Rappelabele toezeggingen Defensie (Rappel september 2021)



Dit is het rappel tot 02-07-21.

 




Toezegging Versnelde evaluatie TIB (34.588) (T02465)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Kappen (VVD), Rombouts (CDA) en Bikker (CU), toe het functioneren van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) al na twee jaar te evalueren, inclusief de relatie met de ministeriële verantwoordelijkheid.


Kerngegevens

Nummer T02465
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 mei 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
ministeriële verantwoordelijkheid
Toetsingscommissie inzet bevoegdheden
Kamerstukken Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (34.588)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 3

De heer Van Kappen (VVD): Voor alle duidelijkheid: wij zijn niet tegen een toetsing vooraf, maar ondanks de uitgebreide reactie van de minister op onze schriftelijke vragen, is er wat ons betreft nog veel onduidelijk ten aanzien van de TIB. Maar goed, het heeft geen zin om tot een herhaling van zetten te komen. The proof of the pudding is immers in the eating. Het is naar ons oordeel dan ook beter om te bezien of en hoe de TIB in de praktijk functioneert. Wij vragen de minister dan ook om ons toe te zeggen dat het functioneren van de TIB, inclusief de constitutionele constructie, na twee jaar grondig wordt geëvalueerd. Misschien is het een idee om de evaluatie van de TIB te koppelen aan de evaluatie van de bewaartermijn van metagegevens, die door de minister, naar aanleiding van de motie-Recourt in de Tweede Kamer (34588, nr. 56), reeds is toegezegd.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 2-3

De heer Rombouts (CDA): De minister zegt dat hij daarvan niet kan weglopen. Daarmee zegt hij eigenlijk dat als de TIB niet akkoord is, hij daar dan maar de verantwoordelijkheid voor moet nemen. De argumentatie van de commissie is dan namelijk zodanig dat hij zegt: oké, daar moet ik dan maar mee leren leven.

Minister Plasterk: Nee, ik probeer het juist van de andere kant te bekijken. Stel dat de TIB zegt het niet proportioneel te vinden, en het middel te groot vindt voor het doel dat hiermee wordt beoogd. De ministeriële verantwoordelijkheid brengt dan met zich mee dat de minister het daar niet bij laat maar teruggaat naar zijn dienst, en zich erop beraadt en zich afvraagt: kunnen we niet een proportioneel middel inzetten om hetzelfde doel te bereiken? Immers, dat is het oordeel van de TIB.

De heer Rombouts (CDA): Dat heb ik begrepen, maar u schetste een casus waarbij de TIB een zodanige argumentatie had dat u niet kon weglopen maar in feite niks meer deed. Wilt u in dat soort casussen de ministeriële verantwoordelijkheid dragen voor het feit dat een ander zegt dat je dat echt niet moet doen?

Minister Plasterk: Ja, wij verdedigen hier gezamenlijk een wet die met zich meebrengt dat er een onafhankelijke toets vooraf plaatsvindt, die beslissend is. Je kunt dan niet contra legem toch doorgaan met de inzet van bevoegdheden. Die verantwoordelijkheid wil ik dragen. Ik voeg daaraan toe dat ten eerste de minister zich door de argumentatie van de TIB kan laten overtuigen. Daarom zit die commissie er; die zit er niet voor niks. Ten tweede kan de argumentatie zijn: niet aldus. Dan is het aan de minister om te besluiten hoe het dan wel moet en om daar dan de volle verantwoordelijkheid voor te nemen.

De voorzitter: Mijnheer Rombouts, tot slot op dit punt.

De heer Rombouts (CDA): Voorzitter, het bespaart mij misschien een tweede termijn, want dit is voor ons het resterende punt. Wil de minister overwegen om in de komende jaren aan zijn opvolger mee te geven, of misschien wel aan ons te schetsen in een brief, dat dit wellicht toch nog een punt van heroverweging is, nadat deze wet tot stand is gekomen?

Minister Plasterk: De heer Van Kappen heeft ook gevraagd om dat sneller te evalueren. Ik was van plan om dat toe te zeggen, dus daar kan ik alvast een voorafspiegeling van geven. Ik denk dat het belangrijk is om sowieso de hele inrichting, de functie en de plek van de TIB in het bestel niet pas over vijf jaar maar al over twee jaar te evalueren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik zou heel graag nog een aspect betrokken willen zien bij de evaluatie. Het andere kritiekpunt van de Raad van State was dat de TIB puur een juridische toetsing op de rechtmatigheid zal doen, terwijl de minister ook de verantwoordelijkheid voelt in het internationale veld en het op grond van andere aspecten in een enkele noodsituatie denkbaar zou zijn dat hij het voorbij de TIB had gewild als er onrechtmatig was geoordeeld. Nu waardeer ik het zeer dat de minister de keuze heeft gemaakt voor onafhankelijke toetsing vooraf. Ik kan me dat ook wel voorstellen, maar juist dat andere aspect vind ik in de beantwoording niet terug. Het is wel eentje waar ik me zorgen over maak. Ik hoop dus dat hij juist op dat punt in de evaluatie wil laten zien hoe dat uitwerkt.

Minister Plasterk: Het korte antwoord is ja. Ik zeg dus toe dat bij die evaluatie betrokken kan worden dat het de bedoeling van de wet is om de TIB inderdaad uitsluitend de rechtmatigheid van die inzet te laten toetsen. Of het bijvoorbeeld ook prioriteit heeft is natuurlijk een additioneel argument dat de minister kan meewegen. Die kan dus besluiten om iets sowieso niet te doen, omdat hij vindt dat daar de prioriteit niet ligt of omdat hij aan andere dingen voorrang wil geven. Ook kunnen andere overwegingen een rol spelen, zoals de internationale samenwerking, waar mevrouw Bikker op doelt. Maar dan nog is het ten behoeve van de rechtmatigheid dat de TIB een additionele en doorslaggevende toets doorvoert. Maar het korte antwoord is ja. Ik zeg toe dat de evaluatie zich ook op dat punt kan richten.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 4

Minister Plasterk: Over de versterking en bezetting van de TIB heb ik gesproken. Volgens mij ben ik daarmee klaar, afgezien van de zeer belangrijke toezegging aan de fractie van de VVD, aan de heer Van Kappen. Hij vroeg om specifiek op het punt van de TIB, de toezichthouder, al over twee jaar een onafhankelijke evaluatie te laten doen. Dat zeg ik toe. Het is een nieuw instituut, een nieuw lichaam. We moeten ervaring opdoen met die werkwijze. Daar kun je alle kanten mee op en daar kun je vragen bij hebben, maar ik zeg toe dat we die evaluatie zullen doen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 17

De heer Rombouts (CDA): Veel van onze aanvankelijke zorgen zijn al tijdens de schriftelijke behandeling weggenomen. Dat heb ik ook in eerste termijn gezegd. Er resteerde dus nog het punt van de ministeriële verantwoordelijkheid. Het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken vanavond op dit punt was wat mij betreft misschien nog niet helemaal overtuigend, maar de toezegging om er over twee jaar met elkaar opnieuw hier over te praten naar aanleiding van de evaluatie, volstaat op dit moment voor mijn fractie.

De heer Van Kappen (VVD): Voorzitter. Ik dank allereerst de bewindslieden voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen op dit late uur. Ik kan kort zijn. Ik ben bijzonder tevreden met de toezegging dat over twee jaar een evaluatie van de TIB zal plaatsvinden.

(...)

Mevrouw Beuving (PvdA): Ook de toezegging van de minister aan de VVD-fractie om de TIB na twee jaar grondig te evalueren, wil ik hier noemen omdat wij daar grote waarde aan hechten.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 19

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Dan het toezichtstelsel. Mijn fractie blijft de staatsrechtelijke plaats van de TIB ingewikkeld vinden, met name ten aanzien van de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister heeft wel een aantal toezeggingen gedaan die ik heb genoteerd. De eerste betreft de versnelde evaluatie over twee jaar, inclusief componenten om invulling te geven aan de afwegingen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat zijn dan niet de juridische componenten of de rechtmatigheidstoets, waar de TIB met name op ziet, maar ook de politieke, internationale overwegingen en hoe deze als geheel worden uitgewerkt, want dat is wel een punt van zorg voor mijn fractie. Ik ben blij met de toezegging van de minister om dat te evalueren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rechtseenheid TIB en CTIVD (34.588) (T02468)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe om over twee jaar evalueren of het overleg tussen de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) tot voldoende rechtseenheid leidt. Bij een 'clash' tussen beide organen zal de minister daarover - openbaar of vertrouwelijk - aan de Kamer rapporteren.


Kerngegevens

Nummer T02468
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 mei 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
rechtseenheid
Toetsingscommissie inzet bevoegdheden
Kamerstukken Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (34.588)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 13

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Wat gaat de minister doen met de TIB als meerdere malen blijkt dat het oordeel van de CTIVD na afloop anders uitvalt? Hoe informeert hij het parlement hierover?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 4-5

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik had de minister ook gevraagd om in te gaan op het door meerdere instanties aangehaalde probleem van de rechtseenheid. Dat lijkt mij typisch iets waarvan we na een poosje kunnen constateren of dat werkt of niet. Daarop is de minister nog helemaal niet ingegaan. Ik hoor graag zijn reactie.

Minister Plasterk: Dat is een goed punt. Die rechtseenheid moet ook bewerkstelligd worden. Ik heb in de schriftelijke beantwoording al aangegeven dat ik die rechtseenheid niet wil bewerkstelligen door een hiërarchische verhouding te maken, dus door de CTIVD de baas over de TIB te laten zijn, maar ik stel me wel voor dat er regulier overleg plaatsvindt tussen de toezichthouder en de TIB, opdat er sprake is van rechtseenheid. Maar het is dus niet de bedoeling dat de CTIVD de individuele casusbeoordelingen van de TIB nog een keer dunnetjes over gaat doen. Die taakverdeling moet wel helder zijn.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): In de schriftelijke beantwoording was het verhaal eerst dat de CTIVD niks meer zou kunnen zeggen over de rechtmatigheidsbeoordeling van de TIB. Later heeft de minister dat genuanceerd. Het kan gebeuren dat daar toch een verschil in kenbaar wordt. Hoe gaat de minister daar op termijn, als hij wat meer ziet en daar wat meer over kan zeggen — want één casus is nog geen verhaal — mee om richting het parlement en de parlementaire verantwoordelijkheid die de Kamer draagt?

Minister Plasterk: De CTIVD is toezichthouder op het hele proces. Ik wil niet de indruk wekken dat de CTIVD pas toezicht mag gaan houden als de last verleend is. De CTIVD mag natuurlijk op alle stadia van het proces toezicht houden. Dat mag niet alleen, dat is zelfs de wettelijke taak van de CTIVD. Dat kan met zich meebrengen dat de CTIVD zich voorneemt om een systematisch onderzoek te doen naar de vraag hoe de lasten eigenlijk tot stand komen of hoe onderbouwd is wat er in zo'n last wordt gesteld of een andere toezichthoudende vraag. De onwenselijkheid zou pas verschijnen wanneer de CTIVD per casus gaat zeggen: de minister vindt dit noodzakelijk, subsidiair en proportioneel aan het gestelde doel en de TIB is het daarmee eens, maar de CTIVD niet. Dan zou er een dubbeling optreden. Ik begrijp mevrouw Bikker zo dat dit onverlet laat dat de toezichthouder natuurlijk op alle stadia in het hele activiteitentraject van de diensten toezicht kan houden. Dat is ook wat ik bedoel.

De voorzitter: Tot slot op dit punt, mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Nog steeds blijft het gevaar dat er toch verschil ontstaat tussen het oordeel van de TIB over de rechtmatigheid en de constatering van de CTIVD op een later moment. Ik blijf nu maar even van het niveau van abstractie af. Ik wil weten hoe de minister daarover aan de Kamer rapporteert.

Minister Plasterk: Ik denk allereerst dat er regelmatig overleg tussen de beide lichamen moet zijn. Wij zullen over twee jaar evalueren of dat overleg tot voldoende rechtseenheid leidt. Mocht er nou echt een probleem ontstaan — ik bedoel niet een keer een verschil van taxatie, maar een clash; dat gebaar maakt mevrouw Bikker — dan zeg ik toe dat ik dat aan de Kamer zal rapporteren. De Kamer zou kunnen namelijk zeggen dat ze daar niets van weet, omdat dit voor een deel in vertrouwelijkheid gebeurt. Ik zal dat dus via de geëigende kanalen, als dat nodig is, en anders in het openbaar aan de Kamer rapporteren.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 19

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): De minister heeft ook toegezegd om te streven naar rechtseenheid en om bij problemen te rapporteren, desnoods vertrouwelijk. Later trok hij die toezegging een beetje in, bij de beantwoording van een vraag van de heer Lintmeijer. Hij zei toen dat hij had gezegd dat de TIB wordt geëvalueerd en dat hij dat niet verder had ingevuld. De schrik sloeg mij om het hart, zoals men begrijpt. Ik hoop dat de minister nog eens kan bevestigen dat wat hij eerst aan de fractie van de ChristenUnie toezegde, inderdaad zo staat.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 21

Minister Plasterk: Ik stel het zeer op prijs dat een aantal fracties overwegen om het voorstel te steunen; zo ook de fractie van de ChristenUnie. De toezegging aan mevrouw Bikker staat. Zij vroeg er nog even naar voor de zekerheid, maar die staat; dat spreekt vanzelf.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bewaartermijn data (34.588) (T02475)

De Minister van Defensie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Van Kappen (VVD), Rombouts (CDA) en De Graaf (D66), toe de naleving van de bewaartermijn voor data, alsmede de lengte van de bewaartermijn zelf mee te nemen in de evaluatie na twee jaar en een voorstel te zullen doen deze te verlengen of in te korten als de evaluatie daartoe noopt.


Kerngegevens

Nummer T02475
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden Mr. Th.C. de Graaf (D66)
generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bewaartermijnen
inlichtingendiensten
verkeersgegevens
Kamerstukken Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (34.588)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2016/17, 34 588, C, p. 4

Deze leden vragen voorts of de regering bereid is om aan de evaluatie van de bewaartermijn het onderwerp «tijdig en correct vernietigen van data» toe te voegen en te laten checken door een onafhankelijke auditor. Ik ga er vanuit dat de CTIVD deze aspecten meeneemt in het onderzoek, zoals bedoeld in de door de Tweede Kamer aanvaarde motie van het lid Recourt (Kamerstukken II 2016/17, 34 588, nr. 56), daar zij een onlosmakelijk onderdeel vormen van de beoordeling van een rechtmatige omgang met de bewaartermijnen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 1

De heer Rombouts (CDA): Omdat het stelsel niet alleen op papier moet werken, hecht het CDA veel waarde aan de evaluatie die binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wet zal plaatsvinden. Wij zijn dan ook blij met de toezegging van de minister om in de evaluatie het onderwerp "tijdig en correct vernietigen van data" toe te voegen en dit te laten checken door een onafhankelijke auditor.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 3

De heer Van Kappen (VVD): Het woord "bewaartermijn" is gevallen. Ook daar hebben wij nog wel een opmerking en een vraag over. Voor gegevens die zijn verzameld door uitoefening van de bevoegdheid van onderzoeksopdrachtgericht aftappen, geldt een bewaartermijn van hoogstens drie jaren na verwerving of het ongedaan maken van de versleuteling. Gegevens die niet op hun relevantie zijn doorzocht, worden na afloop van deze termijn terstond vernietigd (artikel 48, lid 5).

Sommigen zijn van mening dat deze periode, uit het oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en verantwoorde databeperking, te lang is. Anderen zijn juist van mening dat deze periode te kort is, omdat het opsporen en volgen van slapende cellen en complexe ondergrondse terroristische netwerken door de AIVD zich vaak uitstrekt over tientallen jaren en omdat militaire operaties in conflictgebieden veelal langer duren dan drie jaar.

(...)

De periode van drie jaar is naar de mening van mijn fractie dan ook arbitrair vastgesteld en ongetwijfeld het resultaat van een compromis; het is nu eenmaal geen wiskunde. De aangenomen motie-Recourt (34588, nr. 56) verzoekt de regering om "het verzoek van de Tweede Kamer aan de CTIVD over te brengen om binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet te rapporteren over hoe de bewaartermijn van drie jaar zich verhoudt tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarbij wordt betrokken de vraag of de interceptie van gegevens zo gericht mogelijk is geschied en of de bewaartermijn en de bewaarde gegevens nodig zijn voor een goede taakuitoefening van de diensten".

Voor wat betreft dit laatste nemen wij aan dat ook wordt bezien of in bepaalde gevallen, waarbij sprake is van een inspanning van de diensten die zich per definitie uitstrekt over een langere periode dan drie jaar, de bewaartermijn niet te kort is voor een goede taakuitoefening van de diensten. Kan de minister dat toezeggen?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 10

De heer De Graaf (D66): Deze lange termijn kan wellicht onder bijzondere omstandigheden dienstbaar zijn — ik zal dat niet ontkennen — maar strijdt naar het oordeel van de Afdeling advisering met artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de daarop gebaseerde jurisprudentie. De regering voelt niets voor verkorte bewaartermijnen en meent dat het wel los zal lopen met dat Europees Verdrag. Toch verzoek ik de ministers nog eens te reflecteren op de mogelijkheid om de bewaartermijnen te differentiëren naar de mogelijke toepassingen. Bijvoorbeeld een vernietiging binnen anderhalf of twee jaar, tenzij een ernstig nationaal veiligheidsbelang zich tegen deze termijn zou verzetten, hetgeen een eigenstandige toetsing vraagt. Voor versleutelde gegevens zou ten minste een termijn voor de ontsluiering in de wet zelf moeten worden opgenomen. Ook dat werd eerder door de Afdeling advisering gesuggereerd. Ook hierop hoor ik graag de reactie van het kabinet.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 15-16

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Van Kappen zei: ik vind het allemaal leuk en aardig als het gaat om de evaluatie die conform de motie-Recourt wordt uitgevoerd, met de CTIVD die daarbij een rol heeft, maar gaan we dan alleen maar kijken of de voorgestelde bewaartermijn niet wordt overschreden en of de inzet wel zo gericht mogelijk is, of kunnen we ook andersom redeneren? Het antwoord daarop is: ja, uiteraard. De CTIVD gaat uiteraard over het eigen onderzoek, maar net als in reactie op de heer Recourt, kunnen wij ook de CTIVD vragen om met het verzoek van de heer Van Kappen rekening te houden. Dan gaat het beide kanten op: zijn de bewaartermijnen lang genoeg of noopt dat tot aanpassingen?

(...)

Minister Hennis-Plasschaert: De heer De Graaf van D66 stelde nog een vraag over de mogelijkheid om te differentiëren. Als het gaat om de bewaartermijnen, zoals een vernietiging binnen anderhalf of twee jaar, geldt allereerst wat ik net al zei: het is geen doel op zich om alles wat je binnenhaalt dus maar maximaal te bewaren en te verlengen — daar hebben we de capaciteit geeneens voor — omdat je dat ook tussentijds toetst, zeker als die verlenging ter tafel komt. In feite wordt er al gedifferentieerd, als je het hebt over de onderzoeksopdrachtgerichte interceptie. Ik heb net getracht duidelijk te maken dat de diensten voldoende lange termijnen nodig hebben om gegevens op relevantie voor hun onderzoeken te kunnen beoordelen. Er wordt vrij snel aan reductie gedaan, in negatieve, maar ook in positieve zin.

Het hanteren van een op voorhand vastgestelde kortere termijn zou betekenen dat we gegevens zouden kunnen vernietigen waarvan de relevantie voor het onderzoek van de diensten nog moet worden bezien. Ik heb net al aangegeven dat we een evaluatie laten uitvoeren door de CTIVD. Ik zal dit daarin meenemen. Ik zeg de heer De Graaf ook heel graag toe dat als blijkt dat zo'n evaluatie — of die nu gaat om het functioneren van de TIB of om het omgaan met bewaartermijnen en de vraag of die te lang dan wel te kort zijn — noopt tot aanpassing van de wet, een kabinet natuurlijk niet zal aarzelen om dat te doen. Waarom zou je de uitkomsten van een evaluatie negeren? Deze wet is met de grootste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Er zijn vele mensen geconsulteerd en er is goed gekeken naar de landen om ons heen. We hebben deze weging gemaakt en we hebben een zeker restrisico geaccepteerd door het stellen van grenzen aan de bewaartermijnen. Geef het even de kans, evalueer en laat een volgend kabinet desnoods een reparatiewet voorstellen als dat nodig is.

De heer De Graaf (D66): Dit was gelijk mijn eerste vraag naar aanleiding van de toezegging van de minister. Het zou prettig zijn als de minister in de toekomst op deze plek blijft zitten, want dan kan zij haar toezegging gestand doen.

(...)

Minister Hennis-Plasschaert: We zijn bereid om straks nogmaals te bekijken of dit volstaat, om daarmee zowel tegemoet te komen aan de kritische bemerkingen van de heer De Graaf als aan die van de heer Van Kappen, die zei: ik denk dat je misschien zelfs wat meer tijd nodig zult hebben als het gaat om de data die we hebben. Dat is eigenlijk wat ik zeg. Ik begrijp heel goed wat de heer De Graaf zegt, maar wij hebben deze weging, op basis van ervaringen en nadat we om ons heen hebben gekeken, zorgvuldig gemaakt, waarna we tot deze conclusie zijn gekomen. We weten dat we daarmee een zeker restrisico accepteren.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 17

De heer Van Kappen: Ik wil heel kort terugkomen op de bewaartermijn. Ik heb het volgende gezegd. Het blijft altijd lastig. Die termijn van drie jaar is ongetwijfeld een compromis dat gevonden is. Het is ook goed uitgelegd door de minister van Defensie. Het gaat mij er niet om dat je onbeperkt kunt verlengen. Het gaat mij erom dat er bepaalde operaties zijn die de inlichtingendiensten uitvoeren die zich structureel uitstrekken over een langere periode dan drie jaar. Ik denk aan onderzoek naar ondergrondse terroristische netwerken en slapende cellen en aan militaire operaties, zoals de minister van Defensie terecht heeft opgemerkt. Die strekken zich bijna allemaal langer uit dan drie jaar, zeker als je de voorbereidingstijd in acht neemt. Het gaat mij om die specifieke gevallen. De minister van Defensie heeft toegezegd dat in het verlengde van de motie-Recourt gekeken zal worden of het werkt in die gevallen of dat we voor die specifieke gevallen toch een aparte uitzondering moeten maken.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 21

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik heb twee vragen aan mijn adres genoteerd. Dat is allereerst nog even het punt van de heer Van Kappen over de op handen zijnde evaluatie en de bewaartermijn. Zijn punt is mij volstrekt helder en zal dus ook conform worden meegenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het intrekken en restitueren van de RVU-boete (35.300 X) (T02925)

De Staatssecretaris van Defensie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Beukering, toe naar aanleiding van de gevoerde discussie en de uitspraak van de belastinginspecteur terug te komen op de aangehouden motie Beukering c.s. over het intrekken en restitueren van de RVU-boete (35300 X, B).


Kerngegevens

Nummer T02925
Status voldaan
Datum toezegging 16 december 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Defensie
Kamerleden Bgen (b.d.) drs. A.J.A. Beukering (Fractie-Nanninga)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Regeling Vervroegde Uittreding
RVU-boete
Kamerstukken Begrotingsstaten Defensie 2020 (35.300 X)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 13-5 - blz. 2, 3

De heer Beukering (FvD):

Voorzitter, dank u wel. Forum voor Democratie is toch enigszins teleurgesteld. Wij willen daarom bij dezen een motie indienen.

De voorzitter:

Door de leden Beukering, Van Pareren, Van Rooijen, Frentrop, Van Wely, Van der Linden, Nanninga, Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

een gedeelte van het militaire personeel gedurende vele jaren conform de Militaire Ambtenarenwet met regulier (gedwongen) functioneel leeftijdsontslag is gegaan;

Defensie hiervoor sinds enkele jaren wordt beboet middels de Regeling Vervroegde Uittreding (RVU);

hier sprake is van strijdigheid, voldoen aan de wet en daarvoor worden bestraft;

hier sprake is van een verkeerd beeld over feitelijk besteedbaar budget;

dit strijdig is met het streven te komen tot 2% bnp in 2024;

constaterende dat:

hiermee strijdige regelingen zijn ontstaan gedurende meerdere jaren;

Defensie hierdoor onevenredig — en deels buiten haar schuld — financieel is en nog steeds wordt geraakt;

inmiddels het militaire personeel de keuze heeft om wel langer te dienen;

intrekking van de RVU-boete (en restitutie) een bijdrage levert aan een consistent, verhoogd en feitelijk beschikbaar meerjarig Defensiebudget, groeiend naar 2% bnp in 2024;

verzoekt de regering de door Defensie te betalen boete ingevolge Regeling Vervroegde Uittreding (RVU-boete) in te trekken, onder restitutie van de reeds door Defensie tot op heden betaalde boetes, en dit te verwerken in de Voorjaarsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter B (35300-X).

Staatssecretaris Visser:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb de motie nog niet voor mij liggen, dus ik kan me alleen baseren op de teksten zoals u die net heeft uitgesproken. Ik heb net al aangegeven dat wij, naar aanleiding van de uitspraak van de belastinginspecteur, kijken dat betekent voor de regeling die we nu hebben en of er aanknopingspunten zijn. Ik doe het uit mijn hoofd, maar zoals ik de oproep heb begrepen, kan ik deze niet ondersteunen. Ik zou de motie dus moeten ontraden. Wel kan ik vragen om de motie aan te houden. Ik zal er dan op terugkomen naar aanleiding van de discussie. Ik heb de uitspraak van de belastinginspecteur vorige week gekregen, dus ik vraag u even tijd om daarnaar te kunnen kijken en om te zien of er aanknopingspunten zijn. En, zoals ik al aangaf, als u daar een bredere discussie over wil, dan zou ik u willen aanraden om dat in gezamenlijkheid te doen met het ministerie van Financiën en Sociale Zaken, om te kijken wat dit betekent. Als de motie in stemming wordt gebracht, moet ik deze ontraden, maar ik verzoek de heer Beukering om de motie aan te houden.

De heer Beukering (FvD):

Voorzitter, ik heb net even snel ruggenspraak kunnen houden. Mijn fractie stemt in met deze motie aanhouden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het betrekken van burgers in de fase van het Voorontwerp inzake het project Militair Radarstation Herwijnen (31.936, I) (T02981)

De Staatssecretaris van Defensie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk, toe om burgers te betrekken in de fase van het Voorontwerp met betrekking tot het project Militair Radarstation Herwijnen.


Kerngegevens

Nummer T02981
Status voldaan
Datum toezegging 2 december 2019
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Defensie
Kamerleden drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen militair radarstation Herwijnen
radar
radarstation
rijkscoördinatieregeling
Kamerstukken Luchtvaartbeleid (31.936)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 9-3 - blz. 11, 23, 31

De heer Rietkerk (CDA):

De CDA-fractie adviseert de staatssecretaris het vertrouwen verder terug te winnen. Ze is op weg, maar er is meer nodig. In het kader van de rijkscoördinatieregeling moeten alternatieve locaties worden afgewogen. Dat moet gepaard gaan met wettelijke waarborgen voor inwoners, zoals openbare voorbereiding. Kan de staatssecretaris toezeggen dat in de fase van voorontwerp de inwoners worden betrokken? Wordt of worden er bijvoorbeeld een inloopavond, een informatiebijeenkomst of beide georganiseerd? Kunnen de inwoners dan ook zienswijzen indienen? En krijgen deze inwoners dan op tijd een ontvangstbevestiging en daarna een inhoudelijke en serieuze reactie van de regering?

Staatssecretaris Visser:

De heer Rietkerk vroeg ook bij het mondeling overleg al om zo snel mogelijk inloopavonden te organiseren, zodat mensen gericht een vraag kunnen stellen. Ik denk dat dat een belangrijk gegeven is. Dat kan ook als bijvoorbeeld het ontwerp inpassingsplan ter inzage ligt. De heer Rietkerk vroeg of we niet ook al wat konden doen bij het voorontwerp. Ik denk dat dat een goede suggestie is. Formeel doen we het altijd later in het proces, maar gelet op de commotie en de onrust die is ontstaan, is het goed om zo snel als mogelijk toelichting te geven.

(…)

Mevrouw Huizinga vroeg ook: bent u bereid om inloopavonden en dergelijke te organiseren om meer informatie te kunnen geven? Wat mij betreft gebeurt dat ook een laagdrempelige manier, zodat mensen ook gewoon hun vragen kunnen stellen. Bij dezen doe ik die toezegging dus ook nog als het gaat om het voorontwerp.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het organiseren van inspraak- en informatieavonden met betrekking tot het project Militair Radarstation Herwijnen (31.936, I) (T02982)

De Staatssecretaris van Defensie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Rietkerk, Moonen en Huizinga, toe om inspraak- en informatieavonden te organiseren met betrekking tot het project Militair Radarstation Herwijnen.


Kerngegevens

Nummer T02982
Status voldaan
Datum toezegging 2 december 2019
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Defensie
Kamerleden J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie)
Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen militair radarstation Herwijnen
radar
radarstation
rijkscoördinatieregeling
Kamerstukken Luchtvaartbeleid (31.936)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 9-3 - blz. 11, 15, 23, 28, 29, 31

De heer Rietkerk (CDA):

De CDA-fractie adviseert de staatssecretaris het vertrouwen verder terug te winnen. Ze is op weg, maar er is meer nodig. In het kader van de rijkscoördinatieregeling moeten alternatieve locaties worden afgewogen. Dat moet gepaard gaan met wettelijke waarborgen voor inwoners, zoals openbare voorbereiding. Kan de staatssecretaris toezeggen dat in de fase van voorontwerp de inwoners worden betrokken? Wordt of worden er bijvoorbeeld een inloopavond, een informatiebijeenkomst of beide georganiseerd?

Mevrouw Moonen (D66)

Ik kom nu op inspraak van de bewoners. Onderdeel van de rijkscoördinatieregeling, wanneer deze wordt ingezet, is dat de bewoners van de gemeente West Betuwe inspraak hebben en ook zelf met geschikte alternatieve locaties kunnen komen. Ook kunnen bewoners en bedrijven een procedure starten bij de Raad van State en blijft bezwaar en beroep mogelijk. De fractie van D66 hecht belang aan een goede communicatie met de bewoners. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij het proces van inspraak inricht? Dat is een gerichte vraag aan de staatssecretaris.

Mevrouw Huizinga (ChristenUnie):

In de communicatie tussen Herwijnen en het ministerie is veel misgegaan en er gaat veel mis. De indruk is bij de bewoners ontstaan dat de staatssecretaris koste wat het kost het radarstation door gaat drukken. Hoe gaat de staatssecretaris gedurende het RCR-proces de bewoners meenemen in het onderzoek? En hoe laat zij zien dat zij hun opmerkingen serieus neemt en deugdelijk onderzoekt? Hier hoor ik graag een helder antwoord op van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Visser:

De heer Rietkerk vroeg ook bij het mondeling overleg al om zo snel mogelijk inloopavonden te organiseren, zodat mensen gericht een vraag kunnen stellen. Ik denk dat dat een belangrijk gegeven is. Dat kan ook als bijvoorbeeld het ontwerp inpassingsplan ter inzage ligt.

(…)

Mevrouw Huizinga vroeg ook: bent u bereid om inloopavonden en dergelijke te organiseren om meer informatie te kunnen geven? Wat mij betreft gebeurt dat ook, op een laagdrempelige manier, zodat mensen ook gewoon hun vragen kunnen stellen.

(…)

De daadwerkelijke participatie zal plaatsvinden tijdens de daadwerkelijke procedure. Dan zijn de onderzoeken klaar, dan vinden inloopavonden plaats en dan liggen er ook de zienswijzen en alles wat er speelt.


Brondocumenten


Historie