Rappelabele toezeggingen Financiën (Vooruitblik juli 2016 tot januari 2017)



Dit is het rappel vanaf 02-07-16 tot 02-01-17.

 




Toezegging Evaluatie regeling ANBI’s en SBBI’s (31.930) (T01183)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Essers toe om de regeling ten aanzien van ANBI’s en SBBI’s na enkele jaren te zullen evalueren.


Kerngegevens

Nummer T01183
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2009
Deadline 1 mei 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen ANBI’s
evaluaties
SBBI’s
Kamerstukken Wijziging Successiewet 1956 inzake vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur (31.930)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 456

Staatssecretaris De Jager: […] Ik kan een toezegging doen op het punt van de evaluatie. Ik zeg erbij dat een ANBI en een SBBI bij de belastinguitgaven onze financiënsystematiek volgen en daarmee automatisch periodiek worden geëvalueerd. Ik wil echter nog eens specifiek duidelijk toezeggen dat wij een en ander inderdaad zullen doen. Wij moeten natuurlijk wel iets kunnen evalueren, dus wij moeten een aantal jaren ervaring hebben met het nieuwe regime. Vervolgens kunnen wij tot evaluatie overgaan.

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 431

De heer Essers (CDA): […] Wij vertrouwen erop dat de Belastingdienst zich constructief en redelijk zal opstellen bij het toetsen van deze criteria ten aanzien van de hier bedoelde verenigingen. Dat geldt uiteraard ook voor het beleid ten aanzien van de toekomstige SBBI’s. Graag worden wij door de staatssecretaris periodiek op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen op dit terrein. Vanwege de grote betekenis van algemeen nut en het sociaal belang behartigende instellingen voor onze samenleving, of het nu ANBl’s of SBBI’s zijn, vinden wij het van groot belang dat deze regeling na verloop van een aantal jaren grondig wordt geëvalueerd. Een toezegging van de staatssecretaris hierover stellen wij zeer op prijs.

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 477

De heer Essers (CDA): […] Veel fiscale discussies en wetsvoorstellen gaan over de vraag hoe ondernemingen kunnen worden gestimuleerd. Dat zal ook volgende week weer blijken als wij het belastingpakket gaan behandelen. Dat is ook terecht, want ondernemingen zijn immers de motoren van onze economie. Maar zonder de verenigingen waar wij het vandaag vooral over gehad hebben, de koren, de gildes, de schutterijen, de fanfares en harmonieën, zal onze samenleving kil en kleurloos zijn. Daarom is het goed dat tijdens dit debat zoveel zorg en aandacht aan het levende culturele erfgoed is besteed. Wij stellen ook de toezegging van de staatssecretaris op prijs, dat de uitvoering van de regeling periodiek zal worden geëvalueerd en dat er ook over zal worden gerapporteerd, en dat de Belastingdienst zoals gebruikelijk constructief en redelijk met de ANBI- en SBBI-regeling zal omgaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ingrijpen regering bij onvoldoende verhindering van vertragingsmiddelen (30.645) (T01298)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Eerste Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), dat wanneer in de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelf vertrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.


Kerngegevens

Nummer T01298
Status voldaan
Datum toezegging 12 april 2011
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen vertraging door belastingplichtigen
vertragingstechnieken
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot Rechtsbescherming belastingplichtigen bij controlehandelingen fiscus (30.645)


Uit de stukken

Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 2, blz. 3

De heer Doek (CDA):

Een andere kanttekening die we hebben geplaatst, zag op belastingplichtigen die echt iets te verbergen hebben en die door het maken van bezwaar en beroep tegen een informatiebeschikking kostbare tijd kunnen winnen, omdat zij op die manier de daadwerkelijke effecten van omkering en verzwaring van de bewijslast mogelijk kunnen uitstellen tot het oordeel van de rechter. In de memorie van antwoord bevestigen de initiatiefnemers in feite dat op deze wijze kwaadwillende belastingplichtigen wel degelijk kostbare tijd kunnen winnen, ook al staat de uiteindelijke omkering en verzwaring van de bewijslast al vast. Als gevolg van de gewonnen extra tijd bestaat immers het risico dat de fiscus alsnog achter het net vist. Hoe kijken de initiatiefnemers en de staatssecretaris tegen dit risico aan?

Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 23

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink:

Van een dergelijk inhoudelijk geschil over informatieverplichtingen zal vaak geen sprake zijn met betrekking tot de categorie belastingplichtigen waarover de heer Doek sprak, namelijk zij die iets te verbergen hebben. Hij sprak de vrees uit dat het voorstel tot gevolg heeft dat die belastingplichtigen tijd kunnen rekken waardoor de Belastingdienst uiteindelijk achter het net vist. Hoewel ik altijd heb geweigerd om deze specifieke categorie die iets te verbergen heeft als uitgangspunt te nemen – ik ga namelijk uit van het goede in de mens en ben overigens van mening dat de goeden niet onder de kwaden moeten lijden – is hieraan toch vrij veel aandacht besteed in het voorstel. Het instellen van bezwaar en beroep met de enige bedoeling om tijd te rekken, is uitermate onaantrekkelijk gemaakt, sterker nog, het is geen loterij zonder nieten. Er zal sprake moeten zijn van een reëel inhoudelijk bezwaar tegen een informatieverzoek. Is dat niet het geval, dan riskeert de belastingplichtige de omkering en verzwaring van de bewijslast, een processuele maatregel waardoor juist deze categorie belastingplichtigen hard wordt getroffen.

Handelingen 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 24

Staatssecretaris Weekers:

Als de Belastingdienst het gevoel heeft, lang aan het lijntje te worden gehouden, kan een informatieverzoek sneller de deur uit worden gedaan, zoals dat in het wetsvoorstel wordt geregeld, met uiteindelijk de omkering van de bewijslast als er niet aan wordt voldaan.

De heer Doek (CDA):

Overweegt de staatssecretaris dan ook om in die gevallen over te gaan tot versnelde invordering? Ik zou mij dat zeer goed kunnen voorstellen en ik zou hem dat zelfs aanraden. Ik heb het over gevallen waarin te duchten valt dat de belastingplichtige kwaadwillend is of dreigt te vertrekken. Dat zou aanleiding kunnen zijn, versneld invorderingsmaatregelen te nemen. Daar zou ik voorstander van zijn.

Staatssecretaris Weekers:

Ik wil daar twee dingen over zeggen. Het voorstel voorziet expliciet in een termijnverlenging voor de duur van de procedure. Met andere woorden, deze procedure kost tijd. Die tijd krijgt de Belastingdienst erbij om uiteindelijk de aanslag te kunnen opleggen. De heer Doek voegt daar nog een element aan toe, namelijk dat in de tussentijd de vogel gevlogen kan zijn of dat middelen aan het zicht van de fiscus en dus van de schatkist kunnen zijn onttrokken. De ontvanger kan tijdig zijn conserverende maatregelen treffen als dat nodig is. Dat zal ook zeker gebeuren. Ik hoop daarmee die ongerustheid te kunnen wegnemen. Het is mijn overtuiging dat met het uiteindelijke voorstel en met de middelen die de ontvanger ter beschikking staan, het risico is geminimaliseerd. Desalniettemin is het van belang om gedurende de rit de vinger aan de pols te houden. Als ik signalen krijg dat zaken niet goed zijn, zal ik onmiddellijk ingrijpen en met beide Kamers der Staten-Generaal de tussenstand bespreken. Over vier jaar hebben wij een evaluatiemoment voorzien.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanpassing zinsnede artikel 2b, lid 1, Wet verplicht schatkistbankieren, inzake negatieve rente (33.540) (T01868)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de eerstvolgende wijziging van de wet verplicht schatkistbankieren in artikel 2b, lid 1, de zinsnede "de rente kan niet negatief zijn" wordt vervangen door "de rente zal niet negatief zijn".


Kerngegevens

Nummer T01868
Status openstaand
Datum toezegging 26 november 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen schatkistbankieren
Kamerstukken Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 30

De heer Reuten (SP): (...)  luidt artikel 2b, lid 1: "Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in 's Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn." Ik neem aan dat in het laatste zinnetje bedoeld is "de rente zal niet negatief zijn" want het kan uiteraard wel. Ik vraag de minister om dit bij de eerstvolgende gelegenheid te wijzigen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 73-74

Minister Dijsselbloem: De heer Reuten heeft een opmerking gemaakt over de zinsnede "De rente kan niet negatief zijn". Hij zei dat daar moet staan: "De rente zal niet negatief zijn." Hij heeft gelijk. Bij een volgende wijziging van het wetsvoorstel zal dat worden gecorrigeerd. Want het kan natuurlijk wel, maar het is een beleidsmatige keuze om de rente niet negatief te laten zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In Miljoenennota ingaan op overschot lopende rekening (33.750) (T01873)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe in de Miljoenennota aandacht te zullen besteden aan het overschot op de lopende rekening. 


Kerngegevens

Nummer T01873
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2013
Deadline 1 december 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen lopende rekening
Kamerstukken Miljoenennota 2014 (33.750)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 99-100

De heer De Grave (VVD):

[...]

Is de minister bereid om toe te zeggen dat hij bij de volgende Miljoenennota iets meer zal zeggen over het overschot op de lopende rekening? Waar slaat dit neer? Ik heb het idee dat het in belangrijke mate neerslaat bij het Nederlandse bedrijfsleven, vooral het grotere bedrijfsleven. Inmiddels staat dat er gelukkig goed voor, zoals de heer Knot ook al eens heeft opgemerkt. De vraag is wat men hiermee doet. Zouden er beleidsmatige mogelijkheden zijn om dit wat meer te laten leiden tot rechtstreekse investeringen in Nederland? Als zij zo veel kunnen exporteren, waarom zou er dan niet meer in Nederland worden geïnvesteerd? Ik vraag de minister om daar wat meer inzicht in te geven en hiervan ook wat meer beleidsmatige analyses te maken.

Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 103

Minister Dijsselbloem:

[...]

De heer De Grave heeft ook gevraagd naar het overschot op de lopende rekening en vroeg waar dat neerslaat. Ik heb daarvan al een indicatie gegeven. Hij heeft gevraagd of daaraan in de Miljoenennota meer aandacht kan worden besteed. Ik zeg dat zonder meer toe. Wij zullen in het beschouwende deel van de Miljoenennota ingaan op dit thema. Hoe ziet het eruit voor Nederland? Waar komt het terecht? Wat doen wij er eigenlijk mee?


Brondocumenten


Historie







Toezegging Consultatie / toetsing modelovereenkomsten aansprakelijkheidsdeling door onafhankelijk panel (34.036) (T02256)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), de Kamer toe dat er een serieuze toetsing of consulatie door een onafhankelijk panel georganiseerd moet worden, nog tijdens de transitieperiode, nog voordat de handhaving begint.


Kerngegevens

Nummer T02256
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen aansprakelijkheidsdeling
consultaties
modelovereenkomsten
onafhankelijk panel
toetsing
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.23

Mevrouw Sent (PvdA)

Een andere potentiële weeffout tussen fiscaal en civiel recht betreft de aansprakelijkheidsdeling bij schade zoals omschreven in artikel 7 van een aantal modelovereenkomsten. In dit artikel worden vier situaties onderscheiden. In alle vier de gevallen ligt de aansprakelijkheid vooral bij de opdrachtnemer. Neem, bijvoorbeeld, situatie 3. In deze situatie lijdt de opdrachtnemer schade in verband met de uitvoering van de opdracht. De modelovereenkomst legt in deze situatie de aansprakelijkheid bij de opdrachtnemer, behalve wanneer de schade niet aan de opdrachtnemer is toe te rekenen en het gevolg is van de uitvoering van een buitengewoon risicovolle opdracht. Wel bepaalt het vijfde lid dat bij de aansprakelijkheidsdeling de normen van redelijkheid en billijkheid in acht genomen dienen te worden, evenals de in de branche gebruikelijke beperkingen van aansprakelijkheid. Maar hoe redelijk en billijk is een aansprakelijkheidsdeling die de verantwoordelijkheid van de werkverschaffer al bij voorbaat tot het uiterste terugdringt en die van de werkende tot het uiterste vergroot?

Ook hierbij dreigt een spanning tussen fiscaal en civiel recht. Immers, een dergelijke toedeling staat in schril contrast met de ontwikkeling in het arbeidsrecht om de verantwoordelijkheid van werkgevers voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden te versterken, en daarmee ook hun aansprakelijkheid als ze hiervoor wegduiken. Daarbij lijkt de clausule voor situatie 3 in strijd met de risicodeling die de rechter in 2012 heeft neergelegd in het arrest-Dave-laar/Allspan.

Mijn fractie acht het ook hierbij onaanvaardbaar dat modelovereenkomsten deze weeffouten introduceren. Wij vragen dan ook de harde toezegging van de staatssecretaris dat hij middels een consultatie de modelovereenkomsten op deze aansprakelijkheidsdeling laat beoordelen, teneinde deze in lijn te brengen met de verantwoordelijkheid van de werkverschaffer voor gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, dat hij de uitkomsten daarvan inpast in het gebruikte beoordelingskader en ons een halfjaar na invoering hierover bericht. Voorts vernemen wij graag van hem op welke wijze hij voornemens is op dit terrein ook de vinger aan de polste houden.

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.44

Staatssecretaris  Wiebes:

Ik denk dat het voorstel van mevrouw Sent om een soort consultatie te organiseren erg waardevol is. Daarover filosoferend denk ik dat wij nog tijdens de transitieperiode, nog voordat de handhaving begint, een serieuze toetsing of consultatie moeten organiseren door een onafhankelijk panel. Het moeten mensen zijn die niet bij de Belastingdienst werken. Het kan nog veranderen, maar ik kan de voorlopige zoekprofielen wel met de Kamer delen. Ik denk aan een hoogleraar arbeidsrecht, een rechter op het gebied van het arbeidsrecht, maar idem fiscaal, met een achtergrond in de loonheffing. Ook denk ik aan iemand die gewoon praktijkervaring heeft met de handhaving op de werkvloer. Ook dat is belangrijk. Anders zingen wij ons los van hoe het in een bedrijf werkt. Op die manier, met zo'n toetsing, wilde ik het dus doen. Daarmee neem ik het verlangen van de heer Rinnooy Kan om te toetsen over, maar maak ik mij wel los van zijn suggestie om dat door de rechter te laten doen. Het zou mooi zijn om juist naar mogelijkheden te zoeken van toetsing die niet altijd door de rechter wordt gedaan in de rechtbank, maar met inzet van een professional. Daar komt ook iets uit, maar laten wij dat ook zo transparant mogelijk met de Kamer delen. Ik wilde toetsing ook richten op dingen die niet op de site staan. Dan kan ik niet bij de toetsing alsnog alles naar buitengooien, maar wel zeggen wat het rapportcijfer was dat de onafhankelijke deskundigen hebben gegeven. Ook kan ik zeggen wat er over het algemeen niet deugde. Ik zal ook vragen wat de lessen zijn die wij in het toetsingskaderkunnen verwerken. Als het leidt tot een bias in de ene of de andere richting, is het toetsingskader daarmee te ijken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitkomsten toetsingspanel m.b.t. transitieperiode (34.036) (T02260)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over de uitkomsten van het toetsingspanel over de transitieperiode.


Kerngegevens

Nummer T02260
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen toetsingspanel
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.49

De heer Ester (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft uitgebreid gediscussieerd met dit huis over de transitieperiode. Mijn fractie vraagt zich daarbij af of de uitkomsten daarvan nog separaat gedeeld gaan worden met deze Kamer. Worden daarin ook mogelijke gedragseffecten meegenomen, zoals wegtrekkende bewegingen van op zich bonafide werkgevers als het gaat om het inhuren van zzp'ers, en mogelijke negatieve inkomenseffecten van de nieuwe regeling voor zzp'ers?

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.52

Staatssecretaris  Wiebes:

Bovendien kijkt het toetsingspanel ook nog naar deze zaken. Daar zal ik ook over rapporteren. De heer Ester vroeg daar ook naar. De uitkomsten van dat panel wil ik graag delen met de Kamer. Of we de gedragseffecten meenemen, moeten we nog even zien. Wat betreft de zorg heb ik in ieder geval gezegd dat we zo snel mogelijk gaan bekijken of daar dingen optreden die we niet verwachten of willen, maar wel zien gebeuren. In hoeverre dat mogelijk is, moet ik dus nog zien. In elk geval geeft het panel zijn rapportcijfer en dat stuur ik naar de Kamer. Dan kunnen we allemaal zien wat dat rapportcijfer is en kunnen we ervoor zorgen dat we een nog hoger cijfer halen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Recht zelfstandige op navraag bij Belastingdienst (34.036) (T02261)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat de zelfstandige naar de Belastingdienst kan gaan om te vragen of een overeenkomst in lijn is met de wet. 


Kerngegevens

Nummer T02261
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Belastingdienst
navraag
zelfstandigen
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.45

De heer Köhler (SP):

Ja, ik vroeg het omdat op de website van de Belastingdienst een en ander staat over wat je aan de dienst kunt voorleggen. Daar staat: "Ook opdrachtnemers kunnen een overeen-komst voorleggen. Dit heeft alleen zin als de opdrachtnemer deze overeenkomst bij al zijn opdrachtgevers, ook toekomstige, kan gebruiken." Hier gaat het over het geval waarin een opdrachtnemer zelf met een standaardovereenkomst wil werken, maar daar ging mijn vraag natuurlijk niet over. Mijn vraag betreft het geval waarin een zelfstandige van een opdrachtgever een overeenkomst voorgelegd krijgt, eventueel voorzien van de mededeling dat het volgens de Belastingdienst allemaal in orde is. Dat kan hij niet weten, want er zijn ook geheime overeenkomsten die volgens de Belastingdienst in orde in waren. Kan die zelfstandige dan naar de Belastingdienst gaan en vragen of dat klopt, of die overeenkomst in lijn is met de wet? Dat recht wil ik de zelfstandige geven.

Handelingen I 2015-2016, nr.17  item 7, - blz.45

Staatssecretaris  Wiebes:

Ja. Dat heb ik net toegezegd. Op de site van de Belastingdienst staat dat iemand van mening is dat dit alleen zin heeft als … Dat mag iemand vinden, maar ik zeg nu toe dat dat kan. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Proportionaliteit implementatie moeder-dochterrichtlijn & onoplosbare gevallen bij de Belastingdienst (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02288)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Rij (CDA) over de moeder-dochter richtlijn, de Kamer in 2016 te informeren over de vraag aan de Commissie of de Nederlandse implementatie proportioneel is en de vraag aan de Belastingdienst om bij te houden in welke gevallen men in het vooroverleg aanloopt tegen niet oplosbare gevallen.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz.15/16

De heer Van Rij (CDA):

Ik heb uw oproep in gedachten en zal het kort houden. Er is hier iets anders aan de hand. Ik sta hier als lid van de Eerste Kamer en mijn vraag, die meteen to the point is, is de volgende. In het implementatievoorstel gaat u verder dan wat de richtlijn voorschrift. Sterker nog: in de considerans van de moeder-dochterrichtlijn staat "dat de voordelen van de richtlijn niet mogen leiden tot situaties waarin dubbele niet-heffing ontstaat en aldus onbedoelde belasting-voordelen worden gecreëerd voor groepen van moeder-maatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten in vergelijking met groepen van ondernemingen uit dezelfde lidstaten." Natuurlijk moet Nederland zich houden aan de uitvoering van de richtlijn, namelijk het voorkomen van situaties van dubbele non-heffing, dus als er een hybride lening wordt verstrekt die vanuit Nederlandse optiek als kapitaalverstrekking wordt gezien. Dat betekent dat voor de vergoeding die daar wordt betaald, als ze als rente aftrekbaar is in het andere land, hier geengebruik kan worden gemaakt van de deelnemingsvrijstelling. Dát beoogt de richtlijn. Maar nu gaat het om de situatie dat, als die vergoeding niet of gedeeltelijk aftrekbaar is in het andere land, u ook zegt: dan heb je ook geen recht op de verrekening voor het deel dat niet aftrekbaar is. Dan heb je de tegenovergestelde situatie van dubbele heffing. Er is hier een principieel punt aan de orde: Nederland zet een kop op de richtlijn, het gaat verder dan de richtlijn. Dat is mijn punt en niet of er in het vervolg wel of geen hybrideleningen moeten zijn.

Op mijn schriftelijke vragen over de uitvoering antwoordt de staatssecretaris nogal afwijkend. Want hij zegt: er is niet te controleren of de rente wel of niet aftrekbaar is in het andere land. Dat hangt er maar helemaal vanaf hoe de vraag in het aangiftebiljet worden ingericht. Ik kom daar in tweede termijn op terug. Het ligt dus veel principiëler dan hoe de staatssecretaris het hier afdoet.

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 23

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Van Rij heeft tot twee keer toe een serieuze inbreng geleverd over de Moeder-dochterrichtlijn. Ook schriftelijk deed hij dat nog. Hij stelt bijvoorbeeld dat hybride leningen niet alleen in intercompanyverband worden aangegaan, maar ook tussen derden. Ik zou kunnen zeggen dat de Moeder-dochterrichtlijn volgens mij helemaal niet gaat over derden. Daar ziet de richtlijn niet op. Ik weet echter niet of dat het meest relevante bezwaar is. Over het punt dat Duitsland wetsteksten volgens de heer Van Rij niet hetzelfde implementeert, horen wij van Duitsland andere dingen. Maar ik moet hier even van abstraheren. De heer Van Rij is niet de eerste de beste, en zeker niet de tweede of de derde. Ik hecht daarom een zeker geloof aan zijn woorden. Bij de specialisten van het departement heerst de overtuiging dat dit deugt. Tegelijkertijd heb ik meer dan eens van de heer Van Rij buitengewoon verstandige wake-upcalls gekregen. Ik wil dus op een andere manier bekijken of we hier wat aan kunnen doen. Ik wil het als volgt doen. Alle lidstatenmoeten dit implementeren. Het zou kunnen dat Nederlander een kop bovenop zet, wat suggereert dat je meer wilt of braver bent dan de richtlijn. Tegelijkertijd zegt de heer Van Rij dat we misschien ook wel minder braaf zijn, want we zijn misschien wel disproportioneel. Dat is juist iets wat vanuit de Commissie bestraft moet worden.

Mijn eerste voorstel aan de heer Van Rij is dat ik de Commissie vraag of de Nederlandse implementatie proportioneel is. Ik vraag dat aan de heer Moscovici, met wie ik in het komende halfjaar nog veel zal samenwerken. Ook kan ik hem vragen om in den brede te bekijken waar de grote verschillen zitten in implementatie tussen landen. Op basis daarvan zouden wij moeten kunnen zien of wij iets doen wat niet helemaal beoogd is, hoezeer we er nu ook van overtuigd zijn dat het wel zo is. Als tweede wil ik hem aanbieden dat ik aan de Belastingdienst zal vragen bij te houden in welke gevallen men in het vooroverleg aanloopt tegen niet oplosbare gevallen. Dat zouden organisaties kunnenzijn die binnen hun eigen concern in Europees verband opeen gegeven moment zien dat zij onvermijdelijk tegen dubbele heffingen aanlopen als gevolg van de Nederlandse keuze voor de implementatie. Dat moeten wij kunnen weten. Ik wil de heer Van Rij voorstellen om dit aan de Belasting-dienst te vragen. Op basis van die twee dingen wil ik in 2016 een brief sturen. Nogmaals, de heer Van Rij heeft meer dan eens dit punt aangedragen. Ik wil dat zeer serieus nemen. Ik houd het ook voor mogelijk dat ik tot andere inzichten kom dan waar ik nu toe gekomen ben. Het is nog niet gebeurd, maar ik wil me daarvoor openstellen. Dan wil ik dat in een brief melden aan deze Kamer. Dat is het voorstel dat ik hem wil doen.

De heer Van Rij (CDA):

Dank voor dit antwoord. Ik moet overigens benadrukken dat ook mijn collega Van de Ven van de VVD dit betoog heeft gehouden bij de schriftelijke vragen. Die eer komt ook hem toe. Ik stel het antwoord zeer op prijs; laat ik daarmee beginnen. Het gaat hier niet om een welles-nietesspelletje. Ik zei dat die hybride leningen ook met derden voorkwamen omdat de staatssecretaris vorige week zei dat dit voornamelijk te maken had met intercompany, maar laten we daareven boven uitstijgen. Ik stel het zeer op prijs dat de staatssecretaris dat ook doet. Ik heb twee dingen gehoord. Mocht in de praktijk blijken dat er na de implementatie zoals die nu voorgesteld wordt, sprake is van dubbele heffingen, dan zullen bedrijven dat moeten melden bij de Belastingdienst. Dan is de staatssecretaris bereid om daarnaar te kijken, omdat dat een niet gewenst effect is. Het andere aanbod stel ik ook zeer op prijs. De staatssecretaris zegt dat wij, zoals wij hier staan, niet weten hoe de andere EU-lidstaten deze richtlijn op dit moment geïmplementeerd hebben. Daar geef ik hem gelijk in. As we speak wordt er misschien wel eenzelfde soort debat in andere Kamers in andere parlementen in de EU gevoerd. Dit zijn twee toezeggingen waarmee de CDA-fractie kan leven, zeker als de staatssecretaris daar in een brief op terugkomt. Ik kijk ook even naar mijn collega van de VVD-fractie. Hij steekt zijn hand omhoog. Ik neem aan dat dit goedkeurend bedoeldis.

Staatssecretaris Wiebes:

Hij keek alleen heel boos.

De heer Van Rij (CDA):

Hij steekt ook zijn duim omhoog. Wij beiden kunnen hiermee leven. Laat dit ten slotte ook een instelling en houdingzijn die we ook zullen betrachten bij volgende ontwerprichtlijnen en richtlijnen die nog op Nederland afkomen. Zeer veel dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Spreken over veranderingstrajecten bij de Belastingdienst (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02289)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), om eens te praten over de ontwikkelingen en de komende veranderingen bij de Belastingdienst.


Kerngegevens

Nummer T02289
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2015
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Belastingplan 2016
ontwikkelingen
veranderingen
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 18

De heer Backer (D66):

Niet alleen collega Sent sprak over de uitvoering en de uitvoeringstoets. Ik heb ook gezegd dat de mens de machine de baas zou moeten zijn. U hebt met passie verdedigd dat u de organisatie uitdaagt qua wat zij kan uitvoeren. Ik zou het interessant vinden om enkele scenario's te vernemen. Misschien kan dat niet nu, maar wel op een ander moment. Welke investeringen in de Belastingdienst en in eventuele organisatorische veranderingen zijn nodig om later veranderingen door te voeren? U zegt zelf dat we eigenlijk tijd tekort hebben. Dat is natuurlijk de uitkomst van bepaalde keuzes.

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 18

Staatssecretaris Wiebes:

Ik praat graag een keer veel breder over de enorme veranderingstrajecten die bij de Belastingdienst zijn gestart. Misschien is dat inmiddels een van mijn andere hobby's. De Belastingdienst was eigenlijk de aanleiding van mijn komst. Ik klets wel lekker mee over allerlei andere dingen, maar mij is de opdracht gegeven om iets aan de Belastingdienst te doen. Daar lopen nu veranderingstrajecten die mij totaal fascineren en die de werkwijze van de Belastingdienst op allerlei manieren geheel veranderen. Het gaat over de manier van heffen, van communiceren, maar ook van controle houden. We hebben controle gedaan op een manier die nu zo veel anders kan dat er bijna voor iedere medewerker van de Belastingdienst ander werk ontstaat. Ik neem op zichzelf graag de uitnodiging aan om eens over de ontwikkelingen bij de Belastingdienst te praten, maar dan zou ik het veel breder willen hebben, want onze grootste zorg over de Belastingdienst is niet dat er vanaf september niet zoveel meer kan worden veranderd. Het probleem bij de Belastingdienst is dat wij ons eigenlijk zo hebben georganiseerd dat er eigenlijk elk jaar meer mensen bij moeten, terwijl er minder belasting binnenkomt. Met het veranderingstraject wordt precies het tegenovergestelde nagestreefd. Ik hoop dat ik hiermee voldoende raadselachtig ben en toch ook voldoende intrigerend om de heer Backer te winnen voor het voeren van een gesprek over wat er met de Belastingdienst aan de hand is. Ik doe het met liefde!


Brondocumenten


Historie







Toezegging De ontwikkelingen van de oplopende bedragen pensioenuitkeringen (CXVII, E) (T02299)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen, toe de Kamer te informeren over de ontwikkelingen van de oplopende bedragen pensioenuitkeringen.


Kerngegevens

Nummer T02299
Status voldaan
Datum toezegging 26 april 2016
Deadline 1 september 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Centraal Planbureau
houdbaarheidseffect
pensioenuitkeringen
toekomstige uitkeringen
Kamerstukken Europees Semester 2016 (CXVII)


Uit de stukken

Verslag mondeling overleg, vastgesteld 26 mei  2016, Pagina 12:

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De voorzitter: Ik begrijp dat het gaat om wat feitelijk aan pensioenen wordt uitgekeerd.

De heer Van Rooijen (50PLUS): Ja. Ik heb de berekeningen van het ABP hier voor me liggen. Die zijn twee jaar geleden publiek gemaakt. Daaruit blijkt dat de uitkeringen in achttien jaar drie keer zo hoog worden. Dan heb ik het nog niet over 30, 40 jaar verder.

De voorzitter: Mag ik suggereren dat de minister van Financiën deze vraag nader bekijkt?

De heer Van Rooijen (50PLUS): Ik heb hem bij de behandeling van het Belastingplan ook al gesteld. Ook toen kreeg ik geen antwoord.

De voorzitter: Dat is des te ernstiger.

Verslag mondeling overleg, vastgesteld 26 mei  2016, Pagina 12:

Minister Dijsselbloem: Dat is buitengewoon ernstig, voorzitter. Wij zullen ons verstaan met het CPB. Ik stel mij zo voor dat, als het CPB kan uitrekenen wat het houdbaarheidseffect is van toekomstige uitkeringen, het ook kan uitrekenen hoe deze stroom zich op macroniveau ontwikkelt. Anders kun je het eerste niet uitrekenen. Het CPB heeft aannames voor de ontwikkeling van de pensioenuitkeringen op macroniveau.

De voorzitter: En over het afgelopen jaar zijn er feitelijke gegevens.

Minister Dijsselbloem: Ik kom daar schriftelijk op terug. Hierover zullen wij ons met het CPB verstaan. Het verschil is dat de Commissie geen rekening houdt met de extra belastinginkomsten in de toekomst, terwijl het CPB dat wel doet.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Een- en tweeverdieners, motie Schalk (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02312)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van onder andere een opmerking van de heer Ester (ChristenUnie) over de motie van het lid Schalk, waarin de regering wordt verzocht met voorstellen te komen om de substantiële verschillen te verkleinen en de Kamer hierover nader te informeren,  volgend jaar weer diepgaand over

dit koopkrachtverhaal en deze verhoudingen te zullen spreken. 


Kerngegevens

Nummer T02312
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2015
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen eenverdieners
koopkracht
motie-Schalk
tweeverdieners
verhoudingen
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.12  item 4, - blz. 11

De heer Ester (ChristenUnie):

Terwijl tweeverdieners met twee kinderen al snel mogen rekenen op zo'n €1.500, blijft een eenverdienersgezin met twee kinderen steken op €700.Het is gezien deze cijfers onbegrijpelijk hoe het kabinet omgaat met de motie-Schalk. Ik zou graag een reactie van de staatssecretaris krijgen hoe hij de relatie legt tussen het Belastingplan en de motie-Schalk. Ouderen moeten het veelal doen met een plusje tussen de €100 en €200 per persoon — de heer Van Rooijen is daar net uitvoerig op ingegaan — terwijl uitkeringsgerechtigden blijven steken op een bedrag van enkele tientjes.

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 4/ 5

Staatssecretaris Wiebes:

Nu komen wij bij de een- en tweeverdieners. Om te beginnen gaat het natuurlijk over de motie-Schalk. Het gedachtegoed van die motie heeft niet alleen hier veel discussielosgemaakt, maar ook in de Tweede Kamer. De SGP heeft bij velen een gevoelige snaar geraakt. Ik heb in de Algemene Financiële Beschouwingen gezegd dat niet te ontkennen valt dat je soms moet vaststellen dat het wringt, als je het van allerlei kanten bekijkt. Welk gewicht er aan dat wringen wordt toegekend, mag iedereen bij zijn eigen afweging betrekken.

Wat mij betreft heeft de heer Schalk natuurlijk inhoudelijk raak geschoten met het onderwerp. De voorstellen en de amendementen die er her en der lagen om daar iets aan te doen, waren dermate groot, vroegen dus dermate grote financiële verschuivingen en hadden ook dermate grote effecten op de werkgelegenheid dat wij er vanuit de doelstelling "meer banen" eigenlijk bijna niet voor konden kiezen. Tegelijkertijd was er natuurlijk ook een moeilijkheid. De motie-Schalk is in die zin ingewikkeld dat er in de Eerste Kamer een meerderheid voor is, terwijl de motie tegelijkertijd oproept tot maatregelen die nooit door de Tweede Kamer zouden komen. Dat maakt de motie tot een soorttegenspraak in zichzelf. Dit is geheel en al niet de schuld van de heer Schalk, maar die tegenspraak doet zich wel voor bij deze politieke situatie. Ik zou dit niet willen verbinden aan toezeggingen van het kabinet over wat er volgend jaar aan deze problematiek moet worden gedaan. Ik kan wel alvast zeggen dat dit onderwerp natuurlijk terugkomt. Het is geen doelstelling van het kabinet om het verschil te vergroten en ook niet om het verschil substantieel te verkleinen, zeker niet als dat een belangrijk werkgelegenheidseffect zou hebben. Ik kan dan ook niet anders dan toezeggen dat wij ongetwijfeld volgend jaar weer diepgaand over dit koopkrachtverhaal en deze verhoudingen zullen spreken. Dit onderwerp zal dan opnieuw aan bod komen. Het zal dus niet verdwijnen. Dat is een voorspelling van mijn kant die ongetwijfeld gelijkloopt met het voornemen van de heer Schalk. Ik denk dat wij beiden naar waarheid en in alle oprechtheid denken dat dit onderwerp niet verdwijnt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rendement op vastgoed (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02313)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Kohler (SP),  een betere berekening voor het rendement op vastgoed te maken en daarin de huurinkomsten mee te nemen. 


Kerngegevens

Nummer T02313
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2015
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurinkomsten
rendement op vastgoed
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.12  item 4, - blz. 15

De heer Köhler (SP):

Wel hebben we een vraag over de berekening van het fictieve rendement op vastgoed, zoals de tweede woning. In het voorstel van de staatssecretaris wordt ervan uitgegaan dat de netto huuropbrengsten nul zijn en dat de gemiddelde waardestijging van koopwoningen van 4,25% in rekening wordt gebracht. De staatssecretaris schrijft er echter zelf bij dat dit fictieve rendement op deze manier nog te laag is berekend. Wij vragen hem dan ook voor volgend jaar meteen betere berekening voor het rendement op vastgoed te komen. Dat is ook nodig, omdat juist bij het vastgoed het niet eenvoudig zal zijn om snel over te gaan op het belasten van het werkelijk behaalde rendement.

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 14

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Köhler vraagt mij om een betere berekening voor het rendement op vastgoed te maken. Hij doet de voorzichtige suggestie om daarin de huurinkomsten mee te nemen. Als wij echt naar een systeem van werkelijk rendement willen, zullende huurinkomsten de meest problematische componentzijn. Omdat het bij particulieren gaat om vastgoed dat in veel gevallen niet verhuurd is, denk ik dat wij hiermee voorzichtig moeten zijn, maar ik neem de suggestie van de heer Köhler wel mee bij de verdere uitwerking.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Box 3 en de ontwijkingsmogelijkheden (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02314)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent  (PvdA), de Kamer een tussenrapportage box 3 en de uitwijkingsmogelijkheden toe te sturen. 


Kerngegevens

Nummer T02314
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2015
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen box 3
ontwijkingsmogelijkheden
tussenrapportage
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 1

Mevrouw Sent (PvdA):

Wanneer kunnen we de voorstellen die ons niet voor het zomerreces kunnen bereiken, dan wel verwachten? Dan gaat het om box 3 en de ontwijkingsmogelijkheden.

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 1/2

Staatssecretaris Wiebes:

Over de uitwijkingsmogelijkheden heb ik al toegezegd dat ik wil proberen om die waar mogelijk in het Belastingplan van volgend jaar mee te nemen. Dat zou wel kunnen bete-kenen dat de uitwerking nog niet helemaal gereed is. Over box 3 heb ik een tussenrapportage toegezegd over de denkrichtingen en de mogelijkheden, en over de vraag voor welke ketenpartners het hoe hard zou kunnen gaan. Dat is echter nog geen compleet plan over de manier waarop werkelijk rendement in box 3 belast wordt. Dat betekent wel dat we daar volgend jaar op deze plek al wat over te bespreken hebben.

Mevrouw Sent (PvdA):

Nog even voor de duidelijkheid, de tussenrapportage zal ons tegelijk bereiken met het Belastingplan?

Staatssecretaris Wiebes:

Ja, dat is de bedoeling.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belasten van werkelijk rendementen (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02315)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Backer (D66), te werken aan een systeem voor het belasten van het werkelijk redementen en hierbij te kijken naar allerlei vormen, soms zelfs verschillende vormen per vermogenstitel. 


Kerngegevens

Nummer T02315
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2015
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belasten
box 3
systeem
vermogenstitel
werkelijk rendement
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 14

De heer Backer (D66):

Uiteraard schik ik mij naar uw leiding, maar ik heb vanmiddag nog geen enkele interruptie geplaatst. Ik dacht dus niet dat ik het had overdreven. Ik heb een vraag omdat ik zie dat de staatssecretaris overgaat naar een ander onderwerp.

Er is nu veel gezegd over box 3. De heer Van Rij heeft een aantal alternatieven genoemd. Ik heb zelf aangegeven dat ik mij kan voorstellen dat de discussie daarover toch moet worden gevoerd. Het gaat dan ook over de aanwas waarover de heer Ten Hoeve het had. Ik begrijp dat het ingewikkeld is, want er ligt een motie-Bashir/Van Weyenberg die uitspreekt dat we naar reële rendementen gaan. Toch zou het denken hierover niet moeten stoppen. Wij hebben hier allerlei hoogleraren gehad die daarover ideeën hebben. Wat is nodig opdat de staatssecretaris ook andere inzichten gaat meenemen in de vormgeving van de nieuwe box 3?

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 14

Staatssecretaris Wiebes:

Daar is niets voor nodig, want ik heb aan de overkant en volgens mij ook hier toegezegd dat ik heel serieus werk aan een systeem voor het belasten van het werkelijk rendementen dat ik zal kijken naar allerlei vormen, soms zelfs verschillende vormen per vermogenstitel, om dat werkelijk rendement vast te stellen. Volgens mij heb ik daarbij geen enkele aansporing meer nodig.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief over welke groepen op welke wijze zwaarder dan wel minder zwaar worden belast (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02316)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), de Kamer te informeren over welke groepen op welke wijze zwaarder dan wel minder zwaar worden belast, met de bijbehorende redenen.


Kerngegevens

Nummer T02316
Status voldaan
Datum toezegging 21 december 2015
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Groepen
zwaarder belasten
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 15

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Enkele weken geleden waren er verkiezingen. Niet van raden, Staten of Kamers, maar van "Weg met dat-woord". Opvallend was dat één van de tien genomineerdewoorden "participatiesamenleving" was. Dat woord moet verdwijnen volgens velen in onze samenleving. Men vindt het gewoon een ordinair woord, dat betekent: zoek het zelf maar uit. Dus weg ermee. Dat is nogal wat. Een mooi woord uit een Troonrede is binnen enkele jaren verworden tot een farce. Dat is treurig!

De leden van de SGP willen dat niet accepteren. Juist in onze samenleving hebben we samenhang nodig, moet er ruimte zijn voor eigen keuzes. En die moeten we maken ineen goede balans tussen zorg en arbeid. Die volgordegebruik ik heel bewust: zorg en arbeid. Ik zie dat ook als een Bijbelse lijn. Dat is de participatiesamenleving die we zouden moeten nastreven.

Dat zouden we ook graag terugzien in het Belastingplan2016; dat er ruimte is voor vrije keuzes. Dat participatie niet wordt beperkt tot werk, werk, werk, want dat leidt tot keuze dwang. De prikkels om iedereen naar een betaalde baan te dirigeren zijn doorgeschoten. De knop van de overdraagbare heffingskorting is te strak aangedraaid.

Helaas is dat niet hersteld in de novelle, in ieder geval niet voor het jaar 2016. Maar in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris in het debat over de novelle tegen de heer Dijkgraaf van de SGP gezegd dat hij de bespreking van demotie-Schalk zag als de nulde termijn van de bespreking van het Belastingplan 2017. Vervolgens heeft hij een brief toegezegd over welke groepen op welke wijze zwaarder dan wel minder zwaar worden belast, met de bijbehorende redenen.

Mijn vraag is natuurlijk, of deze brief ook aan deze Kamer wordt aangeboden, en of de staatssecretaris bereid is om in die brief ook in te gaan op opties om de verschillen tussen een- en tweeverdieners te verkleinen, met de daarbij behorende voorwaarden. Kan hij aangeven op welke termijn deze brief te verwachten is?

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 28

De heer Schalk (SGP):

Geweldig, dat u zich gaat melden. Mag ik ook weten op welke termijn dat zal zijn? Als de brief er tegen de zomer is, weten we dat er in feite al lange lijnen liggen naar het Belastingplan en dat zou een beetje te laat kunnen zijn. Kunt u iets concreter aangeven op welk moment we met elkaar beginnen te spreken?

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 28

Staatssecretaris  Wiebes:

De heer Schalk vroeg of de toegezegde brief ook naar de Eerste Kamer komt. Dat wil ik bij dezen graag toezeggen. Die brief zal er zo'n beetje rond de zomer zijn en ik zal ervoor zorgen dat zij naar beide Kamers gaat. Hij vraagt of ik dan ook inga op opties om de verschillen te verkleinen. Dat vind ik weer een wat wonderlijke figuur. Hij nodigt het kabinet eigenlijk uit om in te gaan op de 50 manieren om het eigen kabinetsbeleid weer ongedaan te maken. Toen ik een klein jongetje was had je het liedje "50 ways to leave your lover". Dit lijkt er een beetje op. Ik denk dat we het zo niet moeten doen, maar ik wil aanhaken bij een andere toezegging die de heer Schalk vraagt, namelijk of ik bereid ben om constructief verder te praten en om dat in de eerste maanden van het volgend jaar te doen. Het antwoord daarop is ja. Daar ben ik heel graag toe bereid. Een kleine les uit deze fase van het Belastingplan is dat belastingplannen zich ook een beetje onttrekken aan de procesmatige en politieke logica van de recente jaren. Dat het kabinet nadenkt over wat een redelijk midden geacht wordt en dat naar de Kamer stuurt, heeft niet altijd geholpen. Dat wordt steeds moeilijker en dat moeten we toch met elkaar vaststellen. Ik had mij sowieso met wat huiswerk opgezadeld om in de eerste maanden van het volgend jaar alvast met het Belastingplan2017 te beginnen en alvast wat sonderend rond te gaan om te kijken hoe er over de verschillende zaken wordt gedacht, voor zover ik dat al niet al weet, maar daar kan ook in de diepte worden gedaan. In dat kader zal ik mij melden bij de partij van de heer Schalk.

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 28

Staatssecretaris  Wiebes:

Ik suggereerde er iets over. Ik heb mijn periode van intensieve cafeïne-inname gepland voor de eerste drie maanden van het volgende jaar.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Resultaten Studiegroep begrotingsruimte (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02317)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Sent (PvdA), de Kamer eerder dan 2017 te informeren over de resultaten van de Studiegroep Begrotingsruimte.


Kerngegevens

Nummer T02317
Status voldaan
Datum toezegging 21 december 2015
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Studiegroep Begrotingsruimte
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 17

Mevrouw Sent (PvdA):

De cijfers waarover ik beschik, komen uit De sociale staat van Nederland van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarin staat dat bijvoorbeeld WW-uitkeringsgerechtigden er 4% en alleenstaanden er 3% op achteruit zijn gegaan, maar dat gepensioneerden er 3% op vooruit zijn gegaan. Nogmaals: uit het Armoedesignalement van het SCP blijkt dat gepensioneerden het relatief minder slecht doen op het terrein van armoede dan bijvoorbeeld eenoudergezinnen, alleenstaanden, bijstandsontvangers en kinderen, die het relatief zwaar hebben.

Dan kom ik bij onze individuele punten uit de eerste termijn. Allereerst heb ik namens mijn fractie aandacht gevraagd voor de wijze waarop gedragseffecten meegenomen worden bij voorgenomen belastingmaatregelen. Wij menen dat in de verschillende fases van het politieke besluitvormingsproces informatie over directe gedragseffecten van belastingmaatregelen een belangrijke rol zou kunnen en moeten spelen.

De staatssecretaris gaf in zijn antwoord aan dat de Studiegroep Begrotingsruimte zich hierover buigt en in 2017 met een advies zal komen. Dat duurt mijn fractie te lang, en derhalve vragen wij de staatssecretaris welke mogelijkheden hij ziet om de uitkomsten van de studie eerder met ons te delen.

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 29

Staatssecretaris  Wiebes:

Dan waren er nog enkele vragen van mevrouw Sent. Ze heeft opgemerkt dat 2017 te laat is voor de Studiegroep Begrotingsruimte. Ik moet verwarring hebben gezaaid, want2017 is ook niet de datum. Die studiegroep rapporteert direct openbaar in 2016, vermoedelijk halverwege het jaar. Het kabinet gaat niet nog een tijdje op een ei zitten broeden. Ik heb verwarring gezaaid. Ik ben het met haar eens dat 2017 laat is. Het zal dus ook eerder zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wbso/RDA (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02318)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Backer (D66) over de Wbso/RDA, om aan de staatssecretaris Kamp mee te geven dat het systeem in een of andere vorm gerepareerd dan wel gecompenseerd zou moeten worden.


Kerngegevens

Nummer T02318
Status voldaan
Datum toezegging 21 december 2015
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen compensatie
reparatie
Wbso
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 12/13

De heer Backer (D66):

Ik noem nog kort de Wbso/RDA. Dat onderwerp kan ik toch niet laten rusten. Ik noteer een onbevredigend antwoord van de staatssecretaris. Ik ontwaar achter hem de slagschaduw van zijn collega Kamp, want het zit in zijn portefeuille. Om geen herhaling van zetten te krijgen in de tweede termijn, verzoek ik de staatssecretaris om als terugval positie toe te zeggen dat hij de regeling van een monitoring voorziet. Als hij gelijk heeft dat het allemaal geen pijn doet, dan doet de monitoring ook geen pijn. Mocht dat echter niet het geval zijn — dat vreest mijn fractie — dan is de actie niet om het geld terug te halen bij degenen die er volgens de regeling wel recht op hadden, zoals ik las in de stukken van de Tweede Kamer. De actie is dan om vanaf die datum te bekijken of de regeling aangepast kan worden.

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 24

Staatssecretaris  Wiebes:

Dan kom ik automatisch bij de vraag van de heer Backer. Als ik die een beetje huiselijk vertaal, zegt hij dat we niet moeten compenseren maar repareren als het niet blijkt te werken. Hij wil niet dat we met budgetten gaan schuiven, maar dat we het stelsel repareren, al dan niet door andere schijven, plafonds of wat dan ook. Dat wil ik in alle bescheidenheid aan de minister van Economische Zaken laten. Ik wil hem de suggestie wel meegeven, maar ik wijs allereerst op de toezegging die hij heeft gedaan. Hij zal bekijken hoe het gaat en zal rapporteren of ook echt gaat gebeuren wat de uitvoerder nu denkt. Dan kunnen we er daarna in alle vormen van instanties en momenten spreken over de vraag hoe een eventueel falen van het systeem in een of andere vorm gerepareerd dan wel gecompenseerd zou moeten worden. Ik zeg in elk geval toe dit aan collega Kamp mee te geven.

De heer Backer (D66):

Ik ontwaarde al een schaduw van de heer Kamp achter de staatssecretaris. Mogen we die schaduwwerking praktisch als volgt oplossen? Laat de minister van Economische Zaken het ook aan deze Kamer weten als hij tot een conclusiekomt? Dan hoeft de staatssecretaris daar niet per se tussen te zitten. Het zou in elk geval fijn zijn als zijn conclusie deze Kamer bereikt.

Staatssecretaris Wiebes:

Dat is een verzoek waar ik werkelijk maar al te graag in meega. Dank!


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tussenrapportage herziening box 3 (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02319)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Van Rij (CDA) en Backer (D66) de Kamer bij het Belastingplan voor volgend jaar de Kamer van een tussenrapportage m.b.t. herziening box 3 te voorzien.


Kerngegevens

Nummer T02319
Status voldaan
Datum toezegging 21 december 2015
Deadline 1 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Mr. M.L.A. van Rij (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen box 3
tussenrapportage
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.14  item 4, - blz. 24/25


Brondocumenten


Historie