Rappelabele toezeggingen Financiën (Vooruitblik maart 2024)



Dit is het rappel vanaf 02-01-24 tot 02-07-24.

 




Toezegging De Kamer de evaluatie van de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars aanbieden (34.842) (T02691)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Prast (D66), tevens namens de leden van de fracties VVD, SP, PvdA en de ChristenUnie, toe de Kamer een evaluatie van het nieuwe stelsel inzake de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars aan te bieden en in die evaluatie de voordelen van een ex-antefinancieringsconstructie versus ex-post mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T02691
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2018
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen afwikkeling
verzekeraars
Kamerstukken Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars (34.842)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 9 item 8 - blz. 6

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dank. Ik ben alleen al in de gelegenheid om snel te antwoorden omdat mevrouw Prast nul vragen heeft gesteld, als ik het goed heb geteld. Zij heeft een aantal van mijn opmerkingen nog wel gekwalificeerd, als ik het zo mag zeggen. Mijn samenvatting van mijn toezegging was helemaal de juiste. Er was eerlijk gezegd nog een ander ding. Ik begrijp best wat zij zegt over haar voorkeur voor ex ante. Ik wil wel benadrukken dat mijn argumentatie wel breder is geweest dan de wens van de sector. Maar het laat, denk ik, precies zien dat dit terra incognita is en dat je niet precies weet hoe dit gaat uitpakken nadat je het hebt ingevoerd. Ik wil ook nog toezeggen dat het nieuwe stelsel na drie, vier of vijf jaar wordt geëvalueerd. Je moet dan kijken wat je hebt geleerd van deze situatie. Dat was ik sowieso van plan, maar dat wil ik ook nog in haar richting toezeggen. Ik denk dat drie jaar wat snel is en dat vijf jaar meer in de rede ligt. Maar in ieder geval een aantal jaren na invoering wil ik het stelsel evalueren, waarbij ik precies dit punt over ex post versus ex ante wil meenemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Implementatie ATAD1 (35.030, E) (T03261)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer in een Nota naar aanleiding van het Verslag Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, naar aanleiding van vagen van de fractieleden van de VVD en het CDA, toe om aan de Europese Commissie te vragen wanneer de uiterste datum van de implementatie van ATAD1 is verstreken en een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de EU ATAD1 hebben geïmplementeerd.


Kerngegevens

Nummer T03261
Status deels voldaan
Datum toezegging 7 december 2018
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
implementatie
Kamerstukken Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030)


Uit de stukken

Nota naar aanleiding van het verslag, 7 december 2018, 35030, E, blz. 2

Staatssecretaris van Financiën:

“De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen het kabinet om aan te geven hoe de definitie van openbare-infrastructuurprojecten wordt ingevuld in landen zoals Frankrijk, Engeland en Duitsland die deze uitzondering eveneens in hun wet- en regelgeving hebben opgenomen. Zoals gemeld in de memorie van antwoord is er nog geen overzicht voorhanden hoe andere landen de implementatie vormgeven. De implementatietermijn verloopt immers pas per 1 januari 2019. Daarom zal aan de Europese Commissie (EC) worden gevraagd om, wanneer de uiterste datum van implementatie is verstreken, een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de Europese Unie (EU) ATAD11 hebben geïmplementeerd. Zodra dit beschikbaar is, wordt dit met uw Kamer gedeeld, zo mogelijk gevolgd door een analyse hoe de implemenatie in Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. Op dit moment bestaat er geen inzicht op welke wijze andere lidstaten openbare infrastructuurprojecten behandelen in de earningsstrippingmaatregel. Wel moet daarbij worden bedacht dat het kabinet kiest voor een implementatiewijze waardoor de doelstelling van de regeling niet meer primair is gericht op het bestrijden van belastingontwijking maar vooral op een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse financiële impact klimaatbeleid voor Nederlandse huishoudens en bedrijfsleven (35.216) (T03448)

De Minister voor Klimaat en Energie zegt, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Van Apeldoorn (SP), toe om zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreide analyse te maken over de financiële lasten van het klimaatbeleid in Nederland voor zowel huishoudens als voor het bedrijfsleven en hierbij ook in te gaan op de verhouding van enerzijds het subsidiëren en anderzijds het normeren en beprijzen voor de klimaattransitie.


Kerngegevens

Nummer T03448
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

[…] Mijn fractie heeft stellig oog voor de nadelen van een hoog minimumtarief voor elektriciteitsbedrijven. Ik noem verplaatsing naar het buitenland van bedrijven en de leveringszekerheid van elektriciteit. Maar nu lijkt mij de balans ver te zoeken, ook in vergelijking tot de industriële sector als zodanig, waar we het net over hadden. Graag een reflectie van de bewindslieden op dit punt.

Gelden de conclusies — zo is mijn vervolgvraag — van onderzoeksbureau Frontier Economics, dat een aantal jaren geleden onderzoek deed naar CO2-beprijzing, eigenlijk nog steeds? Hoe taxeren zij de effectiviteit van deze wel zeer lage marginale minimumheffing? Is de heffing gewoon niet te beperkt om zoden aan de dijk te zetten? Wat is daarbij de inschatting van de ontwikkeling van de ETS-prijzen in het komende decennium? Zal er sprake zijn van blijvende volatiliteit of van een zekere stabilisatie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 8.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Aan de minister wil ik nog vragen in te gaan op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen van de nieuwe regering. Gaat de regering nu helemaal niets additioneels meer doen aan CO2-beprijzing? Ik stelde aan het begin van mijn betoog dat het nieuwe kabinet-Rutte vooral miljarden gaat uitdelen aan het bedrijfsleven in het kader van de klimaattransitie, in plaats van te normeren en te beprijzen. Kan hij daar eens op reflecteren? Of komt hij nog met nieuwe plannen voor de belasting van CO2, ook op het terrein van elektriciteitsopwekking in het algemeen? In ieder geval lees ik er niets over in het coalitieakkoord.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 14.

Minister Jetten:

De heer Ester stelde mij een aantal vragen over de conclusies van het Frontier Economics-rapport, dat destijds is gebruikt bij de opstelling van dit wetsvoorstel. De conclusie was dat een prijspad dat boven de verwachtingen van de ETS-prijzen ligt, leidt tot risico's voor de leveringszekerheid. Dat geldt eigenlijk nog steeds. Daarbij heeft de hoogte van het prijspad in relatie tot het ETS natuurlijk welzeker enige relevantie. Maar we zien nu ook, in het licht van bijvoorbeeld de snelle afbouw van kerncentrales en kolencentrales in andere landen, de enorme volatiliteit op de gasmarkt en de problematiek van het produceren van elektriciteit via gas, dat je in die open Europese markt heel snel effecten over de grens krijgt. Het blijft dus, denk ik, bij alle maatregelen die wij nemen en overwegen altijd heel erg belangrijk om dat mee te wegen. Voor zover mij bekend heeft Frontier Economics geen recente inschatting gemaakt van de ontwikkeling van die ETS-prijzen, ook niet naar aanleiding van de laatste "Fit for 55"-voorstellen. Ik heb echter zelf ook al aan de Tweede Kamer toegezegd dat het kabinet zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreidere analyse zal maken over de impact van dat totaalpakket op wat ik maar even de financiële lasten van klimaatbeleid in Nederland noem, zowel voor huishoudens als voor het bedrijfsleven. Ik denk dat uw vragen daar dan ook zeker in zullen terugkomen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 29, 30

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik had aan de minister nog gevraagd om te reflecteren op enerzijds het subsidiëren voor de klimaattransitie en anderzijds het normeren en beprijzen. De minister is daar in zijn beantwoording niet aan toegekomen, maar misschien kan de staatssecretaris dat mede namens hem doen. Het heeft ook alles te maken met fiscale vergroening. Hoe staat het met de beprijzing als het gaat om CO2-uitstoot? Dit niet alleen in relatie tot het wetsvoorstel, maar ook in het algemeen. Beprijzen wij wel op de goede manier? Ik heb in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd — dat staat overigens ook in de motie van collega Van der Plas — voor de scheve verhouding hoe we de grootverbruikers belasten versus hoe we kleinverbruikers belasten. Dan zie je dat die verhouding helemaal scheef is en kleinverbruikers naar verhouding veel meer betalen voor hun energie dan grootverbruikers, de grote vervuilers. Dat is het omgekeerde van klimaatrechtvaardigheid. […]

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Van Apeldoorn was nog teruggekomen op wat er in de eerste termijn was gezegd over fiscale vergroening. Je kunt het fiscale instrument inzetten, je kunt subsidie inzetten en je kunt aan normering doen. In het coalitieakkoord dat ambitieus is op het terrein van klimaatbeleid worden alle nationale instrumenten genoemd, en overigens ook op het niveau van de EU, zoals de plannen voor Fit for 55. Er is dus echt een bredere beleidsmix. Ik zou het voorstel willen doen dat de minister voor kernenergie … Sorry, voor kernenergie; dat is een mooie verspreking! Dat is een samentrekking. Ik bedoel de minister voor klimaat en energie. De minister zal erop terugkomen als hij de hem toegekende nota met de Kamer gaat delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief gender budgeting en brief over mogelijke verbreding van de studie van het CPB over de baten van Europa voor Nederland (36.200) (T03519)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe dat een brief over gender budgeting naar de Kamer zal worden gestuurd. De minister van Financiën zegt de Kamer ook toe dat het ministerie van Financiën in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken schriftelijk terugkomt op het verzoek om een verbreding van de studie van het CPB over de baten van Europa voor Nederland, waarbij naar meer zal worden gekeken dan naar de handel.


Kerngegevens

Nummer T03519
Status openstaand
Datum toezegging 22 november 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingsstappen
Brede welvaart
gender budgeting
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 3 - blz. 30-31

De heer Backer (D66):

(…)

“Kortom, voorzitter. Ik wil naar een ander onderwerp toe dat ongetwijfeld ook reacties bij sommigen zal oproepen, namelijk dat het tijd is om het patriarchaat verder uit de rijksbegroting te laten verdwijnen. Wat bedoel ik daarmee? Hoeveel meer welzijn, productiviteit en dynamiek zou er in de samenleving vrijgemaakt kunnen worden, als er meer aan gendergelijkheid wordt gedaan? Hierbij denk ik aan het beter zichtbaar maken van welke effecten de loonkloof tussen mannen en vrouwen, de problematische regelingen over kinderopvang waar we het net al even over hadden, de onevenwichtige verdeling in bestuurlijke posities en de fiscale belemmeringen voor gezinnen en eenverdieners hebben op onze nationale rekening. Over de loonkloof citeer ik de brief van de minister van Sociale Zaken van 14 november van dit jaar aan de Tweede Kamer: "Het is vandaag 14 november, Equal Pay Day, de dag in het jaar vanaf wanneer vrouwen symbolisch gezien voor niets werken. Dit komt doordat vrouwen gemiddeld 13% minder verdienen dan mannen. Op deze dag vraag ik aandacht voor het belang van een gelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt." Dat vroeg ze op 14 november, maar dat gaat natuurlijk door, ook vandaag.

De bewindslieden kennen natuurlijk het lot van een emancipatieproces. Dat gaat langzaam. Dat is een lang vol te houden strijd. Hierin kan gender budgeting — een nieuw woord, niet voor velen in de wereld, maar voor ons; hier wordt het weinig gebruikt — behulpzaam zijn. Deze aanpak wordt al aangegeven in de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN. Ook het Tsjechisch voorzitterschap van de EU heeft het geagendeerd en het wordt ook door de Raad van Europa aangemoedigd. Ik vat even samen wat de Raad van Europa daarover zegt: een genderbeoordeling van begrotingen uitvoeren, op alle niveaus van het begrotingsproces, een genderperspectief integreren en de inkomsten en uitgaven herstructureren om gendergelijkheid te bevorderen. Het lijkt een enorm lange weg en dat zal het ook wel zijn, maar het is wel de weg om te gaan. Ik hoor graag van de minister van Financiën, die zich ongetwijfeld gesteund weet door haar collega op Onderwijs voor Emancipatie, hoe deze manier van budgettering in de rijksbegroting kan worden versterkt en hoe daar verslag van kan worden gedaan in de Miljoenennota. Kan zij een onderzoek toezeggen zodat Nederland kan leren van landen als Canada, waar gender budgeting onder de verantwoordelijkheid valt van haar collega Chrystia Freeland?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9 item 9 – blz. 32.

De heer Backer (D66):

(…)

“Op verzoek van deze Kamer is een studie verricht naar de baten van Europa voor Nederland. Die is vooral geconcentreerd geweest op de handelsvoordelen. Maar de motie die in deze Kamer is aangenomen, is breder en ging erom om te kijken naar de brede welvaartseffecten. Mijn verzoek aan het kabinet is dat dat stukje ook nog wordt gedaan. Er is inmiddels ook een studie van de Algemene Rekenkamer naar de regionale fondsen en de positieve effecten daarvan. Ik overweeg een motie op dit punt, maar ik ga ervan uit dat die eigenlijk niet nodig is. Ik ga ervan uit dat de minister het zo kan leiden dat de competente instellingen dat zullen doen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9 item 10 - blz. 23.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Backer vroeg mij naar een studie die was verricht op verzoek van de Kamer naar de baten van Europa voor Nederland. Die was vooral geconcentreerd op handel. Ik begrijp uit uw interventie dat de studie van het CPB te beperkend was. Ik wil u toezeggen dat wij zullen proberen om samen met Buitenlandse Zaken te kijken of wij met een verbreding kunnen komen. U moet mij even de tijd geven om te specificeren hoe we dat zullen gaan doen, maar we kunnen wellicht separaat schriftelijk terugkomen op welke vorm dat zal krijgen. Ik begrijp de intentie van uw vraag. Het is inderdaad te beperkend om alleen naar handel te kijken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 37-38

Minister Kaag:

(…)

“De heer Backer vroeg mij hoe de bredewelvaartsindicatoren van de planbureaus een logische plaats kunnen krijgen in de rijksbegroting. Waarom duurt het zo lang? Het duurt zo lang, omdat het best wel ingewikkeld is. Het is ook de eerste keer dat we die stap hebben kunnen zetten. Ik ben ook zeker van plan om dit verder uit te rollen, zoals het heet. We hebben voor het eerst nu in de Miljoenennota echt ruimte gegeven aan de prioriteiten op het terrein van brede welvaart. Is het genoeg? Nee. Willen we veel meer stappen zetten? Ja. Maar we zijn natuurlijk wel afhankelijk van de uitwerking van de vakdepartementen op hun departementale begroting. We willen echt de gedachte van brede welvaart, zoals die verwoord is in doelen en gemeten wordt met indicatoren, meenemen in de begrotingscyclus. De planbureaus ontwikkelen nog methoden om vooruit te kijken op brede welvaart. Het CBS kijkt natuurlijk terug op de gegeven data.

Er staat hier in mijn aantekeningen dat nergens ter wereld een dergelijke methodiek bestaat. Ik vind "nergens ter wereld" zeggen een beetje eng, want het zal vast wel bestaan. Veel landen die hun begroting plannen op basis van de SDG's doen dat in feite al. Bij de geavanceerde economieën, zoals dat heet, is het meer uitzonderlijk dan in een gemiddeld ontwikkelingsland. Ik denk dat wij nog wel wat stappen kunnen zetten. Het gaat over een langetermijnperspectief. Ik ben zeer betrokken om dit vorm te gaan geven en spreek daar graag over, overigens met brede steun van de Tweede Kamer. De aanpak gender budgeting wil ik meenemen onder de noemer brede welvaart. We hebben al gesprekken gevoerd, ook met vrouwenorganisaties in dit geval, om daaraan vorm te kunnen gaan geven. Het hoort mijns inziens onder een aantal van die indicatoren van brede welvaart.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 65

De heer Backer (D66):

(…)

“Voorzitter. Een ander onderwerp dat de minister heeft meegenomen in de brede welvaart, was het punt van gender budgeting. De vraag was eigenlijk of de minister dit ziet als een belangrijke methode om de begroting gendersensitiever te maken. Daarbij kunnen we van Canada leren. Wellicht kunt u dat schriftelijk beantwoorden, zodat we daar niet vanavond nog uitgebreid over hoeven te debatteren, maar als u op dat punt zou ingaan, dan zou ik dat zeer waarderen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 72

Minister Kaag:

(…)

“Gender budgeting, de vraag van de heer Backer. U krijgt een brief hierover. Hierin staat hoe wij bij de vervolgrapportage aangeven hoe het kabinet voortgang maakt met de invulling van brede welvaart in de begrotingsstappen. Daarin zullen wij gender budgeting in het bijzonder meenemen, want daar valt het onder.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie giftenaftrek als fiscale regeling (36.202) (T03621)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Raven (OSF), toe dat er een evaluatie over de giftenaftrek komt omdat het een fiscale regeling is.


Kerngegevens

Nummer T03621
Status openstaand
Datum toezegging 13 december 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden A.C.M. Raven (OSF)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen belastingen
periodieke giftenaftrek
schenkingen
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 – blz. 20

De heer Raven (OSF):

“Even over de structurele schenkingen. U gaf aan dat die aftrekbaar worden tot maximaal €250.000. Dat zou betekenen dat over het bovenste gedeelte van het salaris geen 49% belasting wordt geheven. Bij eenjarige schenkingen is het maximum 10% van het salaris. Dus als je uitgaat van €100.000, is het €10.000. Dat is voor de particulier in dat jaar maximaal €5.000 aan belastingaftrek. Bij een structurele schenking gaat het over €125.000. Waarom zit daar een verschil in? Waarom zijn hierbij niet gelijke toetsingsinkomens gehanteerd?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Dat is een keuze die ooit eerder door de wetgever is gemaakt, de eenmalige giften versus de periodieke giften. Het voordeel van een periodieke gift is natuurlijk ontegenzeggelijk dat je als ontvangende partij een vaste inkomstenstroom hebt. Dat je daar iets in differentieert, begrijpen we dus. Dat willen we ook niet onmogelijk maken, maar we willen het wel beperken, om de redenen die ik eerder heb aangegeven.”

De heer Raven (OSF):

“Het is natuurlijk zo dat de Staat die schenking eigenlijk voor de helft betaalt. €250.000 kun je aftrekken van je inkomsten. Daar hoef je dan geen belasting over te betalen. In dat geval schenkt de Staat dus zo'n €125.000 aan een anbi. We moeten het niet omdraaien: je kunt het aftrekken van de belasting en dus betaal je dat niet. Bij een eenmalige schenking kun je in het geval van €100.000 inkomsten maar maximaal ongeveer €5.000 aftrekken. U geeft aan dat dat in het verleden ooit een keer zo is besloten, maar vandaag stellen wij dit vast. Waarom? Waarom is er dat verschil?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 – blz. 20-21

Staatssecretaris Van Rij:

“Ik geloof dat er in totaal meer dan 300 miljoen gemoeid is, 330 of 350 miljoen, met de giftenaftrek. Een groot deel daarvan betreft die eenmalige giften. Dat willen wij niet verder beperken. Er komt overigens wel een evaluatie van de giftenaftrek, omdat het ook een fiscale regeling is. Ik weet even niet uit mijn hoofd wanneer die zal plaatsvinden, 2023 of 2024. Aan de hand van die evaluatie gaan we natuurlijk weer kijken of er wel of geen verbetermogelijkheden zijn. Werken bepaalde dingen wel of niet? Maar dat doen we niet op dit moment. We concentreren ons nu echt op die periodieke giftenaftrek, omdat dat een van de tien belastingconstructies is waar de Belastingdienst tegen aanloopt en die in het ibo-rapport zijn opgenomen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 – blz. 21

De heer Raven (OSF):

“Het probleem is dat we dat niet inzichtelijk krijgen, want mensen gaan niet meer schenken dan die 10%, omdat je alles wat daarboven zit, niet kunt aftrekken. Daar heb je dus geen inzicht in. U geeft aan dat er onderzoeken komen. Misschien staat u er dan voor open om dat in het begrotingsjaar 2024 heel nadrukkelijk mee te nemen in de vaststelling van de bedragen, omdat er zulke enorme verschillen in zitten. Particulieren die eenmalig schenken, worden geconfronteerd met een heel laag toetsingsinkomen, terwijl de rijke mensen maximaal €250.000 mogen aftrekken. Dat is toch krom?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ik heb gezegd dat de evaluatie eraan komt. Voor de tweede termijn zal ik even kijken of die in '23-'24 is. Ik heb ook de procedure genoemd. Die evaluatie wordt altijd door een externe partij gedaan. Dan komt er een kabinetsappreciatie en dan gaan we er met de beide Kamers over spreken. Ik ga dus nu niet toezeggen dat ik al iets ga veranderen, vooruitlopend op die evaluatie. Dat is de volgorde.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 4 – blz. 46

Staatssecretaris Van Rij:

“De heer Raven heeft nog iets gezegd over de giftenaftrek. Ik heb eigenlijk niets meer toe te voegen aan wat ik daar in eerste termijn over heb gezegd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief met twee voorbeelden van controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid fondsen (31.865) (T03685)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat zij schriftelijk in zal gaan op twee voorbeelden, waaruit de controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid met betrekking tot fondsen blijkt.


Kerngegevens

Nummer T03685
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen controles
financiën
fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 6-7.

De heer Van Apeldoorn:

(…)

“Zowel het Groeifonds als het Klimaatfonds heten gericht te zijn op de klimaattransitie, terwijl het bij het stikstoffonds ook deels om overlappende duurzaamheidsdoelen gaat. We hebben ook nog het warmtefonds en het Mobiliteitsfonds. Ook het al langer bestaande Invest-NL is mede op duurzaamheid gericht. Ziet u door de bomen het bos nog? Welk fonds gaat geld uitgeven aan wat en waarom?

Partijen die geld uit het fonds willen krijgen, kunnen dus ook kiezen tussen fondsen. Leidt dit niet tot het risico van fondsshoppen en ziet de minister daar ook een risico in? Het vergroot in ieder geval niet het overzicht. Daaraan gerelateerd is er ook het risico van een gebrekkig toezicht op de uitgaven. Bij het Klimaatfonds lopen de uitgaven via de ministeries, die geld uit het fonds kunnen krijgen en dat dan vervolgens als investering, als subsidie, naar bepaalde commerciële en maatschappelijke partijen kunnen laten gaan. Maar dit leidt dus tot een situatie waarin — ik citeer hier een memo over de begrotingsfondsen van accountantskantoor PwC — "ministerie X een aanvraag doet bij ministerie Y en het geld vervolgens uitgeeft aan een investering in project B, dat weer onderdeel vormt van het grotere project C van consortium Z. Wie houdt dan zicht op de geldstromen, op de doelmatige en doeltreffende besteding?" Dat is inderdaad een goede vraag van PwC. Graag een helder antwoord van de minister.

Hoe zit het met het stikstoffonds? Klopt het dat de uitvoering daarvan deels bij de provincies ligt, zo vraag ik de minister. Welnu, dat wordt na de verkiezingen van 15 maart misschien sowieso een moeilijk verhaal, maar daar zullen we het misschien een andere keer nog over hebben. Maar wat als het misgaat bij de uitvoering? Wie is er dan verantwoordelijk en wie is in staat op welke manier in te grijpen? Zijn dat de provincies of is dat de minister voor Stikstof of de minister van Financiën? In het algemeen, in termen van de governance van de begrotingsfondsen, is het voor de SP-fractie van het grootste belang om helderheid te krijgen over wie in de uitvoering precies waarvoor verantwoordelijk is en erop toeziet dat het geld op basis van heldere criteria wordt uitgegeven aan het doel waarvoor het fonds is opgericht. En dat op een doelmatige wijze, dus zonder verspilling van belastinggeld. Dus: is het effectief, maar ook efficiënt? Wie monitort dat dan? Hoe en wanneer wordt dat dan geëvalueerd? En vooral: kan er dan ook tijdig bijgestuurd worden? Ik heb het hier dus over datgene waartoe de verantwoordelijke minister verplicht is op basis van artikel 4.1 van de Compatibiliteitswet: het toezicht houden op het uitvoeren van het beleid en het periodiek onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Graag een reactie van de minister.

Als het gaat om doelmatigheid, ligt er nu bijvoorbeeld een behoorlijk kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over het warmtefonds. De Rekenkamer stelt dat een deel van het belastinggeld is gegaan naar mensen met relatief hoge inkomens, die ook prima via de markt hun huis hadden kunnen en willen verduurzamen, terwijl mensen die het wel nodig hebben, in tochtige en slecht geïsoleerde huizen blijven wonen. Dit is helaas een vorm van klimaatonrechtvaardigheid die maar al te kenmerkend is voor het klimaatbeleid van dit kabinet. Hoe gaat de regering deze lessen leren als het gaat om de fondsen waarvoor nu een instellingswet is ingediend?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 7.

De heer Van Apeldoorn (SP):

“De minister gaat in een redelijk rap tempo door haar antwoorden heen. Ik heb geprobeerd aandachtig te luisteren, maar ik heb toch nog niet echt het antwoord gehoord op mijn eerdere vraag. De minister erkent dat het uitgeven via fondsen in het algemeen nadelen kent. Een van die nadelen is dat geld op zoek gaat naar een doel. Mijn vraag was: hoe ga je dat nu voorkomen? De minister zegt dat het belangrijk is dat we dat voorkomen. Maar nogmaals, mijn vraag is: hoe? Het hangt ook samen met hetgeen waarop de minister net is ingegaan en waarover ook veel vragen door de Kamer gesteld zijn, namelijk: hoe zit het met het toezicht houden op de doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven, zoals omschreven in artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet? Nu zegt de minister "dat is allemaal geborgd en daar zijn die instellingswetten voor". Maar volgens mij is een van de problemen met die begrotingsfondsen dat het gaat om geld dat overgeheveld wordt van het ene ministerie naar een ander ministerie, waarop de uitvoering weer aan derden overgelaten wordt. Dat kunnen provincies zijn, dus andere, lagere overheden, maar het kunnen ook bedrijven of andere organisaties zijn. En dat maakt het wel complex. Daarom ook in algemene zin de vraag: hoe wordt er in de praktijk voor gezorgd dat men niet het risico loopt dat uiteindelijk belastinggeld wordt verkwist?”

Minister Kaag:

“We gaan van een heel algemene vraag naar een soort van tunnelvoorstel. Ik begrijp het, maar ik kom daar graag schriftelijk op terug aan de hand van twee voorbeelden. Dan kan ik laten zien hoe in elke stap de controle en de toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geborgd. Dat gaat ons ook helpen om na te gaan of er nog een lacune is. Ik kan hier niet op basis van één fonds uitleggen in welke fase van de keten het wellicht minder is. Dat kan ik misschien in tweede termijn proberen, maar het is eigenlijk bijna onmogelijk. “


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verzoek aan Studiegroep Begrotingsruimte om onderzoek naar fondsen (31.865) (T03690)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Ballekom (VVD), Kennedy-Doornbos (ChristenUnie) en Prast (PvdD), toe dat zij de Studiegroep Begrotingsruimte gaat verzoeken om nut, noodzaak en werking van fondsen in kaart te brengen. Zij zal in het verzoek meenemen om te laten kijken naar een juridisch toetsingskader voor revolverende fondsen evenals nut en noodzaak van het beleidskompas in relatie tot de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03690
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen fondsen
revolverende fondsen
Studiegroep Begrotingsruimte
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 11.

Mevrouw Prast (PvdD):

(…)

“Wij hebben het vandaag over het woud aan fondsen, hun besteding van belastinggeld, hun governance en de verantwoording aan de samenleving. Het gaat om revolverende fondsen als Invest-NL en begrotingsfondsen zoals het Nationaal Groeifonds. De Algemene Rekenkamer — het is hier al genoemd — publiceerde in 2019 al kritisch over de revolverende fondsen en kwam in december jongstleden met de aanbeveling om een specifiek toetsingskader voor deze fondsen op te stellen, omdat bestaande kaders onvoldoende zekerheid bieden voor een verantwoorde inzet van belastinggeld. In mijn perceptie zegt dit advies van de Rekenkamer eigenlijk dat er onzorgvuldig en verspillend met belastinggeld wordt omgegaan. De ministers legden in 2019 het advies van de Algemene Rekenkamer naast zich neer. Kunnen zij toezeggen dat zij ditmaal het advies wel opvolgen? Naar aanleiding van het regeerakkoord en de daarin aangekondigde begrotingsfondsen schreef de Rekenkamer: het beleid en de daarbij behorende publieke middelen dienen navolgbaar en toetsbaar te zijn. Dat is eigenlijk zo vanzelfsprekend dat het feit dat de Algemene Rekenkamer het nodig vond dit te expliciteren boekdelen spreekt. Het is op te vatten als een waarschuwing. Neemt de minister die waarschuwing serieus of legt zij die naast zich neer? Graag een reactie. Bij zowel begrotings- als revolverende fondsen gaat het om publiek geld. Het mag niet zo zijn dat het kabinet het succes afmeet aan de hoeveelheid die erin is gestopt. Het gaat om de output, in termen van het bereiken van doelen onder respectering van de randvoorwaarden. Zijn de ministers dat met mijn fractie eens? Graag een reactie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 13.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Voorzitter. Tijdens de laatst gehouden Algemene Financiële Beschouwingen heeft mijn fractie ter voorbereiding op het debat schriftelijke vragen gesteld over het fondsenbeleid van de regering en andere financieringsinitiatieven ter verwezenlijking van beleidsdoelstellingen. Eerlijkheidshalve ontbrak het ons aan inzicht en overzicht. De summiere beantwoording op de gestelde vragen bracht daarin geen verandering. Gezien de omvang en complexiteit van het onderwerp heb ik destijds voorgesteld om hieraan een debat te wijden. Ik ben mijn collega's erkentelijk dat ze hiermee hebben ingestemd.

(…)

De VVD-fractie ondersteunt de opvatting van de Kamer, vandaar ook dit debat met, wat ons betreft, een drietal bedoelingen. Ten eerste, om inzicht te krijgen in het totale aantal fondsen en de financieringsvormen buiten de begroting om. Voorts om inzicht te krijgen in de onderlinge samenhang tussen de fondsen. Ik kom daar later op terug met wat voorbeelden. En ten derde, om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstellingen worden gerealiseerd. Wat betreft aandachtspunt één blijkt uit onderzoek, gehouden in 2019, dat er in tien jaar tijd ten minste 21 revolverende fondsen bij zijn gekomen, waardoor het totaal komt op ongeveer 30. Is dat aantal nog steeds correct? Is het niet aangewezen om, gezien het aantal fondsen, een jaarlijks totaaloverzicht te verstrekken van alle bestaande fondsen, al dan niet via een bijlage in de Miljoenennota? Mijn fractie zou het verwelkomen ook de niet-revolverende fondsen daarbij te betrekken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 16.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“De besteding van teruggekomen gelden in een revolverend fonds loopt niet via de normale begrotingsprocedure, en onderbesteding kan dus onderbelicht blijven. Ook kunnen fondsen worden opgericht die andere fondsen financieren, zonder dat er een voorhangprocedure hoeft te worden toegepast. Sommige fondsen worden gevoed door publiek kapitaal van de rijksoverheid en decentrale overheden, maar bij een staatsdeelname van minder dan 51% mag de Algemene Rekenkamer geen onderzoek doen. Kan de minister toezeggen dat elk fonds in elk geval op één overheidsniveau door de daarbij behorende rekenkamer aan een onderzoek kan worden onderworpen, waarbij ook onderzoek mag worden gedaan bij de eindgebruikers, net als bij de Europese Rekenkamer?

Sommige decentrale overheden kiezen ervoor om aan fondsen publiekrechtelijke normen op te leggen, zoals de Wet normering topinkomens of de Wet open overheid. Is de minister bereid om revolverende fondsen die deels met publiek geld worden gefinancierd te kwalificeren als bestuursorgaan of hun publiekrechtelijke normen op te leggen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 2.

Minister Kaag:

(…)

“Wat is dan de conclusie van deze wat langere introductie? Ik deel uw mening, of tenminste de mening van een groot deel van deze Kamer, dat we terughoudend moeten zijn met het instellen van nieuwe fondsen. Integrale weging van publiek geld blijft cruciaal. Maar in sommige situaties is er wel sprake van toegevoegde waarde. Die randvoorwaarden heb ik eerder toegelicht. Het budgetrecht dient in alle gevallen gerespecteerd te worden. Ook dient uw Kamer bij alle fondsen formeel betrokken te zijn en te blijven. Qua transparantie begrijp ik uw verzoek tot het bieden van meer inzicht en overzicht. Ik zal zien wat ik samen met mijn collega's kan doen. Ik kan u een toezegging doen dat het kabinet u een overzicht van fondsen zal verstrekken, zo mogelijk bij de Miljoenennota en uiterlijk bij de verantwoording over het jaar 2023. Het vraagt nogal wat tijd. Ik hoop uw coulance daarin, maar dit is wel een sprong vooruit. U krijgt overzicht en daardoor inzicht.

Natuurlijk is er ook de optie om daar zelf vervolg aan te geven. Daarbij blijft het wel van belang te onderkennen dat indien middelen, of het nu subsidies of fondsmiddelen zijn, de rijksoverheid verlaten wij geen financiële verantwoording meer afleggen. Vakministers dienen wel te evalueren of de ingezette instrumenten bijdragen aan het beleidsdoel. De samenhang van de fondsen wordt geborgd door met elkaar het gesprek te voeren over de doelstellingen van het fonds. Mocht blijken dat doelstellingen elkaar te veel overlappen, dan moet het gesprek natuurlijk gevoerd worden. Ik ga ook de Studiegroep Begrotingsruimte verzoeken om nut, noodzaak en werking van fondsen in kaart te brengen, om dat ook richting de toekomst nog beter te wegen.

Ik heb een groot aantal fondsen niet genoemd, maar ik kan u zeggen dat die niet voortkomen uit het kabinet-Rutte IV en ook niet uit Rutte III, geloof ik. Op Rutte I en II heb ik geen zicht. Toen was ik zelf ook niet in Nederland. Maar sommige fondsen bestaan al vele decennia. Daar heeft de Staten- Generaal destijds natuurlijk ook zijn goedkeuring aan verleend. Dit ter introductie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 8-9.

Mevrouw Prast (PvdD):

Dank aan de minister voor de toezegging. Ik hoorde haar ook zeggen dat de minister van JenV deze week met iets bezig is. Ik heb even niet begrepen of dat ook betrekking heeft op de toetsingscriteria, waar de Algemene Rekenkamer om heeft gevraagd en waar ik het over had in mijn inbreng, en mevrouw Kennedy ook.

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 9.

Minister Kaag:

Ja, ik moet het zelf ook even opzoeken. Het ging om een beleidskompas waarin de criteria inderdaad inzichtelijk worden gemaakt. Maar ik moet zelf ook nog even beter naar de details kijken, want ik las dit staande het debat. Ik zal het in tweede termijn doen.

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 30.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Minister Kaag wil geen rijksbrede kaders voor revolverende fondsen. Het juridisch toetsingskader — een aanbeveling die de Rekenkamer in verschillende rapporten deed — wordt dus opnieuw afgewezen. Vallen alle huidige en toekomstige revolverende fondsen onder de instellingwet die nu behandeld wordt in de Tweede Kamer? Zo niet, waarom zou het dan geen goed idee zijn om toch een toetsingskader op te stellen dat gebruikt kan worden voor alle revolverende fondsen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 30.

Minister Kaag:

“Dank, meneer de voorzitter. Dank voor de vragen. Ik wilde nog even kort een paar van de resterende vragen beantwoorden. Mevrouw Kennedy-Doornbos vroeg naar het toetsingskader voor revolverende fondsen. Ik herken het inhoudelijke probleem, maar de inschatting is — want deze discussie met de Algemene Rekenkamer speelt nu, geloof ik, al tien jaar — dat een juridisch toetsingskader niet op voorhand de oplossing is. Maar ik wil het wel meenemen in het verzoek richting de Studiegroep Begrotingsruimte. Zoals u weet, is Financiën ook geen fan van revolverende fondsen, om een aantal van de zorgen die u zelf ook heeft onderstreept. We willen dit soort fondsen eigenlijk voorkomen. Hoe meer we het gaan codificeren, hoe meer vraag er naar de fondsen is. We willen de markt niet aanwakkeren, zeg ik er even wat informeler bij.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 31.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy en mevrouw Prast vroegen mij terug te komen op het Beleidskompas en op de vraag in hoeverre dat voorziet in de aanbevelingen die de Rekenkamer doet over revolverende fondsen. Het is niet een-op-een; dat wil ik nog even herbevestigen. Het Beleidskompas is een hulpmiddel voor departementen om de juiste keuzes te maken, ook gelet op de vormgeving van beleidsinstrumenten. Het Beleidskompas kijkt dus veel breder dan alleen naar financiële instrumenten en kijkt ook naar normering en beprijzing. Als de afweging leidt tot een financieel instrument, dan kan een revolverend fonds een optie zijn. Ik heb u net al gezegd dat Financiën daar niet echt een voorstander van is, maar de instrumentkeuze is de verantwoordelijkheid van de vakminister. Dan komen we dus weer terug op het budgetrecht van de Kamer. Ik snap ook de wens om meer duidelijkheid te hebben over het nut en de noodzaak van dit instrument, dus ik voeg dat toe aan de vraag die we zullen voorleggen aan de Studiegroep Begrotingsruimte. Overigens kan ik het de Studiegroep Begrotingsruimte niet opdragen, want die handelt in gehele vrijheid. Dat moet ik voor de duidelijkheid nog even zeggen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (31.865) (T03691)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat haar ambtenaren een scenario zullen maken met betrekking tot de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03691
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fondsen
inflatie
rentelasten
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3 - blz. 10.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Voorzitter. Het gaat wel ergens over. Er wordt weleens beweerd dat er inmiddels meer dan 100 miljard in allerlei fondsen zou zitten. Ik heb het niet opgeteld, maar het zou zomaar kunnen dat het ongeveer klopt. Het is van belang om precies te weten welke invloed de gestegen inflatie en rente hebben op de actuele en beoogde investeringen in de diverse fondsen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 14.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Schalk informeerde naar de omvang van de fondsenrelatie tot rente en inflatie. De middelen zelf zijn nog toereikend, maar ze worden natuurlijk wel geïndexeerd, net als andere posten op de begroting, voor ontwikkelingen in lonen en prijzen. De financiering van de fondsen — dat is uw zorg, denk ik — verloopt via de staatsschuld. De rente op de staatsschuld is toegenomen. Dit zet ook druk op het uitgavenplafond. Het is een van de onderwerpen waarover ik in onderhandeling ben met mijn collega-ministers met betrekking tot de Voorjaarsnota, omdat er een grote dekkingsopgave ligt voor het kabinet, juist ook vanuit prudent beheer van de overheidsfinanciën. De rentelasten zelf komen niet terecht in de fondsen, maar ze zullen wel gedekt moeten worden.”

De heer Schalk (SGP):

“Betekent dit dat het boven op de fondsen komt? Het antwoord ging nogal snel.”

Minister Kaag:

“Nee, het komt niet in de fondsen. Maar de financiering die we extra betalen omdat de rente is verhoogd, de rentelasten zelf, zullen we moeten dekken. Dat heeft te maken met de uitgavenplafonds.”

De heer Schalk (SGP):

“Dus dat betekent dat de fondsen in stand blijven en de rente ergens anders vandaan moet komen.”

Minister Kaag:

“De rente valt onder het uitgavenkader en moet gedekt worden. Die loopt de komende jaren zeer op, zoals u weet. De "rentelasten", moet ik zeggen.”

De heer Schalk (SGP):

“Oké, dat is dan de rente. Maar de inflatie heeft natuurlijk ook invloed gehad. Die was gemiddeld ongeveer 10% het afgelopen jaar.”

Minister Kaag:

“De fondsen worden geïndexeerd, net als andere posten op de begroting, voor ontwikkeling in loon en prijzen, zoals ik net zei.”

De heer Schalk (SGP):

“Dus dat betekent dat een fonds van 25 miljard kan oplopen naar 27 of 27,5 miljard?”

Minister Kaag:

“Ah, op die manier. Het wordt natuurlijk gecompenseerd, maar ik schat nu niet in dat we van 25 naar 27 miljard gaan. Wat ik kan doen, is het volgende. Ik zal de ambtenaren vragen een scenario voor u te maken. Dat lijkt me wel goed.”

De heer Schalk (SGP):

“Dank voor die toezegging.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband (35.714) (T03763)

De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een eerdere toezegging aan de leden Bakker-Klein (CDA) en Van der Goot (OPNL), toe de Kamer te informeren bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers.


Kerngegevens

Nummer T03763
Status deels voldaan
Datum toezegging 11 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden dr. mr. J. Bakker-Klein (CDA)
drs. A.Sj. van der Goot (OPNL)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Brief
Categorie brief/nota
Onderwerpen fiscale ontwikkelingen
grenswerkers
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Weyenberg en Maatoug Wet werken waar je wilt (35.714)


Opmerking

Zie ook T03723 en dossier 35714.

Uit de stukken

Kamerstukken I 2023-2024, 35714, I, p.4

“Het kabinet hecht belang aan het fiscaal toegankelijk maken van hybride werken voor iedereen, ook voor grenswerkers. Met de buurlanden België en Duitsland wordt hierover bilateraal en ook in EUverband gesproken. Met België is een verduidelijkende overeenkomst gesloten over het al dan niet ontstaan van een vaste inrichting van de werkgever in de woonstaat van de werknemer als gevolg van hybride werken over de grens. Daarnaast wordt onderhandeld over het opnemen van een drempelregeling in bilateraal verband met zowel België als Duitsland. Ook in EU- en OESO-verband blijft de grenswerkersproblematiek en de daaraan gerelateerde oplossingsrichtingen op de agenda staan. Dat traject zal echter nu op korte termijn niet tot nieuwe afspraken leiden. Ik zal uw Kamer informeren wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn in bilateraal en/of multilateraal verband.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren onderhandelingen Aruba (36.410) (T03764)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (GroenLinks-PvdA), toe de Kamer te informeren na de onderhandelingen met Aruba.


Kerngegevens

Nummer T03764
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 mei 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Aruba
onderhandelingen
rijkswetten
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 1.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

“Het is een vrij gedetailleerd onderwerp aan het worden voor de Financiële Beschouwingen. Ik snap in ieder geval dat als zij een hogere rente moeten betalen, dat ten koste gaat van hun begroting. Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. Daarom begrijp ik dat het wel degelijk mogelijk is om andere zekerheden te leggen onder die lening, waardoor ze gewoon 3% of 3,6% rente kunnen krijgen. Dat is natuurlijk een groot verschil voor zo'n klein land waar het om miljoenen gaat. Ik begrijp dat het met de andere eilanden ook is geregeld. Ik doe dus een dringend beroep op u: waarom moet dit nou zo strak? Want ik ondersteun ten volle dat er een onderpand, zekerheid onder moet zitten.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Het is primair de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die de onderhandelingen doet namens het kabinet. Uiteraard wordt dat ook afgestemd met het ministerie van Financiën. Ook is het voor wat betreft het Cft, het College financieel toezicht, in dit geval voor Aruba, als volgt. Juist Curaçao en Sint-Maarten hebben dat toezicht, vastgelegd in de rijkswet, wél aanvaard. Ook is het zo dat in de afspraken die dan gemaakt worden, er natuurlijk ook naar de begroting, de meerjarenbegroting, naar de inkomsten- en naar de uitgavenkant gekeken wordt. De collega van BZK is daarover in gesprek met Aruba. Dat is ook in de laatste Rijksministerraad aan de orde geweest. Zij blijft daarbij binnen het mandaat. Ik heb goede hoop dat de collega binnen het mandaat samen met Aruba tot afspraken kan komen. Ik stel voor dat we daarna ook weer rapporteren aan de Eerste Kamer over wat die onderhandelingen hebben opgeleverd. Het lijkt me niet verstandig om hier nu op dit moment in de details van dat onderhandelingsproces te gaan treden.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Informeren Stabiliteits- en Groeipact (36.410) (T03765)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe de Kamer te informeren over de hervorming van de Stabiliteits- en Groeipact.


Kerngegevens

Nummer T03765
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen SGP
Stabiliteits- en groeipact
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 13.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Ik heb nog maar één vraag gesteld. Ik dacht dat er meestal drie gesteld mogen worden, maar daar zal ik geen gebruik van maken. Wat is de reactie van de minister op het gegeven dat Nederland niet voldoet aan de voorwaarden die zijn neergelegd in het Stabiliteits- en Groeipact?”

Minister Kaag:

“Wat zegt u?”

De heer Van Ballekom (VVD):

“Wat is de reactie van de minister op het feit dat Nederland niet voldoet aan de voorwaarden die zijn neergelegd in het Stabiliteits- en Groeipact?”

Minister Kaag:

“Ik denk dat je dit ook even in de context moet zien. Dit jaar is de ontsnappingsclausule natuurlijk nog gewoon van kracht. Het kabinet had zelf een begroting neergelegd die er in grote mate nog wel aan voldeed, in ieder geval als je kijkt naar de -2,9% en het onder de 60% blijven zitten. Het gaat niet om alle elementen van het Stabiliteits- en Groeipact, maar er is een reden dat we het Stabiliteits- en Groeipact juist radicaal aan het hervormen zijn. Dat is omdat het niet perfect is en omdat de meeste landen zich er sowieso al sinds jaar en dag niet aan houden. De heer Van Ballekom is natuurlijk de apostel van het bestaande SGP, maar ik ben daar niet zo'n fan van. Ik kan me wel gaan verhouden tot voldoen en niet voldoen. We zijn er deze week mee bezig om hopelijk te komen tot een hervormd SGP, en we zullen uw Kamer daar natuurlijk over informeren.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Informeren uitvoerbaarheid en uitvoeringskosten aangenomen voorstellen (36.410) (T03766)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Griffioen (BBB) en Crone (GroenLinks-PvdA), toe dat de uitvoerbaarheid en de uitvoeringskosten van de aangenomen moties en amendementen nog verder in kaart moeten worden gebracht. De Kamer zal daarover geïnformeerd worden.


Kerngegevens

Nummer T03766
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
drs. A. Griffioen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen amendement-Omtzigt
Europese Monetaire Unie
expats
pechgeneratie
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 4.

De heer Griffioen (BBB):

(…)

“De BBB-fractie wil ook gaarne van de minister weten welke van de door haar ontraden moties toch door haar uitgevoerd worden en hoe zij deze uitvoering gaat financieren.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 12.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Het amendement-Omtzigt verlaagt de rente voor de pechgeneratie door de expatregeling te versoberen. Je leest weleens in de krant dat die zou verdwijnen, maar die gaat van 30% onbelast inkomen naar 20%, in twintig maanden afgebouwd naar 10%. We horen straks wel het oordeel van het kabinet daarover. Uiteraard wordt een amendement gewoon uitgevoerd. Het schijnt niet genoeg te zijn om de rente voor de pechgeneratie te bevriezen, of in ieder geval intertemporeel, want het eerste jaar levert het minder op. Dat kan met een kasschuif worden opgelost. Als het structureel geld is, mag je best met een kasschuif wat geld voor de pechgeneratie naar voren halen. Wanneer denkt het kabinet dat de minister van OCW met varianten voor de besteding van de renteverlaging voor de pechgeneratie komt?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 10.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Griffioen vraagt welke van de ontraden moties toch uitgevoerd gaan worden, hoe die uitvoering wordt gefinancierd en welke aanvullende maatregelen worden overwogen om een verantwoorde dekking te vinden. De heer Crone vraagt naar het amendement-Omtzigt over het verlagen van de rente op de studieleningen. Ik verwijs in eerste instantie naar het geactualiseerde overzicht van de aangenomen moties en amendementen, de budgettaire gevolgen en het indicatieve effect op het EMU-saldo en de EMU-schuld. Ik heb u al gezegd waar we eindigen met het EMU-saldo: all things being equal. De uitvoerbaarheid en de uitvoeringskosten van de aangenomen voorstellen moeten nog verder in kaart gebracht worden. Dat vraagt gewoon om meer tijd en om meer nuance. U zult daar natuurlijk over geïnformeerd worden, zoals betamelijk is.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Kabinet blijft zich inzetten voor de brede welvaart en informeert de Kamer over de uitwerking daarvan (36.410) (T03770)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Aerdts (D66), toe dat beide Kamers op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen wat betreft de uitwerking van brede welvaart in de begrotingscyclus, ook via de budgettaire nota’s. De minister benadrukt dat gender hier ook onder valt. Het kabinet blijft zich inzetten voor brede welvaart en de uitwerking daarvan.


Kerngegevens

Nummer T03770
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden mr. drs. W.J.M. Aerdts (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen beleidskompas
Brede welvaart
budgettaire berekeningen
gender
gender budgeting
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 21.

Mevrouw Aerdts (D66):

(…)

“Voorzitter. Mijn fractie is blij dat in deze begroting uitgebreid wordt gesproken over het begrip "brede welvaart", maar het baart ons nog wel zorgen dat de regering brede welvaart nog steeds niet het uitgangspunt laat zijn voor de keuzes die gemaakt worden bij het opstellen van de begroting. Mijn collega van de BBB refereerde daar ook al aan. Bij het bespreken van het begrip "brede welvaart" in de begroting lijkt het nu vooral te gaan over het hier en nu. Wij missen het elders en later. In de beantwoording van onze vraag over het formuleren van indicatoren voor brede welvaart refereert de minister aan het financieel jaarverslag van het Rijk over 2022, aan de factsheet van het Centraal Planbureau. Zeer interessant en belangrijk, maar wederom voor- namelijk een terugblik. Al sinds 2018 vraagt deze Kamer om brede welvaart te integreren in de Miljoenennota, juist ook om een vooruitblik op later op te nemen. Vorig jaar zegde de minister toe deze Kamer te informeren over de voortgang van het integreren van de brede welvaart in de begroting. Deze informatie hebben wij nog niet ontvangen.

Verder geeft de minister in de beantwoording van mijn vraag aan dat het eigenlijk niet mogelijk is en ook nergens in de wereld gebeurt om de kwantitatieve effecten van de begroting op de brede welvaart te meten. Vorig jaar gaf zij gelukkig zelf tijdens het debat al aan dat "nergens in de wereld" waarschijnlijk te grote woorden zijn en dat het vast wel ergens gebeurt. We spraken toen over voorbeelden uit andere landen als het ging om het plannen van de begroting op basis van de Sustainable Development Goals. Juist omdat wij in Nederland zulke uitstekende planbureaus kennen, ziet mijn fractie hier voor Nederland een voortrekkersrol weggelegd.

(…)

In aansluiting op dit punt over de brede welvaart het volgende. Mijn fractie is teleurgesteld dat de brief die de minister vorig jaar tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen aan mijn voorganger Joris Backer heeft toegezegd over gender budgeting, er nog steeds niet is. Gender budgeting wordt weliswaar één keer in het Financieel Jaarverslag van het Rijk in 2022 genoemd, maar dat is geen invulling van de toezegging van vorig jaar. Daarin werd een brief toegezegd waarin zou worden aangegeven hoe het kabinet voortgang maakt met zowel de invulling van brede welvaart in de begroting in het algemeen, als gender budgeting in het bijzonder. Het woord "gender" komt niet één keer voor in de 125 pagina's van de Miljoenennota, ook niet in het kader van de brede welvaart. Mijn fractie kan dan ook niet anders concluderen dan dat er geen stappen zijn gezet om de begroting gendersensitiever te maken. Graag een reactie van de minister.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 15-16.

Minister Kaag:

(…)

“Gender budgeting. Mevrouw Aerdts vroeg hoe het Beleidskompas gebruikt kan worden bij de Miljoenennota en verzocht om u op de hoogte te houden van ontwikkelingen op brede welvaart. Ik kan u sowieso toezeggen dat het ministerie beide Kamers op de hoogte zal houden van ontwikkelingen wat betreft de uitwerking van brede welvaart in de begrotingscyclus, ook via de budgettaire nota's. Gender valt daar ook onder. Het Beleidskompas zelf is een nieuw instrument. Het helpt bij het vormgeven van nieuw beleid. Gender is een onderdeel van het afwegingskader, maar het is niet zo dat het een-op-een bijdraagt aan de Miljoenennota. Ik denk dat u dat al wist; anders had u de vraag niet gesteld. We gaan erop door. Nogmaals, we blijven ons inzetten voor gender in alle vormen en facetten.

Mevrouw Aerdts had nog een vraag. Zij vroeg dus om een toezegging om ons te blijven inzetten voor brede welvaart en de uitwerking daarvan. Dat kan ik toezeggen.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Uitvoerige reactie rapport EU Tax Observatory (36.410) (T03771)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe met een uitvoerige reactie op het rapport van de EU Tax Observatory, ook wel het rapport-Zucman te komen.


Kerngegevens

Nummer T03771
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen rapport-Zucman
EU Tax Observatory
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 25

De heer Van Apeldoorn (SP):

(…)

“Ik vervolg mijn betoog. Ons belastingstelsel is nog steeds regressief in plaats van progressief. Vermogenden betalen nog steeds veel minder belasting dan werkenden. Volgens een recent onderzoeksrapport van de EU Tax Observatory betalen de rijksten, de 0,1% in Nederland, gemiddeld slechts 20% belasting en de allerrijksten, de miljardairs, nog minder. Hiermee is die laatste groep zelfs beter af dan in de VS. Het moet toch niet gekker worden. Hoe rijker je bent, hoe minder belasting je betaalt! Welkom in neoliberaal Nederland. Herkent de staatssecretaris deze cijfers? En wat vindt hij ervan dat volgens dit grootschalige internationale onderzoek Nederland niet alleen een belastingparadijs voor superrijken is, maar ook nog steeds een draaischijf voor wereldwijde belastingontwijkende geldstromen?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 27.

De heer Van Apeldoorn (SP):

“Mijn vraag, die ik in de eerste termijn heb gesteld, is: herkent de staatssecretaris die cijfers? Ten tweede: wat is zijn reflectie daarop?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Wij komen nog met een uitvoerige reactie op het rapport van de EU Tax Observatory, ook wel het rapport-Zucman, want daar is het nodige op aan te merken.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ik zou die discussie inderdaad graag willen vervolgen als wij met de reactie zijn gekomen. We hebben die aan de Tweede Kamer toegezegd in januari. Dan heb ik het er graag over.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vòòr bespreking Belastingplan terugkomen op tijdpad motie bovengrens voor de marginale druk (36.410) (T03772)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe voor de bespreking van het Belastingplan iets te zeggen over het tijdpad met betrekking tot de uitkomsten van de motie over de bovengrens voor de marginale druk.


Kerngegevens

Nummer T03772
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingplannen
bovengrens
marginale druk
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 5, item 12 - blz. 12.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Fijn dat de staatssecretaris inging op de marginale druk en de bovengrens. Ik heb ook het bericht gekregen dat die motie is aanvaard in de Tweede Kamer. Mijn vraag is of de uitkomst van die motie voor de behandeling van het Belastingplan zou kunnen worden gecommuniceerd aan deze Kamer.”

Handelingen I 2009-2010, nr. 5, item 12 - blz. 20.

Staatssecretaris De Vries:

“Nog één vraag wat mij betreft. Dat is de vraag van de heer Schalk van de SGP over de marginale druk. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de motie over de bovengrens voor de marginale druk? U vroeg dat vóór het Belastingplan. Op dit moment is nog niet bekend hoe die motie exact ingevuld gaat worden. Ik kan u wel toezeggen dat we voor de bespreking van het Belastingplan iets gaan zeggen over het tijdpad. Ik heb in de eerste termijn al aangegeven dat het niet zo eenvoudig zal zijn om te kijken hoe we dit moeten doen, dus de uitkomst van een onderzoek is niet realistisch voor het Belastingplan van de komende maand, maar wel dat we het tijdpad aangeven.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Brief revolverende fondsen (36.410) (T03774)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe schriftelijk in te gaan op de gestelde vragen met betrekking tot revolverende fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03774
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fondsen
miljoenennota
revolverende fondsen
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 17.

De heer Van Ballekom (VVD):

(…)

“Een laatste punt, voorzitter. Een van de elementen die onlosmakelijk verbonden zijn met het budgetrecht van het parlement, is het verkrijgen van inzicht in het fondsenbeleid van de regering. Hiervoor heeft de VVD in het voorjaar aandacht gevraagd, ook omdat het een punt van zorg was van de Algemene Rekenkamer. Met voldoening heeft mijn fractie mogen vaststellen dat de minister een bijlage over het fondsenbeleid heeft opgenomen in de Miljoenennota en daarmee tegemoet is gekomen aan de wens van Kamer. Waarvoor dank, minister. Overigens heeft mijn fractie hierover nog wel enkele vragen. Door de regering wordt gesteld dat dit overzicht een eenmalige invulling van de toezegging is. Waarom is dit eenmalig? Mijn fractie had gehoopt dat het een eerste poging was om te komen tot een beter inzicht. De hoop was en is dat de vervolgoverzichten meer informatie geven, bijvoorbeeld over de beheerskosten. Deze kosten worden bijna nergens vermeld. De genoemde bedragen zijn de bedragen die opgenomen zijn in de begroting, en er ontbreekt een overzicht van wat er werkelijk wordt besteed en wat daarmee is bereikt. Wat ook vreemd voorkomt, is dat revolverende fondsen soms slechts één keer revolveren en soms helemaal niet. Maar als ze niet revolveren, is het eigenlijk een subsidie. En als het een subsidie is, waarom zou je het dan in een fonds doen? Naar alle waarschijnlijkheid maak ik een denkfout — dat komt vaker voor — en kan de minister dit met gemak toelichten.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 14.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Ik wil het debat dat wij in april op initiatief van de VVD in dit huis hebben gevoerd, niet herhalen. Wat mij wel verbaasde, is dat de bijlage die nu opgenomen is in de Miljoenennota door de regering wordt gezien als een eenmalige inwilliging van een verzoek van de Kamer. Ik heb daar nog twee of drie vragen aan toegevoegd. Ik heb geen enkele vraag gesteld over het begrotingsrecht, want ik weet wel dat dat in orde is. Wij kunnen dat altijd wijzigen. Maar waarom zou je een fonds inrichten, wanneer het niet revolverend, maar gewoon een subsidie is? Wat ik ook heb gevraagd, is het volgende. De bedragen staan genoemd in de bijlage. Er staat echter niet in genoemd welke bedragen specifiek uitgegeven zijn, maar alleen welke zijn gereserveerd; laat staan dat er informatie gegeven wordt over wat ermee bereikt is. Dat zijn de aanvullende vragen, maar misschien wil de minister die liever per brief beantwoorden in plaats van hier in dit debat; dat kan natuurlijk ook.”

Minister Kaag:

“Ik kijk nog even naar het antwoord, maar misschien moet er nog iets bij. De heer Van Ballekom bracht, dacht ik, ten principale de revolverende fondsen aan de orde. Hij schetste daarbij het verschil met een regulier fonds, namelijk dat eventuele terugontvangsten uit verstrekte subsidies en leningen beschikbaar blijven voor het beleidsdoel. Sommige fondsen bevinden zich buiten het Rijk. Dat zien we wat betreft de initiële storting als een uitgave op de departementale begroting. Maar volgens mij is dit antwoord niet voldoende, in de zin van de vraag zoals die gesteld is. Dus ik kom daar schriftelijk op terug. Het is nogal simpel.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 7.

De heer Van Ballekom (VVD):

(…)

“Het enige waar ik nog naar uitkijk, zijn de antwoorden op de vragen die ik naar voren heb gebracht in mijn eerste termijn over de fondsen. De minister van Financiën heeft mij nog additionele antwoorden daarop toegezegd in tweede termijn. Die wacht ik rustig af.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 15.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Van Ballekom vroeg waarom je een fonds zou inrichten als het niet revolverend is. Hij vroeg ook naar bedragen van uitgaven uit de fondsen en wat daarmee bereikt wordt. De heer Schalk vroeg naar het rentescenario. Ik dacht dat ik beiden in de eerste termijn een schriftelijke toezegging heb gedaan om dat uitvoeriger te doen, in het belang van de tijd en de details die noodzakelijk zijn.


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Brief scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (36.410) (T03775)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe schriftelijk terug te komen op de scenario’s ten aanzien van de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03775
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fondsen
inflatie
rentelasten
scenario’s
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Opmerking

zie ook T03691:
Toezegging Scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (31.865) (T03691) - Eerste Kamer der Staten-Generaal

Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 11.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Toen ging het even over de rentelasten die oplopen en gedekt zouden moeten worden. Ik kom even terug op een vraag die ik zojuist ook heb gesteld. Misschien kan die dan meteen afgewikkeld worden. Er was toegezegd dat er even scenario's zouden worden opgesteld voor wat dat zou kunnen betekenen. Is er al zicht op wanneer dat scenario wordt opgeleverd, zodat we daar ook zicht op hebben?”

Minister Kaag:

“Ja. Ik zal deze meteen beantwoorden. Volgens mij had u gevraagd om een toezegging om een scenario te maken ten aanzien van de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen.”

De heer Schalk (SGP):

“Er lígt al een toezegging van zoveel april 2023, een halfjaar geleden. Ik wilde weten of aan die toezegging al voldaan kan worden.”

Minister Kaag:

“Nou, ik heb een antwoord, maar volgens mij zal u dat niet genoegen, dus ik stel voor om daar kort, schriftelijk, na deze behandeling op terug te komen.”

De voorzitter:

“Of in de tweede termijn.”

Minister Kaag:

“Ik kan het voorlezen, maar dit is niet voldoende. Nee, mijn inschatting is dat het niet voldoende is.”

De voorzitter:

“Meneer Schalk, tot slot.”

De heer Schalk (SGP):

“Misschien dat het antwoord nu nog niet voldoende is, maar nu de vraag verhelderd is, kan het antwoord misschien in tweede termijn komen.”

Minister Kaag:

“Nee, ik denk het niet, want scenario's vragen om meer tijd. Het maken van scenario's is niet "even snel een antwoordje typen". Ik kijk naar het antwoord zoals mij dat gegeven is. Dat is een uitleg van hoe het nu werkt; dat is niet een scenario. Dus ik wil graag recht doen aan uw vraag. Dat is denk ik een beetje tussen wal en schip komen te hangen. Wellicht is er ook een andere inschatting over gemaakt. Daar kom ik graag schriftelijk op terug. Dan kunt u ons antwoord altijd nog afkeuren, maar dan is er nog een nieuwe poging gedaan om scenario's te bedenken.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 12.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Tweede punt. Op 4 april van dit jaar kreeg ik de toezegging van de minister dat er scenario's zouden worden gemaakt over de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fond- sen. Begrijp ik het goed dat de minister mij de toezegging deed dat haar eerdere toezegging wordt uitgevoerd of is het inmiddels beantwoord? Dan zie ik dat graag in tweede termijn alsnog.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 15.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Schalk vroeg naar het rentescenario. Ik dacht dat ik beiden in de eerste termijn een schriftelijke toezegging heb gedaan om dat uitvoeriger te doen, in het belang van de tijd en de details die noodzakelijk zijn.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Brief uitvoering amendementen (36.410) (T03776)

De staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Aerdts (D66), toe dat hij met een brief komt betreffende de uitvoerbaarheid van de amendementen. Het is overigens niet alleen de Belastingdienst, maar bijvoorbeeld ook DUO. Collega Dijkgraaf zal dat ook meenemen.


Kerngegevens

Nummer T03776
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden mr. drs. W.J.M. Aerdts (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen amendementen
Belastingdienst
Dienst Uitvoering Onderwijs
uitvoering
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 21.

Mevrouw Aerdts (D66):

(…)

“Voorzitter. Ik gaf al aan dat we blij zijn dat we deze beleidsarme begroting hier toch uitgebreid bespreken — mijn collegae hebben daar al aan gerefereerd — want het budgetrecht van de Eerste Kamer is een groot goed. Vandaar ook het kritische punt dat al eerder gemaakt is, namelijk dat het jammer is dat wij hier in hele korte tijd naar kijken. Gisteravond ontvingen wij de laatste overzichten. Ik sluit me dan ook graag aan bij de opmerkingen van collega's Crone en Bovens. We maken ons namelijk wel zorgen over die mogelijke gedragseffecten. De heer Bovens vroeg net al om een overzicht, ook voor het bespreken van het Belastingplan. Heel graag, maar neem daarbij ook alstublieft de gedragseffecten van de door de Kamer gedane aanpassingen mee. Juist omdat de Tweede Kamer de begroting zo ingrijpend veranderd heeft — het begrotingstekort loopt op tot 3,1% — hadden we daar graag meer tijd voor gehad. Collega's gaven het al aan: kijk naar de regeling voor arbeidsmigranten en naar inkoop eigen aandelen en neem daarbij alstublieft ook de te verwachten gedragseffecten en gedragsgevolgen mee. Daarom zouden we de staatssecretaris graag vragen welke fiscale maatregelen nog kunnen worden ingevoerd voor 1 januari, welke per 1 juli en welke mogelijk later. Dit komt bij de bespreking van het Belasting[1]plan dan aan de orde. Juist omdat die behandeling ongeveer drie weken voor de inwerkingtreding van een deel van de maatregelen plaatsvindt, krijgen we graag zo snel mogelijk een overzicht.”

Handelingen I 2023-2025, nr. 5, item 9 - blz. 22.

Staatssecretaris Van Rij:

“Voorzitter. Zoals gezegd, gaan we nog uitgebreid over het Belastingplan en de zeventien wetsontwerpen spreken. Ik wil er alleen nog even kort bij stilstaan, omdat verschillende sprekers ernaar gevraagd hebben. We hebben vorige week in de Tweede Kamer het festival van de amendementen gehad. Er zijn 62 amendementen ingediend. Voor de goede orde: daarvan zijn er twintig aangenomen. Dat wil niet zeggen dat er bij al die amendementen grote vraagtekens zijn qua uitvoerbaarheid, maar dat geldt wel degelijk voor een aantal daarvan. Daar wil ik deze Kamer voor de behandeling van het Belastingplan heel goed en degelijk over informeren. Sommige zijn behoorlijk ingrijpend. Het is uiteraard het recht van de Tweede Kamer om wetsvoorstellen te amenderen. Maar als het om de fiscaliteit gaat, dan is het natuurlijk wel zo dat, los van de uitvoerbaarheid, we op initiatief van deze Kamer ruim acht jaar geleden het toenmalige kabinet hebben aangespoord tot het opstellen van uitvoeringstoetsen. Dat is inmiddels een soort gemeengoed geworden. We zijn er ook erg trots op dat bij het Belastingplan de Belastingdienst in staat is geweest om 55 uitvoeringstoetsen te doen. Dat kan natuurlijk niet in die korte periode bij amendementen. Dus wat er wel gebeurt, is een soort marginale toets. Wij gaan ons nu met name toespitsen op de amendementen die, zoals een aantal sprekers terecht heeft gezegd, al leiden tot wetswijzigingen op 1 januari aanstaande en op wat dit betekent voor de uitvoering.”

Handelingen I 2023-2025, nr. 5, item 9 - blz. 27.

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Dan kom ik bij het volgende blok. Ik heb al iets gezegd over de vraag van mevrouw Aerdts. Ze vroeg naar de amendementen: "Wat kan wel 1 januari? Wat kan eventueel qua uitvoering? Wat zijn de plussen en de minnen?" We komen nog met een brief daarover. Het is overigens niet alleen de Belastingdienst, maar bijvoorbeeld ook DUO. Collega Dijkgraaf zal dat ook meenemen.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Informeren bij Najaarsnota over financieringstekort / EMU-saldo 2023 (36.410) (T03779)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (GroenLinks-PvdA), toe dat de Kamer bij de Najaarsnota het laatste inzicht voor 2023 zal krijgen, inclusief de realisaties over het derde kwartaal, betreffende het financieringstekort en het EMU-saldo van 2023.


Kerngegevens

Nummer T03779
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 mei 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen financieringstekort
miljoenennota
staatsschuld
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 7.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Maar eerst even het macroplaatje. Het kabinet, de minister van Financiën heeft een voortreffelijk plaatje achtergelaten: een staatsschuld, bijna all-time low, van 47% en een financieringstekort vorig jaar van nul. In voorgaande debatten heb ik het ook gezegd: het kabinet slaagt er maar niet in om de staatsschuld boven de 50% te krijgen, laat staan op 60%, ondanks corona en de energiesubsidies. De 60%-grens is nog heel ver weg. Als we het wel hadden gehaald, hadden we minstens 100 miljard extra kunnen uitgeven en dan waren we nog steeds niet aan die 60% gekomen. Het is geen doel op zich, maar ik geef wel aan hoe groot de bedragen zijn als je een 10 procentpunt hogere staatsschuld zou hebben. Ook dan waren we nog het knapste jongetje van de Europese klas geweest. Ik vraag nu even heel concreet het volgende. Het is een beetje een technische vraag, maar toch kwam die gisteren op. Voor het lopende jaar verwacht het kabinet nog een tekort van 16 miljard, maar we hadden het eerste halfjaar een overschot van 7 miljard. Om tot het geprognotiseerde tekort te komen moet het kabinet dus nog 23 miljard uitgeven in het laatste halfjaar. 23 miljard. Waar staat dat? Wat gaat er gebeuren? Of zijn dat weer allemaal meevallers en komen we opnieuw uit op een financieringstekort van nul? Dat lijkt zo. Dan hebben we twee keer een begrotingsevenwicht en gaat de staatsschuld zelfs naar 45%.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 10.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Crone vraagt naar het tekort van 2023 en of we opnieuw uitkomen op een financieringstekort van nul. In de Miljoenennota 2024 is voor 2023 een tekort gepresenteerd van in totaal 16 miljard, dus -1,6% van het bbp. Dit is het beste inzicht dat we hebben. Dat is natuurlijk heel vaak zo. Dat is ook teruggekomen in het debat met de premier tijdens de APB en de AFB. In de afgelopen jaren is er sprake geweest van meevallende tekorten, zoals ook is toegelicht in de Financiële Jaarverslagen van het Rijk. Dat klinkt als een contradictio in terminis, maar het is minder erg dan verwacht. Dat had natuurlijk te maken met de meevallende inkomsten als gevolg van de economie, die beter presteerde dan werd verwacht. Het had ook te maken met een aanzienlijke onderuitputting aan de uitgavenkant. Dit komt met name door de krapte op de arbeidsmarkt. Dat is op zich weer een tegenvaller, als je kijkt naar het halen van je beleidsdoelstellingen. Dus niet alles is een materiële meevaller, maar wellicht een materiële tegenvaller. Maar of deze trend doorzet en het, zoals het afgelopen jaar het geval is geweest, gaat leiden tot een meevallend EMU-saldo, moet echt wordt afgewacht. In de Najaarsnota zult u het laatste inzicht voor 2023 krijgen, inclusief de realisaties over het derde kwartaal.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Informeren grenseffectenrapportage (36.410) (T03780)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe dat de toegezegde rapportage betreffende de grenseffecten van de brandstofaccijns naar verwachting uitkomt op Prinsjesdag 2024. Verder vindt er ten aanzien van de tabaksaccijns een volgende zogeheten Empty Pack Survey plaats. Die rapportage is voorzien voor de zomer van 2024. De grenseffecten van de verhoging van de alcoholaccijns zal conform de aangenomen motie-Erkens/Eppink worden onderzocht. Daarover wordt de Kamer geïnformeerd voor de zomer van 2024.


Kerngegevens

Nummer T03780
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen alcoholaccijns
tabakaccijns
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 22

De heer Van Strien (PVV):

“Dank u wel, voorzitter. Bij een benzinepomp in Duitsland op weg naar huis betaalde ik vorige week €1,699 voor een liter E10. Er staat daar sinds kort ook Nederlandstalige reclame voor rookwaar. Nu rook ik niet, maar een pakje sigaretten kost daar €7,60, tegen €9 in Nederland nu en binnenkort circa €11 als ik het goed heb. Voor een pakje shag is het prijsverschil nog groter. Dat gaat naar €24. 20% van de sigaretten en 25% van de shag die in Nederland wordt gerookt, komt volgens de branchevereniging nu al ergens anders vandaan. Dat kost de Staat nu al 1,4 miljard euro aan accijns en btw. Ook tal van andere boodschappen zijn in Duitsland door het lagere btw-tarief veel goedkoper, om nog maar niet te spreken van alcohol en drogisterijartikelen. Bij elkaar een rampzalige situatie voor onze middenstand in het hele grensgebied. Ik heb dit de afgelopen jaren al talloze malen op deze plaats aan de orde gesteld, helaas tot nu toe zonder resultaat. We mogen hopen dat een nieuw kabinet hier wat meer oog voor heeft. Het is overigens maar de vraag of de verlaging van de btw en van accijnzen veel geld kost. Het zal zelfs eerder geld opbrengen, want de door de hebzucht van deze regering veroorzaakte weglek naar Duitsland en België bedraagt op deze manier miljarden.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 28

De heer Van Strien (PVV):

“Voorzitter, mag ik de toezegging van de staatssecretaris over de grenseffectenrapportage even wat nader geconcretiseerd zien? Kan hij ervoor zorgen dat er ergens medio volgend jaar van al die effecten die nu per 1 januari en april gaan optreden op zeer korte termijn — daarmee bedoel ik enkele maanden daarna — een rapportage zou kunnen komen?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Er zit een bepaald ritme in die grenseffectenrapportages. Zoals de heer Van Strien namelijk terecht zegt, heeft het natuurlijk alleen zin als het ingevoerd is en als je het een zekere periode hebt kunnen meten. Het heeft natuurlijk geen zin om het te gaan meten als het nog niet, gedeeltelijk of twee weken ingevoerd is. Ik kom in de tweede termijn wel even terug op wanneer de voorgenomen volgende grenseffectenrapportage gepland staat.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 2

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“De eerste vraag is van de heer Van Strien naar aanleiding van de grenseffectenrapportages. Ik heb het even precies laten uitzoeken. Ten aanzien van de brandstofaccijns heb ik een rapportage over de grenseffecten toegezegd. Naar verwachting komt die uit op Prinsjesdag 2024. Dat is de brandstofaccijns. Verder vindt er ten aanzien van de tabaksaccijns een volgende zogeheten Empty Pack Survey plaats. U weet het: dan gaan ze op de straat kijken of er nog wat is overgebleven van de sigaretten waaruit af te leiden is waar die gekocht zijn. Die rapportage is voorzien voor de zomer van 2024. De grenseffecten van de verhoging van de alcoholaccijns zal ik conform de vorige week aangenomen motie-Erkens/Eppink onderzoeken. Ik zal daarover rapporteren voor de zomer van 2024.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren mogelijkheden bovengrens marginale druk (36.410) (T03781)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat het kabinet de Kamer in de eerste helft van dit jaar zal informeren over de mogelijkheden om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen.


Kerngegevens

Nummer T03781
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bovennorm
marginale druk
motie-Grinwis
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 3.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Voorzitter. Er zit nog een pijnpunt. Niet voor de eerste keer wil ik stilstaan bij het bizarre verschil in belastingdruk voor een- en tweeverdieners. Omdat we een nieuwe samenstelling van deze Kamer hebben, geef ik een korte toelichting. In feite komt het erop neer dat, als tweeverdieners allebei €20.000 verdienen, ze over hun gezamenlijke inkomen van €40.000 slechts €693 belasting betalen. Als een eenverdiener diezelfde €40.000 verdient, dan betaalt hij €6.872 belasting. Dat is op een haar na tien keer zo veel. Dan hebben die eenverdieners ook nog eens met een absurde marginale druk te maken, oplopend tot 92%. Ik vraag aan de staatssecretaris: is het mogelijk om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen? Want als je €42.500 verdient en je gaat €1.000 per jaar meer verdienen, dan houd je daar €80 van over. Dat is toch niet te geloven! Dat is zegge en schrijve €6,67 per maand. Ik heb het expres naar boven afgerond. Hoe moeten we dat uitleggen aan mensen die misschien wel in arren moede als eenverdiener moeten werken? Is dat nou onmacht of is dat onwil van de regering?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 3.

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“De heer Schalk van de SGP vroeg nog of het mogelijk is om een bovengrens vast te stellen voor de marginale druk. Er is vorige week een motie aangenomen van de heer Grinwis en de heer Omtzigt. In die motie wordt gevraagd naar de mogelijkheden van een bovennorm voor de marginale belastingdruk. Het kabinet zal u in de eerste helft van vorig jaar informeren over de mogelijkheden om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen. Ik moet eerlijk zeggen dat dat wel een hele ingewikkelde gaat worden, maar we gaan in ieder geval op die motie terugkomen in de eerste helft van volgend jaar.”


Brondocumenten


Historie

  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Afschrift brief minister OCW (36.418) (T03806)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA), toe dat een afschrift van de binnenkort verwachte brief van de minister van OCW naar de Kamer wordt verstuurd met betrekking tot de onafhankelijkheid van hoogleraren.


Kerngegevens

Nummer T03806
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingen
hoogleraren
onafhankelijkheid
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 19-20

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Mijn tweede vraag gaat over de hoogleraren. Er is al jaren, minstens vijftien jaar voor zover ik kan terugvinden, aandacht voor dat het zorgelijk is dat zo'n groot percentage hoogleraren belastingrecht, fiscaliteit en dergelijke niet onafhankelijk is. Waar staat de aanpak hiertegen inmiddels? Wanneer is dit opgelost? Of staan we hier over vijftien jaar nog steeds met hetzelfde verhaal? Ik lees dat er een register komt voor hoe leerstoelen zijn gefinancierd, maar met een register normaliseren we het misschien alleen maar verder. Hoe lossen we dit op?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 15

De heer Van Rij:

(…)

“Voorzitter. De heer Martens heeft een vraag gesteld over onafhankelijke hoogleraren. De demissionair minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 30 november met de rectoren van de universiteiten hierover gesproken. Er is ook gesproken over de balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren, met en zonder nevenfunctie of externe financier. De demissionair minister van OCW stuurt hierover binnenkort een brief aan de Tweede Kamer. Ik zal vragen of er ook een afschrift van die brief naar de Eerste Kamer gaat.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse globale evenwicht box 1, 2 en 3 (36.418) (T03807)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Heijnen (BBB) en Geerdink (VVD), toe om in de eerste helft van 2024 een analyse te maken met betrekking tot het globale evenwicht tussen box 1, 2 en 3. De bevindingen hiervan worden met de Kamer gedeeld en worden betrokken bij Belastingplan 2025.


Kerngegevens

Nummer T03807
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen aanmerkelijk belang
Belastingplan 2025
box 1
box 2
box 3
boxenstelsel
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 3

De heer Heijnen (BBB):

(…)

“Voor wat betreft de verhoging van de tarieven in box 2 en 3 vragen we de volgende toezeggingen aan de regering. We verzoeken de regering om een nadere analyse te maken van alle effecten van beide tariefsverhogingen, en om deze analyse te delen met de Kamer. Vervolgens kunnen de uitkomsten van deze analyse meegenomen worden in het Belastingplan 2025, om op deze wijze het globale overzicht tussen de dga-ondernemer en de ib-ondernemer te herstellen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de ondernemingsrisico's voor ondernemers in vergelijking met werknemers. We overwegen als BBB ook samen met andere partijen een aantal moties in te dienen, waarin we de regering zullen verzoeken om een uitgebreid onderzoek te doen naar alle gevolgen van deze maatregelen en vervolgens naar aanleiding daarvan aanpassingen op te nemen in het Belastingplan 2025. Waarschijnlijk zullen andere partijen ook nog om toezeggingen op onderdelen vragen. Laat ik hier helder zijn: dit zal dus wat BBB betreft kunnen leiden tot het terugdraaien van de via dit amendement voorgestelde maatregelen. Vervolgens kunnen deze maatregelen, voor zover gewenst en budgettair nodig, vervangen worden door andere, wel breedgedragen maatregelen, waarvan de belastingopbrengsten níét onzeker zijn.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 37

Mevrouw Geerdink (VVD):

(…)

“Dan naar het globale evenwicht, het derde pijnpunt vandaag. Bij de behandeling van het Belastingplan 2021 heeft de zeer gewaardeerde oud-collega Essers van het CDA bij motie verzocht om een onderzoek naar een meer neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, omdat in het belastingrecht het uitgangspunt geldt dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen ongelijk, voor zover dat gerechtvaardigd wordt door de mate van het verschil. Uitgangspunt is tevens dat de aard van de activiteit bepalend dient te zijn voor bijvoorbeeld de rechtsvorm en dat de keuze voor de rechtsvorm zo min mogelijk wordt verstoord door de fiscaliteit. De brief van de staatssecretaris uit 2021 in reactie op de motie is helder. De gewenste neutraliteit, het gewenste globale evenwicht tussen ib-ondernemers en Vpb-ondernemers, wordt met name beïnvloed door de hoogte van de tarieven, de aanspraak op ondernemersfaciliteiten, verliesverrekening, belastinggrondslag, de fictieve of daadwerkelijke arbeidsbeloning en de mogelijkheden tot uitstel van het genieten van inkomsten.

Laat ik positief beginnen. Er is gelukkig dit jaar niet gedraaid aan de knoppen of aan de grondslag van de vennootschapsbelasting, ook al had dat misschien wel gemoeten in het licht van de 15% minimumwinstbelasting. Daarover later meer. Negatief in het licht van het globale evenwicht is de forse stijging van het belastingtarief van box 2. De belastingdruk, dus niet het tarief, voor Vpb-ondernemers — dga's — stijgt met 6%, terwijl in box 1 sprake is van een verlaging van de belastingdruk voor ib-ondernemers door tariefsverlagingen die deels weer teniet worden gedaan door de verlaagde mkb-winstvrijstelling en de verdere afschaling van de zelfstandigenaftrek. Graag verzoeken wij de staatssecretaris om reflectie op de effecten van de maatregelen in het voorliggende Belastingplan na amendering op het globale evenwicht tussen ib- en Vpb-ondernemers. Het is tijd voor een update van de brief. Kan de staatssecretaris dit toezeggen? Kan de staatssecretaris ook toezeggen dat in het Belastingplan 2025 wel rekening gehouden zal worden met het globale evenwicht tussen Vpb-ondernemers en ib-ondernemers?

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 4

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld over het globale evenwicht, over box 1, 2 en 3. Met name de heer Heijnen en mevrouw Geerdink hebben daarover vragen gesteld. Wij hebben zowel vorig jaar als nu, ook nog in de tweede nota van antwoord, de bekende grafiek laten zien. We zien eigenlijk dat het in deze twee jaar dicht tegen elkaar gekropen is voor de hoogst verdienende werknemer, die in box 1 wordt belast met 49,5%, en degene die in box 2 zit. De ib-ondernemer zit daar nog iets onder. Maar wij vinden als kabinet dat het evenwicht nu een beetje uit het lood geslagen is, door het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen. Wij waren daar niet voor. Dat hebben wij ook beargumenteerd. Nu zit de directeur-aanmerkelijkbelanghouder in box 2 op 50,3%, zoals we ook in die grafiek hebben laten zien. De vraag was: wilt u daar een onderzoek naar en verdere analyse van doen? Het antwoord is dat ik kan toezeggen om in de eerste helft van 2024 deze analyse te maken en met beide Kamers te delen, zodat de bevindingen daarvan betrokken kunnen worden bij het Belastingplan 2025.”


Brondocumenten


Historie

  • 12 december 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Bij brief motie-Grinwis ingaan op differentiatie voor suikerhoudende dranken (36.418) (T03808)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe dat de motie-Grinwis wordt uitgevoerd en dat de brief daarover in maart verschijnt. In die brief wordt nadrukkelijk ingegaan op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken.


Kerngegevens

Nummer T03808
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen suikervrije dranken
verbruiksbelastingen
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 31

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste: wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman? Ten tweede: waarom heeft het kabinet het afgelopen jaar niet gebruikt om deze fouten te herstellen? Ten derde: ziet het kabinet mogelijkheden om de invoeringsdatum van de verhoging van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken een jaar uit te stellen in afwachting van de uitwerking van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman?

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14-15

De heer Van Rij:

(…)

“Mevrouw Visseren had nog een vraag die iets verder ging. Ja, het klopt. Stel dat we de wetgeving die vorig jaar is aangenomen en nu wordt ingevoerd niet zouden willen, even los van het feit dat dat op z'n zachtst gezegd bijna onmogelijk is tenzij de Eerste Kamer me terug zou sturen op dit punt, dan slaan we een gat van €365 mln. Even los daarvan denk ik dat we in de brief echt moeten ingaan op de vragen die u heeft gesteld en heel nadrukkelijk ook op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken. Toen ik vorige week in Londen was, heb ik ook gezien dat de Engelsen heel succesvol zijn geweest met het invoeren van een belasting. Dat nemen we uiteraard mee.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Nog even over die 1 januari 2025. U zegt dat het bijna onmogelijk is, behalve als de Eerste Kamer u met huiswerk terugstuurt. Wat zijn de mogelijkheden daarin? Hoe zou zo'n proces eruitzien als we met z'n allen besluiten dat we de invoering van de wetgeving per 1 januari '25 onwenselijk vinden? Hoe zou zo'n proces eruitzien? Zou dat reparatiewetgeving zijn? Gaat dat per AMvB? Zou u mij dus willen meenemen in de technische mogelijkheden van wat er mogelijk is voor 1 januari?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja, dat is echt aan de Eerste Kamer. Die wet is overigens al aangenomen. Die wordt hier niet meer in stemming gebracht, dus dat wordt superingewikkeld. Dat kan dus niet bij novelle of zo. Als het een wetsontwerp was dat nu voorlag, dan zou ik teruggestuurd kunnen worden, eerst naar de ministerraad, dan naar de Raad van State en dan naar de Tweede Kamer, en zou ik daarna weer bij u terugkomen. Het is inmiddels 12 december. Dat zou dus heel ingewikkeld worden. Maar dat kan hier niet eens, omdat deze wet vorig jaar al is aangenomen. Ik stel daarom voor dat we de discussie aan de hand van de door mij toegezegde brief hervatten. De Tweede Kamer zit hier overigens ook bovenop. We hebben gezegd: op z'n vroegst 1 januari 2026. Dat heeft sowieso met het wetgevingstraject te maken, maar uiteraard ook met de systemen. Maar ja, het is compleet duidelijk wat de Tweede en de Eerste Kamer willen op dit punt.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Kunt u nog even met me meedenken? Ik begrijp dat het ingewikkeld wordt voor 1 januari '24, maar "ingewikkeld" is geen "nee". Dat maakt het nog niet onmogelijk. Een tweede optie zou zijn om zo snel mogelijk de angel uit de wet te halen. Wat zouden we kunnen doen voor 1 januari '26 om de pijn uit deze wetgeving te halen totdat we een degelijke wetgeving met elkaar behandelen? We gaan namelijk echt een ongewenste situatie tegemoet, waarin we …”

De voorzitter:

“De staatssecretaris.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja, kort. Laat ik heel duidelijk zijn: voor 1 januari kan er echt niks meer. Dat lukt niet. Wij gaan als demissionair kabinet niet met een initiatief komen. Dat zeg ik even voor alle duidelijkheid voor de parlementaire behandeling, ook voor de vastlegging. Wij gaan de motie-Grinwis uitvoeren en komen met de brief in maart. Daar zit een heel wetgevingsvoorstel in. Dat doen we als demissionair kabinet, omdat de Tweede Kamer ons daartoe heeft opgeroepen. We gaan dus niet zeggen: dat doen we niet, omdat er formerende partijen zijn. Ook hier in de Eerste Kamer ligt het heel duidelijk. Die wetswijziging, die nieuwe wet, die hopelijk beter voldoet aan de wensen van beide Kamers, kan op zijn vroegst op 1 januari 2026 worden ingevoerd.”


Brondocumenten


Historie

  • 12 december 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Brief verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken uiterlijk eind maart (36.418) (T03809)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hartog (Volt), toe dat de toegezegde brief over de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken uiterlijk eind maart kan worden verwacht.


Kerngegevens

Nummer T03809
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 april 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden E.W. Hartog (Volt)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen alcoholvrije dranken
verbruiksbelastingen
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 23

De heer Hartog (Volt):

(…)

“Mijn laatste vraag aan het kabinet heeft betrekking op een van de vragen van de collega's over de verbruiksbelasting bij alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Het kabinet heeft in de schriftelijke behandeling gezegd begin 2024, nog in demissionaire status, met een brief te komen. Ik kijk uit naar die brief en vraag het kabinet of er al zicht op is wanneer die brief ons zal bereiken.

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14

De heer Van Rij:

(…)

“De heer Hartog heeft ook gevraagd wanneer de Kamer de toegezegde brief over de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken kan verwachten. De Tweede Kamer heeft een motie hierover aangenomen. Wij hopen uiterlijk eind maart met de brief te komen, waarin we echt diep ingaan op de contouren en de planning van het wetsvoorstel conform de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen.”


Brondocumenten


Historie

  • 12 december 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Inkoop eigen aandelen (36.418) (T03815)

De staatssecretaris Fisclaiteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Geerdink (VVD), toe in kaart te brengen hoe andere Europese landen omgaan met de inkoop van eigen aandelen. Bovendien ontvangt de Kamer een brief met betrekking tot de macro-economische effecten. Ten slotte wordt dit onderwerp in Brussel aan de orde gesteld, waarover de Kamer een terugkoppeling zal ontvangen.


Kerngegevens

Nummer T03815
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inkoopfaciliteit eigen aandelen
macro-economische effecten
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 36

Mevrouw Geerdink:

(…)

“Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij alle macro-economische effecten van de inkoopfaciliteit eigen aandelen voor beursgenoteerde ondernemingen in kaart zal brengen? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij exact in kaart brengt hoe andere Europese landen omgaan met de inkoop van eigen aandelen? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de belastingheffing rond de inkoop van eigen aandelen in Europees verband te coördineren of te harmoniseren? Kortom: kan er nog iets gedaan worden aan deze — ik quote — "onbesuisde herverdeling"? Wij overwegen een motie in tweede termijn op dit punt.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 8-9

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Mevrouw Geerdink heeft nog wel gevraagd of we kunnen onderzoeken wat andere landen op dat punt doen. Nou, dat hebben we onder meer in die brief geschreven, maar we kunnen altijd kijken of we die groep landen nog wat verder kunnen uitbreiden. Het Verenigd Koninkrijk heeft geen dividendbelasting. In Duitsland, België en Frankrijk zijn er faciliteiten zoals wij die nu ook hebben. Ik wijs er overigens op dat bij inkoop van eigen aandelen van ter beurze genoteerden er ook altijd contant dividend uitgekeerd moet worden, omdat men er anders niet voor in aanmerking komt. We zijn graag bereid om dat nog eens een keer wat uitgebreider op een rijtje te zetten, want dat was volgens mij ook de concrete vraag. Of dat kan leiden tot een Europese aanpak, durf ik niet te zeggen. We kunnen natuurlijk altijd aftasten. Het staat niet op de fiscale agenda van de Europese Commissie, omdat verschillende EU-landen verschillende systemen hebben en het op dit moment geen prioriteit heeft.

Wat betreft de ramingen: daar hebben we al vrij uitgebreid op gereageerd. Ik heb daar nog een behoorlijke tekst over. Ik ben graag bereid om die uit te spreken, maar in de kern komt die eigenlijk op het volgende neer. Wat betreft de ramingen hebben wij gekeken naar het gemiddelde van de afgelopen tien jaar van de 25 grootste beursfondsen. Naar schatting is dat wat betreft inkoop 15,3 miljard. Vervolgens is bepaald wat de opbrengst zou zijn wanneer deze omvang volledig zou worden doorgezet. Dan zou dat een budgettaire opbrengst kunnen opleveren van 2,7 miljard. Echter, in die raming wordt er al rekening mee gehouden dat niet alles wordt doorgezet maar dat uiteindelijk 20% zal worden doorgezet. Een ander deel zal namelijk gaan via de reguliere dividenduitkering, zijnde 40%, terwijl wat betreft de overige 40% wordt verondersteld dat die bedrijven ofwel hun zetel verplaatsen ofwel naar andere structuren zoeken. Ik wijs dan op het bijstorten op aandelen in de vorm van agio, het vervolgens omzetten van die agio in aandelenkapitaal en het vervolgens terugbetalen van aandelenkapitaal, wat onder bepaalde voorwaarden fiscaal onbelast is. Een en ander leidt tot een totaal gedragseffect in de orde van grootte van 814 miljoen, gerekend op de raming van 2025. Uitgaande van het prijspeil van 2023 is het 770 miljoen. Daar zitten onder meer die verschillen in.”

Mevrouw Geerdink (VVD):

“Ik moet er een kiezen, voorzitter. Mijn vraag is of wij deze macro-economische effecten per brief kunnen ontvangen.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja.”

Mevrouw Geerdink (VVD):

“Ik hoor de staatssecretaris daarop nu ja zeggen. Dan mijn tweede vraag. Aangezien ik denk dat het noodzakelijk zal zijn in het kader van ons level playing field, is mijn verzoek aan de staatssecretaris om die coördinatie of harmonisatie van de belastingheffing over inkoop eigen aandelen op de agenda te zetten in Europees verband.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja en ja. Wij zullen sowieso wat ik nu even kort heb weergegeven, uitgebreid schriftelijk aan u doen toekomen én we gaan dit in Brussel aan de orde stellen, waarover ik dan terug zal rapporteren aan de Eerste Kamer en overigens ook aan de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 38

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Wat betreft de motie op stuk nr. 36418, letter Y zou ik het volgende willen voorstelen. We brengen verder in kaart wat de gevolgen zijn. We hebben dat al gedaan, maar we kunnen dat nog verder uitbreiden. Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. We brengen in kaart wat de gevolgen zijn van de afschaffing van de dividendvrijstelling betreffende inkoop aandelen. Maar wij kunnen niet als demissionair kabinet toezeggen dat we in het Belastingplan met een alternatief dekkingsvoorstel gaan komen, want we weten überhaupt niet of we over het Belastingplan 2025 gaan. Als wij daar wel over gaan, dan gaan we uiteraard iets met deze motie doen. Dat zal wel onderdeel zijn van de totale afweging. Dat is op z'n vroegst bij de aprilbesluitvorming. Dus ik zou zeggen: aanhouden.”


Brondocumenten


Historie

  • 12 december 2023
    nieuwe commissie: commissie voor Financiën (FIN)
  • 12 december 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Kabinetsreactie rapporten Global Tax Evasion en The State of Tax Justice 2023 (36.418) (T03816)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA), toe een kabinetsreactie te geven op de rapporten Global Taks Evasion van professor Zucman en The State of Tax Justice 2023.


Kerngegevens

Nummer T03816
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingen
global tax evasion
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 20

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Dan ga ik over op internationale rapporten. Kort gezegd komt vanuit de regering het beeld naar voren dat Nederland voortvarend bezig is met het bestrijden van internationale belastingontwijking. Nu zie ik de inzet, maar recente rapporten zoals van het global tax evasion network en international tax justice schetsen toch een heel ander beeld. Ik wil nu niet ingaan op alle losse punten daarvan. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris bekend is met die rapporten. Ik wil hem de hamvraag stellen via u, voorzitter: is de mate van belastingontwijking in Nederland nu teruggebracht naar een internationaal acceptabel niveau of moet ons land helaas nog steeds worden gezien als een draaischijf van belastingontwijkende geldstromen? Kan de staatssecretaris toezeggen een kabinetsreactie te geven op beide rapporten? Ik heb gelezen dat het kabinet al gedeeltelijk heeft gereageerd in de recente brief hierover, maar dat was toch nog erg partieel.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14

De heer Van Rij:

(…)

“Dan de varia. Ik zal het heel beknopt doen. Kan de staatssecretaris toezeggen een kabinetsreactie te geven op de rapporten Global Tax Evasion van professor Zucman en The State of Tax Justice 2023? Dat was een vraag van de heer Martens. Het antwoord is ja. Dat scheelt alweer wat papier.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoring wetsvoorstel en overleg met leasemaatschappijen en branchevereniging (36.418) (T03817)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Heijnen (BBB), toe bereid te zijn om op zeer korte termijn in overleg te treden met de leasemaatschappijen en de branchevereniging van de leasemaatschappijen over de gevolgen van het wetsvoorstel. Eerder is al aangegeven dat het wetsvoorstel gemonitord gaat worden.


Kerngegevens

Nummer T03817
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bpm
Muldercasuïstiek
Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm
WOZ-waarde
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 5

De heer Heijnen (BBB):

(…)

“En vanuit het belang van een efficiënte en kwalitatief correcte verwerking is het wenselijk om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de na 1 januari 2024 beoogde informatiestromen. Voor leasemaatschappijen is het hierbij belangrijk om de koppeling van de betaling met een kenteken en een berijder te kunnen maken. De sector ontvangt dan ook graag op korte termijn een beschrijving van de geplande betaalinformatie. We vragen de toezegging aan de staatssecretaris dat hij op korte termijn in overleg gaat met de sector.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 12

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Dank u wel, voorzitter. Ik ga door met het onderwerp WOZ, bpm en de Muldercasuïstiek. De heer Heijnen vroeg mij of ik kan toezeggen dat de sector op korte termijn een beschrijving van de betaalinformatie ontvangt en of ik daarover op korte termijn in overleg ga met de sector. We hebben al eerder aangegeven dat we uiteraard het wetsvoorstel gaan monitoren. Uiteraard worden de gevolgen voor de leasemaatschappijen daarin meegenomen. We zijn inderdaad bereid om op zeer korte termijn in overleg te treden met de leasemaatschappijen en de branchevereniging van leasemaatschappijen over de gevolgen van dit onderdeel van het wetsvoorstel.”


Brondocumenten


Historie

  • 12 december 2023
    toezegging gedaan






Toezegging REIT-regime plussen en minnen (36.418) (T03820)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Heijnen (BBB), toe bereid te zijn nog een keer alle plussen en minnen van een REIT-regime op een rij te zetten. Daarbij wordt meegenomen of in het kader van het investerings- en vestigingsklimaat wel of niet voor een concurrerend regime gekozen zou moeten worden.


Kerngegevens

Nummer T03820
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Fiscale beleggingsinstellingen
concurrerend regime
Real Estate Investment Trusts
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 3

De heer Heijnen (BBB):

(…)

“Kan de staatssecretaris toezeggen nader onderzoek te zullen verrichten naar de invoering van de verscherpte aandeelhouderseis, aangezien het SEO-rapport, de sector en de wetenschap wel robuuste mogelijkheden zien voor een gedeeltelijk behoud van een vastgoed-fbi-regime?

Twee. Is de staatssecretaris bereid deze problematiek begin 2024 nader te bespreken met de sector? Graag een toezegging.

Tot slot. Wil de staatssecretaris toezeggen dat hij de impact van de vastgoedmaatregel op de beursgenoteerde vastgoed-fbi's en het vestigingsklimaat onderzoekt in het eerste kwartaal van 2024? Hierbij zouden ook de mogelijkheden voor herstructurering en een Nederlands REIT-regime meegenomen moeten worden. We zouden de staatssecretaris dan eigenlijk willen verzoeken het wetsvoorstel voor wat betreft de toepasselijkheid voor beursgenoteerde vastgoed-fbi's aan te houden, tot het moment dat deze onderzoeken in overleg met de sector hebben plaatsgevonden.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 12

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Ook zou een verscherpte aandeelhouderseis de vraag oproepen of dit ook geldt voor effecten-fbi's. Dat laatste willen we niet, want dat zou overkill betekenen. CEO heeft ook de vastgoedmaatregel als oplossingsrichting voorgesteld, hetgeen afschaffing van de vastgoed-fbi in zijn geheel zou inhouden. Daar hebben we dan weer niet voor gekozen. Via overgangsrecht hebben we het mogelijk gemaakt dat indirect beleggen in Nederlands vastgoed mogelijk blijft. Met name voor de Nederlandse pensioenfondsen is dat van belang.

Vanwege het voorgaande zie ik op dit moment geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar de optie van de verscherpte aandeelhouderseis. Wat we wel kunnen doen, is toch nog een keer alle plussen en minnen van een REIT-regime op een rij zetten. Maar dat is dan natuurlijk een geheel nieuw regime. Dat kunnen we niet op de korte termijn doen. Daar hebben we al wel eerder naar gekeken. Dat was ook een vraag van de heer Heijnen. Ik ben daar wel toe bereid. Daarbij kunnen we de andere vraag van de heer Heijnen meenemen, namelijk of we in het kader van het investerings- en vestigingsklimaat wel of niet een concurrerend regime willen hebben.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Resultaten maatregelen tegen belastingontduiking worden gedeeld in monitoringsbrief (36.418) (T03821)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat de eerstvolgende versie, betreffende de resultaten van de genomen maatregelen tegen belastingontduiking, wordt gedeeld in de jaarlijkse monitoringsbrief.


Kerngegevens

Nummer T03821
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingen
belastingontduiking
profit shifting
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 34

De heer Van Apeldoorn (SP):

(…)

“Volgens het Global Tax Evasion Report 2024 is belastingparadijs Nederland goed voor maar liefst 140 miljard aan profit shifting, oftewel het verschuiven van winsten teneinde belasting te ontwijken. Ook deze cijfers worden door de staatssecretaris betwist. Maar dit is natuurlijk niet het enige, noch het eerste rapport waarin gesteld wordt dat Nederland een belastingparadijs en vooral ook een doorsluisland is. In ieder geval heeft ook de staatssecretaris geen betere cijfers. Het zou daarom misschien goed zijn als het ministerie van Financiën komt met eigen, recente en volgens het ministerie betere cijfers, of daartoe opdracht zou geven. Wat de precieze cijfers ook zijn: erkent de staatssecretaris met ons dat, hoewel er stappen zijn gezet, ook een volgend kabinet zal moeten doorgaan met het tegengaan van de mogelijkheden tot belastingontwijking die Nederland nog steeds biedt? Dat moet ons uiteindelijk van die lijstjes af krijgen, zodat we internationaal eindelijk niet meer te boek te staan als belastingparadijs.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14

De heer Van Rij:

(…)

“Voorzitter. De heer Van Apeldoorn vroeg: erkent de staatssecretaris dat het volgend kabinet door moet gaan met het tegengaan van de mogelijkheden om belasting te ontduiken? Hebben wij, omdat we dat suggereerden, betere cijfers als het om profit shifting gaat? We monitoren natuurlijk de gevolgen van de maatregelen die we genomen hebben. Dat gaat altijd via De Nederlandsche Bank. Daar blijkt overigens uit dat we vrij effectief zijn. De eerstvolgende versie daarvan willen we ook delen in onze jaarlijkse monitoringsbrief. Overigens, de allerlaatste was van oktober dit jaar. Dat zijn onze gegevens.”


Brondocumenten


Historie

  • 19 december 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Terugkomen op casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd (36.418) (T03822)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD), toe terug te komen bij de Kamer op de casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd.


Kerngegevens

Nummer T03822
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fraudebestrijding
fraudesignalering
schuldsanering
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 38

Mevrouw Geerdink (VVD):

(…)

“Voorzitter. Dan het wetsvoorstel over de compensatie van FSV-gedupeerden, het vijfde pijnpunt. Wij staan volledig achter het doel van de compensatie. Als er grondrechten worden geschonden of als er niet uitgesloten kan worden dat er grondrechten worden geschonden bij de selectie van aangiften voor de inkomstenbelasting 2012 tot en met 2019, dan moeten er maatregelen getroffen worden. Dat moet in de eerste plaats gebeuren bij de Belastingdienst, die nooit meer een foute selectie mag uitvoeren, en in de tweede plaats in de richting van de gedupeerden of mogelijk gedupeerden. Máár een compensatieregeling die uitgaat van het principe "hoe fouter de ingediende aangifte, hoe hoger de compensatie" druist in tegen het gevoel van een rechtvaardige belastingheffing. Waarom is gekozen voor deze bijzondere wijze van berekenen van de hoogte van de compensatie? Waren er echt geen andere mogelijkheden? En nog veel belangrijker: kan deze onrechtvaardige selectiemethode nou nooit meer voorkomen bij de Belastingdienst?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 12

De heer Van Rij:

(…)

“Als de wet wordt aangenomen, kunnen we vanaf 1 januari starten met de communicatie en tot afhandeling overgaan. Dat is wel steeds mijn inzet geweest. Dit was een van de twee grote dossiers die ik aantrof, waarbij toch wel sprake was van op zijn zachtst gezegd bovengemiddelde activiteit. Ik neem het woord "crisis" niet in de hand. Deze dossiers waren box 3 en de fraudesignalering. Dan is het heel belangrijk dat we dat herstel doen en dat we dat op tijd doen. Als we dit hebben afgehandeld, komen we uiteraard nog bij uw Kamer terug op de casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd. Ik hoop dat we dat dan kunnen afronden.”


Brondocumenten


Historie