Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel januari 2015)



Dit is het rappel tot 02-01-15.

 




Toezegging Toezending cijfers (32.131) (T01407)

Staatssecretaris Weekers zegt toe dat hij in 2012 een tabel toezendt met cijfers over de loonkostenwijziging voor de overheidssector en de private sector.


Kerngegevens

Nummer T01407
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2011
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen 2012
cijfers
overheidssector
private sector
tabel
Kamerstukken Wet uniformering loonbegrip (32.131)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 28, item 13, blz. 63

De heer Reuten (SP):

Dan wordt het toch lastig voor een Kamerlid. De staatssecretaris zegt dat er een tabel in de memorie van toelichting is, maar dat hij de juiste cijfers niet kan geven; hij kan ook geen termijn noemen. Daarmee maakt hij het mij heel lastig. Ik neem aan dat hij het de andere Kamerleden of een aantal van hen ook lastig maakt. Hij zegt eigenlijk dat hij het vooruit wil schuiven naar 2012. Kan hij dan toezeggen dat hij in 2012 een complete tabel geeft, dus compleet voor de private sector en daarnaast de loonkosten-wijziging voor de overheidssector? Hij zegt uit te gaan van die neutraliteit. Het is aan hem om dat te onderbouwen. Zonder cijfers valt het niet te onderbouwen en kunnen wij hem alleen op zijn woord geloven. Dat doe ik graag, maar wie citeerde hij ook alweer?

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb mij nooit zo laten inspireren door de heer Lenin, misschien de heer Reuten wat meer. Ik kijk voor de zekerheid nog even naar boven. De heer Reuten heeft zojuist gevraagd om die cijfers te produceren in 2012. Dat kan en dat zeg ik toe. Toch? Ik moet kijken wat er technisch mogelijk is. Ik kan wel allerlei cijfers toezeggen, maar als ze niet boven water te krijgen zijn, is het een loze toezegging.

De voorzitter:

De toezegging behoeft verder geen toelichting.

Staatssecretaris Weekers:

De toezegging is bij dezen gedaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanpassing Vrijstellingsregeling WFT (33.023, B) (T01457)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers, toe om de omissie, waarbij een werkgever of de met die werkgever in een groep verbonden rechtspersoon die een hoofdkantoor in de EER heeft maar de zetel buiten de EER, uit te sluiten van de mogelijkheid - die de Herziene Prospectusrichtlijn biedt - om gebruik te maken van de vrijstelling, op korte termijn te repareren door middel van een aanpassing van de Vrijstellingsregeling Wft. Bij de eerst volgende gelegenheid zal artikel 5:3 van de Wft op dit punt worden aangepast.


Kerngegevens

Nummer T01457
Status voldaan
Datum toezegging 19 april 2012
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen herziene richtlijn prospectus
vrijstellingsregeling
Wet op het financieel toezicht
Kamerstukken Implementatie herziene richtlijn prospectus (33.023)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2011/12, 33 023, B, blz. 3    

In de tekst van artikel 5:3 tweede lid onderdeel e Wft is niet opgenomen dat een werkgever ook het hoofdkantoor in de Europese Economische Ruimte (EER) kan hebben. Hierdoor ontstaat de situatie dat een werkgever die haar hoofdkantoor in de EER heeft, maar haar zetel buiten de EER, en waarvan de effecten niet tot de handel zijn toegelaten, volgens de Herziene Prospectusrichtlijn wel, maar volgens de tekst van het wetsvoorstel geen gebruik kan maken van de vrijstelling. Kan de regering hier nader op ingaan?

Het is niet de bedoeling geweest om een werkgever of de met die werkgever in een groep verbonden rechtspersoon die een hoofdkantoor in de EER heeft maar de zetel buiten de EER uit te sluiten van de mogelijkheid – die de Herziene Prospectusrichtlijn biedt – om gebruik te maken van de vrijstelling. Deze omissie zal dan ook op korte termijn worden gerepareerd door middel van een aanpassing van de Vrijstellings-regeling Wft zodat ook werkgevers of de met die werkgever in een groep verbonden rechtspersoon die hun hoofdkantoor in de EER hebben, maar hun zetel buiten de EER hebben ook gebruik kunnen maken van de vrijstelling. Bij de eerst volgende gelegenheid zal artikel 5:3 van de Wft op dit punt worden aangepast.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie bonusverbod (33.058) (T01528)

De Minister van Financiën, de heer mr.drs. J.C. de Jager, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om het bonusverbod binnen drie jaar omvattend en grondig te evalueren. De minister geeft aan daarbij ook de mogelijkheid boetes terug te laten vloeien naar de schatkist te willen betrekken.


Kerngegevens

Nummer T01528
Status voldaan
Datum toezegging 22 mei 2012
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bonusverbod
evaluaties
Kamerstukken Wet aansprakelijkheidsbeperking De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM) en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen (33.058)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 4, blz. 8.

De heer Ester (ChristenUnie):

(...)

Ik rond af met een laatste punt. De ChristenUnie-fractie is de minister erkentelijk voor de toezegging die hij in de schriftelijke vragenronde aan de fractie heeft gedaan om de bonusregeling na drie jaar te evalueren. Wij gaan ervan uit dat dit op een grondige, omvattende en gezaghebbende wijze zal gebeuren. Gezien het heftige maatschappelijke debat rond bonussen in de financiële sector kan het belang van een brede en diepgaande evaluatie niet genoeg beklemtoond worden. Wij zien de resultaten van deze studie dan ook met grote interesse tegemoet. Ik vraag de minister om vanmiddag ook hier nog eens publiekelijk te bevestigen dat de bonusregeling stevig geëvalueerd zal worden. Daar zal een juiste maatschappelijke signaalwerking van uitgaan, waarvoor onze dank.

Handelingen I 2011-2012, nr. 6, blz. 29.

Minister de Jager:

(...)

"De heer Ester vraagt of ik kan bevestigen dat de toegezegde evaluatie stevig zal zijn. Dat kan ik toezeggen. Deze zal ik ook doen binnen drie jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel."

Handelingen I 2011-2012, nr. 6, blz. 31.

De heer Ester (ChristenUnie):

(...)

"Wij zijn de minister zeer erkentelijk voor zijn toezegging aan mijn fractie om het bonusverbod binnen drie jaar omvattend en grondig te evalueren. Wij zien uit naar de resultaten daarvan. Dan blijkt of het gemis van zo'n sanctieregeling in het onderzoek naar voren komt en of er behoefte is aan een additionele, aangescherpte en directe sanctieregeling."

Handelingen I 2011-2012, nr. 6, blz. 32.

Minister De Jager:

(...)

"Ben ik bereid om boetes naar de schatkist te heroverwegen? Laten wij dat bij een volgende evaluatie, bijvoorbeeld de evaluatie die ik net heb bevestigd aan de ChristenUnie, nog eens meenemen. Dit is inderdaad geen principieel punt, zoals ik net ook heb gezegd tegen de heer Postema."


Brondocumenten


Historie







Toezegging Effect bankenbelasting op kredietverlening aan het mkb (33.121) (T01579)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden De Grave en Ester, toe om - in het kader van de monitoring van de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening - waar mogelijk een uitsplitsing te maken tussen het geaggregeerde niveau van kredietverlening en de kredietverlening aan het mkb. De staatssecretaris zal daarbij, samen met zijn collega van EL&I, ingaan op de preciezere cijfers voor het mkb en aangeven wat daaraan wordt gedaan door het kabinet en wat er mogelijk verder nog aan zou kunnen worden gedaan.


Kerngegevens

Nummer T01579
Status voldaan
Datum toezegging 3 juli 2012
Deadline 1 juni 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bankenbelastingen
kredietverlening
MKB
Kamerstukken Wet bankenbelasting (33.121)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 78-79

De heer Ester (ChristenUnie):

De impact op de kredietverlening is absoluut een van de majeure kwesties. Die kwam gisteren breeduit aan de orde. Maakt het de staatssecretaris nog wat uit of er sprake is van een differentiële impact? Stel dat uit het monitoren van de effecten blijkt dat de afname met name terecht zou komen bij het mkb, maakt hem dat nog wat uit? Verwacht hij überhaupt een differentieel effect?

Staatssecretaris Weekers:

Wij zullen heel goed moeten kijken waar de schoen wringt. Het opvallende is dat de kredietverlening nog steeds groeit. De laatste acht jaar, sedert 2003, houdt DNB de groei van de kredietverlening bij. Ik heb een grafiekje laten maken dat begint in 2004. Daarin zie je dat de kredietverlening de afgelopen acht jaar alleen maar is gegroeid jaar op jaar. Een paar keer is er een maandje geweest van krimp, maar die werd de maand of de paar maanden daarna onmiddellijk weer goed gemaakt. De omvang van de bancaire kredietverlening aan het bedrijfsleven is gegroeid van 205 mld. in 2003 naar 343 mld. in 2011. Dat is een behoorlijke toename van het krediet. Mocht blijken dat de kredietverlening gewoon blijft groeien maar dat het mkb droog komt te staan, dan speelt die bankenbelasting kennelijk geen rol maar is er wat anders aan de hand. Dan moet je kijken in het instrumentarium van bijvoorbeeld EL&I. Functioneert het BBMKB bijvoorbeeld goed? Ook de Europese investeringsbank stelt middelen ter beschikking waar ook het mkb van kan profiteren. Dan worden bankkredieten als het ware gegarandeerd, risico's gematcht. Je zou kunnen bekijken of je wat meer van dat soort instrumenten kunt inzetten. Ik zei zojuist dat ik adequaat en accuraat zal reageren. Dat wil dan niet zeggen dat ik alleen maar naar de bankenbelasting als zodanig kijk, maar ook naar andere elementen, zoals de ex ante financiering van het dgs en instrumenten die daarbuiten liggen.

[...]

De heer Van Rey (VVD):

Ik ben ook benieuwd naar dat staatje, want ik ben benieuwd of er ook krimp in zit, of er een terugval in zit de afgelopen jaren. De staatssecretaris zei dat er een geweldige stijging was, maar hoe kan het dan dat de beeldvorming de laatste tijd is, met name in het mkb, dat er wel een kredietbeperking is bij de banken naar het mkb?

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp de vraag. Ik spreek ook heel veel ondernemers die klagen over opdrogende kredieten. Veel ondernemers klagen erover dat kredietlijnen verder worden afgeknepen. Tegelijkertijd blijkt dat de kredietverlening toch elke keer groeit als ik aan DNB en topbankiers vraag hoe het daarmee zit. Uit het staatje dat ik zo meteen op verzoek van de heer Reuten zal laten rondgaan onder de fiscaal woordvoerders, blijkt dat de kredietverlening de afgelopen jaren af en toe een maand krimpt. Dat is vorig jaar een of twee maanden zo geweest. Dat is in 2007 en 2004 een keer geweest, als ik het staatje goed voor ogen heb. Maar dat duurt dan een maand bijvoorbeeld. Bij mij gaan de alarmbellen niet rinkelen als er één maand even een terugval is, maar wel als dat een aantal maanden op rij zo is. Als er twee kwartalen sprake is van een krimp in de economie, dan spreken wij van een recessie. Als er twee kwartalen sprake is van krimpende kredietverlening, dan zijn de effecten zodanig substantieel dat ik word genoopt tot ingrijpen.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 87

De heer Ester (ChristenUnie):

[...] Mijn fractie vraagt nogmaals aandacht voor het mkb, met veel dank voor de grafiek van de staatssecretaris. Juist daarin zien we dat er wordt gerapporteerd over geaggregeerde kredietverlening, waarbij geen uitsplitsing is gemaakt naar het mkb. Wij zien dat graag op zeker moment uitgesplitst, niet vanuit een soort datafetisjisme, maar omdat het van belang is om te zien of de bankenbelasting effect zal hebben op de kredietverlening aan het mkb, want het mkb moet vooral innoveren om Nederland sterker te maken.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 89

De heer Van Rey (VVD):

Ik zou graag nu even de iPad van de heer Bröcker willen lenen, want de staatssecretaris heeft een staatje uitgedeeld. De ICT is zo snel en zo handig dat ik weet waar dat staatje van afkomstig is; dat is afkomstig van de stuurgroep Kredietverlening en het is van 2 mei van dit jaar. Dat is dus acht weken geleden. Je ziet dat daarin een uitsplitsing zit – dat zeg ik ook tegen de heer Ester – van de kredietverlening aan het midden- en kleinbedrijf. Dan hebben we het over 2010 en 2011. Ik heb niet voor niets in mijn eerste termijn geweldig veel aandacht gevraagd voor het midden- en kleinbedrijf. Als je kijkt naar de kredieten aan het midden- en kleinbedrijf van het eerste kwartaal 2010 tot het vierde kwartaal 2011, is er een daling te zien van kredieten tot € 250.000 van 3,1%. De heer Reuten heeft gezegd dat kredieten dalen vanwege de conjunctuur en dat er ook andere aspecten zijn die een rol spelen. Als je kijkt naar de rekening-courantkredieten van het tweede kwartaal 2010 tot het vierde kwartaal 2011 uitgesplitst naar kredieten aan het midden- en kleinbedrijf tot € 250.000 is er sprake van een daling van 13%. Dat staat in datzelfde rapport. Ik ben erg dankbaar dat mij dat zojuist is aangereikt. Ik zou de staatssecretaris dan ook willen vragen of wij niet van hem en zijn collega van Economische Zaken een brief kunnen krijgen waarin met name op die daling ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf wordt ingegaan. Dan kunnen we ons ook voorbereiden op wat er als gevolg van deze wet misschien allemaal staat te gebeuren.

Op pagina 9 van dat rapport staat de conclusie dat de portefeuille van de leningen aan het midden- en kleinbedrijf bij de drie grote banken in Nederland stabiel is gebleven. Bij de uitsplitsing zie je echter geweldige verschillen. Bij de kredieten tot € 250.000 aan het mkb staan de signalen weliswaar niet op rood maar is er wel iets aan de hand. De staatssecretaris heeft gezegd dat deze bankenbelasting niet ten koste van alles gaat. Als we dan kijken naar die uitsplitsing, met name waar het gaat om die kredietbeperking, hoop ik dat de staatssecretaris tijdig, accuraat en passend zal optreden.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 90

Staatssecretaris Weekers:

De heer Ester heeft gevraagd of je niet een onderscheid kunt maken tussen het geaggregeerde niveau van kredietverlening dat ik daarnet heb rondgedeeld en de kredietverlening aan het mkb. Senator Van Rey heeft daar net al het nodige over gezegd. Daar waar mogelijk zal ik een uitsplitsing maken. Ik zal – dit is tevens een toezegging in de richting van senator Van Rey – samen met de collega van EL&I ingaan op de preciezere cijfers voor het mkb en aangeven wat daaraan wordt gedaan door het kabinet en wat er mogelijk verder nog aan zou kunnen worden gedaan. Want ik begrijp heel goed het gevoel dat geaggregeerde cijfers mooi zijn maar dat je, wanneer je tegelijkertijd ziet dat het mkb zich daar niet in herkent, dat probleem zult moeten adresseren en van een oplossing zult moeten proberen te voorzien.

Tegelijkertijd wil ik, daar waar banken de keuze maken om een kredietlijn niet verder voort te zetten vanwege de toegenomen risico's, natuurlijk niet op de stoel van zo'n bank gaan zitten. Maar dat zal de Kamer begrijpen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoring invloed bankenbelasting op de kredietverlening (33.121) (T01580)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Essers, De Grave, Sent, Reuten, Backer en Ester, toe tijdig, accuraat en passend te zullen reageren wanneer de groei van de kredietverlening twee kwartalen negatief is. Ook een forse krimp van de bancaire kredietverlening vormt een reden voor de staatssecretaris tot heroverweging. Per kwartaal zal worden gekeken wat de invloed is op de kredietverlening. DNB zal de resultaten monitoren. De resultaten zullen worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Afhankelijk van de situatie kan de staatssecretaris, naast het mitigeren c.q. op nul stellen van het tarief van de bankenbelasting, eveneens besluiten tot het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel.


Kerngegevens

Nummer T01580
Status voldaan
Datum toezegging 3 juli 2012
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bankenbelastingen
kredietverlening
Kamerstukken Wet bankenbelasting (33.121)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 77

Staatssecretaris Weekers:

Vrijwel alle sprekers – ik noem ze niet allemaal bij naam – stellen mij vragen over de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening. Zo vragen ze mij, een indicatie te geven wanneer het concrete punt wordt bereikt waarop sprake is van een substantieel negatief effect op de kredietverlening. Op voorhand valt geen exact omslagpunt te noemen. 

[...]

Ik kan echter wel zeggen wat voor signalen voor mij aanleiding zouden zijn om de bankenbelasting te heroverwegen. Dat is gisteren in de Kamer ook aan de orde gekomen. Een eerste signaal dat ik grondig zal monitoren, is de groei van de kredietverlening. Als deze enkele opeenvolgende kwartalen negatief zal zijn, kunt u allen ervan uitgaan dat bij mij alle alarmbellen afgaan. Ook als er sprake is van een forse krimp van de bancaire kredietverlening, groter dan we de afgelopen tien jaar hebben meegemaakt, is dat voor mij een reden om te heroverwegen. Ook dan zal ik beoordelen of ik instrumenten nodig vind om de kredietverlening minder te belasten. Dat onderstreept dan ook het belang dat de Nederlandsche Bank conform mijn toezegging aan de Tweede Kamer de effecten op de kredietverlening van de verschillende maatregelen waarmee de banken worden geconfronteerd, goed zal monitoren. Op die manier kan, mocht dat nodig zijn, tijdig en accuraat worden gereageerd. Daar sta ik voor.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 78

De heer Essers (CDA):

[...] Als het KB eenmaal geslagen is en daarna blijkt dat de kredietverlening echt dramatisch afneemt, hoe gaat de staatssecretaris daar dan mee om?

Staatssecretaris Weekers:

Ik vind dat de zaak gemonitord moet worden. Ik zal niet accepteren dat de kredietverlening dramatisch verslechtert. Daarmee zou je namelijk veel schade toebrengen aan de reële economie. Als dat gebeurt, zal ik de zaak heroverwegen en teruggaan naar het kabinet. Ik zal daar niet lichtvaardig toe overgaan, want het is natuurlijk ook een maatregel in het kader van het begrotingsakkoord 2013. Het is ook niet voor niets dat aan de banken een bijdrage wordt gevraagd voor de impliciete overheidsgarantie. Maar als de reële economie echt fors wordt beschadigd wanneer wij als een blind paard doorgaan, dan zal ik op dat moment moeten kijken welke instrumenten ik beschikbaar heb. Een daarvan is het mitigeren van het tarief of de zaak zelfs verder uitstellen. Dat zou met een spoedwet of zelfs met een begunstigend beleidsbesluit kunnen. Of ik kan bezien of het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel wellicht soelaas biedt. Wees ervan overtuigd dat ik dit buitengewoon serieus zal bekijken, maar wel met inachtneming van de context dat van de banken wel een bijdrage wordt gevraagd in de crisis, ook voor de impliciete overheidsgarantie die wordt verstrekt.

[...]

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heren Essers, Van Rey en Ester hebben gevraagd naar het moment waarop kan worden ingegrepen indien uit de resultaten van de monitoring van DNB blijkt dat de kredietverlening substantieel negatief vermindert. De heer Backer vroeg gisteren wanneer ik het experiment bankenbelasting als geslaagd beschouw. Zojuist heb ik al tegen de heer Essers gezegd dat ik zal ingrijpen wanneer bij mij alle alarmbellen gaan rinkelen. Dan zal ik niet dralen en accuraat handelen. DNB zal de eerste resultaten monitoren in de loop van 2013. De resultaten zullen vanzelfsprekend worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Als de tarieven op dat moment in het meest extreme geval op nul zouden zijn gesteld vanwege de monitoring, dan is het geen geslaagd experiment, zo zeg ik tegen de heer Backer.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 79

Staatssecretaris Weekers:

[...]

Bij mij gaan de alarmbellen niet rinkelen als er één maand even een terugval is, maar wel als dat een aantal maanden op rij zo is. Als er twee kwartalen sprake is van een krimp in de economie, dan spreken wij van een recessie. Als er twee kwartalen sprake is van krimpende kredietverlening, dan zijn de effecten zodanig substantieel dat ik word genoopt tot ingrijpen.

[...]

De heer Van Rey (VVD):

Ik kom even terug op de rinkelende alarmbellen bij krimp of bij tegenvallende kwartalen. De staatssecretaris zei dat er dan tijdig en accuraat kan worden ingegrepen. Het belangrijkste woord heb ik daarbij gemist, namelijk "passend".

Staatssecretaris Weekers:

Dat spreekt toch voor zich.

De heer Van Rey (VVD):

Ik wil het toch even vastgelegd hebben. Bedoelt de staatssecretaris naast tijdig en accuraat ook passend?

Staatssecretaris Weekers:

Tijdig, accuraat en passend. Afhankelijk van de analyse betekent dat bijvoorbeeld dat je de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel nader moet faseren. De procedure omtrent de richtlijn in Europa is ook nog niet afgerond. We hebben dus nog wel wat tijd. Als het probleem partieel is en niet generiek omdat je nog steeds een toename ziet van de kredietverlening, dan zul je andere maatregelen moeten treffen dan wanneer het zwarte scenario dat de Nederlandsche Bank in zijn laatste brief schetst, zich zal voltrekken. Als dat laatste het geval is, moet je stoppen met het innen van de bankenbelasting.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 88

De heer Essers (CDA):

[...]  Ik ben blij met de veel duidelijkere toezeggingen van de staatssecretaris over het monitoren van de effecten op de kredietverlening. Dat is toch echt wat anders dan de vinger aan de pols houden. We hebben duidelijk gehoord dat per kwartaal wordt gekeken wat de invloed is op de kredietverlening en dat indien noodzakelijk onmiddellijk kan worden ingegrepen. Dat kan op verschillende manieren, maar belangrijk is dat we niet moeten wachten tot het Belastingplan 2014, maar dat er direct wordt ingegrepen, als de noodzaak daar is.

Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 90-91

Staatssecretaris Weekers:

Dan heeft de heer Reuten nog gezegd: als je twee kwartalen achter elkaar de kredietverlening ziet dalen en je gaat over tot heroverweging, pas dan op dat je toch ook kijkt naar de effecten die "Basel" ook daadwerkelijk beoogt, dat er minder leverage plaatsvindt. Natuurlijk zal ik die ook wel in ogenschouw nemen, maar ik zal, zoals ik de Kamer daarstraks heb toegezegd, kijken naar dat complex van maatregelen waarvan de bankenbelasting er een is. Dat mag in elk geval niet de reële economie schaden. Dat is volgens mij de portee van de zorg in deze Kamer.

De heer Van Rey heb ik al bediend met de toezegging rondom de brief en met de toezegging rondom daadkracht. Ik zal ingrijpen als het nodig is, maar ik hoop van ganser harte dat het niet nodig is. Dan gaat het namelijk beter met de Nederlandse economie. Ik denk dat iedereen dat zal onderschrijven. Ik zal tijdig, accuraat en passend ingrijpen als dat nodig is, maar ik hoop dat het niet hoeft.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gedrags- of integriteitscode als onderdeel van Europees bankentoezicht (33.400) (T01651)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Ester (ChristenUnie), toe om te bezien hoe kansrijk het is om een gedrags- en integriteitscode onderdeel te laten zijn van de financiële code van het Europees bankentoezicht, zonder dat het proces wordt vertraagd of gecompliceerd door er nu nieuwe elementen in te brengen.


Kerngegevens

Nummer T01651
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bankenunie
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 54

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat klinkt heel goed, maar het gaat wel om 6000 banken. Het is bijna een militair-financiële operatie van ongekende omvang. Mijn vraag is dus of het ECB dat überhaupt kan, gegeven het feit dat de bank daar geen aantoonbare expertise op heeft. Daaraan gekoppeld heb ik nog een heel kleine maar belangrijke vraag. Het gaat om financieel toezicht op de banken. We doen in Nederland al veel meer dan toezicht. Alleen, we hebben ook een integriteitscode. Daarbij gaat het om niet-financiële parameters. Wil de minister zich ook sterk maken om zo'n gedrags- en integriteitscode onderdeel te laten zijn van de financiële code?

Minister Dijsselbloem:

Ja, ik ben bereid om te bekijken hoe kansrijk dat is. Ik wil alleen niet dat het proces van het Europese bankentoezicht wordt vertraagd of gecompliceerd door er nu nieuwe elementen in te brengen. Als het dadelijk staat, is er echter alles voor te zeggen om de wijze waarop wij in Nederland proberen om te gaan met de Code Banken – zeg maar de bijna culturele kant van versterking van de bankenwereld – ook in Europees verband te agenderen.

Het eerste deel van uw vraag heb ik, denk ik, al beantwoord door te zeggen dat het gefaseerd moet gebeuren. De ECB zal die kennis en expertise moeten opbouwen, maar op 1 januari is het nog niet zover. Dat is ondenkbaar. Het is zelfs ondenkbaar dat op 1 januari 2014 alle banken in Europa onder de ECB vallen. Dat is gewoon niet realistisch. Dat besef begint ook wel door te dringen, maar nogmaals, er is ook een belang om er druk op te houden. Voordat je het weet, loopt dit soort processen weer tussen de vingers door. Daarom begrijp ik dat men in Brussel zeer hecht aan data, tijdfasering, volgende fases et cetera. Voor ons geldt dat we het zullen doen, maar we doen het wel goed.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met medeoverheden over de groei van lokale lasten, in het bijzonder de ozb (33.400) (T01654)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Nagel (50PLUS), toe zich samen met de minister van Binnenlandse Zaken te zullen verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak om de ozb niet verder te laten groeien dan de macronorm.


Kerngegevens

Nummer T01654
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen lokale lasten
onroerende zaakbelasting
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 36

De heer Nagel (50PLUS):

[...]

Niet meegerekend in de koopkrachtplaatjes zijn de vaak sterke stijgingen in de lokale lasten. Volgens de cijfers van het CBS werd in 2012 in meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten de ozb met 5% of meer verhoogd. De totale opbrengst was ongeveer 20% meer dan afgesproken was. Wat gaat het kabinet hier tegen doen? In 2013 werkt de btw-verhoging van 19% naar 21% door in de riool- en afvalstoffenheffingen. Talrijke gemeenten verhogen de ozb, terwijl AOW'ers en veel werknemers op de nullijn worden gehouden en de huizenprijzen dalen. Vereniging Eigen Huis publiceerde vanochtend het bericht dat de stijging van de ozb dit jaar weer minimaal 2,7% wordt. Laat het kabinet dit gebeuren in een tijd dat de burgers al zo zwaar getroffen worden?

Handelingen I 2012-2013, 33 400, nr. 8 – blz. 60

Staatssecretaris Weekers:

[...]

Er is ook nog een vraag gesteld over de lokale belastingen, vooral door de heer Nagel. Het is helder dat, als het gaat om de tarieven voor lokale belastingen, dit aan de lokale overheden is voorbehouden. Daar moet ook de lokale democratie haar werking doen. De kaders zijn vastgelegd in de Gemeentewet. De tarieven voor bijvoorbeeld de riool- en afvalstoffenheffing mogen niet hoger zijn dan maximaal kostendekkend. Voor de ozb geldt de zogenaamde macronorm, waarbij tussen het Rijk en de medeoverheden is afgesproken dat alle gemeenten de ozb niet verder laten groeien dan een x percentage. Voor 2012 was de macronorm vastgesteld op 3,75%. In 2012 is de ozb-opbrengst met 4% gestegen. Het vorige kabinet heeft hierover in het voorjaar al een indringend gesprek gevoerd met de medeoverheden en erop aangedrongen dat wat in 2012 te veel is opgehaald, in 2013 te compenseren. Ik zal mij samen met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken verstaan met de medeoverheden, zodanig dat zij zich houden aan de gemaakte afspraak, want de ultieme sanctie van een te forse groei van de lokale lasten, meer in het bijzonder de ozb, is een uitname uit het gemeentefonds, hetgeen de staatssecretaris van Financiën dan in staat stelt om hogere gemeentelijke belastingen op rijksniveau te compenseren met lagere rijksbelastingen. Het is natuurlijk het beste als de gemeenten zich houden aan de afspraak hierover.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ontwikkelingen met betrekking tot de garantie die aan DNB is verstrekt opnemen in de jaarlijkse update van de risicoanalyses in de Miljoenennota (33.548) (T01666)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Postema (PvdA), toe de ontwikkelingen met betrekking tot de garantie aan DNB mee te zullen nemen in de aan de Eerste Kamer toegezegde jaarlijkse update van de risicoanalyses die in de Miljoenennota zal worden opgenomen. 


Kerngegevens

Nummer T01666
Status voldaan
Datum toezegging 12 maart 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen De Nederlandsche Bank
miljoenennota
overheidsfinanciën
risico's
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting winstafdracht De Nederlandsche Bank (DNB) 2013 (33.548)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 6 – blz. 42

De heer Postema (PvdA):

[...]

Tijdens de algemene financiële beschouwingen in het najaar van 2012 is in dit huis een motie aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen het parlement periodiek en integraal te informeren over de ontwikkeling van de risico's voor de overheidsfinanciën en de mogelijkheden om deze risico's te beheersen. Op grond van de strekking van deze motie verwachten wij de komende jaren geïnformeerd te worden over de ontwikkeling van de risico's die aan de onderhavige garantie aan DNB verbonden zijn en de daaraan verbonden afbouw van deze garantie. Het is zojuist ook al in andere woorden door collega's gezegd. Graag krijgen wij dit van de minister van Financiën bevestigd.

Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 76

Minister Dijsselbloem:

[...]

De heer Postema vraagt of de ontwikkelingen met betrekking tot de garantie aan DNB kunnen worden meegenomen in de aan de Eerste Kamer toegezegde jaarlijkse update van de risicoanalyses. Dat zeg ik graag toe. In de integrale risicoanalyse die jaarlijks in de Miljoenennota zal worden opgenomen, zal expliciet aandacht worden besteed aan de garantie die aan DNB is verstrekt. Deze wordt sowieso in het garantieoverzicht opgenomen, maar ook met een toelichting waarin wij kunnen ingaan op de ontwikkeling ervan. Wij verantwoorden het dus op twee plekken. DNB verantwoordt dit jaar op jaar in het jaarverslag en ik verantwoord mij daarvoor aan de Kamer in de Miljoenennota.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Volgen ontwikkelingen Hof van Justitie ten aanzien van exitheffingen(33.262) (T01725)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe de ontwikkelingen ten aanzien van de nationale regelingen op het gebied van exitheffingen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie en bij andere landen goed te volgen en de Eerste Kamer daarover te rapporteren. Tevens zegt hij een evaluatie van de uitwerking van het wetsvoorstel  toe.


Kerngegevens

Nummer T01725
Status voldaan
Datum toezegging 23 april 2013
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen exitheffingen
Hof van Justitie
Kamerstukken Wet uitstel van betaling exitheffingen (33.262)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 25 - blz. 10

De heer Essers (CDA):

De staatssecretaris wijst er terecht op dat er nu verschillende regelingen in Europa dreigen te ontstaan op het gebied van de exitheffingen. Dat komt omdat het Hof van Justitie doet aan negatieve integratie: het kan alleen zeggen of een regeling wel of niet in overeenstemming is met het Europees verdrag, maar het geeft niet aan hoe de regeling dan wel zou moeten zijn. Ligt het dan niet op de weg van de lidstaten om te proberen op dat punt zo veel mogelijk tot overeenstemming te komen? Want ik acht het toch zeer onwenselijk dat er, als een bedrijf van het ene naar het andere land emigreert, verschillende regelingen zijn: het ene land eist zekerheden en het andere niet, het ene land eist rente, het andere land niet. Dat is toch heel merkwaardig binnen de EU, uitgerekend op dit punt?

Staatssecretaris Weekers:

Om die reden heb ik de Tweede Kamer al toegezegd dat ik een mondelinge behandeling zal aanvragen van de kwestie die bij het Hof aanhangig is. Dat is niet gelukt in de zaak die tegen Nederland was aangespannen, maar het is wel gelukt in een zaak waarin wij ons hebben gevoegd. Dat was de zaak tegen Spanje. In die zaak heeft Nederland de vraag voorgelegd of het denkbaar is, uitstel van betaling te beperken tot tien of twaalf jaar. Er is eigenlijk gevraagd om de duiding die het Hof eerder heeft gegeven, te concretiseren. Dan hoeven er niet tegen allerlei landen procedures te worden gevoerd en probeert niet iedereen zijn eigen regeling te treffen. Hoe duidelijker het Hof daarin is, hoe beter voor het level playing field. Tijdens de mondelinge behandeling hebben we dat punt ingebracht. Naar verwachting zal het Hof van Justitie op 25 april aanstaande uitspraak doen. Er heeft ook nog een mondelinge behandeling plaatsgevonden van de inbreukzaak tegen Denemarken, en wel op 27 februari. Een datum voor de uitspraak is nog niet bekend. Dan spelen er nog wat kwesties rondom Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Gelet op de belangstelling van de Eerste Kamer kan ik me voorstellen – ik heb dat ook toegezegd in de Tweede Kamer – dat ik de ontwikkelingen bij het Hof en bij andere landen goed volg, waarover ik de Eerste Kamer zal rapporteren, zodat ze goed de vinger aan de pols kan houden. Op zeker moment zullen wij moeten gaan evalueren hoe deze wetswijziging, als ze door de Eerste Kamer wordt aangenomen, handen en voeten krijgt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Mogelijkheden mitigeren gevolgen onderscheid commerciële en fiscale waarderingsstelsels bij pensioenen in eigen beheer (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01732)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de leden Bröcker (VVD) en Essers (CDA), toe te bezien of er mogelijkheden zijn om de gevolgen van het huidige onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels bij pensioen in eigen beheer te mitigeren en de Kamer hierover uiterlijk op Prinsjesdag 2013 te berichten.


Kerngegevens

Nummer T01732
Status voldaan
Datum toezegging 18 december 2012
Deadline 1 mei 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. W.L.J. Bröcker (VVD)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen eigen beheer
pensioenen
waarderingsstelsels
Kamerstukken Wet verhuurderheffing (33.407)
Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405)
Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403)
Belastingplan 2013 (33.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 18 – blz. 97

Staatssecretaris Weekers:

[...]

Ik ben mij ervan bewust dat het hanteren van twee waarderingsstelsels naast elkaar kan leiden tot onduidelijkheden en naar het gevoel van sommigen ook tot onevenwichtigheden. Om die reden zeg ik toe te kijken of er mogelijkheden zijn om de gevolgen van het huidige onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels bij pensioen in eigen beheer te mitigeren. Ik stel voor dat ik de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag hierover bericht.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belastinginkomsten, premies en bbp Caribisch Nederland (33.400 IV) (T01748)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kappen, toe dat hij, om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, ervoor zal zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Daarnaast geeft de minister aan dat hij aan zijn ambtsgenoot van Financiën zal vragen om, wanneer de contacten van de minister van Financiën met het CBS over het vaststellen van het bbp voor de BES-eilanden tot resultaat leiden, hij het resultaat hiervan aan de Kamer zal doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T01748
Status voldaan
Datum toezegging 4 juni 2013
Deadline 1 januari 2014
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastinginkomsten
Bruto Binnenlands Product
Caribisch Nederland
BES-fonds, begroting
Kamerstukken Begrotingsstaat Koninkrijksrelaties 2013 (33.400 IV)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 4, blz. 26

De heer Van Kappen (VVD):

Ook over de toename van de lastendruk na 10-10-10 wordt in toenemende mate geklaagd. Volgens onze informatie hebben de Nederlandse ministeries in totaal 230 miljoen euro voor de BES-eilanden op de begroting staan. Volgens de minister kwam er echter per saldo 60 miljoen euro aan belastingen en premies van de eilanden binnen. De BES-eilanden zouden de Nederlandse belastingbetaler dus per saldo 170 miljoen euro kosten. Maar kloppen deze cijfers wel? Volgens de Belastingdienst/Caribisch Nederland bedroeg de opbrengst van belastingen en premies in 2011 112 miljoen dollar en in 2012 117 miljoen dollar. Dat is dus omgerekend respectievelijk ongeveer 86 en 90 miljoen euro. Wat zijn nu de juiste cijfers? Het antwoord op deze vraag is van belang, omdat het mede bepalend is voor het berekenen van de collectievelastendruk. Graag dus een antwoord van de minister op deze vraag.

Handelingen I 2012-2013, nr. 29, item 6, nr. 6, blz. 52-53

Minister Plasterk:

De heer Van Kappen vroeg opheldering over de rijksinkomsten en -uitgaven voor de BES-eilanden. De uitgaven van het Rijk aan Caribisch Nederland zijn 190 miljoen voor 2012 en 217 miljoen voor 2013. De cijfers komen uit de begroting voor het BES-fonds 2013 waarover de leden der Kamer overigens beschikken. Er zit dus nog steeds een stijging in de uitgaven. Daarenboven ontvangen de eilanden voor de uitvoering van hun taken ongeveer 30 miljoen uit het BES-fonds. De inkomsten van het Rijk zijn inderdaad 117 miljoen. Bij de eerder genoemde 60 miljoen ging het alleen om de belasting en niet om de premies. Dat verklaart het verschil tussen beide getallen. Om onduidelijkheid in de toekomst te voorkomen, zal ik ervoor zorgen dat de belastinginkomsten en de premies worden meegenomen in de begroting voor het BES-fonds 2014. Dan heeft men dat integraal.

Ik heb bij het ministerie van Financiën nagevraagd of wij het percentage van de collectievelastendruk zouden kunnen verschaffen, maar dat kunnen wij niet, want wij weten niet precies wat het bbp is. Er is contact met het CBS om dit vast te stellen. De schattingen zijn dat het bbp gegroeid is, waarmee het percentage lastendruk wellicht zou zijn gedaald. Daar staan ook flinke verbeteringen in de voorzieningen tegenover. Dat is de informatie van het ministerie van Financiën.

De heer Van Kappen (VVD):

Uit de cijfers die wij boven water hebben gekregen, blijkt dat de collectievelastendruk in 2010 ongeveer 25,8% was. Met de belastinginkomsten uit de BES – dat is inderdaad zo'n 117 miljoen dollar – kom je in 2012 op een lastendruk van tegen de 34%. Die stijging is wel erg steil. Dan snap ik ook dat de bevolking steen en been klaagt. Ik begrijp nu echter dat de minister die cijfers niet beschikbaar heeft.

Minister Plasterk:

Nee. Ik weet het bbp niet, dus ik ken de noemer niet.

De heer Van Kappen (VVD):

Kunnen wij die cijfers nog krijgen?

Minister Plasterk:

Zoals ik al opmerkte, heeft Financiën contact met het CBS over het vaststellen van het bbp. Ik zal mijn collega vragen om, mocht dit tot resultaat leiden, het resultaat aan de Kamer te doen toekomen.

De heer Van Kappen (VVD):

Dank u zeer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Niet inzetten van het sanctie-instrument uit de Wet Hof en indiening apart wetsvoorstel uitwerking amendement-Koolmees (33.416) (T01864)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden De Grave (VVD), Postema (PvdA), Essers (CDA), Backer (D66) en Ester (ChristenUnie), toe gedurende deze kabinetsperiode (tot 2017) geen gebruik te maken van het sanctie-instrument zoals vastgelegd in artikel 6 van de Wet Hof.

De regering zal in de eerste helft van 2014 met een beperkt wetsvoorstel komen om de sancties in artikel 6 van de Wet Hof aan te passen en te veranderen in een correctiemechanisme, gebaseerd op het in de Tweede Kamer verworpen amendement (33416, nr. 23) Koolmees (D66).


Kerngegevens

Nummer T01864
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 januari 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen decentrale overheden
houdbare overheidsfinanciën
sanctiemechanisme
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 29

De heer Essers (CDA): Na de indiening van de Wet Hof zijn er door het kabinet de nodige toezeggingen gedaan. (...) Verder is beloofd dat de komende jaren, tot 2017, geen sancties zullen worden opgelegd en dat er de komende jaren geen sprake zal zijn van een aanscherping van de huidige macronorm van 0,5% bbp. Bovendien is het kabinet naar aanleiding van een vraag van onze kant in het verslag bereid om alsnog het amendement-Koolmees, gesteund door het CDA in de Tweede Kamer, in wetgeving om te zetten. In dit amendement wordt het sanctie-instrument vervangen door een op bestuurlijk overleg gebaseerd correctiemechanisme zoals dat bekend is in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). Onze dank daarvoor. De vraag is hoe en wanneer het kabinet deze laatste toezegging gaat effectueren.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 32

De heer De Grave (VVD): Slechts op één punt wil mijn fractie nader ingaan vanwege de bredere betekenis ervan, namelijk het door de Tweede Kamer verworpen amendement-Koolmees op stuk nr. 23 (33416). In de memorie van antwoord waarin vragen van de Eerste Kamer worden beantwoord, schrijft de regering dit verworpen amendement alsnog in wetgeving te willen omzetten en dat zij daartoe een voorstel tot wetswijziging zal indienen. Ik zeg voor de duidelijkheid dat het mijn fractie niet om de inhoud van het voorstel gaat, want daar kan zij goed mee leven. Mijn fractie heeft inhoudelijk geen bezwaren tegen een wetswijziging zoals door de regering aangekondigd, maar heeft vragen van procedureel-staatsrechtelijke aard.

Acht de minister het procedureel juist om het door de Tweede Kamer verworpen amendement toch in een wetsvoorstel om te zetten zonder dat hier door de Eerste Kamer om is gevraagd? Het betrof immers slechts een vraag, hoe belangrijk ook, uit één fractie uit de Eerste Kamer in het voorlopig verslag. Het was dus geen wens uitgesproken door deze Kamer. Acht de minister het bij nader inzien niet zuiverder als een andere procedure was gevolgd, namelijk dat was afgewacht of de vraag uit de Eerste Kamer had geleid tot een wens van de Eerste Kamer waarna hij daar gehoor aan had kunnen geven?

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 33

De heer Backer (D66):

De uitvoering van deze voornemens vereist wat techniek in de wetgeving en daarover is uitvoerig gediscussieerd in de Tweede Kamer. Wij hebben zelf schriftelijk opheldering gevraagd. Ik ben het geheel eens met collega De Grave: er is zeer uitgebreid en gedetailleerd over gedebatteerd. Dat heeft niet kunnen verhinderen dat er nog een amendement-Koolmees op stuk nr. 23 is verworpen dat, naar ik begrijp, eigenlijk had moeten zijn aangenomen. Dat is een wat wonderlijke staatsrechtelijke figuur, die net al ter sprake is geweest. Als mijn fractie eraan bij kan dragen om nogmaals te verzoeken om een novelle die gelijkluidend is aan genoemd amendement, dan doet ze dat graag bij dezen. Als daarvoor nog andere uitspraken nodig zijn, doe ik dat graag. Als de minister dat toezegt en de Kamer hem daarin volgt, lijkt me dat geregeld. Ik laat het aan de staatsrechtelijke fijnproevers over hoe dat het beste kan.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 34-35

De heer Postema (PvdA): (...)Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de rijksoverheid medeoverheden en overige rechtspersonen met een wettelijke taak een sanctie oplegt indien zij zich niet houden aan de vooraf vastgestelde EMU-norm. Dit is echter uitdrukkelijk een ultimum remedium.

(...)     

In de derde plaats is het, in het bijzonder in deze tijd, zorgwekkend dat decentrale overheden beperkt worden in hun voornemens tot het doen van investeringen, zeker als hiervoor in het verleden reserves zijn gecreëerd. Het wetsvoorstel sluit het doen van dergelijke investeringen echter geenszins uit, maar vereist wel afstemming met het Rijk om te voorkomen dat de collectieve sector in toto onbedoeld tot overschrijding van de SGP-normen komt.

Dit brengt mij bij het laatste punt met betrekking tot wetsvoorstel Hof. Hoe zit het nu precies met de sanctie die decentrale overheden eventueel kan worden opgelegd? Kan daarvan ook sprake zijn als de rijksoverheid zelf de EMU-normen niet haalt? En zou juist niet op dit punt de gelijkwaardigheid van de verschillende overheidslagen naar voren moeten komen? We horen hierop graag een reactie van de minister.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37.

De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.

De lagere overheden hebben zich behoorlijk geweerd tegen dit wetsvoorstel. Uiteindelijk hebben ze ingestemd met een financieel akkoord, maar principiële bezwaren van hun kant blijven volop bestaan. De ChristenUnie-fractie herkent zich in deze bezwaren. Ook deze overheden wijzen op de negatieve invloed van de Wet Hof op hun autonomie en op het feit dat volstaan kan worden met bestaande wet- en regelgeving. Ook voor het sanctiemiddel geldt dat het niet past bij het primaat van de gelijkwaardigheid. Indien Nederland de Europese begrotingsdoelstellingen niet haalt, zullen de Brusselse bezuinigingen ongetwijfeld voor een groot deel op het bordje van de decentrale overheden komen. Wat is dan nog, zo vraagt mijn fractie, de zin van een extra nationale sanctie? De meerwaarde daarvan is wat onduidelijk. Ook de VNG wees hier al op; graag een bespiegeling van de minister op dit punt.

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 67

Minister Dijsselbloem: De sanctiebepalingen staan in de wet. Ze waren ook onderdeel van het bestuurlijk overleg. Daarbij is nadrukkelijk de afspraak gemaakt om nou eerst eens van start te gaan en te gaan oefenen. Het kabinet heeft het commitment gegeven, de sanctiebepalingen niet te zullen inzetten gedurende deze kabinetsperiode, nog preciezer: tot 2017. In het debat in de Tweede Kamer is op dit punt een amendement ingediend door de heer Koolmees. Dat amendement is verworpen, door, naar mij is verteld, abusievelijk stemgedrag van een der fracties. In dit amendement werd het sanctie-instrumentarium vervangen door een correctiemechanisme zoals we dat al kennen in de huidige wet. Het is mijn intentie om dit amendement alsnog aan de Eerste Kamer voor te leggen in een wetsvoorstel. Ik kom hier later nog preciezer op terug, inclusief data en planning.

Vooruitlopend daarop kan ik wel al de vraag beantwoorden waarom ik deze vervanging wil regelen in een wetsvoorstel. We hebben een bepaalde implementatietermijn voor onze Europese verplichtingen. Die termijn zou ik graag halen. Dat kan ook, als het voorliggende wetsvoorstel nu in stemming komt en wordt aangenomen. De aanpassing die nodig is om het sanctie-instrumentarium te vervangen door een correctiemechanisme volgt dan in een klein, afzonderlijk wetsvoorstel. Hierbij zeg ik direct toe, zoals ik dat ook al aan de decentrale overheden heb gedaan, dat ik sowieso het sanctie-instrument niet zal toepassen gedurende deze kabinetsperiode, lees: tot 2017. Dat geeft ons volop de tijd om voor die datum de wet te hebben aangepast, het sanctiemechanisme te hebben vervangen door een correctiemechanisme.

(...)

Ik maak een sprongetje naar de concrete vragen. Verschillende Kamerleden hebben vragen gesteld over het amendement-Koolmees. Ik ben daar al kort op ingegaan. In verband met het belang van de implementatietermijn van onze Europese verplichtingen zou het mijn sterke voorkeur hebben om het voorliggende wetsvoorstel nu aan te nemen. Vervolgens kom ik zo spoedig mogelijk, nog in de eerste helft van 2014, naar de Tweede en de Eerste Kamer met het beperkte wetsvoorstel om de sancties uit hoofde van artikel 6 aan te passen. Dat wetsvoorstel gaat uiteraard eerst ter consultatie naar de bestuurlijke partners.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70.

Minister Dijsselbloem: De heer Postema en de heer Ester hebben gevraagd naar de sancties, waarbij de heer Postema nog nadrukkelijk vroeg hoe het zit met de sancties voor de rijksoverheid in het kader van de gelijkwaardigheid. De Wet Hof maakt het inderdaad mogelijk om maatregelen op te leggen aan decentrale overheden als zij structureel hun norm overschrijden, zelfs als er geen sprake is van een Europese sanctie. Het kan immers zijn dat het overschrijden op decentraal niveau wordt gecompenseerd door een onderschrijding van de tekortruimte op centraal niveau, door de rijksoverheid. Wij moeten dan echter toch, in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid, kunnen optreden tegen decentrale overheden als er sprake is structurele overschrijdingen en wij in bestuurlijk overleg geen afspraken kunnen maken over het oplossen daarvan. Over het instrumentarium heb ik net al gesproken. Wij komen met een nadere wet ter vervanging van het onderdeel over sancties.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 71

De heer Backer (D66): Opdat ik de draad niet verlies, heb ik een vraag aan de minister. Hij heeft al even gesproken over het amendement-Koolmees, dat door een misverstand niet is aangenomen. Ik haal dat amendement er even bij, omdat er in de conversatie met de heer Postema steeds over sancties werd gesproken. Dat amendement zag er juist op, als ik het goed heb, dat krachtens een Algemene Maatregel van Bestuur bestuurlijk overleg plaatsvindt. Dat gebeurt op basis van de huidige regelingen van artikel 7 van de Wet fido. Dat is het mechanisme dat in werking treedt als gebeurt waar de heer Postema over sprak. Heb ik dat juist?

Minister Dijsselbloem: Om het strikt te formuleren: in het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt, is dat niet het geval. Daar staat het sanctiemechanisme nog in. Wij hebben wel al afgesproken dat dit de komende jaren sowieso niet wordt toegepast. Als dat in de toekomst ooit aan de orde zou zijn, vindt eerst bestuurlijk overleg plaats om te bezien wat er aan de hand is, of het een structureel probleem is en wat wij eraan kunnen doen. Daarnaast komt het amendement-Koolmees, dat wij zullen vervatten in een aanvullend wetsvoorstel ter wijziging van dit wetsvoorstel. Daarmee wordt het sanctiemechanisme wettelijk vervangen door een correctiemechanisme, waarmee het bestuurlijk overleg in de wetstekst wordt verankerd.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 77

De heer Backer (D66): Dan kom ik te spreken over het amendement-Koolmees/Van Hijum/Schouten op stuk nr. 23 inzake de Wet Hof. Het is natuurlijk een beetje gek om te zeggen dat er bij de stemming iets is misgegaan, want dan zouden we wel vaker dat argument willen gebruiken. Ik heb het nog even nagekeken. Genoemd amendement had een positief stemadvies van het kabinet en desondanks is het verworpen, maar ik begrijp uit de behandeling van vandaag en uit het interruptiedebatje van zo-even dat het wel degelijk onderdeel van de wet zou moeten uitmaken en dit dan in de vorm van een reparatie gaat plaatsvinden. Dat zou dan technisch betekenen dat het wetsvoorstel in stemming kan komen, maar dat dan artikel 6 niet in werking zal treden. De minister zei dat al is toegezegd dat tot 2017 de sanctie- of correctiebepaling niet van toepassing zal zijn, maar technisch gezien is het dan gek dat artikel 6 in werking treedt terwijl het toch al vervangen zou worden. Dus misschien is er een mouw aan te passen door de wet in werking te laten treden met uitzondering van artikel 6 en die later te vervangen door de reparatiewet.

(...)

De heer Postema (PvdA): Ik dank de minister voor de heldere beantwoording van de vragen die ook vanuit de PvdA rondom beide wetsvoorstellen zijn gesteld. Ik tel de zegeningen van dit debat. Ik ben in het bijzonder dankbaar voor de toezegging of misschien wel de bevestiging dat het sanctie-instrumentarium te zijner tijd wordt vervangen door een correctiemechanisme en dat het tot die tijd niet zal worden toegepast, dat er bij de Wet Hof geen sprake kan zijn van een inbreuk op de decentrale beleidsautonomie, met name vanwege de macronormering, en dat niet op basis van individuele gevallen tot correcties zal worden overgegaan en ook niet op basis van individuele jaren.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 79

Minister Dijsselbloem: (...) Er is dus daadwerkelijk een harde Europese verplichting om het te regelen, om het te beïnstrumenteren om het ook geloofwaardig en zo nodig afdwingbaar te maken. Ja, het is waar: ik verwacht niet dat het sanctie-instrumentarium in de Nederlandse bestuurlijke verhoudingen wordt toegepast. Het bestuurlijk overleg dat ik heb gevoerd geeft mij aanleiding om dit te bevestigen. Het sanctie-instrumentarium in deze wet zullen we zelfs helemaal niet toepassen. Het zal nog voor het einde van de kabinetsperiode worden vervangen door het oude mechanisme van de Wet fido, zoals het amendement van de heer Koolmees had beoogd te regelen.

Daarmee kom ik bij de vraag van de heer Backer. Het is waar dat ik positief was over het amendement. We hadden een uitstekend debat in de Tweede Kamer, waarin ik verschillende punten van de Tweede Kamer kon toezeggen, vanuit de overtuiging dat we deze wet nu moeten neerzetten. We maken hier goede procedureafspraken. Op basis van goed bestuurlijk overleg gaan we het de komende jaren inregelen en gaan we het begrotingstekort gezamenlijk terugdringen. Ik vond het daarom prima om over te gaan van sancties naar een mechanisme dat meer is gebaseerd op bestuurlijk overleg met een "ultimum terugvaloptie". Het amendement is verworpen. Daarna is mij in de Tweede Kamer gebleken dat er wel steun voor was geweest. Die dingen gebeuren. Er is toen informeel overleg geweest over de vraag of de initiatiefnemer van het amendement een initiatiefwet zou moeten maken of dat ik het als minister alsnog zou kunnen regelen. In overleg met de ondertekenaar van het amendement is afgesproken om het in een apart wetsvoorstel erachteraan te sturen. Het wetsvoorstel moet op tijd van kracht worden en het is belangrijk dat wij ons aan de afspraken houden. Het artikel zal niet worden toegepast. Ik kan het er nu niet uithalen – dat kan wetstechnisch niet – maar de afspraak is dat wij het artikel deze periode niet zullen toepassen. Dat is bevestigd in het debat en in de Handelingen vastgelegd, hier en in de Tweede Kamer. Maar ook in het bestuurlijk overleg is het afgesproken. De wet is daarmee wel compleet, want een en ander laat wel zien dat het een complete wet is, inclusief: wat doe je nu als niemand zich eraan houdt en het tekort zal ontsporen? Maar wij gaan het zo snel mogelijk op een betere manier regelen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden decentrale overheden in de EU (33.416) (T01866)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over het gebruik van dwingende macro-normen voor decentrale overheden in andere EU landen nadat de Europese Commissie (EC) hiervan een overzicht heeft gepubliceerd. De Minister geeft aan dat de EC in 2014 met een overzicht komt.


Kerngegevens

Nummer T01866
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen decentrale overheden
Europese Commissie
macronormen
referentiewaarden
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 72

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of andere landen ook met dwingende macronormen werken voor decentrale overheden. De Europese Commissie zal in 2014 een definitief overzicht geven van de wijze waarop de lidstaten de Europese afspraken in nationale wetgeving hebben verwerkt. Zoals bekend is de implementatiedatum 1 januari 2014. Op basis van een begin dit jaar verschenen tussenevaluatie van de richtlijn inzake minimumnormen voor begrotingsraamwerken zijn er meerdere lidstaten die een macronorm hebben afgesproken met decentrale overheden of die bezig zijn om deze nu vast te leggen. Dat gebeurt in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Portugal doet het identiek aan hoe Nederland het doet. Als daar behoefte aan is, kan ik de Kamer daarover informeren zodra de Commissie volgend jaar het overzicht heeft gepubliceerd. Ik zeg dat hierbij toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanpassing zinsnede artikel 2b, lid 1, Wet verplicht schatkistbankieren, inzake negatieve rente (33.540) (T01868)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de eerstvolgende wijziging van de wet verplicht schatkistbankieren in artikel 2b, lid 1, de zinsnede "de rente kan niet negatief zijn" wordt vervangen door "de rente zal niet negatief zijn".


Kerngegevens

Nummer T01868
Status openstaand
Datum toezegging 26 november 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen schatkistbankieren
Kamerstukken Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 30

De heer Reuten (SP): (...)  luidt artikel 2b, lid 1: "Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in 's Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn." Ik neem aan dat in het laatste zinnetje bedoeld is "de rente zal niet negatief zijn" want het kan uiteraard wel. Ik vraag de minister om dit bij de eerstvolgende gelegenheid te wijzigen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 73-74

Minister Dijsselbloem: De heer Reuten heeft een opmerking gemaakt over de zinsnede "De rente kan niet negatief zijn". Hij zei dat daar moet staan: "De rente zal niet negatief zijn." Hij heeft gelijk. Bij een volgende wijziging van het wetsvoorstel zal dat worden gecorrigeerd. Want het kan natuurlijk wel, maar het is een beleidsmatige keuze om de rente niet negatief te laten zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie ontvangsten brandstofaccijnzen in 2014 (33.750) (T01872)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Terpstra (CDA), Van Strien (PVV) en Postema (PvdA), toe de ontvangsten uit de brandstofaccijnzen in 2014 te gaan monitoren en de Kamer daarover vóór het zomerreces van 2014 te informeren. 


Kerngegevens

Nummer T01872
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2013
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
drs. G.H. Terpstra (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen accijnzen
brandstoffen
grenseffecten
Kamerstukken Miljoenennota 2014 (33.750)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 94-96

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Aan mij zijn nog enkele fiscaal gerelateerde vragen gesteld, waar ik natuurlijk gaarne antwoord op geef. De heer Terpstra en de heer Van Strien hebben vragen gesteld over grenseffecten van lastenverzwaringen door de accijnzen en de btw en de omvang van weglekeffecten. De heer Terpstra heeft gevraagd of de regering bereid is in de toekomst beter te letten op de effecten in de grensstreken.

De effecten van lastenverzwaringen op onder andere de binnenlandse bestedingen zijn meegenomen door het Centraal Planbureau in de ramingen van de macro-economische ontwikkelingen, waar het kabinet de raming van de belastinginkomsten op baseert. Er is sprake van een algemene afslag, waaronder weglek- of grenseffecten. Uitverdieneffecten of gedragseffecten van lastenverzwaringen worden via deze route macro meegenomen en dat gebeurt niet per afzonderlijke maatregel.

Het kabinet verwacht geen substantiële extra weglek naar het buitenland door de accijnsverhoging op diesel en lpg. Bij de totstandkoming van het regeerakkoord is ten aanzien van deze twee brandstoffen gekeken wat het verschil in accijns is met het omringende buitenland. Op grond daarvan is destijds geprikt dat er bij diesel € 0,03 bij kon en bij lpg € 0,07.

Intussen hebben we ook te maken met een btw-verhoging die is doorgevoerd en het feit dat de accijnzen zijn geïndexeerd, waardoor diesel fractioneel duurder wordt dan in Duitsland. Dat wil nog niet zeggen dat de prijzen aan de pomp ook per definitie hoger worden. Dat hangt er ook vanaf hoe ondernemers in grensstreken straks omspringen met de nieuwe realiteit.

Ik heb in de Tweede Kamer toegezegd dat ik de ontvangsten uit de brandstofaccijnzen in 2014 scherp ga monitoren en haar daarover voor het zomerreces zal informeren. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een verhoging van de accijnzen uiteindelijk minder in de schatkist inbrengt. Dat zou geen verstandige politiek zijn, maar wij verwachten geenszins dat dit het geval is.

De heer Van Strien (PVV):

Fijn dat de staatssecretaris die grenseffecten gaat monitoren. Heeft hij een idee van de grenzen waarbinnen die weglekeffecten voor hem aanvaardbaar zijn? Met andere woorden, hoeveel mag het kosten, voordat de staatssecretaris zegt dat die accijnzen omlaag moeten? Ik hoor hem zeggen dat hij die brandstofaccijnzen gaat monitoren. Geldt dat ook voor de grenseffecten van de accijnzen op alcohol en frisdrank? Die combinatie veroorzaakt een wezenlijk extra effect.

Staatssecretaris Weekers:

Dat er effecten aan de grens zijn als gevolg van belastingen of andere prijsverschillen, is al zo oud als wij grenzen hebben en er grensverkeer bestaat. De heer Van Strien komt uit Venlo. Ik kan mij nog goed herinneren dat die stad helemaal verstopt was met auto's met Duitse kentekens die in Venlo massaal inkopen kwamen doen. Nog steeds zie ik in de grensstreek aan Nederlandse zijde veel Duitse, maar ook veel Belgische bezoekers. Aan de andere kant van de grens zullen er ook Nederlandse bezoekers zijn, dus dat is over en weer.

Het ministerie van Financiën verwacht niet dat het grensverkeer als gevolg van de op zichzelf bescheiden accijnsverhogingen een enorme impuls zal krijgen. Als de heer Van Strien heel concreet vraagt waar het omslagpunt zit, dan hanteer ik als ondergrens de Laffercurve, dat je als gevolg van een verhoging uiteindelijk niet meer maar minder binnenhaalt. Dan heb je te veel gevraagd. Dan zou het een heroverweging waard zijn.

Ik denk dat het van groot belang is om te bekijken wat die effecten straks zijn. In de grensstreek zal een enkeling omrijden om zijn auto vol te tanken en misschien ook de kofferbak vol te laden. Als je het op de hele Nederlandse schaal bekijkt, dan is het effect op de macro-opbrengsten beperkt. Waar je mogelijkerwijs wel wat directe effecten zult zien, is bij het vrachtverkeer dat van west naar oost gaat of omgekeerd. Dat doorstroomverkeer heeft de keuze om hetzij aan de ene kant van de grens, hetzij aan de andere kant van de grens te tanken. Daarvoor geldt: hoe spelen ondernemers in de grensstreek en de tankstations langs de snelweg daarop in? De prijs van benzine of diesel is niet altijd doorslaggevend, maar ook de service op het tankstation.

De heer Van Strien (PVV):

Ik begrijp dat we de staatssecretaris op die Laffercurve mogen afrekenen bij de volgende begroting.

Staatssecretaris Weekers:

In elk geval heb ik toegezegd dat ik de zaak goed ga monitoren en de Kamer hierover informeer.

De heer Postema (PvdA):

Ik ben daar niet tevreden over. Die Laffercurve kan een aardig fiscaal criterium zijn, maar het gaat erom dat ondernemers in de grensregio al ontzettend veel omzet zijn misgelopen op het moment dat die omkering van de Laffercurve plaatsvindt. Zij dragen accijnzen af aan u of aan ons, dat is niet zo interessant voor die ondernemer, maar zij lopen daardoor substantiële omzet mis. De heer Van Strien komt uit Venlo, de staatssecretaris uit Weert en ik zelf uit Maastricht en zo kunnen we nog wel even doorgaan. We zien het dagelijks gebeuren. Dan is het voor de provinciale overheid een hard gelag dat er regionaal economisch beleid wordt geformuleerd dat wordt doorkruist, of doorkruist kan worden, door nationaal fiscaal beleid. Ik zeg niet dat dit altijd het geval is, maar ik doe een oproep, waarbij ik het krediet geef aan de heer Terpstra, om dat soort effecten inzichtelijk te maken.

Staatssecretaris Weekers:

Natuurlijk is het zo dat met welke belastingverhoging dan ook altijd ondernemers geraakt zullen worden. Mooier kan ik het niet maken. Ook als we ervoor zouden kiezen om niet deze accijnzen te verhogen maar de vennootschapsbelasting of andere belastingen, dan worden ondernemers daardoor geraakt. Dat is de consequentie van de politieke keuze die is gemaakt bij het totaalpakket aan lastenmaatregelen. Natuurlijk heeft het kabinet getracht om de pijn zo evenwichtig mogelijk te spreiden. De pompstationhouder in de grensstreek zal er meer last van hebben dan de pompstationhouder in Den Haag, dat moge duidelijk zijn.

De heer Postema (PvdA):

Ook dat waag ik te bestrijden. Ik denk dat er helemaal geen evenwichtige belangenafweging wordt gemaakt. Op grond van welke informatie zou dat dan gebeurd zijn? Wij pleiten ervoor om dat inzichtelijk te maken. Ik denk dat het fair zou zijn wanneer je bij fiscale maatregelen een soort evenredigheid voor ogen houdt. Dat is bij dit soort grenseffecten soms niet het geval. Dat zouden we graag inzichtelijk hebben.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb geprobeerd om een aantal grenseffecten in beeld te brengen. Om een voorbeeld te noemen, voor de tabaksaccijns heb ik een grenseffectrapportage bij de stukken voor Prinsjesdag aan het parlement gezonden. Daaruit blijkt dat de achterblijvende ontvangsten in 2013 voor een groot deel zijn te wijten aan voorraadvorming in reactie op de verhoging van het tarief per 1 januari. We hebben de accijns op tabak in 2013 namelijk al een keer verhoogd. De achterblijvende ontvangsten zijn alsmede te wijten aan het nog langer kunnen aankopen van tabaksproducten tegen het oude tarief. Daar was geen rekening mee gehouden. Het gaat om tijdelijke effecten. Wat we bij tabak ook zagen, is substitutie naar goedkopere tabaksproducten, zoals shag. Daarmee kunnen mensen zelf hun sigaretten samenstellen. Daarnaast konden we een stukje van het verlies alloceren aan mogelijke grenseffecten. Dat was voor mij aanleiding om de in het regeerakkoord afgesproken verhoging van de tabaksaccijns niet per 1 januari aanstaande door te voeren. Ik vreesde dat we dan weliswaar een hogere accijns per pakje sigaretten of shag zouden vragen, maar dat er dan zodanig sprake zou zijn van weglekken dat de schatkist er niets mee opschiet. Dan is het alleen maar mensen pesten, en dat moeten we niet doen. Tegelijkertijd heeft de PvdA-fractie in de Tweede Kamer gezegd: zorg ervoor dat van uitstel geen afstel komt. We hebben dit een jaar verplaatst. Dat betekent dat de verhoging van de tabaksaccijns per 1 januari 2015 zal plaatsvinden.

In het regeerakkoord was afgesproken dat de accijns op bier en wijn met 14% zou worden verhoogd en dat de accijns op gedestilleerd met 5% zou worden verhoogd. Ook daarbij heb ik gekeken naar de verschillen met België en Duitsland. Die verschillen zouden met name ten aanzien van bier en wijn substantieel worden. Daarom heb ik gezocht naar alternatieven. Uiteindelijk is het kabinet gekomen met voorstellen om deze accijnsverhogingen te matigen. De accijns op bier, wijn en gedestilleerd gaat 5% omhoog en een stukje van de gemiste opbrengst hebben we gedekt met de frisdrankenbelasting. Het betreft een bescheiden verhoging van 2 cent op een fles frisdrank van een liter en 1,5 cent op een pak vruchtensap van een liter. Als je dit in perspectief plaatst, kun je er geen grote grenseffecten van verwachten. Het kabinet houdt het dus wel degelijk in de gaten.

Accijnsverhogingen en btw-verhogingen kennen hun grenzen in de tariefstelling van de buurlanden. Hetzelfde geldt voor de vergroening van het fiscale stelsel. Daar kunnen zeer nobele en goede redenen voor zijn, maar het kent zijn grenzen in de concurrentiekracht van je eigen bedrijfsleven. Als je je eigen bedrijfsleven op bepaalde onderdelen te zwaar belast, kunnen bedrijven niet meer concurreren op de Europese markt. Dat betekent dat je ze wegjaagt. Zo proberen we toch met een mix van maatregelen te komen waarbij we de pijn wat verdelen, maar dat neemt niet weg dat het bij de ene ondernemer, met name in de grensstreek, pijn kan doen. Dat kan ik ook niet verhelen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In Miljoenennota ingaan op overschot lopende rekening (33.750) (T01873)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe in de Miljoenennota aandacht te zullen besteden aan het overschot op de lopende rekening. 


Kerngegevens

Nummer T01873
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2013
Deadline 1 december 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen lopende rekening
Kamerstukken Miljoenennota 2014 (33.750)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 99-100

De heer De Grave (VVD):

[...]

Is de minister bereid om toe te zeggen dat hij bij de volgende Miljoenennota iets meer zal zeggen over het overschot op de lopende rekening? Waar slaat dit neer? Ik heb het idee dat het in belangrijke mate neerslaat bij het Nederlandse bedrijfsleven, vooral het grotere bedrijfsleven. Inmiddels staat dat er gelukkig goed voor, zoals de heer Knot ook al eens heeft opgemerkt. De vraag is wat men hiermee doet. Zouden er beleidsmatige mogelijkheden zijn om dit wat meer te laten leiden tot rechtstreekse investeringen in Nederland? Als zij zo veel kunnen exporteren, waarom zou er dan niet meer in Nederland worden geïnvesteerd? Ik vraag de minister om daar wat meer inzicht in te geven en hiervan ook wat meer beleidsmatige analyses te maken.

Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 103

Minister Dijsselbloem:

[...]

De heer De Grave heeft ook gevraagd naar het overschot op de lopende rekening en vroeg waar dat neerslaat. Ik heb daarvan al een indicatie gegeven. Hij heeft gevraagd of daaraan in de Miljoenennota meer aandacht kan worden besteed. Ik zeg dat zonder meer toe. Wij zullen in het beschouwende deel van de Miljoenennota ingaan op dit thema. Hoe ziet het eruit voor Nederland? Waar komt het terecht? Wat doen wij er eigenlijk mee?


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren grenseffecten van de accijnsverhogingen op brandstoffen (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01952)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie), De Lange (OSF) en Van Strien (PVV), toe de aan de Tweede Kamer toegezegde uitkomsten van de monitoring van de eventuele weglekeffecten van de accijnsverhogingen op diesel en lpg voor de zomer van 2014 eveneens aan de Eerste Kamer te sturen. 

zie ook T01872 - Toezegging Evaluatie ontvangsten brandstofaccijnzen in 2014 (33.750)


Kerngegevens

Nummer T01952
Status voldaan
Datum toezegging 17 december 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
J.G. Nagel (50PLUS)
ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen accijnzen
grenseffecten
Kamerstukken Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755)
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754)
Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753)
Belastingplan 2014 (33.752)


Uit de stukken 

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 13

Staatssecretaris Weekers:

[...]

De heer Ester vraagt mij om te herhalen dat ik de grenseffecten van de accijnsverhogingen nauwgezet ga monitoren. De heer De Lange en de heer Van Strien hebben daar ook op gewezen. De heer Nagel heeft gevraagd wanneer hij de evaluatie kan verwachten en of ik bereid ben een werkbezoek aan de pompstationhouders in de grensstreek af te leggen. Ik heb de Tweede Kamer toegezegd om de eventuele weglekeffecten van de accijnsverhogingen op diesel en lpg te monitoren en de eerste uitkomsten voor de zomer met de Kamer te delen. Deze toezegging herhaal ik hier graag. De uitkomsten van die monitor zullen ook met deze Kamer worden gedeeld. Ik ga niet op de conclusies vooruitlopen, maar als je iets gaat monitoren, doe je dat niet voor niets. Dat doe je omdat je wilt kijken of er geen onbedoelde of ongewenste effecten zijn. Natuurlijk zullen er effecten zijn. Ik woon zelf in een grensstreek; dus ik zie die effecten. Dat zeg ik ook tegen de heer Van Strien, die de regio rondom Venlo buitengewoon goed kent. Ik ken een ander deel van het Limburgse en Brabantse grensgebied buitengewoon goed. Ik zie daar ook dat mensen net aan de andere kant van de grens gaan tanken. Als ze daar zijn, gaan ze daar ook een kopje koffie drinken. Dat doen ze niet in Nederland. En dan gaan ze daar ook wellicht andere inkopen doen. Tegelijkertijd zie ik ook, zowel in Venlo als in andere delen van de grensstreek, dat er veel Duitsers en Belgen in Nederland komen. Dus je hebt over en weer kooptoerisme. Dat is iets van alle tijden. Er wordt ingespeeld op veranderingen. Ik ga geen apart werkbezoek brengen aan grenspompstationhouders, maar als ik met mijn eigen auto tank, kom ik natuurlijk bij die grenspompstationhouders in de eigen regio. Dat betekent dat de signalen die lokaal leven mij zeer goed bereiken.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 16

Staatssecretaris Weekers:

De heer Van Strien heeft een motie ingediend op stuk nr. H over de effecten van de accijnsverhogingen in de grensstreken. De heer Van Strien wil de resultaten van de monitoring uiterlijk 1 april in het parlement bespreken. Indien de resultaten van de monitoring negatief uitvallen wil hij daaraan direct consequenties verbinden. Voor 1 april is alleen de belastingopbrengst van de verkopen in januari beschikbaar, omdat deze accijns pas in februari wordt afgedragen. Ik acht het echt onverantwoord om een evaluatie op basis van één meting uit te voeren en daar dan vervolgens beleidsconclusies aan te verbinden. Dus ik heb echt met mijn mensen gekeken, ook al voordat ik aan het debat in de Tweede Kamer begon, wat het eerste moment is dat wij echt ook iets zinvols kunnen zeggen. Dat is toch echt eind mei, begin juni. Dan kunnen wij een zinvolle evaluatie op tafel leggen. Dan kunnen wij vervolgens, mocht dat hiertoe aanleiding geven, hierover het gesprek ook met elkaar voeren. Dus ik handhaaf de toezegging die ik eerder heb gedaan over de monitoring voor de grenseffecten. Verdergaan, zoals in deze motie wordt gevraagd, acht ik niet verantwoord. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitvoering regeling begunstiging lokaal duurzaam opgewekte energie (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01955)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Sent (PvdA), toe dat wanneer zich problemen voordoen rondom de regeling voor de begunstiging van lokaal duurzaam opgewekte energie (bijvoorbeeld rondom de definitie van de postcoderoos), de regering zal bezien of veranderingen mogelijk zijn zonder dat dit grote budgettaire gevolgen heeft.  


Kerngegevens

Nummer T01955
Status voldaan
Datum toezegging 17 december 2013
Deadline 1 juli 2015
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen duurzaam opgewerkte energie
Lokaal
postcoderoos
Kamerstukken Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755)
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754)
Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753)
Belastingplan 2014 (33.752)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 10-11

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb een vraag over de postcoderoos. Uit de technische briefing van de ambtenaren had ik begrepen dat de belastinginspecteur wel degelijk ontheffing kan verlenen. Heb ik dat niet goed begrepen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik denk dat dit niet goed is overgekomen. In de Tweede Kamer is een amendement ingediend dat beoogde om tot die situatie te komen. Het was een amendement van de ChristenUnie. Ik kijk nu even naar boven, maar als ik het goed heb, is dat amendement verworpen. Zo nodig kom ik er in tweede termijn nog op terug. Dat laat onverlet dat, wanneer er sprake is van onvoorziene onbillijkheden van overwegende aard, daar altijd de hardheidsclausule op van toepassing is. Dat beoordeelt overigens niet de inspecteur, maar de staatssecretaris van Financiën. Het moet dan gaan om gevallen die nog niet eerder in de parlementaire geschiedenis aan de orde zijn gekomen. Dit is uitvoerig aan de orde gekomen.

De heer Ester (ChristenUnie):

De staatssecretaris verwijst terecht naar het debat in de Tweede Kamer, maar dat debat heeft geen mooie afronding gekregen. De staatssecretaris verwijst in zijn betoog ook naar het SER-energieakkoord en de postcoderoos die in het midden zou staan, maar dat staat helemaal niet in het SER-energieakkoord. Daarin wordt een veel rekkelijker definitie gehanteerd dan die welke de staatssecretaris nu gebruikt in dit debat. Ik verzoek hem toch iets flexibeler te zijn, want het gaat ook in dit geval om vergroening van de Nederlandse economie.

Staatssecretaris Weekers:

Het laatste onderschrijf ik, maar het eerste niet. Ik heb van collega Kamp begrepen dat hierover heel uitvoerig is gesproken in het kader van het SER-energieakkoord. Het kan zijn dat de definitie van de postcoderoos als zodanig niet in het akkoord staat – dat geef ik graag toe – maar er zijn met betrokken partijen wel duidelijke afspraken over gemaakt. De installatie moet in het midden staan, zodat de gehele omgeving er gebruik van kan maken. Daar hecht collega Kamp zeer aan. Als je daar uitzonderingen op toestaat, als het ook aan de rand mag, zul je daarvoor een heel aparte administratie moeten inrichten. De inspecteur moet het land dan weer op een andere manier intekenen. Daar komt bij dat je vervolgens de situatie kunt krijgen dat de installatie aan de rand staat, terwijl iemand net naast de installatie gebruik wil maken van een windmolen of een zonne-energiepark. Welk argument heb je dan om te zeggen dat dat niet mag? Als het dan toch mag, is de roos opnieuw verder uitgebreid. Dat leidt uiteindelijk tot budgettaire aspecten. Ik doe de suggestie om hier komend jaar op terug te komen, maar laten wij nu aan de slag gaan met de gemaakte afspraken. Laten wij afwachten welke initiatieven van de grond komen. Mochten zich problemen voordoen, bijvoorbeeld rondom de definitie van de postcoderoos – ik kijk de heer Van Boxtel aan – dan zal ik, pragmaticus als ik ben, bekijken of wij een en ander kunnen veranderen zonder dat dit grote budgettaire gevolgen heeft. Het systeem dat samen met EZ is bedacht, mag in ieder geval niet onderuit worden gehaald. Wij moeten daar gewoon praktisch mee omgaan.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 22

De heer Ester (ChristenUnie):

[...]

Ik dank de staatssecretaris ook voor zijn toezegging om volgend jaar te bekijken of de definitie van postcoderoos hanteerbaar is. Wij gaan ervan uit dat dit van zijn kant een serieuze momentopname gaat worden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Meenemen voorstellen verlaging belasting op arbeid bij kabinetsreactie commissie Van Dijkhuizen (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01956)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe bij de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Van Dijkhuizen de door mevrouw Sent voorgestelde verlaging van de belasting op arbeid en haar voorstellen voor financiering van deze maatregel mee te nemen. 


Kerngegevens

Nummer T01956
Status voldaan
Datum toezegging 16 december 2013
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingherziening
Commissie Van Dijkhuizen
Kamerstukken Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755)
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754)
Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753)
Belastingplan 2014 (33.752)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 13, blz. 37-38

Mevrouw Sent (PvdA):

[...]

Graag vraagt mijn fractie allereerst aandacht voor de belastingmix in het algemeen. In het fiscale beleid kunnen de fundamenten voor de arbeidsmarkt verder worden versterkt, in het belang van structurele versterking van de economie. Een groot deel van de belastingopbrengsten drukt op de factor arbeid. De onaanvaardbaar hoge werkloosheid van nu en de reële dreiging van structurele uitstoot van arbeid in de toekomst maken het noodzakelijk om te bezien hoe een radicale verlaging van belasting op arbeid zou kunnen worden bereikt. Hoezeer ook in dit verband netto lastenverlichting zou helpen, een structurele verandering van betekenis vereist allereerst te bezien op welke manier lastenverlichting op arbeid zou kunnen worden gefinancierd door middel van lastenverschuiving naar categorieën die, om redenen van maatschappelijk belang, zwaarder zouden moeten worden aangeslagen. Is de staatssecretaris bereid om in deze richting te bewegen?

Mogelijk vraagt hij zich af hoe dit gefinancierd kan of moet worden. Het beste zou natuurlijk zijn: in de vorm van lastenverlichting uit economische groei. Die groei is nu echter juist het probleem. Er zijn belangrijke financieringsbronnen die vanuit diverse oogpunten – economisch, ecologisch, rechtvaardigheid en efficiëntie – het bredere maatschappelijke belang zouden kunnen dienen en samen de grondslag voor een zeer forse arbeidsimpuls zouden kunnen leveren. Samen met andere initiatieven zou deze impuls een zodanige groei van inkomsten kunnen genereren, dat de neerwaartse spiraal van afnemende groei en toenemende schuld kan worden omgezet in duurzame groei en inkomsten. Zo ontstaat er ook ruimte voor schuldvermindering en lastenverlichting.

Op de korte termijn is er laaghangend fruit te plukken. Dat zou moeten leiden tot een vermindering van werkgeverslasten door een steiler oplopende lastenstructuur die het tarief voor het in dienst nemen van laaggekwalificeerde werknemers bij voorkeur op of net boven nul zou stellen. Dit kan in eerste instantie gebeuren door de grondslag voor de vennootschapsbelasting te verbreden – minder aftrekposten – en daarmee samenhangend de franchise – vaste korting per werknemer – in de grondslag voor werkgeverslasten te verhogen zodat bedrijven met meer werknemers een relatief voordeel genieten ten opzichte van kapitaalintensieve bedrijven. Hoe beoordeelt de staatssecretaris deze mogelijkheid?

Met het oog op de middellange termijn bepleit de PvdA een verkenning van een zevental mogelijkheden die ieder afzonderlijk, maar zeker bij elkaar opgeteld, een aanzienlijke ruimte zouden kunnen scheppen voor een breed gespreide lastenverlichting op arbeid.

Ten eerste: maximalisering van de opbrengsten uit heffingen op milieuwaardengebruik. Ik kom daar later op terug.

Ten tweede: geleidelijke verschuiving naar en versimpeling van belasting op consumptie, hoewel dit vanuit sociaaldemocratisch denken een lastige optie is. Mocht deze weg worden opgegaan, dan zou Nederland, ter mitigering van grenseffecten die al eerder onder de aandacht zijn gebracht, er goed aan doen om breder draagvlak te zoeken bij de buurlanden en in EU-verband in termen van beleidsrichting en bandbreedtes.

Ten derde: herziening en verbreding van vermogensbelasting. Ook daarop kom ik zo dadelijk terug.

Ten vierde: financiële transacties belasten.

Ten vijfde: herziening van aftrekposten. Met het oog op de gewenste verschuiving van lastendruk op arbeid naar andere categorieën, is het zinvol belangrijke aftrekposten regelmatig tegen het licht te houden. Meer in het algemeen bepleit mijn fractie dat aftrekposten zo veel mogelijk worden omgezet in voor iedereen gelijke heffingskortingen. Ook leidt de ongelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen – rente aftrekbaar, winsten belast – tot allerlei fiscale constructies en tot overmatige schuldfinanciering. Een gelijke aftrek voor zowel eigen als vreemd vermogen haalt die perverse prikkel weg.

Ten zesde: arbeidsmarkt verstorende regels herzien om, bijvoorbeeld, grotere arbeidsparticipatie van vrouwen financieel aantrekkelijker te maken.

Tot slot: internationale coördinatie voor rechtvaardige belastingheffing en voorkoming van belastingontwijking versterken. Over dit laatste punt komen we binnenkort met de staatssecretaris te spreken. Ik vraag de staatssecretaris om de overige punten separaat te voorzien van een schriftelijke reactie voor 1 april 2014, dan wel deze mee te nemen in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie inkomstenbelasting en toeslagen, de commissie-Van Dijkhuizen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 37-38

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb nog wat laatste opmerkingen over belastinghervormingen. Ik wil hierop vandaag niet al te diep ingaan, want de tijd ontbreekt om goed te discussiëren over diverse elementen. Mevrouw Sent, de heer Essers en de heer Bröcker hebben enkele zaken aangedragen. De vraag kwam pregnant aan de orde of ik voor of tegen een verdere verlaging van de lasten op arbeid ben. Ik ben natuurlijk voor een verdere verlaging van de lasten op arbeid. Ik ben ook voor het verkleinen van de wig, het verschil tussen de brutoloonkosten en datgene dat de werknemer netto overhoudt. De wig leidt immers tot een verstoring en is er de oorzaak van dat vraag en aanbod niet optimaal bij elkaar komen. Tegelijkertijd moet ik natuurlijk ook kijken naar een aantal economische noties die eigenlijk op vrij veel consensus kunnen rekenen in de internationale wereld van economen. Ik moet kijken naar de vraag wat het meest en wat het minst verstorend werkt. Belasting op consumptie is minder verstorend dan belasting op arbeid. Die werkt vervolgens weer minder verstorend dan belasting op kapitaal, zoals de vennootschapsbelasting. Als er een pleidooi komt – ik meende dat tussen de regels door te beluisteren in het betoog van mevrouw Sent – om de vennootschapsbelasting te verhogen, dan ben ik daar geen voorstander van. Economisch werkt dat immers verstorend. Het leidt ertoe dat bedrijven die zich gemakkelijk kunnen verplaatsen, dat uiteindelijk ook zullen doen. Per saldo is de welvaart in Nederland daarmee niet gediend. Wij zullen dus moeten kijken naar de vraag of mensen of bedrijven kunnen stemmen met de voeten. Stel dat bepaalde belastingen verhoogt, wat tot kapitaalvlucht leidt, schiet je dan jezelf niet in de eigen voet? Dat vereist voortdurend een afweging.

Mevrouw Sent (PvdA):

Wij hebben inderdaad gepleit voor een verschuiving, weg van de belasting op arbeid. In plaats daarvan hebben wij niet alleen gepleit voor een verhoging van de vennootschapsbelasting. Wij hebben zeven specifieke mogelijkheden aan de staatssecretaris voorgelegd. Kan hij hierop vandaag plenair ingaan of ziet hij andere manieren om deze mogelijkheden te bespreken?

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal nog een andere mogelijkheid benutten om hierop wat uitvoeriger in te gaan. De tijd ontbreekt vanochtend, helaas. Ik zou immers graag de discussie aangaan met mevrouw Sent. Bij gelegenheid van de kabinetsreactie op Van Dijkhuizen zal ik deze elementen meenemen. Laat ik nog een ander voorbeeld geven, iets wat mevrouw Sent heeft aangedragen. Ik heb zojuist de verhoging van de franchise in de grondslag voor werkgeverlasten genoemd en de aftrekposten vpb. De franchise voor de premie voor het Algemeen werkgeversfonds, de Awf-premie, is in het kader van de uniformering loonbegrip afgeschaft. Dat is gebeurd met het oog op vereenvoudiging. Bepaalde zaken kunnen botsen. Je wilt eigenlijk de banen met een wat kleiner loon tegemoetkomen door wat met de franchise te spelen. Dat botst dan weer met de wens om te vereenvoudigen. Ik denk dat het goed is om in het kader van een kabinetsreactie op Van Dijkhuizen deze elementen mee te nemen. Ik waardeer het uiteraard zeer dat ook de Kamer goed meedenkt en mogelijke oplossingen aandraagt. Tegelijkertijd constateer ik op basis van de bijdragen dat de Kamer hier heel verschillend over denkt. Het verzwaren van bijvoorbeeld de vermogensrendementsheffing in box 3 kan bij mevrouw Sent en haar fractie goed liggen, maar ik meen dat ik de heer Bröcker en ook de heer Essers iets anders heb horen zeggen. Het voorstel van de een overnemen, leidt ertoe dat ik meteen ruzie heb met de ander. 


Brondocumenten


Historie