Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel maart 2024)



Dit is het rappel tot 02-01-24.

 




Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T02630
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Ervaringen EU-lidstaten
handhaving
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
naleving
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Mevrouw Prast (D66):

De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?

(...)

Minister Hoekstra:

Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking (35.241) (T02956)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD) toe om bij de monitoring van de effecten van de aanpak tegen belastingontwijking, de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten van de ATAD 2 mee te nemen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02956
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 21.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…]

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 21, 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Mevrouw Geerdink had een vraag over ATAD 2. Zij vroeg— kennelijk vroeg de heer Essers daar daarnet ook al een beetje naar — of de implementatie van ATAD 2 niet verder gaat dan de richtlijn vereist. Ook vraagt zij of het kabinet bereid is om door het kabinet gemaakte keuzes volgend jaar via de wetgeving terug te draaien. ATAD 2 biedt lidstaten op onderdelen keuzes bij de implementatie. Dat is expliciet ook de bedoeling. Het kabinet kiest er in enkele gevallen voor om verder te gaan dan de minimumnorm in de richtlijn. Nederland implementeert in alle gevallen de zogenoemde secundaire regel, terwijl ATAD 2 bij vier typenhybride mismatches — voorzitter, ik weet dat uw voorganger dat altijd een heerlijke term vond, dus dat zeiden we dan zo vaak mogelijk — de mogelijkheid bood om secundaire maatregelen te implementeren. Ook neemt het kabinet een tijdelijke uitzondering van de banken die mogelijk was, niet over. Het kabinet wil heel bewust belastingontwijking met hybride mismatches tegengaan en gebruikt daarom ook het gehele instrumentarium dat ATAD 2 ons biedt. Hiermee implementeert het kabinet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de richtlijn, hoe ingewikkeld het wellicht ook voor de heer Essers is om daar een beeld bij te krijgen.

Aangezien het een weloverwogen keuze is, die het kabinet in alle transparantie voorstelt, is het kabinet niet voornemens volgend jaar ook andere wetten of keuzes te maken die deze gemaakte keuzes terugdraaien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles altijd maar in beton gegoten is, maar het kabinet beseft dat de implementatie van ATAD 2 gevolgen heeft voor belastingplichtigen. Daarom houdt het kabinet de vinger aan de pols.

Op verzoek van de Tweede Kamer — ik deel dat graag ook weer met uw Kamer, voorzitter — zal het kabinet de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten blijven monitoren en op basis van praktijkervaringen blijven kijken of er mogelijk nadere handvatten ten aanzien van de documentatieverplichting kunnen worden ontwikkeld. Dat onderdeel is in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Ook zullen wij de effecten van de aanpak op belastingontwijking blijven monitoren, zoals ik zojuist zei. Daar hoort ook ATAD 2 bij. […]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.


Kerngegevens

Nummer T02976
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

[…]

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

[…]

Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T02979
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.

De heer Essers (CDA):

[…]

Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Code voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven (35.570) (T03237)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kesteren (CDA), toe om nog eens specifiek te kijken naar een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven en hoe daar invulling aan kan worden geven in aanvulling op het MVO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T03237
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
sociaal akkoord
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 19

De heer Van Kesteren (CDA):

Voorzitter. Het kabinet zou ook aandacht moeten besteden aan de positie van met name grote ondernemingen. Het is niet goed, zoals de laatste jaren het geval is, dat er een kloof gaapt tussen grote delen van de politiek en de maatschappij en de multinationale ondernemingen. Er zou een code moeten komen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, een code die gaat over gewenst gedrag, bijvoorbeeld op het gebied van belastingbetaling, duurzaamheid, arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden en het voorkomen van discriminatie. Een dergelijke code, tot stand gekomen in overleg tussen de overheid en het bedrijfsleven, moet bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de samenleving in de grote ondernemingen, dit in het besef dat deze ondernemingen, ondanks alles wat er over hen te zeggen valt, onmisbaar zijn voor onze economie. Een code is naar de mening van mijn fractie een beter middel dan de nieuwe wetgeving die thans in behandeling is in de Tweede Kamer naar aanleiding van de Unileveraffaire rond de dividendbelasting. Mag ik het kabinet vragen om een reactie op de geschetste gedachten rond een sociaal akkoord en een code over maatschappelijk verantwoord ondernemen?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 33

Minister Hoekstra:

De heer Van Kesteren vroeg nog naar een reactie op zijn idee voor het opstellen van een code maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vond veel van wat hij zei over hoe hij zich de rol van bedrijven voorstelt, zeer verstandig. Ik kan me daar goed in vinden. Het is overigens zo dat het kabinet op 16 oktober 2020 het nieuwe imvo-beleid heeft gepresenteerd. In mijn optiek bestaat dat uit een doordachte mix van maatregelen. Er zit een bredere due diligence verplichting in. Die uitgangspunten sluiten naadloos aan bij de OECD-richtlijnen, bij de UN Guiding Principles on Business and Human Rights— met excuus voor het Engels. Daarin wordt verankerd wat bedrijven zouden moeten doen. Of daarbovenop nog weer een aangescherpte code zou moeten komen, weet ik eerlijk gezegd niet helemaal zeker, maar dat komt ook doordat ik daarmee stap voor stap mijn eigen beleidsterrein uitwandel. Daar zou ik de bewindspersonen van EZK en mogelijk de minister van BuHa-OS over moeten consulteren, als de heer Van Kesteren zou zeggen dat dit aan de magere kant is.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 52

De heer Van Kesteren (CDA):

Ik ben niet zo heel tevreden over de manier waarop de minister heeft gereageerd op mijn suggesties rond een sociaal akkoord en een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen van grote bedrijven. Dit zijn beide onderwerpen die op dit moment maatschappelijke veel aandacht vragen en die ook voor veel problemen zorgen. Het zou mij aangenaam zijn als hij daar wat dieper op ingaat.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 58,59

Voorzitter. Ik dank de heer Van Kesteren voor zijn opmerkingen en ook voor zijn aanscherpingen in de twee vragen die hij stelde. Als ik het ten aanzien van de code te zuinig gezegd heb, is dat echt niet de bedoeling geweest, want daar ben ik het zeer mee eens. Ik zou hem dus willen toezeggen om daar nog specifiek op terug te komen en te kijken hoe we daar invulling aan kunnen geven in aanvulling op het mvo-beleid. Maar in het weinige wat ik gezegd heb, heb ik kennelijk de indruk gewekt dat daar weinig enthousiasme over zou zijn. Het was eerder het tegenovergestelde; dat heb ik vanavond vaker gedaan. Daar waar ik het zeer eens was met verschillende sprekers, heb ik ook omwille van de tijd geprobeerd om dat relatief beknopt te doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Intergenerationele effecten van het Herstelfonds (35.711) (T03241)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om bij een van de eurogroepen de Europese Commissie te vragen om de intergenerationele balans in de diverse lidstaten te monitoren, zodat de intergenerationele effecten van het Herstelfonds in kaart worden gebracht.


Kerngegevens

Nummer T03241
Status afgevoerd
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Herstelfonds
intergenerationele balans
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 19

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat Herstelfonds maakt terecht een groot punt van het belang van het pakket maatregelen voor de jongste generatie Europeanen. Het vignet NextGenerationEU — een beetje slecht Engels overigens — geeft dit belang goed weer. Zij waren de grootste slachtoffers van de economische crisis en dreigen dat nu door de covidcrisis wederom te worden. Een verloren generatie is niet denkbeeldig na deze twee enorme klappen. Hoe voorkomen we, zo vraagt de ChristenUniefractie aan de minister, dat vooral jongeren voor de kosten van het fonds opdraaien? De eindafrekening is immers pas eind 2058 voorzien. Is naar zijn oordeel de intergenerationele balans op orde? Heeft de minister op dit punt zorgen? Is hij bereid om die intergenerationele effecten eens op hoofdlijnen aan het papier toe te vertrouwen en te delen met de Kamer? In zijn tijd als senator — ik herinner mij dat goed — was de minister zeer begaan met jongeren en hun maatschappelijke positie, dus deze toezegging zal hem daarom niet moeilijk vallen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

De heer Ester vroeg nog terecht naar de intergenerationele balans. Hoe zorg je dat dit ook werkt voor de jongeren? Ik denk dat dit een zeer terecht punt is, want als je bijvoorbeeld kijkt naar de staatjes van de jeugdwerkloosheid, met name in de zuidelijke lidstaten, dan is dat iets om je grote zorgen over te maken. Al weten wij natuurlijk allemaal dat een deel van die jongeren wel werkt, maar dan in de informele economie. Toch zien die statistieken er tranentrekkend uit. Daar moeten wij iets mee. Ik vind het ook een zeer terecht punt voor mij, en voor een volgend kabinet, om mee te nemen. Ik zie alleen niet — ik hoop dat de heer Ester dat zal kunnen aanvaarden — hoe ik het voorstel zoals dat nu bijna overal geaccommodeerd is, nog van een extra intergenerationele toets kan voorzien. Ik wil mij voor veel inspannen, maar dit is zeker voor mij te hoog gegrepen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 54

De heer Ester (ChristenUnie):

Dan de intergenerationele balans. Het antwoord van de minister daarop viel mij een beetje tegen. Ik ken zijn bezorgdheid over de positie van jongeren. De minister vindt dat belangrijk, maar acht zich op een of andere manier niet de aangewezen actor om die intergenerationele effecten in kaart te brengen. Die zijn toch vrij belangrijk. Het gaat over jongeren, maar ook over ouderen. Het is van belang om dat goed voor het voetlicht te krijgen. Mijn simpele vraag is of hij bereid zou zijn om deze vraag aan het CPB en het SCP voor te leggen. Ik zou dat nog graag horen. Zij kunnen dat goed aan. Ze zijn erop geprepareerd. Ik denk dat dit belangrijk is.

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

Ik begin bij de heer Ester. Dank voor de diverse complimenten die hij het kabinet of mij maakte. Hij vond dat ik op de intergenerationele balans misschien wat te kort door de bocht was en zocht daarvoor nog verdere verrijking. Het enige punt waar ik realistisch in heb geprobeerd te zijn, is mijn vermogen om nog een intergenerationele toets toe te voegen aan het plan in deze fase van het proces. Ik vind zijn suggestie om het verder te onderzoeken en dat in kaart te brengen een hele goede. Ik stel echter een andere route voor. Ik stel hem voor dat ik dat inbreng bij een van de eurogroepen en dat ik daar aan de Commissie zal vragen om dat te monitoren. Mijn vermoeden is dat de heer Ester eigenlijk wil weten hoe het zit in de diverse lidstaten. Ik kan het wel allemaal aan het planbureau cadeau doen, maar ik denk dat dat lastiger is dan dat het voor de Commissie is. Ik zie hem knikken, dus hij lijkt zich daarmee te kunnen verenigen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Algemene onbelaste cheque (36.120 IX / 36.120 XV) (T03484)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe schriftelijk te reageren of het op basis van een nieuwe wet mogelijk is een algemene onbelaste cheque aan kwetsbaren uit te keren als drukmiddel tegen te grote loonstijgingen.


Kerngegevens

Nummer T03484
Status voldaan
Datum toezegging 12 juli 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen koopkracht
kwetsbaren
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2022 (Voorjaarsnota) (36.120 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2022 (Voorjaarsnota) (36.120 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 38, item 32 - blz. 10

De heer Van Rooijen (50PLUS):

(…)

Twee. Is een onbelaste cheque mogelijk in januari 2023, of al eerder, aan een zo groot mogelijke groep? Wat leren we van de Franse cheque, al van vorig jaar? Het Duitse kabinet overweegt nu ook een onbelaste cheque als drukmiddel tegen te grote loonstijgingen.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 38, item 32 - blz. 35-36

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Een compliment aan de staatssecretaris voor hoe hij dit in deze Kamer uitlegt. Ik heb een algemene cheque genoemd, dus losgekoppeld van de zorg- of huurtoeslag, omdat je anders in de hele problematiek van terugbetaling, nacalculatie et cetera terechtkomt. Ik kwam erop omdat men in Frankrijk vorig jaar heel snel die cheque heeft ingevoerd. Ik weet even niet of die belast of onbelast is; ik neem aan onbelast. Duitsland overweegt nu in het kader van een loonrem een eventueel onbelast… De berichten daarover zijn nu alweer dat het niet helemaal zeker is of dat doorgaat, maar Frankrijk doet dat en Duitsland overweegt dat nu ook. Is het denkbaar dat u in het najaar met een noodwet komt voor een algemene cheque, los van de zorg- en huurtoeslag, voor degenen aan de onderkant die dat nodig hebben?

Staatssecretaris Van Rij:

Nee, dat overwegen we niet nu, want nogmaals, zoals ik gezegd heb: iemand moet het uitvoeren. Als we dat nu dit jaar zouden doen, dan wordt dat wetgevingstechnisch toch onder stoom en kokend water gefabriceerd en moeten we het vervolgens uitvoeringstechnisch bij de Belastingdienst gaan neerleggen. Met alles wat er op dit moment bij de Belastingdienst ligt, durf ik dat niet voor mijn verantwoording te nemen. Ik kan dat wel beloven, maar ik kan dat niet waarmaken en dan sta ik hier over negen maanden met het verhaal van "ja, sorry, maar we hebben nu dermate grote problemen." Dus nee. Je zou wel kunnen nadenken over het volgende, maar dat moeten we dan natuurlijk ook in het kabinet bespreken en echt nogmaals, ook dat is niet even makkelijk gedaan. Je zou kunnen nadenken over een wettelijk instrumentarium waarvan je in een incidenteel geval gebruik kan maken boven op alle regelingen die we structureel hebben. Maar dat gaan we niet dit jaar doen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor dit uitvoerige antwoord. Begrijp ik de staatssecretaris zo dat het kabinet wil kijken of het met een soort helikopterwet zou kunnenkomen? Wil het kabinet kijken of dat kan als dat in de toekomst ook nodig is? Want we zijn nog niet aan het eind van de ellende als het gaat om de koopkracht, vrees ik. Zou hij willen toezeggen om ons in ieder geval in het najaar te laten weten of dat eventueel handen en voeten kan krijgen? Mijn vraag was niet om per se al dit jaar een cheque uit te keren, maar om te kijken of dat wellicht op basis van een nieuwe wet volgend jaar zou kunnen, met name als de koopkrachtproblemen verder doorgaan.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik heb al eerder aangegeven dat er heel veel werk in die tabellen zit. Ik heb net tabel 2.2 besproken. Ik denk dus dat het heel goed is dat wij beide Kamers er nog een keer uitvoeriger over informeren dat het geen onwil is. We hebben ook aangegeven dat het soms zelfs zo is dat iets technisch kan — dat staat ook in de uitwerking — maar dat de risico’s bij de uitvoering toch te groot zijn. Mijn collega's hebben dat ook toegelicht; zowel mevrouw Van Gennip als mevrouw Schouten heeft dat gedaan. Ik denk dus dat wij daar inderdaad nog schriftelijk op terug zullen terugkomen. Aan de hand van een gedegen stuk ga ik dan graag de discussie aan, maar nogmaals, ik zeg niet toe dat er dit jaar een cheque gaat komen.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Afschaffen van het toeslagenstelsel (36.151) (T03531)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Geerdink (VVD) en Karimi (GroenLinks), toe dat de Kamer in december 2022 een procesbrief ontvangt met betrekking tot het afschaffen van het toeslagenstelsel. In de eerste helft van 2024 wordt een tussenrapportage verzonden aan de Kamer en in de tweede helft van de huidige regeringsperiode (2024-2026) wordt de Eerste Kamer, evenals de Tweede Kamer, geïnformeerd over de scenario's, keuzes en oplossingen ten behoeve van het afschaffen van het toeslagenstelsel.


Kerngegevens

Nummer T03531
Status voldaan
Datum toezegging 1 november 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
hardheid
hersteloperatie
toeslagen
toeslagenaffaire
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)
Wet hersteloperatie toeslagen (36.151)


Opmerking

Debatten op 1 november 2022 en 22 november 2022 gevoerd.

Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 5, item 3, blz. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Het eigenlijke systeem van inkomensafhankelijke toeslagen om miljoenen met te lage inkomens te compenseren voor huur, zorg en kinderopvang, staat als zodanig vandaag niet op de agenda. De berg administratie die ouders hebben voor de kinderopvangtoeslag leidt tot fouten, naheffingen van de Belastingdienst en uiteindelijk het schandaal waar het vandaag over gaat. De gratis kinderopvang uit het regeerakkoord is er niet voor 2025, maar we kunnen nu ook al het aantal ouders in het stelsel terugbrengen, door versnelde verhoging van het wettelijk minimumloon en de arbeidskorting, die dan ook verzilverbaar moet worden. Die paar honderd euro per jaar betekenen duizenden mensen minder die afhankelijk worden van toeslagen. Is het kabinet hiertoe de komende jaren al bereid, of moeten we nog jaren wachten op het nieuwe stelsel?

Handelingen I 2022-2023, nr. 5, item 3, blz. 9.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…] De twaalfde voortgangsrapportage van de hersteloperatie is recentelijk verschenen. De hersteloperatie lijkt — ik zeg het heel voorzichtig: lijkt — een heel klein beetje over haar hoogtepunt heen, omdat het aantal aanvragen terugloopt. Maar er is geen horizonbepaling opgenomen in het wetsvoorstel. De ideale wereld is volgens de VVD een wereld zonder toeslagen. Dat mag geen verrassing zijn. Wanneer is er geen staatssecretaris voor toeslagen meer nodig?

Handelingen I 2022-2023, nr. 5, item 11, blz. 21.

Staatssecretaris De Vries:

De VVD en GroenLinks vroegen naar het afschaffen van toeslagen. De ideale wereld is voor de VVD een wereld zonder toeslagen. Wanneer is er geen staatssecretaris Toeslagen meer nodig? We hebben behoorlijke ambities in het coalitieakkoord geformuleerd. We doen een paar grote stappen op het gebied van de kinderopvangtoeslag en de huurtoeslag. Uiteindelijk is de ambitie om het toeslagenstelsel af te schaffen, maar iedereen zal ook beseffen dat dat grote gevolgen voor mensen heeft. Daar moeten we rekening mee houden. In een aantal gevallen zullen we dat in het fiscale stelsel moeten oplossen. Dat vraagt de nodige denkkracht. Ik heb eerder aan de Tweede Kamer al toegezegd dat wij in de tweede helft van deze periode alles wat wij aan scenario's, keuzes en oplossingen hebben liggen, gaan updaten en naar de Tweede Kamer zullen sturen. Het is natuurlijk geen enkel probleem om dat ook naar de Eerste Kamer te doen.

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 58

Staatssecretaris De Vries:

[…] Dan kom je ook bij een dilemma dat ik eerder heb gehoord, dat men het liever gericht dan generiek wil doen. Eigenlijk zijn toeslagen best heel gericht. Die discussie moet in zijn totaliteit later gevoerd worden. Ik kom in december met een procesbrief om aan te geven welke stappen wij gaan zetten de komende tijd, zodat de keuzes en de uitvoering voorbereid kunnen worden voor het afschaffen van het toeslagenstelsel. Daar zullen waarschijnlijk een aantal alternatieven in aangegeven worden die we verder gaan bekijken. We komen volgend jaar met een tussenrapportage en in de tweede helft van de kabinetsperiode zullen we de definitieve resultaten naar de Kamer sturen. Dat moet wel in gezamenlijkheid met mijn collega Van Rij. Afschaffen klinkt eenvoudig, maar de gevolgen voor het inkomen van mensen zijn zo groot dat dat in gezamenlijkheid met mijn collega van Fiscaliteit en Belastingdienst moet.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Delen uitkomst BOR vanaf 2010 ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen (36.202) (T03620)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe dat hij met de Kamer de informatie zal delen die hij heeft opgevraagd, namelijk om vanaf 2010 in beeld te brengen - aan de hand van de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling - wat ondernemingsvermogen was en wat beleggingsvermogen.


Kerngegevens

Nummer T03620
Status voldaan
Datum toezegging 13 december 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bedrijfsopvolgingsregelingen
beleggingsvermogen
ondernemingsvermogen
vermogensetikettering
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 12 item 3 - blz. 30

De heer Essers (CDA):

“Voorzitter. We roepen de staatssecretaris in dit verband op om te onderzoeken of een proportionele oplossing voor de problematiek van de vermogensetikettering van de bv mogelijk is door te werken — want ik heb alle begrip voor de uitvoeringsproblemen — met een meer forfaitaire afbakening van beleggingsvermogen ten opzichte van ondernemingsvermogen. Ik verwijs naar artikel 4.17a van de Wet inkomstenbelasting en artikel 35c van de Successiewet. Graag een reactie van de staatssecretaris. We hebben een aantal forfaits en ficties die goed werken, en die je hier ook heel goed en proportioneel zou kunnen inzetten. Maar dat vergt natuurlijk nadere studie en een goede overgangsregeling.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 10-11

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter, als u het goed vindt, ga ik naar de vraag van de heer Essers over de vermogensetikettering. Hij heeft daar zojuist bij interruptie ook al iets over gezegd. Mevrouw Geerdink heeft er ook al iets over gezegd als het om box 2 gaat. Die vragen combineer ik, als u het goed vindt. Ik ben het ermee eens als mevrouw Geerdink zegt dat box 2 in beginsel de box is waar ondernemingsvermogen in zit. Als mensen willen gaan ondernemen, dan richten ze een bv op. Dan wordt het hele vermogen als ondernemingsvermogen gezien. Het probleem is echter dat een deel van het vermogen dat in box 2 zit, om en nabij 4 miljard, beleggingsvermogen is. Zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer wordt dan terecht gevraagd: staatssecretaris, kunt u even een splitsing aanbrengen tussen echt ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen? Zoals de heer Essers net zei, zou je dat beleggingsvermogen bijvoorbeeld forfaitair kunnen belasten. Dat geldt niet voor de vermogensaanwas in box 2, heb ik van hem begrepen, hoewel de Nederlandse Vereniging van Banken die gedachte wel in één zinnetje heeft neergelegd. Maar goed, dat is geen gedachte van het kabinet. Het probleem is echter dat wij niet, niet met de beste wil van de wereld, op jaarbasis die splitsing kunnen maken, want de aangifte vennootschapsbelasting geeft dat niet aan. Daar staan natuurlijk wel alle activa in en ook alle passiva, maar daar staat niet die vermogensetikettering in. Die vermogensetikettering vindt wel plaats op het moment dat je gebruikmaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling, want dan moet je zelf beargumenteren dat je die vrijstelling ... 1,2 miljoen is helemaal vrijgesteld en daarboven is het 83%, met een 20%-tarief in de eerste lijn, dus je betaalt dan 3,4%. Je zal als schenker, begiftigde of in een situatie van overlijden moeten aantonen wat het ondernemingsvermogen is en wat het beleggingsvermogen is. Ook de fiscus zit daar natuurlijk bovenop. Daar zijn ook veel discussies over. We hebben de Tweede Kamer net een brief gestuurd, een kabinetsappreciatie, over het rapport van het Centraal Planbureau inzake de bedrijfsopvolgingsregeling. Dat debat zullen we dus vervolgen, ook in het kader van fiscale regelingen.

Maar het is dus ontzettend moeilijk. Sterker nog ... Ik heb gevraagd — ik wacht op de uitkomst en ik zal die met u delen — aan de ambtenaren: probeer nou eens vanaf 2010 in beeld te brengen aan de hand van de toepassing van de BOR wat ondernemingsvermogen was en wat beleggingsvermogen. Dan hebben we in ieder geval meer dan een indicatie. Maar dat is natuurlijk nog niet de exacte informatie op jaarbasis. Dat is niet nieuw, dat weet de heer Essers ook. De commissie-Van Dijkhuizen heeft al een voorstel gedaan om forfaitair het beleggingsrendement te belasten in box 2 en het is er steeds niet van gekomen — om deze reden.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprek Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie en monitoren geefgedrag n.a.v. aanpassing periodieke giftenaftrek-regeling (36.202) (T03622)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe in gesprek te gaan met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie met betrekking tot de periodieke giftenaftrek-regeling en te monitoren wat de gevolgen zijn van de aanpassing van de regeling op het geefgedrag.


Kerngegevens

Nummer T03622
Status voldaan
Datum toezegging 13 december 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen aftrekregeling
ANBI’s
giften
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 18

De heer Essers (CDA):

“Dan een laatste pleidooi, maar ook een vraag. Wij krijgen berichten van de goededoelinstellingen — die zijn heel serieus — dat zij denken dat zij er echt substantieel op achteruitgaan. Stel nu dat die berichten uitkomen komend jaar, wat zou u dan als reactie daarop hebben? Gaat u dan de regeling aanpassen?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Dat is een heel terecht punt. Je moet natuurlijk altijd met wijsheid kijken wat dan de echte gevolgen zijn. Zouden die dramatisch zijn, zoals dat vanuit de wereld van de anbi's gesuggereerd wordt, dan zou het heel onwijs zijn om dan niet te kijken naar aanpassingen. Ik heb gezegd dat ik vooruitlopend daarop best met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie, en overigens ook met ondernemers die dit soort grote schenkingen doen — dat is natuurlijk maar een heel kleine groep — erover wil spreken of we niet een makkelijkere route hebben, zoals ik zojuist heb beschreven. Ik denk dat de anbi's daar alleen maar in geïnteresseerd zullen zijn.

Dus ja, wij gaan dat natuurlijk monitoren. Ja, wij gaan in gesprek. Het kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn dat dit dermate schadelijke gevolgen heeft dat daarmee het geefgedrag op grote schaal wordt ontmoedigd. Dan moeten we het aanpassen, linksom of rechtsom.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 4 - blz. 49

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Sorry, dat is inderdaad de motie met letter T van de heer Essers. Ik heb al toegezegd dat wij sowieso met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie om tafel gaan. Overigens hebben we hier eerder al onderzoek naar gedaan. Er wordt nu min of meer gesuggereerd alsof we daar niet over zouden hebben nagedacht. Uit onderzoek blijkt dat 60% bij een beperking van de periodieke giftenaftrek gewoon de giften blijft doen. Van de overige 40% doet ook die 40% het, 25% iets lager en 15% gaat het serieus verlagen. Ik ben uiteraard bereid om dat nog een keer te toetsen, maar het idee dat hier bestaat alsof we niet zouden hebben nagedacht over de gevolgen, is niet juist. Maar toch doen we dat.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Notitie over het stimuleren van giften en monitoring van de effecten van dit wetsvoorstel op giften bij anbi’s (36.202) (T03645)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Crone (PvdA), De Boer (GroenLinks), Van der Voort (D66), Koffeman (PvdD) en Otten (Fractie-Otten), toe dat er een notitie komt over giften. In deze notitie wordt stilgestaan bij wat het kabinet gaat doen aan het stimuleren van giften door vennootschappen en wat de effecten zijn van het wetsvoorstel op giften bij anbi’s. De monitoring wordt gedeeld met de Kamer; de staatssecretaris zegt toe heel snel de plussen en minnen van de periodieke giftenaftrek-regeling op een rijtje te zetten. De staatssecretaris kijkt bij de monitoring ook naar de grootte van de impact op de anbi’s per sector. Bovendien zal de staatssecretaris een rapportage/terugkoppeling delen met betrekking tot het gesprek dat hij wil aangaan met de relevante brancheorganisaties. In de notitie wordt tevens ingegaan op de verschillen tussen de voorwaarden in het huidige stelsel en de toekomstige situatie. Ook wordt nagedacht over een manier die vele malen makkelijker is dan de route van de periodieke giftenaftrek, waarbij ook zal worden gekeken naar het buitenland.


Kerngegevens

Nummer T03645
Status voldaan
Datum toezegging 13 december 2022
Deadline 1 juli 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Prof.dr. P.H.J. van der Voort M.Sc. (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ANBI’s
giften
periodieke giftenaftrek
vennootschappen
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 16

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Dan de giftenaftrek, voorzitter. Daar wil ik toch even iets langer bij stilstaan. Waarom? Ik denk dat er in zekere mate sprake is van een misvatting. Stel dat iemand een anbi opricht, daar voorzitter van wil worden en daarbij aan alle regels voldoet. Die regels zijn dat dat vermogen uit zijn privévermogen is en in die stichting zit en ook nooit toegerekend kan worden aan dat privévermogen. Daarnaast heeft diegene ook geen meerderheid in het bestuur, maar kan er wel beleid gevoerd worden in zo'n anbi. Het kabinet heeft nooit gezegd dat te willen tegengaan. Nee, het gaat erom dat we te maken hebben met een hele rare situatie. Het gaat om ondernemers die in box 2 zitten en daar het vermogen hebben zitten. Zij kunnen privaat geld willen besteden aan publieke doelen. Dat hoeft dus geen eigen anbi te zijn, maar dat kan bijvoorbeeld ook een gift aan een museum of een ander goed doel zijn. Nu is het zo dat dan eerst gesteld wordt dat dit een keuze van de aandeelhouder is, maar niet van de vennootschap. Maar in de vennootschap zit het geld. Daar is het geld verdiend.

Ik geef even een voorbeeld. Er is ooit een bv opgericht met €100.000. Laten we zeggen dat daar nu een vermogen van 50 miljoen in zit. De vennootschap zegt: ik wil eigenlijk wel 5 miljoen daarvan schenken aan een goed doel. Dan wordt nu gesteld dat er eerst sprake is van een uitdeling. Daar moet box 2-heffing over betaald worden. Die is nu 26,8%. Vervolgens wordt die 26,8% via de periodieke giftenaftrek weer helemaal weggepoetst. Sterker nog, ook in box 1 en box 3 kan je daarmee een soort nulplanning hebben. Het kan niet de bedoeling zijn dat je dit ongelimiteerd toestaat. De vraag is of we niet een veel fundamenteler debat moeten hebben over het volgende. Als die vennootschap in mijn voorbeeld op het niveau van de directie zegt die schenking van 5 miljoen te willen doen, verlaat dat bedrag het vermogen van de vennootschap — dat doe je niet om een fiscale reden; de aftrek in die bv is overigens €100.000 — en komt dat bij het goede doel. Dan heb je toch ook hetzelfde bereikt? Dat in plaats van die gekunstelde omweg, bovenlangs, waarbij een belastingplichtige het via een periodieke giftenaftrek moet oplossen, terwijl die dat vaak helemaal niet wil, maar het kan nu niet anders.

Dan de cijfers. Er wordt heel hard geroepen dat dit een enorme impact gaat hebben. Uit de onderzoekscijfers die wij hebben, blijkt dat 60% van degenen die nu die periodieke gift geven die hoger is dan €250.000, dat gewoon blijft doen. Diegenen doen dat immers niet vanwege de fiscale aftrek, maar om een andere reden. 40% zegt: ik ga die gift dan matigen. 25% van die 40% matigt die niet fors, maar de andere 15% zegt die gift wel fors te matigen. Dus ja, wij zien de laatste jaren gewoon een enorme toename in de route die ik net heb beschreven. Die willen we gewoon niet. Dat is immers een soort oneigenlijk gebruik van de periodieke giftenaftrek, die overigens, zo zeg ik tegen de heer Van der Voort, al sinds 1914 bestaat. Aan de periodieke giftenaftrek als zodanig is er nooit gesleuteld.

De heer Crone (PvdA):

“Dat is zelfs nog voor de tijd van de heer Van Rooijen gebeurd. Ik geloof dat ik die omweg bijna doorgrond, maar waarom pakt u die dan niet aan in plaats van wat er nu gebeurt? Nu komt het namelijk rechtstreeks ten nadele van de anbi. U noemde de cijfers: het gaat om 40% of 60% minder giften. Dat is nu het nadeel. Kunnen we dit dan op z'n minst niet even parkeren en goed laten uitzoeken? Want dan moet u die omweg afbreken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 16-17

Staatssecretaris Van Rij:

“Ik wilde het eigenlijk andersom doen. Dit voorstel ligt er nu. Ik ben gevoelig voor de argumentatie ten aanzien van eventuele negatieve effecten, hoewel we dat natuurlijk niet precies weten. Het zal wel met toeval te maken hebben. In het weekend sprak iemand mij aan en die zei: ik doe altijd periodieke giften voor €250.000; ik verhoog het nu naar €500.000. Dat is ondanks deze beperking, hè. Mensen zitten niet alleen maar fiscaal in de wedstrijd. Het gaat mij erom dat met name het vermogen dat in box 2 zit — want dat zien wij — op deze manier, via zo'n dividenduitkering daaruit wordt gehaald. Dan wordt het met de periodieke giftenaftrek helemaal gladgestreken, waarbij er niet alleen in box 2 geen inkomstenbelasting betaald wordt, maar ook niet in box 1 en box 3. Dat is een onwenselijke situatie. Je moet dan dus eigenlijk teruggaan naar de bron. En waar zit het vermogen? Het zit in de vennootschap. Daar zou je de oplossing moeten vinden. Dat is wel een fiscale oplossing. Je zegt dan dat de vennootschap in die situatie de schenking doet en niet de aandeelhouder, en daar moet je voorwaarden aan verbinden. Ik wil wel toezeggen om de plussen en de minnen van die oplossing heel snel op een rijtje te zetten.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 17

De heer Crone (PvdA):

“Ik zie het als een handreiking dat u dat wilt uitzoeken. Ook collega's van het CDA en de VVD hebben gevraagd of er op dat punt niet iets te doen is. Kunnen we dan ook een overbruggingsjaar inbouwen? Want dit is wel wetgeving. We krijgen voor de zomer — dat is 1 april bij u; dat heb ik allemaal vanuit de auto gehoord — een rapportage van u over hoe dat beter kan worden opgelost, maar we moeten ervoor zorgen dat die 50 miljoen liquiditeit ondertussen niet weglekt. Dat is ons punt: de liquiditeit voor de goede doelen, die 50 miljoen is weg. Dan kunt u wel zeggen dat sommige mensen het blijven geven, maar u schrijft tegelijkertijd dat het 50 miljoen gaat opbrengen. Er gaat dus liquiditeit weg uit die giften aan goede doelen. Kunnen we dat dan niet een jaar opschorten, terwijl u het goede onderzoek doet?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Dit is omdat wij het onwenselijk vinden dat er gewoon helemaal geen belasting betaald wordt. Want dat zien wij in de praktijk. Dan kun je zeggen dat het maar om 145 of 140 gevallen gaat, maar wij zien in de praktijk dat er in toenemende mate op grotere schaal gebruik van gemaakt wordt. Dan kom je over een langere tijd in de situatie die we eigenlijk ook voor 1 januari 2001 hadden, namelijk de situatie dat je een nullijn creëert. Wij zijn niet tegen het schenken aan goede doelen. Ik zeg alleen dat de oplossing veel meer zit in daar waar het ontstaat. Dat heeft wel met fiscaliteit te maken — en daarvan wil ik snel de plussen en minnen op een rij zetten — want dat geld zit voor verreweg het grootste deel gewoon in die vennootschappen. En waarom kan een vennootschap geen schenking doen? Waarom moet er dan gesteld worden dat dat een schenking van de aandeelhouder is?”

De heer Crone (PvdA):

“De kern van mijn vraag is of we dat dit jaar kunnen opschorten, zodat we ondertussen die betere route kunnen zoeken. Wij vinden dat ene kwaad, het kwaad van die nulaangiftes, in de politiek nu namelijk even een kleiner kwaad dan het kwaad dat we de goede doelen aandoen.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Aan de andere kant is er dan meteen een dekkingsprobleem. Dan wil ik dus ook graag weten hoe dat gedekt wordt. Ik teken daar ook wel bij aan dat het heel frappant is dat wij bij de eerste de beste belastingconstructie die wij proberen te beperken, niet doorzetten. Nou, dat belooft veel voor de toekomst. ”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 18-19

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

“Het volgende moet mij van het hart. Ik kan mij heel veel voorstellen bij het beperken van de giftenaftrek, omdat ik van mening ben — ik begrijp dat het kabinet dat ook vindt — dat het uiteindelijk toch de bedoeling is dat de overheid gaat over de besteding van het belastinggeld en niet de meest rijke inwoners. Dat als principe. Maar hoe langer ik naar de staatssecretaris luister, hoe meer ik het idee krijg dat de onderbouwing van de maatregel die nu genomen wordt, rammelt. Eerst werd de suggestie gewekt dat het zou gaan om het tegengaan van de constructie van de eigen anbi. In de antwoorden op de schriftelijke vragen van deze Kamer werd dat ontkend. Daarin was eigenlijk vooral het principiële punt: we moeten de giftenaftrek niet oneindig maken, dus we moeten daar een kap op zetten, vanuit het principe dat de overheid gaat over de besteding van het belastinggeld. Maar ik hoor nu in de beantwoording de onderbouwing van de route via de vennootschap. Bij mij wekt dat een beetje de indruk dat er nu een onderbouwing wordt gezocht bij de maatregel. Dat zegt nog niet of ik het daar wel of niet mee eens ben.

Eigenlijk is mijn vraag de volgende. Stel dat het een goede maatregel is. Ik heb u al horen zeggen: we gaan heel goed kijken naar de effecten die het heeft voor anbi's, want we willen niet dat het ten koste gaat van de anbi's. Dat lijkt mij een goede zaak. Maar ik denk ook: wat doet u dan aan de andere kant, namelijk aan het stimuleren of het beter mogelijk maken dat vennootschappen giften gaan doen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 19

Staatssecretaris Van Rij:

“De winst van dit debat is dat we eigenlijk veel breder moeten kijken. Dat is ook wat mevrouw De Boer vraagt: hoe kan je het geefgedrag in Nederland verder stimuleren? Dat is niet altijd alleen via de fiscaliteit, maar dat kan ook anderszins. We hebben de Geefwet gekregen in 2012. Er ligt een rapport dat door een externe commissie is gemaakt. Daar komt nog een kabinetsappreciatie op. Daarin worden allemaal aanbevelingen gedaan. We hebben 44.000 anbi's in Nederland. Die aanbevelingen zijn voornamelijk niet-fiscaal. Ook wordt daarin het punt van de handhaving genoemd. Misschien dat dat punt hier onderbelicht is gebleven. Ik heb het idee proberen recht te zetten dat per definitie het oprichten van een eigen anbi fout zou zijn. Dat is niet zo, mits je aan de wet voldoet. Maar er zijn natuurlijk ook situaties waarin dat niet zo is. De Belastingdienst moet dat bestrijden.

Tegelijkertijd willen we de periodieke giftenaftrek niet onmogelijk maken. We hebben beargumenteerd, ook op basis van informatie van de Belastingdienst, dat dit echt een vlucht heeft genomen. Op de vraag van de heer Essers heb ik duidelijk geantwoord dat je nooit een maatregel moet nemen waarvan snel zal blijken dat die schadelijke consequenties heeft. Wij denken dat dat niet zo is, maar als dat wel zo is, dan moet je daar je ogen niet voor sluiten. Ik heb met het voorbeeld over het vermogen dat in de vennootschap zit alleen maar willen aangeven dat wij nu ondernemers maar één mogelijkheid geven als die een deel van het vermogen willen schenken. Dat moet dan bovenlangs, via de periodieke giftenaftrek. Daarvan wil ik de plussen en de minnen wel op een rijtje zetten. Ik denk dat er wellicht een oplossing is waardoor veel ondernemingen het goede kunnen blijven doen, maar er geen gekunstelde route gebruikt hoeft te worden met negatieve fiscale consequenties in de privésfeer, vanuit de overheid gezien.”

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

“Dank voor de samenvatting van het voorgaande, maar dat is nog geen antwoord op mijn vraag wat u gaat doen om die giften door de vennootschappen te stimuleren of beter mogelijk te maken.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Daarover wil ik een notitie op korte termijn toezeggen. Maar wat je zou kunnen overwegen, is dat als een vennootschap een echte schenking doet — die moet dan voldoen aan de voorwaarden van een schenking: de wil om te schenken, het vermogen moet de vennootschap verlaten en een anbi moet dat ontvangen — die schenking als zodanig fiscaal niet-aftrekbaar hoeft te zijn, maar wel vrij van schenkbelasting. Het is een echte schenking. Dan zit dat geld bij die anbi, bij wat voor instelling dan ook, of het nu een museum is of anderszins, en die kan daar gebruik van maken. Daar hoef je wat mij betreft niet eens de aftrek in de vennootschapsbelasting voor te vergroten, want die hoef je niet als zodanig te stimuleren. Waarom niet? Omdat die vennootschap het anders eerst als dividend had moeten uitkeren en dan via een periodieke giftenaftrek had moeten schenken. Dat hoeft dan niet, want je schenkt vanuit de bron, om het maar even zo te noemen. Maar dat moet je als wetgever wel willen. Dan moet je zeggen: als onder die, die en die voorwaarden een schenking wordt gedaan door een vennootschap, dan is er ook sprake van een schenking door de vennootschap en niet door de aandeelhouder.”

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

“Ik hoorde de toezegging dat er in elk geval een notitie komt; die zien wij graag tegemoet. Mogelijk kan daar dan ook iets aan toegevoegd worden over de verwachte effecten.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja.”

De heer Van der Voort (D66):

“Precies op dat laatste wil ik ingaan. Er zijn in deze Kamer, en ook bij mijn fractie, zorgen over de effecten van dit wetsvoorstel op de giften die bij de anbi's terechtkomen. Tegelijkertijd hoor ik dat de regering wil vasthouden aan dit wetsvoorstel. Maar ik hoor ook een duidelijke handreiking van de staatssecretaris, omdat hij zegt dat hij dat goed wil monitoren. Mijn vraag is of hij kan toezeggen dat hij die monitoring zal delen met onze Kamer. Wil hij ook kijken bij welke anbi's het grootste effect wordt gezien? Is dat in de cultuursector, bij de milieuorganisaties of ergens anders? Dan krijgen wij enig inzicht in waar de hardste klappen vallen, als die al vallen. Kan de staatssecretaris ons ook een rapportage geven of een terugkoppeling van het gesprek dat hij wil aangaan met de brancheorganisaties en de betrokkenen in het veld? Hij vertelde net dat hij dat ging doen. Dan kunnen we daar ook inzicht in krijgen. Dat zijn eigenlijk mijn vragen. Wil de staatssecretaris deze toezeggingen aan ons doen?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja. Het antwoord daarop is drievoudig ja.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 19-20

De heer Koffeman (PvdD):

“Ik zou de staatssecretaris willen vragen om in de monitoring ook aan te geven in hoeverre de voorwaarden die gesteld worden, afwijken van de huidige situatie. In de huidige situatie is het zo dat als je als vennootschap schenkt, de fiscus zegt: dan wil ik graag dat de anbi aan wie er geschonken wordt, enig verband heeft met de doelstellingen van de vennootschap. Dat heb je natuurlijk als particuliere schenker helemaal niet. Je kunt schenken aan elke anbi die je wilt en op het moment dat er een overheveling plaatsvindt — van: joh, doe het nou maar vanuit de bron — zou je dus ook de situatie willen hebben dat die vennootschap kan schenken aan elke anbi, zoals dat nu voor particulieren ook geldt.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 - blz. 20

Staatssecretaris Van Rij:

“Dat wil ik echt heel graag in de notitie zetten die ik heb toegezegd. Dat is ook precies mijn idee: laat het dan ook een echte schenking zijn, zonder allerlei voorwaarden die eigenlijk niets met de schenking als zodanig te maken hebben. Die plussen en minnen zet ik heel graag in de notitie, want dit is volgens mij de kern. Je maakt het voor ondernemingen, daar waar het geld zit, vele malen makkelijker. En dus ook voor de anbi's als ontvanger, omdat die anbi's anders zo'n schenking niet kunnen aanvaarden als daar allerlei voorwaarden aan worden verbonden. Maar dat vergt dus een andere manier van fiscaal denken.”

De heer Koffeman (PvdD):

“Even voor de helderheid, want ik meen te begrijpen dat de staatssecretaris er net zo in staat: de bedoeling is dus dat er aan de vennootschappen geen voorwaarden meer gesteld worden aan welke anbi er wel of niet geschonken mag worden?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Nogmaals, dit moet op korte termijn uitgezocht worden en ik wil er ook met de samenwerkende brancheorganisatie over spreken. Je moet natuurlijk altijd voldoen aan de voorwaarden van de schenking als zodanig. Het moet juridisch wel een schenking zijn, maar dan zonder additionele voorwaarden. Nu wordt bijvoorbeeld gesteld: als je dat als vennootschap doet, dan zien wij dat als een uitdeling en als een besluit van de aandeelhouder. Je zou fiscaal anders moeten denken, want daardoor is deze route bij deze grote bedragen ontstaan.”

De heer Otten (Fractie-Otten):

“In het verlengde hiervan, over fiscaal anders denken. De staatssecretaris memoreerde aan het begin van het debat dat hij getrouwd was met een Amerikaanse. Nu zien wij in Amerika, maar ook in Engeland, dat hele rijke mensen, miljardairs et cetera, hele grote bedragen geven aan charity-achtige zaken. Dan komt hun naam op het gebouw, op het ziekenhuis of op een universiteitsgebouw te staan. In Nederland zien we dat bij de Quote 500-mensen eigenlijk helemaal niet. Is dat puur Nederlandse knijperigheid of is het fiscaal zo onaantrekkelijk dat wij dat hier niet zien, in tegenstelling tot andere landen? Is het een cultuurkwestie dat hele rijke mensen uit andere landen substantiële donaties geven aan goede doelen? Of is het in die andere landen fiscaal zo gestructureerd dat het aantrekkelijker is, ook in het licht van deze discussie?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Nogmaals, dat is ook de winst van dit debat: ik heb het onder meer met de collega-staatssecretaris voor Cultuur hierover gehad. Zij wees bijvoorbeeld op bepaalde faciliteiten in Frankrijk, waar het ook veel gebruikelijker is dat ondernemingen iets doen, ook in de cultuursector. Ik denk dat we de gelegenheid te baat moeten nemen. Ik wil er niet een heel groot en meeslepend project van maken, maar het is altijd wel goed — die afspraak heb ik ook met haar gemaakt — om ook even over de grenzen te kijken. Ieder land is weer anders. In een land als de Verenigde Staten is de rol van de overheid weer heel anders dan bij ons. Ik zeg niet dat we dat een-op-een allemaal moeten overnemen. Maar mijn punt is dat het geld bij dit soort grote giften in de regel niet zozeer in box 3 zit, maar bij de vennootschappen. Laten we eens kijken hoe we kunnen nadenken over een manier en hoe we met een oplossing kunnen komen die vele malen makkelijker is dan de route van de periodieke giftenaftrek bovenlangs. Dan nemen we dat graag mee. Dit zijn we sowieso al gestart, zeker ook vanuit de cultuursector denkend.”

De heer Otten (Fractie-Otten):

“Dat klinkt goed. Dank.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 4 - blz. 47

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Voordat ik bij de moties kom, wil ik nog even ingaan op het punt dat de heer Essers maakte over artikel 16 van de Wet op de vennootschapsbelasting. Het ligt toch net iets anders dan de heer Essers gezegd heeft. Ik heb het meest recente besluit, van 8 november 2016. De heer Essers refereerde aan een besluit van 6 oktober 2015. Dat is ingetrokken bij besluit van 8 november 2016. Daarin staat precies beschreven wat ik in de eerste termijn heb gezegd. In dit goedkeuringsbesluit staat dat als je een gift doet als vennootschap, die tot €100.000 aftrekbaar is in de vennootschap. Dat is namelijk de limitering van de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting op basis van artikel 16. Al het meerdere wat je doet, wordt gezien als een uitdeling. Daarom moet de ingewikkelde route gekozen worden van de dividenduitkering en een periodieke giftenaftrek. Daarom heb ik in eerste termijn gezegd dat ik bereid ben om dat besluit en de aannames die in dat besluit liggen, nog eens tegen het licht te houden.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren besluit over inzet externe partijen bij de uitvoering van de wet (36.352) (T03683)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks-PvdA) en Holterhues (ChristenUnie), toe dat zij de Kamer zal informeren wanneer het definitieve besluit is genomen betreffende het al dan niet inzetten van externe partijen bij de uitvoering van de wet.


Kerngegevens

Nummer T03683
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden drs. F.W.J. Holterhues (ChristenUnie)
F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen schade
toeslagen
toeslagenaffaire
Kamerstukken Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen (36.352)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 4.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

(…)

“Daarnaast is er de kwestie van het uitbesteden van de uitvoering aan een externe partij. Hoewel het logisch zou zijn dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, die al ervaring heeft, dit zelf uitvoert, wordt nu gekozen voor het invoeren van een externe marktpartij. Dat is althans een van de opties die de staatssecretaris onderzoekt. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee, namelijk 19 miljoen euro. Waarom kan dit bedrag niet geïnvesteerd worden in de UHT, zodat zij zelf de uitvoering kan verzorgen?

Ik heb alle antwoorden op onze vragen zorgvuldig bestudeerd en ik heb ook het debat in de Tweede Kamer gevolgd. Helaas blijft de staatssecretaris een overtuigende onderbouwing schuldig. Dat geldt ook voor het antwoord op de vraag wanneer exact de staatssecretaris van plan is om een besluit te nemen. In dit debat hebben we echt behoefte aan duidelijkheid over de motivering van deze keuze. Ook zou ik graag willen weten van de impact van het amendement-Leijten zal zijn op de uitvoering. Hoe gaat de staatssecretaris dat vertalen in de uitvoering?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 19.

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Wanneer ben ik van plan dat besluit over de inzet van de externe partijen te nemen? Ik hoop na de zomer een grootschalige pilot te draaien voor de alternatieve schaderoute, om versneld duidelijkheid voor ouders te krijgen. We willen ook proberen om een aantal ex-partners daarin mee te nemen om te kijken of dat goed werkt. Op basis van die grootschalige pilot, die we ook met een aantal overigens externe partijen zullen gaan doen — een daarvan is de number 5 foundation, die veel contact heeft met ouders, maar ook met advocaten zijn we daarover uitdrukkelijk in gesprek — kunnen we het definitieve besluit nemen. Ik zal uw Kamer daar natuurlijk, net als de Tweede Kamer, over informeren.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 24

De heer Holterhues (ChristenUnie):

(…)

“Het tweede punt is de uitbesteding aan externe partijen. Daar heb ik de staatssecretaris nog niet over gehoord. Ik heb geen goed gevoel gekregen bij de efficiencywinst. Ik kan me goed voorstellen dat er nu wordt gezegd: er zijn uitvoeringsproblemen, dus we schakelen externe partijen in. We hebben in de afgelopen periode gezien dat het hele specifieke gevallen zijn en dat er heel veel overleg nodig is met de bestaande uitvoeringspartijen en met het ministerie. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat, als we gaan werken met een externe uitvoeringsorganisatie, dat overleg ook nog nodig is. Levert dat nou in the end niet gewoon efficiencyverlies op in plaats van -winst?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 25

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Dan had de ChristenUnie nog een vraag over de afstemming met de externe uitvoerders. We beleggen nu al op meerdere fronten de uitvoering bij externe partijen. Daar is vaak intensief contact mee. Dat zal natuurlijk ook met deze partij zijn. Daarnaast zal er overleg met de Commissie Werkelijke Schade zijn op het moment dat we zouden besluiten om het daar niet neer te leggen. Ik heb ook uitgelegd dat we gaan kijken of we de route-CWS plus de alternatieve schaderoute ook voor de groep ex-partners van gedupeerde ouders kunnen inzetten. De vraag was volgens mij vooral of tot efficiencywinst leidt. Ik weet niet of het zozeer efficiencywinst is, maar ik zie wel dat bij de Commissie Werkelijke Schade meer dan duizend ouders wachten. Ervan uitgaande dat ongeveer 8% op dit moment naar de Commissie Werkelijke Schade gaat en je past dit toe op de groep ex-partners, dan zouden die er allemaal bijkomen. Dat is de hoofdmotivatie geweest om te kijken of we een andere oplossing kunnen vinden. Daar is het project tussendoor gekomen dat we eerder — ik zal niet meer "sneller" zeggen — duidelijkheid voor de ouders willen geven. We hebben daarom gezegd dat we even een soort pauzeknop voor de aanbesteding inzetten, om te kijken of die twee routes ook voor de ex-partners ingezet kunnen worden. Wij zullen natuurlijk beide Kamers daarover informeren op het moment dat we een definitief besluit erover hebben genomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met vakministers over hoe verdeling financiële risico's overheid en private partijen beter zichtbaar te maken in evaluaties (31.865) (T03687)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kennedy-Doornbos (ChristenUnie), toe dat zij met haar collega-ministers gaat kijken op welke wijze zij de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat daar ook echt lering uit getrokken kan worden en problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T03687
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
financiën
revolverende fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3 - blz. 16-17.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Bovendien blijkt uit een aantal evaluaties van revolverende fondsen dat de private partijen de krenten uit de pap financieren. Dat zijn juist de projecten die eigenlijk helemaal niet gefinancierd zouden moeten worden uit zo'n fonds, omdat er dan geen sprake is van marktfalen. Soms verstrekken de overheden garanties of achtergestelde leningen, waardoor het risico bij private partijen wordt weggehaald, of wordt de overheidsbijdrage gezien als eigen vermogen van het fonds en de bijdrage van private partijen als vreemd vermogen. Zo wordt het risico telkens weer afgewenteld op de overheid. Bij de evaluatie van het Nationaal Energiebespaarfonds bleek deze spanning tussen publieke en private financiers niet uit het onderzoek en de evaluatie van de regering, maar wel uit het onderzoek van de Rekenkamer. Mijn vraag is daarom: kan de minister toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd beter zichtbaar zal zijn?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 13.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy vraagt ook of ik kan toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd, beter zichtbaar zal zijn. Aan het einde van dit debat heb ik geen stem meer over, zeg ik vast! De Regeling periodiek evaluatieonderzoek schrijft voor dat alle belangrijke beleidsthema's van departementen vertegenwoordigd zijn in de strategische evaluatieagenda van het departement zelf. Voor revolverende fondsen gelden daarbij geen algemene aanvullende vereisten of minimumvereisten, maar een departement kan dat in samenspraak met het parlement verbeteren of een aparte evaluatie opnemen. Dat gebeurt heel vaak. Dat lijkt me ook heel belangrijk. Ik zeg u wel toe dat ik met mijn collega-ministers, de vakministers, ga kijken op welke wijze we de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat we daar ook echt lering uit kunnen trekken en problemen in de toekomst helpen voorkomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Resultaten evaluatie arbeidskorting eind 2023 (36.350 IX / 36.350 XV) (T03692)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat de resultaten van de evaluatie van arbeidskorting in de evaluatie van de heffingskortingen eind 2023 met de Kamer gedeeld worden.


Kerngegevens

Nummer T03692
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidskortingen
arbeidsparticipatie
begrotingen
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023

De heer Van Rooijen (50PLUS):

“Ik ben bijna aan het einde van mijn betoog, voorzitter. Kan het instrument van de arbeidskorting tegen het licht gehouden worden? Het kost nu al 35 miljard en het gaat naar 50 miljard, de fiscale discriminatie tussen werkenden en niet-meer-werkenden, werkenden die overigens al bijna geen AOW-premie meer betalen door die arbeidskorting.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 13 – blz. 18-19

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Dan is er ook nog een vraag van de heer Van Rooijen over het instrument van de arbeidskorting. Daar hebben we natuurlijk uitgebreid over gediscussieerd bij de behandeling van het Belastingplan voor dit jaar. In de inkomstenbelasting mag je een ongelijke behandeling doen. Denk aan herverdeling. Waar het steeds om gaat, is of de ongelijke behandeling goed onderbouwd is. De hoge arbeidskorting is steeds onderbouwd vanuit het oogpunt van de maatschappelijke noodzaak om arbeidsparticipatie te stimuleren. Ik heb al wel eerder aangegeven in het debat vorig jaar, zowel hier in de Eerste Kamer alsook in de Tweede Kamer, dat de grenzen van de effectiviteit van dat instrument wel bereikt zijn. Vanuit de arbeidskorting bezien zijn werkenden en uitkeringsgerechtigden echter geen gelijke gevallen. Er is dan ook geen sprake van een ongelijke behandeling. De arbeidskorting wordt momenteel geëvalueerd in de evaluatie van de heffingskortingen. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2023 met uw Kamer gedeeld.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren eind augustus of begin september 2023 over nieuw belastingstelsel gebaseerd op belasten werkelijk rendement (36.350 IX / 36.350 XV) (T03693)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat het kabinet eind augustus, begin september terug zal komen op de vraag hoe een nieuw stelsel eruit kan zien gebaseerd op het belasten van werkelijk rendement.


Kerngegevens

Nummer T03693
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
belastingstelsels
rendement
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023

De heer Van Rooijen (50PLUS):

(…)

“Twee. De staatssecretaris neigt naar het overbrengen van de waardestijging van vastgoed van box 3 naar box 1 om de impasse te doorbreken die ontstaan is door het kerstarrest van de Hoge Raad. Het belasten van waardeontwikkeling van vakantiewoningen, beleggingspanden en grond is niet gemakkelijk, aldus de staatssecretaris. Mijn fractie ziet dit op zich als een goede eerste stap om alle inkomsten — let wel: inkomsten — weer terug te brengen naar box 1. Wat vindt de staatssecretaris van onze gedachte om terug te gaan naar het oude synthetische inkomstenbelastingstelsel met een gematigd progressief tarief dat het werkelijke totale inkomen belast, maar dan ook alleen de inkomsten en niet papieren waardestijgingen? Is hij bereid om het voor en tegen in een nota op een rij te zetten en deze te betrekken bij de internetconsultatie? Graag een reactie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 13 - blz. 19

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Dan vroeg de heer Van Rooijen nog om een appreciatie van het idee om terug te gaan naar het oude, synthetische inkomstenbelastingstelsel. Dat is een heel riskante vraag, want voordat we het weten, hebben we het daar een halfuur over. Maar ik wil heel kort en goed zijn: dat synthetische stelsel was niet zo goed, want daarvoor kwam dat boxenstelsel er. Er werd juist bij het belasten van inkomsten uit vermogen eindeloos gestructureerd, omdat inkomsten uit huur en dividend belast waren, maar vermogenswinst niet. Er werd dus ingezet op onbelaste vermogenswinst. Toen had je ook nog renteaftrek en vermogensbelasting, maar degenen die eigenlijk die vermogensbelasting zouden moeten betalen, de zeer vermogenden, deden dat niet, omdat die gebruikmaakten van de zogenaamde anticumulatieregeling, namelijk dat je nooit meer dan 68% van je inkomen en vermogen aan de inkomstenbelasting en vermogensbelasting betaalde. De planning was dus gericht op een belastbaar inkomen van nul. Dat was dus niet zo'n goed stelsel.

Ik kan wel zeggen dat het kabinet er zo goed als uit is over hoe een nieuw stelsel eruit kan zien gebaseerd op het belasten van werkelijk rendement. We hebben onze tijd dus niet verdaan. We komen daar eind augustus, begin september op terug door gewoon onze kennis te delen. Het is uiteraard aan de Kamers of ze daar dan wel of niet iets mee willen voor de verkiezingen. Ik denk zelf dat het voldoende materiaal is voor politieke partijen en uiteraard ook voor een formatie. In die zin kunnen we onze klus dus niet afmaken, maar we kunnen het uiteraard wel met de Kamer delen. Ik ben er ook wel trots op dat dat het inmiddels demissionaire kabinet toch wel gelukt is. Verder ga ik er niet op vooruitlopen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief najaar vervroegen sturen begrotingsstukken (36.350 IX / 36.350 XV) (T03694)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA) over de meerjarige voorjaarsnota, toe dat zij in het najaar een brief zal sturen op hoofdlijnen over het vervolg op en de uitwerking van het vervroegen van de begrotingsstukken en het aansluiten op het Europees semester.


Kerngegevens

Nummer T03694
Status openstaand
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 3

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

“Ik had gevraagd naar welke jaarkalender voor de begrotingsstukken de minister toewerkt. De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk wanneer zij zegt dat dit pas de tweede meerjarige voorjaarsnota is. Ik moet ook zeggen dat de antwoorden op de vragen die ik daarover stelde, voor mij gewoon bevredigend waren.

Ik vermoed dat u de volgende vraag in dit blokje zou willen oppakken. De Raad van State zegt dat de voorjaarsnota eerder in het jaar zou moeten komen, misschien zelfs op een vaste datum. Hoe kijkt u daarnaar?”

Minister Kaag:

“Er zijn dingen die goed zijn als advies, maar lastig om te introduceren, laat staan om uit te voeren. We hebben de voorjaarsnota van dit jaar bijvoorbeeld al heel vroeg gestuurd. De formele datum is 1 juni; daarvóór moet het bij de Raad van State beschikbaar zijn. Het is op, meen ik, 26 of 27 april gedeeld. Als we het nog veel eerder willen doen, dan moeten we kijken of de doorrekeningen en alle data beschikbaar zijn. Op papier is het wellicht een optie maar in de praktijk is het heel lastig. Hetzelfde geldt als je kijkt naar de gelijkschakeling met het Europees semester. Dan is eigenlijk de intentie om alles naar voren te halen. Maar het belastingplan en de doorrekeningen voor koopkracht voor het jaar erop zijn er bijvoorbeeld toch echt wel pas in augustus of september. Wat sommige dingen betreft zijn we er dus nog niet aan toe om ze helemaal te introduceren. Ik kom in het najaar weer met een brief op hoofdlijnen om het vervolgstukje hiervan in uitwerking te laten zien. Ik hoor uiteraard graag ook uw advisering en mening daarover.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging In hoofdlijnenbrief wordt teruggekomen op vraag over vervroegen Verantwoordingsdebat (36.350 IX / 36.350 XV) (T03695)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bovens (CDA), toe dat zij in de hoofdlijnenbrief zal terugkomen op de vraag naar het vervroegen van het Verantwoordingsdebat in verhouding tot de Comptabiliteitswet.


Kerngegevens

Nummer T03695
Status openstaand
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. T.J.F.M. Bovens (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
verantwoordingsdebat
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 6

De heer Bovens (CDA):

(...)

“Ik kan mij er van alles bij voorstellen dat de minister dat voorjaar niet kan vervroegen, maar ik zou haar wel willen meegeven dat er in het schema een relatie moet worden gelegd met het Verantwoordingsdebat. Dat was in de commissie een punt. Kun je nog iets doen in het Verantwoordingsdebat? Wij kregen de indruk dat het Verantwoordingsdebat nou eenmaal vastligt in het jaar. Daar hebben we een vaste woensdag voor gekozen. Zolang je die vaste woensdag hebt, kun je het ook niet verder naar voren halen. Waarom kan dat Verantwoordingsdebat niet wat naar voren toe? De cijfers zijn er meestal toch al eerder. Dan hebben we de ruimte om eventueel met de Voorjaarsnota naar voren te gaan.”

Minister Kaag:

“Het Verantwoordingsdebat, het proces daarin, ligt vast in de Comptabiliteitswet. Ik moet even in de tweede termijn checken of er een grote ambitie zou bestaan bij iemand van u om dit in de formatie mee te nemen en deze wijziging in de wet door te voeren. U zult er vast heel veel kiezers mee winnen. Maar dit is vrijelijk vertaald.”

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 28-29

Minister Kaag:

“De heer Bovens vraagt of de Verantwoordingsdag ook eerder in het jaar plaats kan vinden door de Voorjaarsnota naar voren te halen. U krijgt niet een ingewikkeld antwoord, maar wel veel details. En die zijn misschien toch wel belangrijk. Zoals u weet, worden de verantwoordingsstukken op de derde woensdag in mei aan het parlement aangeboden, volgens artikel 237, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016. Maar op Verantwoordingsdag worden niet alleen de stukken gestuurd voor de jaarafsluiting van de ministeriële begroting maar ook het Financieel Jaarverslag van het Rijk en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer en de Staat van de rijksverantwoording, per ministerie. Die jaarverslagen worden op grond van hetzelfde artikel uiterlijk 31 maart aangeboden aan de Algemene Rekenkamer. Op dat moment is de Auditdienst Rijk na een krap proces klaar met de controle. Hierna volgt het opstellen van het Financieel Jaarverslag van het Rijk door het kabinet en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer. Het gaat dus niet alleen om een jaarafsluiting op Verantwoordingsdag, maar ook om het debat over de besteding van rijksmiddelen over het afgelopen jaar. Deze stukken zijn daarbij hard nodig.

Dit nogmaals ter bevestiging van hoe krap het proces al is. Als we het nog meer naar voren gaan halen, krijgen we denk ik niet alle stukken en analyses op tijd klaar.”

De heer Bovens (CDA):

“Dan bevestigt u eigenlijk dat het vrijwel onmogelijk is om de Voorjaarsnota naar voren te halen als je gebruik wil maken van de inzichten uit het Verantwoordingsdebat. Dan moeten we er ook niet om blijven vragen dat het naar voren wordt gehaald, want als het Verantwoordingsdebat zelf niet naar voren gehaald kan worden, dan wordt het wel heel ingewikkeld om nog in mei extra weken te vinden. Die zijn er dan gewoon niet. Dat moeten we dat ook eerlijk tegen elkaar zeggen.”

Minister Kaag:

“Ik waardeer dat zeer. Ik heb daar waarschijnlijk al wat diplomatiek op proberen te hinten door te zeggen "we kijken nog eens" en "we proberen nog eens wat te veranderen". Maar niet alles kan, want dan moet je het hele proces naar voren halen. Daarom hebben sommige van de eerdere aanbevelingen van de Raad van State in de praktijk vergaande consequenties voor het hele systeem en de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Maar ik kom hier nog op terug in de hoofdlijnenbrief en voor het gemak van toekomstige ministers kan ik dan gewoon stellen wat eigenlijk wel of niet kan. Dat is dan weer het mooie van demissionair zijn.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kabinetsreactie rapport Elke regio telt! (T03719)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bovens (CDA), toe dat het kabinet op korte termijn zal reageren op het rapport Elke regio telt!


Kerngegevens

Nummer T03719
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. T.J.F.M. Bovens (CDA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
Elke regio telt
kabinetsreactie
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 9 - blz. 16:

De heer Bovens (CDA):

(…)

“Ik zal wel aankondigen dat ik, gesteund door mijn hele fractie, zeer uitkijk naar het antwoord van de regering op het rapport Elke regio telt. Ik vraag de minister of zij kan aanduiden of dat antwoord inderdaad nog komt.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 13 - blz. 9:

Minister Kaag:

(…)

“De heer Bovens vraagt of er een antwoord komt op het rapport Elke regio telt! Het antwoord is ja. Het kabinet reageert op korte termijn op het rapport.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over schuldenreductie bij hogeschuldenlanden (36.290) (T03733)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe dat zij de Kamer zal blijven informeren over de discussie omtrent schuldenreductie bij hogeschuldenlanden.


Kerngegevens

Nummer T03733
Status openstaand
Datum toezegging 26 september 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie legisprudentie
Onderwerpen hoge schuldenlanden
schuldenreductie
Kamerstukken EU-voorstel: Commissiemededeling over de hervorming van economische governance (COM(2022)583) (36.290)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2023-2024, nr. 36 290, G - blz. 12

De heer Van Ballekom (VVD):

“Waarom vindt de Minister of de Nederlandse regering – dat moet u zelf maar invullen – een schuldenreductie van 1% bij hogeschuldenlanden een bijzondere opgave? Dan spreek ik van landen met schulden van ruimschoots boven de 60%; dat zijn er tegenwoordig heel wat, inclusief Frankrijk. Ik denk dat het eigenlijk vrij logisch is dat er bij zulke hogeschuldenlanden een extra inspanning moet worden gedaan. Een tweede punt, waar ik nog geen antwoord op heb gekregen, is het volgende. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de exacte formulering van de tekst. Wat mij betreft blijft de Kamer daarin geïnteresseerd. Maar als we de ontsnappingsclausules willen activeren of deactiveren, wie neemt dan het initiatief? Is dat de Commissie? Is dat de Raad? Is dat een land? Dat zou ik toch ook nog graag willen weten, want dat heeft mijn interesse. Maar ja, ik heb er ook ruim 30 jaar gewerkt, dus qua internationale ervaring...”

Kamerstukken I 2023-2024, nr. 36 290, G - blz. 14

Minister Kaag:

“Precies. Dat is een persoonlijk feit. Waarom vindt de Minister een schuldreductie van 1% bij hogeschuldenlanden een bijzondere opgave? Nou, Nederland wil eigenlijk meer. De Duitsers willen overal en te allen tijde 1%, in goede en slechte tijden. Wij willen het gemiddelde van de schuld nemen. Dat kan dus ook veel meer zijn. Hoe hoger de schuld, des te meer je op het gebied van schuldreductie moet laten zien. Wij zijn dus eigenlijk ambitieuzer. Wij proberen daar ook andere landen in mee te krijgen. Het zal uiteindelijk een uitruil zijn. Something has to give. Dat kan ik nu gewoon nog niet voorspellen. We zullen u daar natuurlijk weer over informeren, net zoals we elke maand met de Tweede Kamer debatteren voordat we naar de Ecofin gaan. We zullen u uitgebreid informeren over het vervolg, maar dat doen we op basis van discussies op dat moment.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren uitwerking moties Bikker en Grinwis door staatssecretaris IenW (36.410) (T03769)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Goot (OPNL), toe dat de staatssecretaris IenW de Kamer medio november 2023 zal informeren over de uitwerking van de moties Bikker en Grinwis.


Kerngegevens

Nummer T03769
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. A.Sj. van der Goot (OPNL)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen motie-Bikker
openbaar vervoer
streekvervoer
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

De heer Van der Goot (OPNL):

(…)

“Dan ten slotte. In het rapport Elke regio telt! wordt ook specifiek ingegaan op de afnemende voorzieningen in de regio's buiten de Randstad, zoals wat betreft het streekvervoer. Recent heeft de Tweede Kamer een aantal moties aangenomen om de positie van het openbaar vervoer in de regio te versterken. Deze fractie wil graag van het kabinet horen op welke wijze bij de uitvoering van deze moties rekening zal worden gehouden met de specifieke situatie in de regio's buiten de Randstad, en daar mettertijd een overzicht van ontvangen. Wanneer zou zo'n overzicht beschikbaar kunnen zijn?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 15.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Van der Goot vraagt of bij de uitvoering van de aangenomen moties voor de financiering van het streekvervoer rekening wordt gehouden met de precaire situatie van het streekvervoer. De aangenomen motie-Bikker verzoekt de regering om het regionaal ov structureel met 300 miljoen extra te ondersteunen ten behoeve van betaalbaarheid en bereikbaarheid. De motie-Grinwis verzoekt de regering hier spoedig begrotingstechnisch uitvoering aan te geven. Dit komt terug. De staatssecretaris van IenW zal uw Kamer medio november informeren over de concrete verwerking. Er wordt ook rekening gehouden met de huidige situatie van het regionaal ov, waaronder capaciteit en personeel.”


Brondocumenten


Historie