Raad aan te sporen op toetreding van de EU tot het EVRM.


Kerngegevens

Nummer T03399
Status openstaand
Datum toezegging 8 februari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen toetreding EU tot EVRM
Kamerstukken EU en de rechtsstaat (35.295)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 16, item 11, - blz. 46-47

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Mevrouw Oomen vroeg of ik bereid ben toe te zeggen dat de Nederlandse regering de Europese Commissie, maar ook de collega's in de Raad, wil aansporen — zij had het over "manen" — om de verdragsrechtelijke verplichting tot toetreding tot het EHRM nu ook waar te maken. Het eerste deel van de vraag van de heer Van Apeldoorn lag in het verlengde daarvan. Voor de goede orde: die toetreding wordt in mijn optiek, zoals ik het begrepen heb, niet opgehouden in de Raad. De heronderhandelingen met de Raad van Europa naar aanleiding van het negatieve advies van het EU-Hof zijn thans in volle gang. Wij trekken daarbij nauw op met de Europese Commissie en gelijkgezinde lidstaten om die toetredingsonderhandelingen te bespoedigen. Daar zal ik me in ieder geval voor inzetten. Ik zie een blik op het gezicht van mevrouw Oomen die ik goed ken uit een wat langer verleden en die betekent dat nadere beraadslaging volgt.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Daar was ook een goede samenwerking, moet ik zeggen. Ik heb het gevoel dat het niet meer het Europees Hof van Justitie is dat ophoudt. Zou u dat nog eens na willen gaan? Het onderhandelingsmandaat ligt er ook van de zijde van de Europese Commissie, maar er zijn wat beren op de weg in de Raad, als ik goed geïnformeerd ben.

Minister Hoekstra:

Ik weet dat mevrouw Oomen altijd buitengewoon goed geïnformeerd is over hoe de hazen in Brussel lopen. Dat noopt onmiddellijk tot grote voorzichtigheid. Dit is het begrip dat ik van de situatie heb. Het doet eigenlijk niks af aan mijn toezegging in haar richting. Ik ben sowieso bereid om het gesprek met andere lidstaten en de Europese Unie en daarmee dus ook met de Commissie te hernemen. Ik begrijp namelijk heel goed het gevoelen waar ze uiting aan geeft: kunnen we hier op niet al te lange termijn vorderingen in maken? Ik zal daar dus mee doorgaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Actieve inzet voor transparantie in EU-besluitvorming (35.295) (T03400)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe zich te blijven inzetten voor transparantie in EU-besluitvorming.


Kerngegevens

Nummer T03400
Status openstaand
Datum toezegging 8 februari 2022
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen besluitvorming
EU
transparantie
Kamerstukken EU en de rechtsstaat (35.295)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 16, item 11 - blz. 24

De heer Van Apeldoorn (SP):

Over de transparantie. Als blijkt, zoals volgens een aantal onderzoekers het geval was, dat de Europese Commissie niet erg transparant is en er een probleem is met de openbaarheid van bestuur, dan zou dat ook een zorg van de Nederlandse regering moeten zijn. Maar laat ik een andere vraag stellen. Ik had het in dit verband ook over een feit dat ermee te maken heeft, namelijk dat veel besluitvorming feitelijk in ambtelijke werkgroepen achter gesloten deuren wordt voorbereid. Er worden geen notulen gemaakt of ze zijn geheim. Soms zijn ze opvraagbaar, maar dat duurt dan jarenlang. Het gaat wel over de lidstaten. Daar zit nog een probleem van transparantie. Erkent de minister dat er op het gebied van transparantie nog veel nodig is binnen de EU? En is de regering bereid zich ervoor in te zetten, ook op basis van eerdere toezeggingen, om die transparantie beter te krijgen? Het gaat dan niet alleen over de Commissie, maar ook over de raden, de ambtelijke werkgroepen en de triloog.

Minister Hoekstra:

Ik was geneigd om "ja" en "ja" te zeggen, maar toen kwam er nog een vrij lange kleurschakering achteraan van voor wie dat allemaal zou moeten gelden. Ik zou de Kamer, en de heer Van Apeldoorn in het bijzonder, ervan willen verzekeren dat ik hier werk van zal blijven maken. Ik heb dat nadrukkelijk gedaan in de vorige periode en ik heb dat ook nadrukkelijk gedaan in samenspraak met de drie rapporteurs in de vorige Kamer uit de commissie voor Financiën, die toen soortgelijke kritiek hadden op het functioneren van de eurogroep en het gebrek aan transparantie daar. Ik zeg daar eerlijk bij: dat was met wisselend succes. Dit thema staat in Nederland heel hoog op de agenda. Wij kennen een ongekende mate van transparantie in vergelijking met veel andere lidstaten en Brussel. Maar ik ga ermee verder.

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, tot slot.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, tot slot. Ik ben blij met de toezegging dat de minister ermee verdergaat. Misschien komen we er verder over te spreken bij de Algemene Europese Beschouwingen, wat voor mijn fractie ook een zeer belangrijk punt is.

Minister Hoekstra:

Ik maak mij daar geen enkele illusie over. Dat thema zal terugkeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bijwonen PACE-vergadering (35.295) (T03411)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe een vergadering van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa bij te wonen, zodra daar gelegenheid voor is.

zie ook


Kerngegevens

Nummer T03411
Status openstaand
Datum toezegging 8 februari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa
Kamerstukken EU en de rechtsstaat (35.295)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 16 item 3 - blz. 23

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mag ik trouwens even memoreren dat wij als Eerste Kamer een bijzonder hechte band hebben met deze organisatie voor mensenrechten en democratie, met erg actieve leden en sinds kort zelfs een lid van deze senaat als president van de Parlementaire Assemblee? Ik zie hem, de heer Kox, daar zitten op de publieke tribune. Gaat de minister binnenkort naar Straatsburg om ook de regeringsbanden aan te halen? Dan kan hij de belofte van verschillende voorgangers eindelijk inlossen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 16 item 11 - blz. 17

Minister Hoekstra:

Dan heb ik nog een paar dingen in de categorie overig instrumentarium. Mij was ook niet ontgaan dat de heer Kox plaats heeft genomen op de linkertribune. Hij is uitgebreid door de heer Van Apeldoorn in het zonnetje gezet. Ik haast me natuurlijk meteen om richting de heer Van Apeldoorn te vertellen wie ik allemaal wel en niet gesproken heb. Normaal ben ik daar wat voorzichtig in. Maar de heer Kox en ik hebben elkaar telefonisch al weten te vinden en praten binnenkort ook bij over alles wat hij voor Europa gaat doen. En zodra daar gelegenheid voor is, ga ik ook graag naar Straatsburg. Laat ik dat via de heer Van Apeldoorn vast in de richting van de heer Kox zeggen. Ik heb eerder al gezegd, maar dat herhaal ik hier graag, dat ik het zelf geweldig vind dat hij dat gaat doen. Hij is daar wat mij betreft buitengewoon gekwalificeerd voor. Het is ook voor Nederland heel goed nieuws.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bredewelvaartsanalyse lidmaatschap EU (36.259) (T03592)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe de Kamer te informeren over de eventuele mogelijkheden van een bredewelvaartsanalyse van het lidmaatschap van de EU door nationale of Europese onderzoeksinstituten.


Kerngegevens

Nummer T03592
Status openstaand
Datum toezegging 18 april 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bredewelvaartsanalyse
kosten-baten EU
onderzoeksinstituten
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2023 (36.259)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 27, item 11 - blz. 32.

De heer Backer (D66):

“De minister ging net even wat snel over de bredewelvaartstudie en de baten voor Nederland van Europa heen. Wie wat bewaart, die heeft wat. Ik heb hier de brief van een van zijn voorgangers, Stef Blok, van 22 februari 2021. Die gaat over de motie-Backer cum suis, Kamerstuk 35403, letter F, zeg ik maar even voor de Handelingen. Daarin is toen in een voetnoot iets toegezegd. Een termijn is een inspanningsverplichting, zei de minister.”

Minister Hoekstra:

“Zeker.”

De heer Backer (D66):

“Daarin is toegezegd om tegen maart 2021 aan de Kamer te rapporteren. Dat is gebeurd. Ik zie dat de minister aan het multitasken is.”

Minister Hoekstra:

“Zeker. Daar ben ik niet goed in.”

De heer Backer (D66):

“Vervolgens is in diezelfde brief gezegd: brede welvaart is erg moeilijk. Die discussie kennen wij ook van de rijksbegroting. Daarin was de discussie over de vraag hoe dat moet worden opgenomen ook aan de orde. We zijn nu in april 2023. Ik denk dat het inmiddels niet meer zo moeilijk is. Ik zou dus eigenlijk een toezegging willen hebben, nu wel met een inspanningsverplichting, dat in ieder geval de contouren van die verkenning zichtbaar worden voor deze Kamer, niet voor de zomer, maar toch wel dit jaar. Ik kan me best voorstellen dat het lastig is, maar het is wel doenlijk.”

Minister Hoekstra:

“Volgens mij heeft de inspanning plaatsgevonden, maar zeggen de instituten die we geraadpleegd hebben en die het werk zouden moeten doen: wij voelen ons daartoe niet geëquipeerd. Dat is in ieder geval hoe ik het begrijp. De toezegging die Blok heeft gedaan, die ik uiteraard tot en met de voetnoot aan toe, haarscherp op het netvlies had staan, is dat wij dat hebben doorgeleid als kabinet. Ik herinner me uit mijn vorige verantwoordelijkheid dat het al niet eenvoudig was in Nederland, maar het is waar dat we die brug uiteindelijk hebben weten te slechten. De Nederlandse onderzoeksinstituten hebben gezegd dat ze dit eigenlijk niet op Europees niveau kunnen doen. Ik wil dit best nog wel een keer opbrengen. Het ligt overigens niet in de eerste plaats bij mij, denk ik, maar ik wil best nog een keer kijken of iemand anders van de kabinetsleden — misschien is dat de minister van Financiën, misschien die van Sociale Zaken of een ander — dat nog een keer in een Europese vergadering wil opbrengen. Misschien dat er in Europa wel mensen zijn die dit werk kunnen doen, maar mijn begrip is dat de Nederlandse onderzoeksinstituten zich daartoe niet geëquipeerd voelen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 27, item 11 - blz. 32-33.

De heer Backer (D66):

“Ik citeer tot slot nog even uit de brief. "Het streven is om op middellange termijn een integraal beeld te realiseren voor toekomstige beleidsafwegingen. De komende onderzoeken van de Algemene Rekenkamer naar de toegevoegde waarde van de uitvoering van het EU-beleid in Nederland kunnen hieraan bijdragen " Het onderzoek is inmiddels gearriveerd en dat hebben we hier besproken. We zijn dus een stuk verder als de minister zegt dat hij of zijn collega dat in Europa zou willen onderzoeken. Maar uiteindelijk komt het terug bij het kabinet om te bekijken of dit een begaanbare weg is. Het is een begaanbare weg, want het is een kwestie van inzet en wil.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 27, item 11 - blz. 33.

Minister Hoekstra:

“Ik vind het spannend om het te beloven namens de onderzoeksinstituten, die aan ons teruggeven dat zij dat eigenlijk niet kunnen, zo heb ik net begrepen uit de gedachtewisseling met de ambtenaren. Ik ben altijd gevoelig voor de logica van de ferme wil, zeker wanneer die terugslaat op dingen die wij zelf moeten doen. Wij zijn alleen niet degenen die het onderzoek kunnen leveren. Laat ik proberen het op één manier nog te verfraaien, misschien helpt dat. Als wij nou kijken of er een minister is bij wiens portefeuille het het meest logisch hoort om in Europa nog een keer te suggereren dat dit gebeurt — daar heeft men wellicht dat overzicht wel — zou dat een weg kunnen zijn. Een alternatief is dat we nog een keer aan de Rekenkamer vragen hoe men dat daar voor zich ziet, even luisterend naar de heer Backer. Ik ben nu hardop aan het improviseren op basis van zijn suggestie. Het is niet zozeer dat ik het niet wil, het is meer dat het kabinet het niet zelf kan doen en dat de onderzoeksinstituten aan ons hebben meegegeven dat ze, in goed Nederlands, überfragt zijn.”

De heer Backer (D66):

“Tot slot. Het zou natuurlijk al enorm helpen als uit die verkenningen een beschouwing komt van waarom het zo ingewikkeld is, wat ervoor gedaan zou moeten worden en hoe de weg naar die oplossing gevonden kan worden. Dan kan ook deze Kamer daarover meedenken.”

Minister Hoekstra:

“Ja. Ik houd het even bij het huiswerk waar ik mezelf nu al in heb gerommeld. Dan hernemen we dat met de Kamer. Dat zal mogelijk niet meer met de heer Backer zelf zijn, maar om de uitspraak over dat beroemde schilderij te parafraseren: op die manier blijft hij in ieder geval bij ons. Ik doel op het schilderij wat normaal gesproken achter u hing, voorzitter, maar dan in de vorige behuizing.”


Brondocumenten


Historie