Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel januari 2018)



Dit is het rappel tot 02-01-18.

 




Toezegging Bijzondere bijstand (33.716) (T01981)

De Minister van SWZ zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe het beroep op de bijzondere bijstand als gevolg van de gewijzigde regelgeving in het overgangsjaar te monitoren en te bezien of eventuele aanvullende middelen na 2015 nodig zijn. Beide Kamers zullen hierover tijdig worden geïnformeerd. 


Kerngegevens

Nummer T01981
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Mr. M.C. Scholten (D66)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
bijzondere bijstand
kindgebonden budget
partnertoeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-7

Minister Asscher:

Gezien het hier breed gedragen gevoel, zoals betoogd door de heer Hoekstra, mevrouw Koning en de heer Ester, zal ik het extra overgangsrecht op basis van het amendement-Hamer zodanig aanpassen, dat de volledige groep ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en straks door dat andere partnerbegrip niet in aanmerkingkomt voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebondenbudget, onder dat overgangsrecht begrepen moet worden. Dat geeft deze groep een jaar langer de tijd om zich voor te bereiden. Dat jaar wil ik gebruiken om de situatie goed te monitoren. Het gaat om een relatief kleine groep ten opzichte van de getallen die ik noemde. In beginsel beschikken gemeenten over voldoende middelen om in het individuele geval bijzondere bijstand te verstrekken voor die personen die na dat jaar in de problemen geraken. Ik zal monitoren hoe vaak bijzondere bijstand verstrekt gaat worden. Zo nodig zal ik bezien of aanvullende middelen in het kader van het Gemeentefonds nodig zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-8/9

Mevrouw Koning (PvdA):

Ik wil graag nog een vraag stellen ten aanzien van het monitoren tijdens het overgangsjaar. Ik denk dat aan de Kamer gerapporteerd moet worden wat dat monitoren oplevert, zodat we — gechargeerd gezegd — niet in december 2015 te horen krijgen dat het eigenlijk allemaal wel heel erg veel is en de gemeenten het met de bijzondere bijstand niet redden. Als u het monitoren daarom zo kunt inrichten dat dit voor de zomer van 2015 helder is, geeft dat in ieder geval meer zekerheid dat aan een uiteindelijke oplossing echt goed vormgegeven kan worden.

Minister Asscher:

Waar ik aangeef de situatie te zullen monitoren, ben ik zeker ook bereid daarvan beide Kamers op de hoogte te stellen. Dat zal ik ook tijdig doen, zodat aanvullende maatregelen en eventueel aanvullende middelen nog mogelijk gemaakt kunnen worden, mochten die nog nodig zijn. [...]

Om de tijd niet onze vijand te laten zijn, heb ik, gehoord de eerste termijn, gezocht naar mogelijkheden om te Kamer tegemoet te komen. Daarbij heb ik aansluiting gezocht bij het amendement dat gericht is op uitstel voor een jaar. Daar heb ik het niet bij gelaten. Ik heb ook toegezegd dat ik in dat jaar samen met de gemeenten zal bekijken hoe dit fenomeen zich ontwikkelt. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten voldoende middelen hebben om via de bijzondere bijstand die groep, die enkele duizenden personen omvat, van dienst te kunnen zijn in het licht van hun totale middelen voor bijzondere bijstand. Ik heb ook al aangegeven dat ik dit niet alleen wil monitoren en de Kamer daarover wil informeren, maar dat ik ook — als dat nodig zal zijn — wil terugkomen met voorstellen om de gemeenten daar ook financieel voor te compenseren. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, maar dat kan in dat jaar besloten worden en dat kan hier dan aan de orde komen

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-19

Minister Asscher

Ik heb echter wel toegezegd dat ik het bestaande bestand wil bevriezen en op een eenvoudige manier een jaar lang wil sauveren, zodat je in dat jaar kunt bekijken welke nieuwe gevallen zich voordoen. Naar aanleiding daarvan kan ik verslag uitbrengen aan beide Kamers en kan worden overwogen of aanvullende maatregelen nodig zijn in het kader van een toevoeging aan het Gemeentefonds.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zelfstandigen (33.981) (T02134)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Backer, toe om - samen met cliëntenbelangenorganisaties - de belemmeringen die mensen met een arbeidsbeperking ondervinden als zij zich zelfstandig willen vestigen, in kaart te brengen en te bezien hoe de problemen kunnen worden opgelost. 


Kerngegevens

Nummer T02134
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeidsbeperkingen
arbeidsparticipatie
zelfstandigen
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 10

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Backer zei graag aandacht te willen vragen voor mensen met een arbeidsbeperking die zich zelfstandig willen vestigen. Zij kunnen natuurlijk allerlei problemen tegenkomen. Ik onderken dat zeer. Ik wacht de inbreng van de fractie van D66 in tweede termijn af, maar zeg alvast dat ik het heel erg de moeite waard vind om met betrokken organisatiesom tafel te gaan zitten om precies uit te vinden om welke problemen het gaat en hoe we die met z'n allen zouden kunnen oplossen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 13/ 14

De heer Backer (D66):

De staatssecretaris ging al even in op het punt van de zelfstandigen. Wij vinden het belangrijk dat de belemmeringen die er zijn om je zelfstandig te vestigen, al dan niet met

andere collega's, zo veel mogelijk in beeld worden gebracht en zo veel mogelijk worden verminderd, gemitigeerd of opgelost. Wij geloven dat zelfstandig ondernemerschap vanuit een positieve gedachte werkelijk een optie kan zijn. Er zijn belemmeringen om vanuit een uitkering te gaan werken. Er zijn belemmeringen in de sfeer van een gelijkspeelveld bij aanbestedingen. Er zijn verschillende belemmeringen in de arbeidsregio's, er zijn waarschijnlijk belemmeringen bij kredietverlening en er zijn belemmeringen in de urenbeperkingen. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris in samenspraak met een aantal organisatie, met name cliëntenbelangenorganisaties zoals Ieder(in), het Landelijk Platform GGz, de vereniging OLG en De Normaalste Zaak een meerjarenprogramma zou ontwikkelen om te bekijken hoe dit in kaart gebracht kan worden, maar vooral hoe de belemmeringen overwonnen kunnen worden met het uiteindelijke doel waar deze wet op is gericht: participatie. Als ik hierover een ruiterlijke toezegging zou kunnenkrijgen, om een woord te gebruiken dat ik vaker hoor van de staatssecretaris, dan zal het mij waarschijnlijk wel lukken om mijn fractie over de streep te trekken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb al gezegd dat ik het een meerwaarde vind hebben om met belangenbehartigers zoals Ieder(in), De Normaalste Zaak en GGZ Nederland de belemmeringen voor zelfstandigen goed in kaart te brengen. Die hebben namelijk verstand van zaken en kunnen daarin goede onderdelen aandragen. Dank dat dit hier nog eens voor het voetlicht is gebracht. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verkenning eenmalig onbeperkt shoprecht (34.255) (T02341)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van de (aangehouden) motie-Rinnooy Kan c.s., toe te verkennen of aan deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een pensioenfonds, die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een onbeperkt shoprecht kan worden verleend, waarbij de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling nadrukkelijk wordt betrokken.


Kerngegevens

Nummer T02341
Status afgevoerd
Datum toezegging 24 mei 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen premieregelingen
shoprechten
variabel pensioen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Lodders Wet verbeterde premieregeling (34.255)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 40

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan zijn aan de orde de beide moties die zijn ingediend. De eerste motie is van de zijde van de heer Rinnooy Kan c.s. Daarin wordt de regering verzocht om, als het initiatiefvoorstel wordt aanvaard, een voorstel in voorbereiding te nemen om pensioengerechtigden die kiezen voor een variabel vervolg op hun pensioeningangsdatum op dat tijdstip eenmalig een onbeperkt shoprecht te gunnen. Kijk, ik doe wel aan verwachtingsmanagement, als ik me zo mag uitdrukken. Als ik de motie zo mag lezen dat ik mag verkennen of dat eenmalig shoprecht tot de mogelijkheden kan gaan behoren, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Als de indieners ervan uitgaan dat we dat shoprecht onmiddellijk en onverwijld gaan invoeren, kan ik het oordeel over de motie niet aan de Kamer laten. Ik kijk ook even naar de indiener om te zien hoe ik deze motie dien te interpreteren. Een onbeperkt shoprecht gaat ten koste van de mogelijkheid om mee- en tegenvallers te spreiden. Je hebt daarvoor nou eenmaal de brede collectiviteit nodig. Ik vind dus dat ik best kan verkennen of deze eenmalige mogelijkheid aan de orde kan zijn, maar ik wil de motie dan ook wel als zodanig duiden.

De heer Rinnooy Kan (D66):

In onze interactie over dit onderwerp heb ik de indruk gekregen dat er bij de staatssecretaris zorgen bestaan over mogelijk onvoorziene consequenties van de invoering van een dergelijk shoprecht. Ik bied met de formulering dus ruimte om die consequenties te verkennen. Dat beschouw ik als het voorbereiden van een voorstel. Ik vraag de staatssecretaris ons te laten weten wat dat oplevert. Als die consequenties bij nader inzien mee blijken te vallen, dan zou ik ervan uit willen gaan dat vervolgens ook het voorstel zelf ter tafel kan komen. Ik bied hier dus ruimte voor deze eerste fase.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is goed gebruik tussen de regering en in dit geval de Eerste Kamer dat wij zaken kunnen onderzoeken en dat we het resultaat van het onderzoek bij de Kamer over het voetlicht brengen. Dat geldt ook voor lifecyclebeleggen. Dat doen we met een appreciatie onzerzijds. Dan is het aan ons allen om te bekijken hoe we vervolgens verder gaan. Als ik de motie op die manier mag interpreteren, dan kan ik het oordeel daarover aan de Kamer laten.

Brief 30 mei 2016 (34255, L), blz. 6

Staatssecretaris Klijnsma:

Het wetsvoorstel biedt alle deelnemers, ongeacht hun pensioenuitvoerder, de mogelijkheid om te kiezen tussen een vast of een variabel pensioen. Deze keuzemogelijkheid is de essentie van het wetsvoorstel. Om deze keuzemogelijkheid te bieden, wordt voor deelnemers bij een pensioenfonds met een premie- of kapitaalovereenkomst een wettelijk shoprecht geïntroduceerd. Op dit moment hebben deze deelnemers immers in het geheel geen shoprecht.

Deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling kunnen op pensioendatum altijd overstappen naar een andere pensioenuitvoerder. De enige restrictie daarbij is dat, als de deelnemer naar een pensioenfonds wil overstappen, hij daar al eerder aanspraken moet hebben opgebouwd.

In de motie die senator Rinnooy Kan aan de orde heeft gesteld, en die onder meer wordt gesteund door de senatoren Van de Ven (VVD) en Lintmeijer, is gevraagd een voorstel te onderzoeken om deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een pensioenfonds die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een onbeperkt shoprecht te gunnen. Met deze eenmalige mogelijkheid wordt beoogd ruimte te bieden voor een breed beschikbaar, gevarieerd productaanbod. Naar aanleiding van deze motie zal ik onderzoeken of een dergelijk eenmalig shoprecht tot de mogelijkheden kan gaan behoren. In dat verband wil ik wel alvast opmerken dat pensioenfondsen collectieve pensioenregelingen uitvoeren met een hoge mate van solidariteit. Die solidariteit kan onder druk komen te staan als de deelnemers zonder restricties bij hun pensioenfonds zouden kunnen vertrekken. Dat vraagstuk speelt bijvoorbeeld als het gaat om gaat om premieovereenkomsten met variabele uitkeringen, gebaseerd op collectieve risicodeling, die met dit wetsvoorstel mogelijk worden gemaakt. De mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling, zal dus nadrukkelijk betrokken moeten worden in een dergelijke verkenning.

Brief 10 juni 2016 (34255, M), blz. 4

Staatssecretaris Klijnsma:

Voor de volledigheid wijs ik hierbij, naar aanleiding van de motie Rinnooy Kan c.s., op mijn voornemen om te verkennen of aan deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst van een pensioenfonds die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een shoprecht kan worden verleend, waarbij de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling nadrukkelijk wordt betrokken.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Ik ben de staatssecretaris dus ook dankbaar voor het toegezegde onderzoek naar het eenmalige onbeperkte shoprecht. Mede namens de mede-indieners van de daaraan gewijde motie kondig ik nu vast aan dat ik deze motie graag wil aanhouden tot de uitslag van dat onderzoek bekend is.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 10-11

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Oomen heeft ook gevraagd of er echt een onderzoek naar het shoprecht nodig is. Het antwoord daarop is ja. Ik heb dit toegezegd en wij gaan dit doen

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik ben niet vlot genoeg, maar ik had de staatssecretaris een preciezere vraag gesteld over het shoprecht. In de brief zegt de staatssecretaris, anders dan in tweede termijn, dat zij bij het shoprecht wel onderscheid wenst te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling. Als zij dat doet, hoeft zij geen onderzoek meer te doen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is een breder onderzoek. Ik kan mij voorstellen dat de onderzoekers ook dit soort zaken meenemen, maar de vraag was of er onderzoek nodig is. Ik denk van wel.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 12

De heer Van de Ven (VVD):

Ik heb het even samengevat voor mezelf. De staatssecretaris heeft gesproken over het shoprecht dat onderzocht gaat worden. Daar komt dan ook de vraag bij van de privacyaspecten wat betreft het uitvragen bij de pensioendeelnemer en in hoeverre dat past bij dat shoprecht. Zo heb ik de toezegging van de staatssecretaris verstaan.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat is terecht. De heer Van de Ven heeft daar nog expliciet de aandacht op gevestigd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Stappenplan objectieve methodiek sociaal minimum Caribisch Nederland (34.550 IV) (T02383)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe de Kamer vóór 1 maart 2017 een stappenplan toe te sturen hoe te komen tot geobjectiveerde ijkbedragen voor het noodzakelijk levensonderhoud op de drie eilanden in Caribisch Nederland. Op basis van de uitkomsten van de benadering in het stappenplan zal de regering nader besluiten of het sociaal minimum gebaseerd blijft op het wettelijk minimumloon, dan wel dat gekozen moet worden voor een andere geobjectiveerde basis. In de tussentijd zal de regering zich inzetten voor de verdere verbetering van de levensomstandigheden in Caribisch Nederland, onder meer door zowel de bijzondere onderstand als de overige uitkeringen zo veel mogelijk omhoog te brengen.


Kerngegevens

Nummer T02383
Status voldaan
Datum toezegging 6 december 2016
Deadline 1 maart 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Caribisch Nederland
sociaal minimum
Kamerstukken Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2017 (34.550 IV)


Uit de stukken

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 11.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

(...) Begrijp ik goed dat de staatssecretaris hiermee de toezegging doet dat zij wil werken aan wat deze Kamer gevraagd heeft, namelijk het komen tot een geobjectiveerde vaststelling van wat nodig is voor het levensonderhoud? Vervolgens is dan nog wel de vraag welk tijdpad daarbij realistisch is. Daar kunnen we dus nog over spreken, maar gaat de staatssecretaris wel het principe van de motie uitvoeren? Wil zij dus komen tot een geobjectiveerde basis van het sociaal minimum op basis van ijkpunten voor levensonderhoud? Die toezegging zou ik heel waardevol vinden.

verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12

Staatssecretaris Klijnsma:

Er rest mij een tweetal vragen. Ik zei zonet niet voor niets dat ik het zowel aan deze kant van de oceaan als aan de overkant belangrijk vind om op basis van objectieve gegevens te weten wat de basis van levensonderhoud zou kunnen zijn. Als men mij dus een stappenplan vraagt, wil ik best proberen om voor de verkiezingen inzicht te verschaffen. Ik vind dat ik dat wel aan de Kamer verplicht ben. Maar dat neemt niet weg dat ik niet aflaat om door te gaan met de armoedebestrijding op de drie eilanden en overigens ook in dit deel van Nederland. Ik wil dus best een stappenplan maken, maar laten we for the time being in ieder geval de koppeling tussen wettelijk minimumloon en uitkeringen gewoon gestand doen. Want nogmaals: het adagium moet ook zijn dat werken blijft lonen, ook op de drie eilanden. Echt.

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat is toch net niet het antwoord dat ik zocht. We willen heel graag dat u doorgaat met het armoedebeleid en alles wat daarbij hoort. Daar is geen discussie over. De discussie ging over de vraag of u bereid bent om inderdaad dat te bewerkstelligen wat gevraagd werd, namelijk een sociaal minimum dat gebaseerd is op een ijkbedrag voor noodzakelijk levensonderhoud. In het antwoord loopt u net weer een beetje bij die vraag weg. Dat vind ik jammer.

Staatssecretaris Klijnsma:

In mijn beleving probeer ik u nu toch enorm tegemoet te komen. Ik zei namelijk dat ik er alles aan wil doen om te bekijken hoe dat er precies uit zou kunnen komen te zien. Sterker nog: ik wil daar ook een stappenplan voor aanleveren, zodat niet alleen in deze Kamer maar ook aan de overkant en op de drie eilanden helder wordt hoe de tijdspanne er precies uit zou kunnen komen te zien. Ik vind, in alle duidelijkheid, dat we alsdan op basis van wat daaruit komt, moeten bekijken wat we doen. Hanteren we het wettelijk minimumloon, en dan een ordentelijk wettelijk minimumloon, of moeten we een andere onderlegger kiezen? Op dit moment zeg ik echter: laten we alsjeblieft dat wettelijk minimumloon blijven hanteren, omdat werken gewoon moet blijven lonen op de eilanden, net zo goed als hier. Laten we ook, als ik me zo onparlementair mag uitdrukken, blijven krammen en spijkeren als het gaat om de bijzondere onderstand, want soms kun je mensen ook gewoon heel praktisch … Ik wilde zeggen "de winter door helpen", maar dat geldt daar niet.

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12-13

De voorzitter:

(...) Dan zou ik het volgende willen concluderen.

  • De Staatssecretaris zegt ten eerste toe de motie in die zin uit te voeren dat er wordt gewerkt aan een systematiek om een objectiveerbare basis te leggen voor een sociaal minimum.
  • Ten tweede zegt de Staatssecretaris toe om daarvoor voor de verkiezingen een stappenplan met tijdsindicatie aan deze Kamer toe te sturen, en ongetwijfeld ook aan de overkant. Laat ik 1 maart als uitgangspunt nemen, of zoveel eerder als mogelijk.
  • Ten derde geeft de Staatssecretaris aan, in de tussentijd te werken aan de verdere verbetering van levensomstandigheden, onder meer door zowel de bijzondere onderstand als de overige uitkeringen zo veel mogelijk omhoog te brengen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb nog één aanvulling, voorzitter, als het mag.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb ook gezegd dat we natuurlijk voor nu het wettelijk minimumloon wel als onderlegger blijven hanteren. Ik moet namelijk wel helderheid blijven verschaffen aan de rest van de wereld.

De voorzitter:

Dat is genoteerd, maar dat was niet specifiek een toezegging van uw kant, daarom heb ik het niet herhaald. Maar het is wel genoteerd en in het verslag opgenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitbreiding participatieverklaringstraject (34.584) (T02478)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nooren, toe om gemeenten − via de Verzamelbrief − te attenderen op de mogelijkheid om het participatieverklaringstraject op vrijwillige basis aan te bieden aan EU-onderdanen en overige niet-inburgeringsplichtige migranten, zodat gestimuleerd en gefaciliteerd wordt dat alle nieuwkomers een participatietraject volgen en een Participatieverklaring gaan tekenen.


Kerngegevens

Nummer T02478
Status voldaan
Datum toezegging 13 juni 2017
Deadline 1 mei 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen migranten
nieuwkomers
participatie
verzamelbrief
Kamerstukken Toevoeging van het onderdeel participatieverklaring aan het inburgeringsexamen en de wettelijke vastlegging van de maatschappelijke begeleiding (34.584)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 31 - item 4 -  blz. 3

Mevrouw Nooren (PvdA):

Allereerst ga ik in op de beperkte kring van nieuwkomers die een participatieverklaring moeten ondertekenen. Het verplichte participatieverklaringstraject geldt alleen voor nieuwkomers die een inburgeringsexamen moeten doen om in Nederland te kunnen blijven. In Nederland vestigen zich jaarlijks bijna 200.000 mensen. Daarvan komen ruim100.000 mensen uit Europa, de andere nieuwkomers komen uit de rest van de wereld: bijna 50.000 mensen uit Azië en ongeveer 14.000 uit Afrika. Dit betekent dat meer dan de helft van de mensen die zich in ons land vestigen op basis van internationaalrechtelijke bepalingen niet verplicht is om een participatieverklaringstraject te volgen en geen verklaring hoeft te tekenen. Op onze vraag hoe hiermee moet worden omgegaan, antwoordt de regering dat zij het met de PvdA-fractie eens is dat kennis van de Nederlandse normen en waarden voor alle nieuwkomers van belang is en dat gemeenten gestimuleerd worden om aan alle nieuwkomers het traject vrijwillig aan te bieden. Wij vinden dit antwoord te mager. Hoe worden gemeenten hiertoe gestimuleerd?

Handelingen I 2016-2017, nr. 31 - item 4 -  blz. 21

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan kom ik bij de inbreng van de zijde van de Partij van de Arbeid. Ik denk dat ik daar al een groot aantal zaken van heb beantwoord. Hoe worden gemeenten gestimuleerd om ook andere nieuwkomers het traject vrijwillig aan te bieden? In de pilot is door gemeenten ervaring opgedaan met het aanbieden van het participatieverklaringstraject ook aan EU-migranten. Om deze kennis te borgen en beschikbaar te stellen aan alle gemeenten, is aan drie pilotgemeenten, het Westland, Amsterdam en de regio Noord-Limburg, een bijdrage gegeven om hun ervaringen te borgen en onder andere gemeenten te verspreiden. Verspreiding van de kennis en ervaring door de drie gemeenten vindt plaats via bijeenkomsten, informatiebeurzen en rapportages. Ook voor deze groep kan het instrument dus benut worden.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Ik weet dat de staatssecretaris mijn bijdrage niet gehoord heeft, maar ik vind dit een vrij mager antwoord. Er is periodiek overleg tussen de staatssecretaris en de VNG. Het is ook bekend dat gemeenten vooral iets gaan doen als ze er geld voor krijgen. Ze krijgen geld voor de inburgeraars en niet voor de rest. Ik zou de staatssecretaris willen oproepen om in haar brieven aan de VNG, die altijd goed gelezen worden, de oproep te doen om die bredere benadering vast te houden. Informatie is leuk, maar het gaat er uiteindelijk om dat je die aanpak, die brede benadering vasthoudt, niet in de laatste plaats om inburgeraars niet het idee te geven dat zij anders behandeld worden dan andere nieuwkomers.

Staatssecretaris Klijnsma:

Prima. Ik pleeg verzamelbrieven naar alle gemeenten testuren en ik vind het een mooie coïncidentie dat ik nu dit debat mag doen en daardoor dit onderdeel in de verzamelbrief aan de orde kan stellen. Dat zal ik samen met de minister doen.

Handelingen I 2016-2017, nr. 31 - item 4 -  blz. 27

Mevrouw Nooren (PvdA):

Ik dank haar voor de toezegging om in de evaluatie ook de manier mee te nemen waarop de gemeenten hun rol vervullen. Dat geldt ook voor het breed trekken van het traject voor nieuwkomers. De staatssecretaris zal dat ook weergeven in haar brieven aan de VNG of aan de gemeenten, waarvan de Kamer weet dat die goed worden gelezen, zodat de gemeenten de bedoeling niet in de Handelingen hoeven te lezen.

Handelingen I 2016-2017, nr. 32 - item 3 -  blz. 1

Mevrouw Nooren (PvdA):

Daarnaast gaat de staatssecretaris stimuleren dat álle nieuwkomers een participatieverklaringstraject gaan doen. Daarover gaat zij met de gemeenten in gesprek.


Brondocumenten


Historie