Rappelabele toezeggingen Financiën (Vooruitblik september 2023)



Dit is het rappel vanaf 02-07-23 tot 02-01-24.

 




Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T02630
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Ervaringen EU-lidstaten
handhaving
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
naleving
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Mevrouw Prast (D66):

De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?

(...)

Minister Hoekstra:

Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking (35.241) (T02956)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD) toe om bij de monitoring van de effecten van de aanpak tegen belastingontwijking, de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten van de ATAD 2 mee te nemen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02956
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 21.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…]

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 21, 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Mevrouw Geerdink had een vraag over ATAD 2. Zij vroeg— kennelijk vroeg de heer Essers daar daarnet ook al een beetje naar — of de implementatie van ATAD 2 niet verder gaat dan de richtlijn vereist. Ook vraagt zij of het kabinet bereid is om door het kabinet gemaakte keuzes volgend jaar via de wetgeving terug te draaien. ATAD 2 biedt lidstaten op onderdelen keuzes bij de implementatie. Dat is expliciet ook de bedoeling. Het kabinet kiest er in enkele gevallen voor om verder te gaan dan de minimumnorm in de richtlijn. Nederland implementeert in alle gevallen de zogenoemde secundaire regel, terwijl ATAD 2 bij vier typenhybride mismatches — voorzitter, ik weet dat uw voorganger dat altijd een heerlijke term vond, dus dat zeiden we dan zo vaak mogelijk — de mogelijkheid bood om secundaire maatregelen te implementeren. Ook neemt het kabinet een tijdelijke uitzondering van de banken die mogelijk was, niet over. Het kabinet wil heel bewust belastingontwijking met hybride mismatches tegengaan en gebruikt daarom ook het gehele instrumentarium dat ATAD 2 ons biedt. Hiermee implementeert het kabinet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de richtlijn, hoe ingewikkeld het wellicht ook voor de heer Essers is om daar een beeld bij te krijgen.

Aangezien het een weloverwogen keuze is, die het kabinet in alle transparantie voorstelt, is het kabinet niet voornemens volgend jaar ook andere wetten of keuzes te maken die deze gemaakte keuzes terugdraaien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles altijd maar in beton gegoten is, maar het kabinet beseft dat de implementatie van ATAD 2 gevolgen heeft voor belastingplichtigen. Daarom houdt het kabinet de vinger aan de pols.

Op verzoek van de Tweede Kamer — ik deel dat graag ook weer met uw Kamer, voorzitter — zal het kabinet de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten blijven monitoren en op basis van praktijkervaringen blijven kijken of er mogelijk nadere handvatten ten aanzien van de documentatieverplichting kunnen worden ontwikkeld. Dat onderdeel is in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Ook zullen wij de effecten van de aanpak op belastingontwijking blijven monitoren, zoals ik zojuist zei. Daar hoort ook ATAD 2 bij. […]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.


Kerngegevens

Nummer T02976
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

[…]

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

[…]

Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T02979
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.

De heer Essers (CDA):

[…]

Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Code voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven (35.570) (T03237)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kesteren (CDA), toe om nog eens specifiek te kijken naar een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven en hoe daar invulling aan kan worden geven in aanvulling op het MVO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T03237
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
sociaal akkoord
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 19

De heer Van Kesteren (CDA):

Voorzitter. Het kabinet zou ook aandacht moeten besteden aan de positie van met name grote ondernemingen. Het is niet goed, zoals de laatste jaren het geval is, dat er een kloof gaapt tussen grote delen van de politiek en de maatschappij en de multinationale ondernemingen. Er zou een code moeten komen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, een code die gaat over gewenst gedrag, bijvoorbeeld op het gebied van belastingbetaling, duurzaamheid, arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden en het voorkomen van discriminatie. Een dergelijke code, tot stand gekomen in overleg tussen de overheid en het bedrijfsleven, moet bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de samenleving in de grote ondernemingen, dit in het besef dat deze ondernemingen, ondanks alles wat er over hen te zeggen valt, onmisbaar zijn voor onze economie. Een code is naar de mening van mijn fractie een beter middel dan de nieuwe wetgeving die thans in behandeling is in de Tweede Kamer naar aanleiding van de Unileveraffaire rond de dividendbelasting. Mag ik het kabinet vragen om een reactie op de geschetste gedachten rond een sociaal akkoord en een code over maatschappelijk verantwoord ondernemen?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 33

Minister Hoekstra:

De heer Van Kesteren vroeg nog naar een reactie op zijn idee voor het opstellen van een code maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vond veel van wat hij zei over hoe hij zich de rol van bedrijven voorstelt, zeer verstandig. Ik kan me daar goed in vinden. Het is overigens zo dat het kabinet op 16 oktober 2020 het nieuwe imvo-beleid heeft gepresenteerd. In mijn optiek bestaat dat uit een doordachte mix van maatregelen. Er zit een bredere due diligence verplichting in. Die uitgangspunten sluiten naadloos aan bij de OECD-richtlijnen, bij de UN Guiding Principles on Business and Human Rights— met excuus voor het Engels. Daarin wordt verankerd wat bedrijven zouden moeten doen. Of daarbovenop nog weer een aangescherpte code zou moeten komen, weet ik eerlijk gezegd niet helemaal zeker, maar dat komt ook doordat ik daarmee stap voor stap mijn eigen beleidsterrein uitwandel. Daar zou ik de bewindspersonen van EZK en mogelijk de minister van BuHa-OS over moeten consulteren, als de heer Van Kesteren zou zeggen dat dit aan de magere kant is.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 52

De heer Van Kesteren (CDA):

Ik ben niet zo heel tevreden over de manier waarop de minister heeft gereageerd op mijn suggesties rond een sociaal akkoord en een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen van grote bedrijven. Dit zijn beide onderwerpen die op dit moment maatschappelijke veel aandacht vragen en die ook voor veel problemen zorgen. Het zou mij aangenaam zijn als hij daar wat dieper op ingaat.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 58,59

Voorzitter. Ik dank de heer Van Kesteren voor zijn opmerkingen en ook voor zijn aanscherpingen in de twee vragen die hij stelde. Als ik het ten aanzien van de code te zuinig gezegd heb, is dat echt niet de bedoeling geweest, want daar ben ik het zeer mee eens. Ik zou hem dus willen toezeggen om daar nog specifiek op terug te komen en te kijken hoe we daar invulling aan kunnen geven in aanvulling op het mvo-beleid. Maar in het weinige wat ik gezegd heb, heb ik kennelijk de indruk gewekt dat daar weinig enthousiasme over zou zijn. Het was eerder het tegenovergestelde; dat heb ik vanavond vaker gedaan. Daar waar ik het zeer eens was met verschillende sprekers, heb ik ook omwille van de tijd geprobeerd om dat relatief beknopt te doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Intergenerationele effecten van het Herstelfonds (35.711) (T03241)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om bij een van de eurogroepen de Europese Commissie te vragen om de intergenerationele balans in de diverse lidstaten te monitoren, zodat de intergenerationele effecten van het Herstelfonds in kaart worden gebracht.


Kerngegevens

Nummer T03241
Status afgevoerd
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Herstelfonds
intergenerationele balans
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 19

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat Herstelfonds maakt terecht een groot punt van het belang van het pakket maatregelen voor de jongste generatie Europeanen. Het vignet NextGenerationEU — een beetje slecht Engels overigens — geeft dit belang goed weer. Zij waren de grootste slachtoffers van de economische crisis en dreigen dat nu door de covidcrisis wederom te worden. Een verloren generatie is niet denkbeeldig na deze twee enorme klappen. Hoe voorkomen we, zo vraagt de ChristenUniefractie aan de minister, dat vooral jongeren voor de kosten van het fonds opdraaien? De eindafrekening is immers pas eind 2058 voorzien. Is naar zijn oordeel de intergenerationele balans op orde? Heeft de minister op dit punt zorgen? Is hij bereid om die intergenerationele effecten eens op hoofdlijnen aan het papier toe te vertrouwen en te delen met de Kamer? In zijn tijd als senator — ik herinner mij dat goed — was de minister zeer begaan met jongeren en hun maatschappelijke positie, dus deze toezegging zal hem daarom niet moeilijk vallen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

De heer Ester vroeg nog terecht naar de intergenerationele balans. Hoe zorg je dat dit ook werkt voor de jongeren? Ik denk dat dit een zeer terecht punt is, want als je bijvoorbeeld kijkt naar de staatjes van de jeugdwerkloosheid, met name in de zuidelijke lidstaten, dan is dat iets om je grote zorgen over te maken. Al weten wij natuurlijk allemaal dat een deel van die jongeren wel werkt, maar dan in de informele economie. Toch zien die statistieken er tranentrekkend uit. Daar moeten wij iets mee. Ik vind het ook een zeer terecht punt voor mij, en voor een volgend kabinet, om mee te nemen. Ik zie alleen niet — ik hoop dat de heer Ester dat zal kunnen aanvaarden — hoe ik het voorstel zoals dat nu bijna overal geaccommodeerd is, nog van een extra intergenerationele toets kan voorzien. Ik wil mij voor veel inspannen, maar dit is zeker voor mij te hoog gegrepen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 54

De heer Ester (ChristenUnie):

Dan de intergenerationele balans. Het antwoord van de minister daarop viel mij een beetje tegen. Ik ken zijn bezorgdheid over de positie van jongeren. De minister vindt dat belangrijk, maar acht zich op een of andere manier niet de aangewezen actor om die intergenerationele effecten in kaart te brengen. Die zijn toch vrij belangrijk. Het gaat over jongeren, maar ook over ouderen. Het is van belang om dat goed voor het voetlicht te krijgen. Mijn simpele vraag is of hij bereid zou zijn om deze vraag aan het CPB en het SCP voor te leggen. Ik zou dat nog graag horen. Zij kunnen dat goed aan. Ze zijn erop geprepareerd. Ik denk dat dit belangrijk is.

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

Ik begin bij de heer Ester. Dank voor de diverse complimenten die hij het kabinet of mij maakte. Hij vond dat ik op de intergenerationele balans misschien wat te kort door de bocht was en zocht daarvoor nog verdere verrijking. Het enige punt waar ik realistisch in heb geprobeerd te zijn, is mijn vermogen om nog een intergenerationele toets toe te voegen aan het plan in deze fase van het proces. Ik vind zijn suggestie om het verder te onderzoeken en dat in kaart te brengen een hele goede. Ik stel echter een andere route voor. Ik stel hem voor dat ik dat inbreng bij een van de eurogroepen en dat ik daar aan de Commissie zal vragen om dat te monitoren. Mijn vermoeden is dat de heer Ester eigenlijk wil weten hoe het zit in de diverse lidstaten. Ik kan het wel allemaal aan het planbureau cadeau doen, maar ik denk dat dat lastiger is dan dat het voor de Commissie is. Ik zie hem knikken, dus hij lijkt zich daarmee te kunnen verenigen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren besluit over inzet externe partijen bij de uitvoering van de wet (36.352) (T03683)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks-PvdA) en Holterhues (ChristenUnie), toe dat zij de Kamer zal informeren wanneer het definitieve besluit is genomen betreffende het al dan niet inzetten van externe partijen bij de uitvoering van de wet.


Kerngegevens

Nummer T03683
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden drs. F.W.J. Holterhues (ChristenUnie)
F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen schade
toeslagen
toeslagenaffaire
Kamerstukken Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen (36.352)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 4.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

(…)

“Daarnaast is er de kwestie van het uitbesteden van de uitvoering aan een externe partij. Hoewel het logisch zou zijn dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, die al ervaring heeft, dit zelf uitvoert, wordt nu gekozen voor het invoeren van een externe marktpartij. Dat is althans een van de opties die de staatssecretaris onderzoekt. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee, namelijk 19 miljoen euro. Waarom kan dit bedrag niet geïnvesteerd worden in de UHT, zodat zij zelf de uitvoering kan verzorgen?

Ik heb alle antwoorden op onze vragen zorgvuldig bestudeerd en ik heb ook het debat in de Tweede Kamer gevolgd. Helaas blijft de staatssecretaris een overtuigende onderbouwing schuldig. Dat geldt ook voor het antwoord op de vraag wanneer exact de staatssecretaris van plan is om een besluit te nemen. In dit debat hebben we echt behoefte aan duidelijkheid over de motivering van deze keuze. Ook zou ik graag willen weten van de impact van het amendement-Leijten zal zijn op de uitvoering. Hoe gaat de staatssecretaris dat vertalen in de uitvoering?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 19.

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Wanneer ben ik van plan dat besluit over de inzet van de externe partijen te nemen? Ik hoop na de zomer een grootschalige pilot te draaien voor de alternatieve schaderoute, om versneld duidelijkheid voor ouders te krijgen. We willen ook proberen om een aantal ex-partners daarin mee te nemen om te kijken of dat goed werkt. Op basis van die grootschalige pilot, die we ook met een aantal overigens externe partijen zullen gaan doen — een daarvan is de number 5 foundation, die veel contact heeft met ouders, maar ook met advocaten zijn we daarover uitdrukkelijk in gesprek — kunnen we het definitieve besluit nemen. Ik zal uw Kamer daar natuurlijk, net als de Tweede Kamer, over informeren.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 24

De heer Holterhues (ChristenUnie):

(…)

“Het tweede punt is de uitbesteding aan externe partijen. Daar heb ik de staatssecretaris nog niet over gehoord. Ik heb geen goed gevoel gekregen bij de efficiencywinst. Ik kan me goed voorstellen dat er nu wordt gezegd: er zijn uitvoeringsproblemen, dus we schakelen externe partijen in. We hebben in de afgelopen periode gezien dat het hele specifieke gevallen zijn en dat er heel veel overleg nodig is met de bestaande uitvoeringspartijen en met het ministerie. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat, als we gaan werken met een externe uitvoeringsorganisatie, dat overleg ook nog nodig is. Levert dat nou in the end niet gewoon efficiencyverlies op in plaats van -winst?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 25

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Dan had de ChristenUnie nog een vraag over de afstemming met de externe uitvoerders. We beleggen nu al op meerdere fronten de uitvoering bij externe partijen. Daar is vaak intensief contact mee. Dat zal natuurlijk ook met deze partij zijn. Daarnaast zal er overleg met de Commissie Werkelijke Schade zijn op het moment dat we zouden besluiten om het daar niet neer te leggen. Ik heb ook uitgelegd dat we gaan kijken of we de route-CWS plus de alternatieve schaderoute ook voor de groep ex-partners van gedupeerde ouders kunnen inzetten. De vraag was volgens mij vooral of tot efficiencywinst leidt. Ik weet niet of het zozeer efficiencywinst is, maar ik zie wel dat bij de Commissie Werkelijke Schade meer dan duizend ouders wachten. Ervan uitgaande dat ongeveer 8% op dit moment naar de Commissie Werkelijke Schade gaat en je past dit toe op de groep ex-partners, dan zouden die er allemaal bijkomen. Dat is de hoofdmotivatie geweest om te kijken of we een andere oplossing kunnen vinden. Daar is het project tussendoor gekomen dat we eerder — ik zal niet meer "sneller" zeggen — duidelijkheid voor de ouders willen geven. We hebben daarom gezegd dat we even een soort pauzeknop voor de aanbesteding inzetten, om te kijken of die twee routes ook voor de ex-partners ingezet kunnen worden. Wij zullen natuurlijk beide Kamers daarover informeren op het moment dat we een definitief besluit erover hebben genomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met vakministers over hoe verdeling financiële risico's overheid en private partijen beter zichtbaar te maken in evaluaties (31.865) (T03687)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kennedy-Doornbos (ChristenUnie), toe dat zij met haar collega-ministers gaat kijken op welke wijze zij de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat daar ook echt lering uit getrokken kan worden en problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T03687
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
financiën
revolverende fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3 - blz. 16-17.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Bovendien blijkt uit een aantal evaluaties van revolverende fondsen dat de private partijen de krenten uit de pap financieren. Dat zijn juist de projecten die eigenlijk helemaal niet gefinancierd zouden moeten worden uit zo'n fonds, omdat er dan geen sprake is van marktfalen. Soms verstrekken de overheden garanties of achtergestelde leningen, waardoor het risico bij private partijen wordt weggehaald, of wordt de overheidsbijdrage gezien als eigen vermogen van het fonds en de bijdrage van private partijen als vreemd vermogen. Zo wordt het risico telkens weer afgewenteld op de overheid. Bij de evaluatie van het Nationaal Energiebespaarfonds bleek deze spanning tussen publieke en private financiers niet uit het onderzoek en de evaluatie van de regering, maar wel uit het onderzoek van de Rekenkamer. Mijn vraag is daarom: kan de minister toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd beter zichtbaar zal zijn?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 13.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy vraagt ook of ik kan toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd, beter zichtbaar zal zijn. Aan het einde van dit debat heb ik geen stem meer over, zeg ik vast! De Regeling periodiek evaluatieonderzoek schrijft voor dat alle belangrijke beleidsthema's van departementen vertegenwoordigd zijn in de strategische evaluatieagenda van het departement zelf. Voor revolverende fondsen gelden daarbij geen algemene aanvullende vereisten of minimumvereisten, maar een departement kan dat in samenspraak met het parlement verbeteren of een aparte evaluatie opnemen. Dat gebeurt heel vaak. Dat lijkt me ook heel belangrijk. Ik zeg u wel toe dat ik met mijn collega-ministers, de vakministers, ga kijken op welke wijze we de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat we daar ook echt lering uit kunnen trekken en problemen in de toekomst helpen voorkomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Resultaten evaluatie arbeidskorting eind 2023 (36.350 IX / 36.350 XV) (T03692)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat de resultaten van de evaluatie van arbeidskorting in de evaluatie van de heffingskortingen eind 2023 met de Kamer gedeeld worden.


Kerngegevens

Nummer T03692
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidskortingen
arbeidsparticipatie
begrotingen
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023

De heer Van Rooijen (50PLUS):

“Ik ben bijna aan het einde van mijn betoog, voorzitter. Kan het instrument van de arbeidskorting tegen het licht gehouden worden? Het kost nu al 35 miljard en het gaat naar 50 miljard, de fiscale discriminatie tussen werkenden en niet-meer-werkenden, werkenden die overigens al bijna geen AOW-premie meer betalen door die arbeidskorting.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 13 – blz. 18-19

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Dan is er ook nog een vraag van de heer Van Rooijen over het instrument van de arbeidskorting. Daar hebben we natuurlijk uitgebreid over gediscussieerd bij de behandeling van het Belastingplan voor dit jaar. In de inkomstenbelasting mag je een ongelijke behandeling doen. Denk aan herverdeling. Waar het steeds om gaat, is of de ongelijke behandeling goed onderbouwd is. De hoge arbeidskorting is steeds onderbouwd vanuit het oogpunt van de maatschappelijke noodzaak om arbeidsparticipatie te stimuleren. Ik heb al wel eerder aangegeven in het debat vorig jaar, zowel hier in de Eerste Kamer alsook in de Tweede Kamer, dat de grenzen van de effectiviteit van dat instrument wel bereikt zijn. Vanuit de arbeidskorting bezien zijn werkenden en uitkeringsgerechtigden echter geen gelijke gevallen. Er is dan ook geen sprake van een ongelijke behandeling. De arbeidskorting wordt momenteel geëvalueerd in de evaluatie van de heffingskortingen. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2023 met uw Kamer gedeeld.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief najaar vervroegen sturen begrotingsstukken (36.350 IX / 36.350 XV) (T03694)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA) over de meerjarige voorjaarsnota, toe dat zij in het najaar een brief zal sturen op hoofdlijnen over het vervolg op en de uitwerking van het vervroegen van de begrotingsstukken en het aansluiten op het Europees semester.


Kerngegevens

Nummer T03694
Status openstaand
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 3

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

“Ik had gevraagd naar welke jaarkalender voor de begrotingsstukken de minister toewerkt. De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk wanneer zij zegt dat dit pas de tweede meerjarige voorjaarsnota is. Ik moet ook zeggen dat de antwoorden op de vragen die ik daarover stelde, voor mij gewoon bevredigend waren.

Ik vermoed dat u de volgende vraag in dit blokje zou willen oppakken. De Raad van State zegt dat de voorjaarsnota eerder in het jaar zou moeten komen, misschien zelfs op een vaste datum. Hoe kijkt u daarnaar?”

Minister Kaag:

“Er zijn dingen die goed zijn als advies, maar lastig om te introduceren, laat staan om uit te voeren. We hebben de voorjaarsnota van dit jaar bijvoorbeeld al heel vroeg gestuurd. De formele datum is 1 juni; daarvóór moet het bij de Raad van State beschikbaar zijn. Het is op, meen ik, 26 of 27 april gedeeld. Als we het nog veel eerder willen doen, dan moeten we kijken of de doorrekeningen en alle data beschikbaar zijn. Op papier is het wellicht een optie maar in de praktijk is het heel lastig. Hetzelfde geldt als je kijkt naar de gelijkschakeling met het Europees semester. Dan is eigenlijk de intentie om alles naar voren te halen. Maar het belastingplan en de doorrekeningen voor koopkracht voor het jaar erop zijn er bijvoorbeeld toch echt wel pas in augustus of september. Wat sommige dingen betreft zijn we er dus nog niet aan toe om ze helemaal te introduceren. Ik kom in het najaar weer met een brief op hoofdlijnen om het vervolgstukje hiervan in uitwerking te laten zien. Ik hoor uiteraard graag ook uw advisering en mening daarover.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging In hoofdlijnenbrief wordt teruggekomen op vraag over vervroegen Verantwoordingsdebat (36.350 IX / 36.350 XV) (T03695)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bovens (CDA), toe dat zij in de hoofdlijnenbrief zal terugkomen op de vraag naar het vervroegen van het Verantwoordingsdebat in verhouding tot de Comptabiliteitswet.


Kerngegevens

Nummer T03695
Status openstaand
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. T.J.F.M. Bovens (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
verantwoordingsdebat
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 6

De heer Bovens (CDA):

(...)

“Ik kan mij er van alles bij voorstellen dat de minister dat voorjaar niet kan vervroegen, maar ik zou haar wel willen meegeven dat er in het schema een relatie moet worden gelegd met het Verantwoordingsdebat. Dat was in de commissie een punt. Kun je nog iets doen in het Verantwoordingsdebat? Wij kregen de indruk dat het Verantwoordingsdebat nou eenmaal vastligt in het jaar. Daar hebben we een vaste woensdag voor gekozen. Zolang je die vaste woensdag hebt, kun je het ook niet verder naar voren halen. Waarom kan dat Verantwoordingsdebat niet wat naar voren toe? De cijfers zijn er meestal toch al eerder. Dan hebben we de ruimte om eventueel met de Voorjaarsnota naar voren te gaan.”

Minister Kaag:

“Het Verantwoordingsdebat, het proces daarin, ligt vast in de Comptabiliteitswet. Ik moet even in de tweede termijn checken of er een grote ambitie zou bestaan bij iemand van u om dit in de formatie mee te nemen en deze wijziging in de wet door te voeren. U zult er vast heel veel kiezers mee winnen. Maar dit is vrijelijk vertaald.”

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 28-29

Minister Kaag:

“De heer Bovens vraagt of de Verantwoordingsdag ook eerder in het jaar plaats kan vinden door de Voorjaarsnota naar voren te halen. U krijgt niet een ingewikkeld antwoord, maar wel veel details. En die zijn misschien toch wel belangrijk. Zoals u weet, worden de verantwoordingsstukken op de derde woensdag in mei aan het parlement aangeboden, volgens artikel 237, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016. Maar op Verantwoordingsdag worden niet alleen de stukken gestuurd voor de jaarafsluiting van de ministeriële begroting maar ook het Financieel Jaarverslag van het Rijk en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer en de Staat van de rijksverantwoording, per ministerie. Die jaarverslagen worden op grond van hetzelfde artikel uiterlijk 31 maart aangeboden aan de Algemene Rekenkamer. Op dat moment is de Auditdienst Rijk na een krap proces klaar met de controle. Hierna volgt het opstellen van het Financieel Jaarverslag van het Rijk door het kabinet en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer. Het gaat dus niet alleen om een jaarafsluiting op Verantwoordingsdag, maar ook om het debat over de besteding van rijksmiddelen over het afgelopen jaar. Deze stukken zijn daarbij hard nodig.

Dit nogmaals ter bevestiging van hoe krap het proces al is. Als we het nog meer naar voren gaan halen, krijgen we denk ik niet alle stukken en analyses op tijd klaar.”

De heer Bovens (CDA):

“Dan bevestigt u eigenlijk dat het vrijwel onmogelijk is om de Voorjaarsnota naar voren te halen als je gebruik wil maken van de inzichten uit het Verantwoordingsdebat. Dan moeten we er ook niet om blijven vragen dat het naar voren wordt gehaald, want als het Verantwoordingsdebat zelf niet naar voren gehaald kan worden, dan wordt het wel heel ingewikkeld om nog in mei extra weken te vinden. Die zijn er dan gewoon niet. Dat moeten we dat ook eerlijk tegen elkaar zeggen.”

Minister Kaag:

“Ik waardeer dat zeer. Ik heb daar waarschijnlijk al wat diplomatiek op proberen te hinten door te zeggen "we kijken nog eens" en "we proberen nog eens wat te veranderen". Maar niet alles kan, want dan moet je het hele proces naar voren halen. Daarom hebben sommige van de eerdere aanbevelingen van de Raad van State in de praktijk vergaande consequenties voor het hele systeem en de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Maar ik kom hier nog op terug in de hoofdlijnenbrief en voor het gemak van toekomstige ministers kan ik dan gewoon stellen wat eigenlijk wel of niet kan. Dat is dan weer het mooie van demissionair zijn.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kabinetsreactie rapport Elke regio telt! (T03719)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bovens (CDA), toe dat het kabinet op korte termijn zal reageren op het rapport Elke regio telt!


Kerngegevens

Nummer T03719
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. T.J.F.M. Bovens (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
Elke regio telt
kabinetsreactie
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 9 - blz. 16:

De heer Bovens (CDA):

(…)

“Ik zal wel aankondigen dat ik, gesteund door mijn hele fractie, zeer uitkijk naar het antwoord van de regering op het rapport Elke regio telt. Ik vraag de minister of zij kan aanduiden of dat antwoord inderdaad nog komt.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 13 - blz. 9:

Minister Kaag:

(…)

“De heer Bovens vraagt of er een antwoord komt op het rapport Elke regio telt! Het antwoord is ja. Het kabinet reageert op korte termijn op het rapport.”


Brondocumenten


Historie